Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel

Transcriptie

1 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel Water en bodem Alfred Koekoek Versie 2.0, juni 2010

2 Colofon Datum Juni 2010 Auteur Alfred Koekoek Project/kenmerk B O00 BIO Regierol (ISV) provincie Inlichtingen bij Alfred Koekoek ICT coordinator eenheid Water en Bodem Telefoon: Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus GB Zwolle Telefoon Fax postbus@overijssel.nl

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Leeswijzer 6 2 Werkproces uitwisseling Niet-rechtstreekse gemeenten en convenantpartijen Bevoegde overheid Kwantiteit en kwaliteit Kwaliteit Invoerprotocol Ervaren invoermedewerkers Kwaliteitscontroletool LIB-dataset Aanvullende controles 10 3 Werkproces bodemsanering in Overijssel Werkvoorraad Spoed Diffuse bodemkwaliteit Gegevensbeheer Nieuwe locaties 12 4 Status werkvoorraad en landsdekkend beeld Taken en besluiten Verontreinigingen en benoemen UBI s Splitsen van locaties Beoordeling van de verontreinigingsbronnen Eindbeoordeling Verontreinigingscontouren Beoordeling op locatieniveau Saneringen en maatregelen Asbest signalering 12 5 Invoer in BIS en Stappenplan invoer Vaststellen nieuwe locatie (zie ook 3.4.1) Locatiedefinitie en locatiecontour Verhouding tussen locatie en geval Specifieke gevallen Verspreid liggende percelen Grootschalig onderzoek bij aan elkaar grenzende percelen Riooltracés en overig civiel onderzoek Zorgplichtlocaties, Stortlocaties, Wbb-locaties en nieuwe locaties door de provincie Algemeen Zorgplichtlocaties Wbb-locaties Invoer nieuwe locaties door de provincie Aandachtspunten Puntbron of diffuse verontreiniging? (Ont)koppelen van HBB locaties in Squit Bodem (Ont)koppelen van HBB locaties in Globis LIB-dataset Invoerinstructie per veld Locatiegegevens Rapporten 12 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

4 5.8.3 Verontreinigingscontouren Saneringsgegevens locatie Saneringscontouren Onderzochte activiteiten Statusgegevens locatie Zorgmaatregelen locatie Initiatiefnemers en kosten locatie 12 6 GIS Intekenen locatiecontouren Voorbeelden intekenen locatiecontour Intekenen verontreinigingscontour Intekenen rapportcontour Intekenen saneringscontour Intekenen restverontreinigings- / nazorgcontour 12 7 Toelichting op beoordeling werkvoorraad Algemeen Verontreinigingsstatus en vervolgactie in het kader van de Wbb Toelichting op beoordeling verontreinigingsstatus/ vervolgactie Wbb Registreren verontreinigingsstatus Registreren vervolgactie Wbb 12 8 Literatuurlijst 12 9 Index 12 4 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

5 1 Inleiding Het opstellen en het actueel houden van een digitaal totaaloverzicht aan gegevens over (het ontbreken van) eventuele bodemverontreiniging, is de belangrijkste uitdaging voor alle beheerders van bodemgegevens in de komende periode. Deze gegevensbeheerders bestaan uit de bevoegde overheden, alle gemeenten en grootsaneerders of convenantpartijen met hun eigen werkprogramma. Deze partijen staan samen voor deze uitdaging, waarbij het wel nodig is dat de bevoegde overheden het initiatief nemen. Geen van de gegevensbeheerders kan het beheer alléén uitvoeren, samenwerking is een absolute noodzaak aangezien iedereen beschikt over een aantal stukjes van de totale puzzel. Dit totaaloverzicht is nodig om de volgende doelen te bereiken: Het geven van inzicht in relevante bodeminformatie aan derden (burgers, makelaars etc.); Het geven van sturing aan de bodemsaneringsoperatie (actueel houden van landsdekkend beeld, monitoring bodemsanering, informatie voor een eerlijke verdeling van budgetten); Het faciliteren van maatschappelijke ontwikkelingen (informatie voor RO-plannen etc). Daarnaast is er - zowel voor provincies, gemeenten als convenantpartijen - een praktisch belang voor een goed gegevensbeheer. Actuele, kwalitatief goede en volledige gegevens (zowel van de eigen als andere organisaties), maken het eigen werkproces gemakkelijker evenals het beantwoorden van vragen vanuit de eigen organisatie als van daar buiten (inclusief de marktpartijen). WAT houdt het gegevensbeheer in?: Het bijhouden en uitwisselen van een minimale gegevensset:de LIB-dataset voor alle locaties die vallen onder de definitie van de één-locatielijst. De één-locatielijst is gedefinieerd als alle locaties waarover informatie bekend is over mogelijke bodemverontreiniging of het ontbreken van bodemverontreiniging. De vastgestelde LIB-dataset bestaat uit drie deelsets: 1. alle gegevens die nodig zijn voor Monitoring Bodemsanering, 2. het Landsdekkend Beeld, 3. het digitaal loket voor bodemdata. Voor deze LIB-dataset zijn in de handreiking WIS landelijke afspraken gemaakt over het gegevensbeheer en de gegevensuitwisseling. Met de leveranciers van de bodeminformatiesystemen die de gegevensbeheerders gebruiken zijn afspraken gemaakt over het ondersteunen van deze gegevensuitwisseling via het SIKB0101-protocol. Dit invoerprotocol zal worden bijgewerkt op basis van wijzigingen aan de LIB-dataset. HOE vindt het gegevensbeheer plaats? De volgende schakels zijn in de keten van het digitale werkproces te onderscheiden: 1. Adviesbureaus, aannemers (externen): Aanlevering van gegevens aan gegevensbeheerders; 2. (niet rechtstreekse) Gemeenten en convenantpartijen: Aanlevering van gegevens (LIBdataset of delen daarvan) aan de bevoegde overheden, nadat de gegevens zijn gecontroleerd met de landelijke kwaliteitscontrole (XSD-tool); 3. Bevoegde overheden: a. Teruglevering van totale locatielijst aan niet-rechtstreekse gemeenten en convenantpartijen; b. Rapportages in het kader van bevoegd gezag verantwoordelijkheid (Monitoring, Landsdekkend Beeld, etc.) c. Export van de totale locatielijst naar digitaal loket. Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

6 d. Voorafgaand aan elke definitieve uitlevering vindt controle plaats van de dataset met behulp van de landelijke kwaliteitscontrole (XSD-tool). e. Ontsluiting totale locatielijst via digitaal loket voor bodemdata (alleen die gegevens die zich bevinden in de deelset voor het digitaal loket); 4. Toekomst: Marktpartijen nemen gegevens centraal af en leveren verbeterde gegevens terug. De omschreven werkwijze van digitaal gegevensbeheer is gebaseerd op de huidige technische mogelijkheden. Verschillende gegevensbeheerders houden op hun lokale bodeminformatiesysteem het totaal overzicht bij voor die locaties waar zij verantwoordelijk voorzijn en wisselen dit periodiek uit met andere gegevensbeheerders. De werkafspraken die hiervoor nodig zijn, zijn redelijk complex. De stappen die éénmalig nodig zijn voor de vorming van de één-locatielijst zullen alle bevoegde overheden (samen met de niet-rechtstreekse gemeenten) ALTIJD moeten uitvoeren om te komen tot een geïntegreerde set van digitale bodemgegevens, ongeacht de toekomstige wijze van beheer. Deze stappen bestaan uit het opstellen van een Plan van Aanpak, het voorbereiden van de verschillende gegevenssets op het matchen van overeenkomstige locaties en tot slot het daadwerkelijk samenvoegen van de verschillende gegevenssets, waarbij de overlap tussen de locaties moet verdwijnen en synchronisatie van de gegevens plaatsvindt. Nadat dit eenmalige traject is doorlopen kan de reguliere uitwisseling van gegevenssets worden gestart. De werkafspraken over het uitwisselen van gegevens zijn vastgelegd in het beheersprotocol voor uitwisseling van bodemgegevens met niet rechtstreekse gemeenten in Overijssel. Dit invoerprotocol bevat de werkafspraken met betrekking tot het invoeren van bodemgegevens in de bodeminformatiesystemen die bij de vorming van de één-locatielijst zijn betrokken. 1.1 Leeswijzer In de inleiding in hoofdstuk 1 wordt het beheer beschreven van de één locatielijst. De één-locatielijst vormt de basis van het landsdekkend beeld en de aanpak van de werkvoorraad. Hoofdstuk 2 geeft een weergave van het proces van de uitwisseling van bodemgegevens tussen de provincie en de niet rechtstreekse gemeenten. Tevens wordt ingegaan op de kwaliteit die moet worden geleverd bij de invoer van gegevens in de bodeminformatiesystemen. De gemeenten in Overijssel vormen eigenlijk een voorpost van de provincie als bevoegd gezag Wbb. Bodemmedewerkers van de gemeenten zullen in eerste instantie gegevens over (het ontbreken van) bodemverontreiniging ontvangen. Pas indien (mogelijk) sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging komt de provincie in beeld. Hoofdstuk 3 beschrijft de hoe dit proces is ingericht. In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke relatie er bestaat tussen de invoer van gegevens in de gemeentelijke BIS en en de status die een locatie heeft in het kader van landsdekkend beeld en werkvoorraad. Dit vormt de basis voor de werkzaamheden die medewerkers van gemeenten met hun BIS uitvoeren. Slechts een beperkte, in het SIKB-protocol vastgelegde, set van gegevens uit de BIS en worden uitgewisseld. Gegevens die niet worden uitgewisseld zijn in het kader van dit invoerprotocol niet relevant en worden hier niet beschreven. Voor uitleg over die velden verwijzen wij graag naar de Squit Bodem-handleiding (daar waar Squit Bodem staat kan ook StraBis worden gelezen). Van de velden die wel worden uitgewisseld wordt in hoofdstuk 5 uitleg gegevens. In hoofdstuk 6 vindt u informatie over het werken met het GIS in relatie tot werkvoorraad en landsdekkend beeld. Hoofdstuk 7 tenslotte bevat een nadere toelichting op het beoordelen van locaties in het kader van het Landsdekkend Beeld. 6 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

7 2 Werkproces uitwisseling 2.1 Niet-rechtstreekse gemeenten en convenantpartijen Figuur 2.4 geeft het digitale werkproces bij niet-rechtstreekse gemeenten en convenantpartijen weer. De niet-rechtstreekse gemeente of convenantpartij onderhoudt de gegevensset door middel van de digitale verwerking van de aangeleverde gegevens van externen en het toevoegen van de eigen conclusies. Periodiek exporteren zij de geactualiseerde gegevens naar de bevoegde overheid. Het betreft in principe minimaal de LIB-dataset die wordt geëxporteerd volgens de laatste versie van het SIKB0101-protocol. Voorafgaand aan de verzending van de dataset controleert de gegevensbeheerder de kwaliteit van de geëxporteerde data via de landelijk centrale XSDkwaliteitscontrole op Deze uitwisseling is tweezijdig. De niet-rechtstreekse gemeente of convenantpartij ontvangt periodiek ook de gehele dataset van haar grondgebied van de bevoegde overheid om de eigen dataset te kunnen updaten. Ook is het mogelijk om gegevens van een enkele locatie te versturen om een snelle afhandeling te realiseren (bijvoorbeeld een artikel 41 melding van de gemeente). Het doel is immers om dubbelwerk te voorkomen. Gegevens die de niet-rechtstreekse gemeente al heeft ingevoerd, kunnen bij de bevoegde overheid worden ingelezen. Dat geldt ook voor eventueel aanvullende gegevens die de provincie via het meldingsformulier stelt en samen met de (digitale) rapportage door de gemeente naar de provincie wordt opgestuurd. De bevoegde overheid kan vervolgens bij het verzenden van bijvoorbeeld de beschikking een geactualiseerde dataset van de betreffende locatiemee terug sturen. De ontvangende partij kan de gegevens van nieuwe locaties toevoegen aan het eigen systeem en de gegevens van bestaande locaties updaten. Figuur 2.4: Werkproces gegevensbeheer bij niet-rechtstreekse gemeenten of convenantpartijen In bovenstaand schema is niet beschreven dat het de niet-rechtstreekse gemeente uiteraard vrij staat om ook zelf een digitale ontsluiting via internet te organiseren op het eigen gewenste detailniveau. Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

8 2.2 Bevoegde overheid In figuur 2.5 is het hieronder werkproces van het gegevensbeheer bij de bevoegde overheid samengevat. De bevoegde overheid beheert de dataset door middel van import van digitale meldingsformulieren, eventueel rapporten, de aangeleverde datasets van niet-rechtstreekse gemeenten en convenantpartijen en het toevoegen van eigen conclusies. Op dezelfde wijze als de niet-rechtstreekse gemeente of convenantpartij de dataset via de tussenstap van de XSD-kwalititeitscontrole naar de bevoegde overheid exporteert, zo stuurt de bevoegde overheid de totale geactualiseerde locatielijst voorzien van de LIB-dataset naar diverse partijen voor verschillende doeleinden: a. De niet rechtstreekse gemeente of convenantpartij, zodat zij beschikken over de totale geactualiseerde locatielijst binnen hun grondgebied. Dit gebeurt periodiek (minimaal 1x per jaar, indien gewenst vaker); b. Ministerie van VROM: monitoringsrapportage of rapportage landsdekkend beeld als verantwoording van de voortgang van de bodemsaneringsoperatie (1 x per jaar resp. 1 x per 5jaar); c. Digitaal loket via Internet: voor de ontsluiting van het totaaloverzicht richting derden (zo vaak mogelijk, bijvoorbeeld 1 x per kwartaal). Alleen de uitlevering aan niet-rechtstreekse gemeenten of convenantpartijen (a) verloopt via de updatesystematiek. Dat betekent dat de ontvangende partij de aangeleverde gegevens in het BIS geautomatiseerd moet kunnen matchen met de bestaande locaties en de gegevens kan updaten dan wel toevoegen. De uitwisseling is tweezijdig. De bevoegde overheid ontvangt periodiek ook de gehele dataset van elke niet-rechtstreekse gemeente of convenantpartij om de eigen dataset te kunnen updaten. Naast de aanlevering van de gehele dataset, kan de bevoegde overheid met een niet rechtstreekse gemeente of convenantpartij afspreken om het resultaat van de gegevensverwerking bij de melding voor de betreffende locatie weer terug te sturen. Het kan van belang zijn voor het werkproces bij deze organisaties om deze gegevens sneller dan via de periodieke update van de gehele dataset retour te krijgen. Deze werkwijze wordt verder beschreven in het beheersprotocol voor uitwisseling van bodemgegevens met niet rechtstreekse gemeenten in Overijssel Figuur 2.5: werkproces gegevensbeheer bij het bevoegd gezag Wbb 8 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

9 2.3 Kwantiteit en kwaliteit De partij die bodemgegevens ontvangt, heeft er belang bij dat de aangeboden dataset actueel en correct is. Op het moment van uitwisselen van de gehele dataset mag de achterstand van invoer niet groter zijn dan 4 weken. Dit betekent dat alle aanwezige bodeminformatie bij de desbetreffende organisatie van voor die periode in het systeem verwerkt is. Op het moment van uitwisselen van de data van één locatie i.v.m. aanpassing bronhouder mag er voor die locatie geen achterstand zijn. Dit betekent dat alle aanwezige bodeminformatie van deze locatie bij de desbetreffende organisatie in het systeem verwerkt is. Provincie en gemeente verklaren automatisch bij het versturen van bodemdata dat de gegevens actueel zijn. Voor het éénmalig wegwerken van invoerachterstanden (na de synchronisatie) kunnen tussen de gemeente en de provincie specifieke afspraken gemaakt worden. Bij locaties die erg complex zijn en waar het ook voor een gemeente lastig is om conclusies te trekken, kan contact worden opgenomen met de contactpersoon van de provincie. Op deze manier wordt voorkomen dat er teveel tijd verloren gaat met 'dubben' Kwaliteit De in dit kader relevante bodemgegevens komen veelal uit (analoge of digitale) rapporten en beschikkingen. De eerste foutenbron zijn foute gegevens in een rapport of beschikking. Een beschikking wordt veelal collegiaal getoetst. Toetsing van een opgesteld rapport is echter geen automatisme. De desbetreffende bodemambtenaar heeft daarom een belangrijke rol bij het beoordelen van het rapport. De tweede foutenbron is het handmatig overnemen van de gegevens in het bodeminformatiesysteem. Fouten bij het overnemen van de gegevens kan beperkt worden door de volgende zaken: Gebruik van dit invoerprotocol Inzet ervaren invoermedewerkers Steekproefcontrole Databasecontrole met LIB-controletool Databasecontrole door aanvullende zoekacties Invoerprotocol Elke invoer dient te geschieden volgens dit invoerprotocol. Het invoerprotocol wordt door de provincie Overijssel actueel gehouden in verband met de volgende typen veranderingen: Veranderingen ten gevolge van tekortkomingen in het protocol Veranderingen ten gevolge van een veranderde externe omgeving De updatefrequentie van het invoerprotocol is tweemaal per jaar (in december en in juli). Deze perioden lopen gelijk op met de jaarlijkse veranderingen in Monitoring Bodemsaneringsoperatie en met de twee-jaarlijkse updates van het SIKB0101 protocol. De Provincie signaleert de benodigde aanpassingen en speelt die door naar de gemeenten. Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

10 2.3.3 Ervaren invoermedewerkers Kwalitatief goede invoer is alleen mogelijk door inzet van medewerkers die daarvoor opgeleid zijn en het invoerprotocol kennen. Het is geen werk voor een datatypiste. De medewerkers moeten worden bijgeschoold op het moment dat er een nieuw invoerprotocol beschikbaar komt Kwaliteitscontroletool LIB-dataset Deze tool op Internet ( onderscheidt de volgende fouten: Errors Algemene Warnings Warnings per deelset (optie) Errors zijn fouten die opgelost moeten worden (bijv.: locatie-id ontbreekt). Datasets met errors mogen niet verstuurd worden. Algemene Warnings zijn mogelijke fouten op basis van logica (bijv: oppervlakte locatie is bekend als er minimaal een historisch onderzoek is uitgevoerd). Deze warnings moeten óf opgelost worden (en dan de dataset opnieuw aanbieden) of gemarkeerd (voorzien van een toelichting) worden. Warnings per deelset geven aan dat niet alle velden van die deelset zijn gevuld. Aangezien de vulling van velden sterk afhangt van de fase van het onderzoek op een locatie (bijv.: er is geen saneringsdatum bekend als er alleen een historisch onderzoek is uitgevoerd), wordt er met deze warnings niets gedaan. De kwaliteitscontroletool genereert een totaal overzicht van het aantal errors, algemene warnings en warnings per deelset. Een dataset mag pas verzonden worden als voldaan wordt aan de volgende zaken: Aantal errors = 0 Aantal algemene warnings = Aantal algemene warnings met een markering Aanvullende controles Op basis van de steekproef komen fouten naar voren die geautomatiseerd afgevangen kunnen worden (bijv.: éénheid bij monstertraject is centimeters i.p.v. meters). De dataset dient voor een periodieke uitwisseling op dergelijke fouten gecontroleerd te worden. Het aantal aanvullende controles neemt in de loop van de tijd toe op basis van de opgedane ervaringen bij de steekproef Werkbeschrijving in beheersprotocol In het beheersprotocol staat een werkbeschrijving van de periodieke gegevensuitwisseling tussen de provincie Overijssel en haar gemeenten. Hierin staat onder andere beschreven hoe de gegevens geïmporteerd en geëxporteerd kunnen worden. Ook staat beschreven hoe de geografische gegevens bij de import in GIS verwerkt kunnen worden. Een belangrijk onderdeel is de validatie van het exportbestand en controle met de LIB-controletool: alleen valide bestanden zonder (blokkerende) errors kunnen worden uitgewisseld. Ook dit staat beschreven in het beheersprotocol. 10 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

11 3 Werkproces bodemsanering in Overijssel In 2002 is het Geografisch Landelijk Overheids Bodem Informatie Systeem (Globis) ingevoerd. Naast de monitoring van de voortgang van de bodemsaneringsoperatie ondersteunde Globis de landelijke afspraken met betrekking tot het Landsdekkend Beeld (LDB) dat in 2004 moest worden opgeleverd. De bevoegd gezagen dienden daartoe beschikbare bodemgegevens te verzamelen bij gemeenten en convenantpartijen. De landelijke afspraken om tot het LDB te komen vormden de eerste echte aanleiding om ook een aantal landelijk afgesproken standaardgegevens in de gemeentelijke Bodeminformatiesystemen (BIS en) op te nemen. De BIS en werden uitgerust met zogenaamde LDB -modules. In de periode van het tot stand komen van het landsdekkend beeld werden veel gemeenten gestimuleerd tot de aanschaf van een dergelijk systeem. Het LDB heeft geleid tot een werkvoorraad bij de provincie Overijssel. Om te voorkomen dat voor het samenstellen van het LDB of de werkvoorraad van de provincie opnieuw een inhaalslag (als uitgevoerd in 2003) gepleegd moet worden gaat de provincie uit van de zgn. één locatielijst. In de praktijk vormt de database die bij de provincie met behulp van Globis wordt beheerd de één locatielijst. Door activiteiten van de medewerkers van de provincie en door uitwisseling van bodemgegevens met (in eerst instantie niet rechtstreekse) gemeenten en convenantpartijen wordt de werkvoorraad van de provincie als bevoegd gezag steeds bijgewerkt. Telkens zullen, op basis van onderzoek of saneringsresultaten, locaties worden toegevoegd aan de werkvoorraad of van de werkvoorraad afvallen. Het spreekt voor zich dat bij het verwerken van bodemsaneringsgegevens in Globis en de daaraan d.m.v. uitwisseling gerelateerde BIS en dezelfde werkwijze moet worden toegepast om kwaliteit van de werkvoorraad en het LDB te waarborgen. 3.1 Werkvoorraad De werkvoorraad van de provincie Overijssel bestaat grofweg uit onderzoekslocaties (locaties waarvan enig bodemonderzoek bekend is) en het historisch bodembestand (HBB). Het HBB is opgesteld aan de hand van verschillende onderzoeken naar bodembedreigende activiteiten die in het verleden mogelijk zijn uitgevoerd en bevat dan ook locaties waar potentiële verontreinigingen op basis van bedrijfsactiviteiten bestaan. Het HBB vormde aanvankelijk een apart bestand maar is in Globis in het kader van de één locatielijst samengevoegd met de onderzoekslocaties. Daardoor zijn zowel HBB- als onderzoekslocaties direct beschikbaar in Globis en vormen één lijst met locaties. In Squit Bodem is het hoofdscherm Historie actief wanneer de LDB module aan staat. Hiermee wordt het Historisch BodemBestand (HBB) ontsloten. Vanuit dit scherm kunnen koppelingen worden gemaakt tussen locaties in het HBB en onderzoekslocaties. Bij de synchronisatie van de gegevens in Squit Bodem bij de gemeente met de gegevens in Globis bij de provincie wordt tevens het HBB bijgewerkt. Op dat moment bestaat van elke HBB locatie ook een onderzoekslocatie in het BIS. Alleen bij samenvoegen of splitsen van locaties kan een situatie ontstaan dat er HBB locaties ontkoppeld moeten worden van onderzoekslocaties en later weer opnieuw moeten worden gekoppeld. Zie ook 5.5. Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

12 3.2 Spoed De locaties die zijn vermeld in het HBB behoren tot het HBB doordat er op die locatie mogelijk potentieel verontreinigende bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden. Deze activiteiten worden in Globis vermeld als UBI-code (Uniforme Bron Indeling potentieel bodemvervuilende activiteiten). Van deze UBI s zijn een aantal aangewezen als spoedeisende UBI, de zgn. SUBI. Op basis van de SUBI en de omvang en duur van de activiteiten zijn een aantal locaties als spoedlocatie aangewezen (PRISMA project). De spoedlocaties dienen voor 2015 gesaneerd of beheerst te worden. De provincie heeft als bevoegd gezag Wbb de taak de werkvoorraad bodemsanering weg te werken. Daarbij zullen eerst de spoedlocaties moeten worden onderzocht (voor 2015) en daarna de overige locaties. Het onderzoeken en eventueel saneren van de potentieel verontreinigde locaties wordt gedaan door de provincie maar ook door de niet rechtstreekse gemeenten, convenantpartijen en derden. 3.3 Diffuse bodemkwaliteit Naast de bodemsaneringsoperatie speelt de diffuse bodemkwaliteit ook een belangrijke rol. Gemeenten, de bevoegde gezagen voor de diffuse bodemkwaliteit, hebben in dat kader bodemkwaliteitskaarten opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaarten kunnen worden gebruikt binnen het Bouwstoffenbesluit (1999) ten behoeve van de Ministeriële Vrijstellingsregeling (1999), het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit (voor de droge bodem naar verwachtring in 2008 in werking tredend) en in het kader van BIELLS (Bodem Informatie Essentieel voor Landelijke en Lokale Sturing). De werkwijze omtrent de invoer van (inhoudelijke) bodemgegevens met betrekking tot de diffuse bodemkwaliteit wordt niet in dit invoerprotocol beschreven. Gemeenten dienen indien nodig hiervoor zelf een invoerprotocol te ontwikkelen. Eventueel kan worden volstaan met een aanvulling op dit invoerprotocol. Omdat het mogelijk is om ook voor diffuse bodemkwaliteit locaties en locatiecontouren in het BIS op te nemen wordt de omgang met gegevens over diffuse bodemkwaliteit wel beschreven in paragraaf Gegevensbeheer De provincie ontvangt en verwerkt als bevoegd gezag Wbb door de wettelijke verplichting voornamelijk de rapporten met betrekking tot (mogelijk) ernstige bodemverontreiniging. Echter, bij gemeenten komt ook informatie binnen over (mogelijk) niet ernstige locaties die wel voorkomen in het HBB en dus deel uitmaken van de werkvoorraad van de provincie. Om deze informatie te verwerken in de werkvoorraad worden gegevens uitgewisseld tussen de BIS en van de (niet rechtstreekse) gemeenten en Globis van de provincie. Om te voorkomen dat gegevens dubbel worden verwerkt in Globis (door invoer bij de provincie zowel als bij de gemeente) wordt voor elke locatie waarvan gegevens worden uitgewisseld met de gemeente de gegevensbeheerder aangegeven. Alleen de gegevensbeheerder kan gegevens van de locatie wijzigen. Omdat gegevens (behoudens WBB onderzoeken en saneringen) in eerste instantie bij de gemeente binnen zullen komen heeft de provincie ervoor gekozen het beheer van alle locaties toe te wijzen aan de gemeente met uitzondering van de locaties waarvan op een bepaald moment een Wbb (bijv. beschikkingen/uitvoeren HO) traject loopt. In Globis en het BIS van de gemeente wordt in het veld Gegevensbeheerder aangegeven wie op dat moment gegevensbeheerder is. Indien de provincie geen gegevensbeheerder van een locatie is dan is het niet mogelijk deze gegevens van deze locatie in Globis te wijzigen. 12 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

13 3.4.1 Nieuwe locaties Bij de provincie en gemeenten komen rapporten binnen van onderzoek uitgevoerd door derden. Deze onderzoeken kunnen betrekking hebben op bestaande (HBB) locaties of op, bij gemeente en provincie, onbekende locaties. Van elk binnenkomend rapport dient bepaald te worden of het een bepaalde locatie betreft of een nieuwe (zie 4.1). Indien de provincie een rapport van een in Globis bestaande locatie ontvangt moet worden gekeken of de provincie gegevensbeheerder van de locatie is. Is dit het geval dan kan worden gestart met het verwerken van het rapport in Globis. Heeft het rapport betrekking op een bestaande locatie dan moet de gemeente gevraagd worden het beheer van de locatie aan de provincie over te dragen. De gemeente zet dan in het BIS de gegevensbeheerder op Provincie Overijssel en exporteert de gegevens en stuurt deze naar de provincie. De provincie zal de gegevens in Globis importeren waarna het rapport in Globis kan worden verwerkt. Na het afronden van de Wbb procedure zal de provincie het bevoegd gezag weer op de gemeente zetten. De locatiegegevens worden vervolgens uit Globis geëxporteerd en naar de gemeente gezonden. Locatie in Globis? J Locatie in BIS Overijssel gegevens Nieuwe locatie in BIS aanmaken Beheerder op provincie Overijssel Export naar provincie Import bij provincie Verwerk rapport in Globis Beheerder op gemeente zetten Export naar gemeente Indien men van mening is dat het rapport betrekking heeft op een nog niet in Globis bestaande locatie dan moet de gemeente worden gevraagd of het rapport daar al bekend is. Mogelijk heeft de gemeente daar dan al een locatie voor aangemaakt. Is dit niet het geval dan dient de gemeente een Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

14 nieuwe locatie in het BIS aan te maken, de gegevensbeheerder op Provincie Overijssel te zetten en deze te exporteren en naar de provincie te sturen. Na inlezen van de nieuwe locatie in Globis kan het rapport worden verwerkt. Bij deze werkwijze zal alleen de gemeente nieuwe locaties aanmaken. Hiermee wordt voorkomen dat bij uitwisseling dubbele locaties in de BIS en ontstaan. Indien de gemeente aangeboden rapporten niet op tijd in het BIS kan verwerken kunnen hier per gemeente aanvullende afspraken over gemaakt worden. 14 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

15 4 Status werkvoorraad en landsdekkend beeld Bij de vaststelling van de werkvoorraad van de bodemsaneringsoperatie gaat het om het bepalen van de zogenaamde 'verontreinigingsstatus' en de 'vervolgactie' (in het kader van de bodemsaneringsoperatie) voor alle locaties met een (mogelijke) bodemverontreiniging. Voor deze locaties moet op een eenduidige manier worden beoordeeld of er (mogelijk) bodemverontreiniging aanwezig is die nog verder moet worden onderzocht of gesaneerd. Als dat zo is, behoort de locatie tot de werkvoorraad. Als dat niet zo is, is op deze locatie geen onderzoeks- of saneringsinspanning meer nodig en behoort deze locatie daarmee niet (meer) tot de werkvoorraad. Voor alle locaties waarvan één of meerdere rapporten beschikbaar zijn, moet deze beoordeling door de gemeente of de provincie plaatsvinden. Deze beoordeling vindt per locatie (waar verschillende rapporten betrekking op kunnen hebben) plaats en niet per individueel rapport. Hierbij dienen de conclusies van meerdere rapporten (die over één locatie gaan) tot één eindconclusie te worden gesmeed. In het invoerprotocol hanteren we de landelijke locatiedefinitie. Dit houdt in dat een locatie een eenheid van aanpak betreft (zie ook 5.2.1). Per locatie kan daardoor één keer een beschikking op ernst en spoedeisendheid worden ingevoerd. Tevens kan per locatie slechts één keer een onderzoeks- en/of saneringstraject worden doorlopen. Bij elke stap in dat traject wordt de status van de locatie i.h.k.v. landsdekkend beeld en werkvoorraad bijgewerkt. Dit gebeurt door het invoeren van het veld vervolg-actie in Squit Bodem. In Globis wordt het veld Vervolg Wbb automatisch gevuld a.d.h.v. het afronden van taken of het invoeren van besluiten. In Globis is v.w.b. de status van LDB/werkvoorraad dit veld WBB Vervolg-actie op het tabblad Locatie leidend. Een locatie behoort niet meer tot de werkvoorraad als dit veld op Voldoende onderzocht of Voldoende gesaneerd staat. Een locatie kan (i.v.m. de monitoring van de voortgang in de aanpak van de werkvoorraad) niet in status worden teruggezet. Indien naar dezelfde fysieke locatie terug wordt gekeerd voor onderzoek of sanering dan dient daarvoor een nieuwe locatie aangemaakt te worden (eenheid van aanpak). Voor de gemeente geldt dat een locatie die geen voortgang (meer) heeft in het kader van landsdekkend beeld toch nog een bepaalde voortgang kan hebben. In dat geval wordt het veld Vervolg Ander Kader gebruikt. 4.1 Taken en besluiten Om een juiste status te krijgen is het van belang dat bij het beoordelen van rapporten de juiste vervolgstap in het kader van het landsdekkend beeld wordt vastgesteld. Voor de provincie houdt dit in dat de juiste vervolgtaak in Globis worden vermeld. Tevens moeten de juiste besluiten op het tabblad Besluit/rapport worden ingevoerd. Het gaat daarbij niet alleen om de juridische term besluiten maar om alle besluiten die in een brief/beschikking worden genoemd en die voorkomen in de lijst met besluiten die wordt gebruikt bij de invoer van besluiten in dit tabblad. Bij de gemeente wordt in Squit Bodem het veld Vervolg-actie ingevuld vanuit de tabel. Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

16 4.2 Verontreinigingen en benoemen UBI s In het kader van LDB zijn op basis van Hinderwetvergunningen de potentieel verontreinigende activiteiten geïnventariseerd. Dat heeft geresulteerd in locaties in het HBB. De provincie heeft deze locaties als onderzoekslocaties in Globis opgenomen (één locatielijst, zie 1). Bij deze locaties zijn op het tabblad Verontreiniging de UBI s vermeld. Deze UBI s moeten nadrukkelijk worden onderzocht indien op deze locaties onderzoek plaatsvindt. Bij de beoordeling van rapporten moeten de onderzochte UBI s worden verwerkt in het BIS (zie 4.2.2). In Squit Bodem komt het subscherm Verontreiniging beschikbaar indien de LDB module is geïnstalleerd. In dit scherm worden per locatie alle potentiele bronnen van bodemverontreiniging ingevoerd en beoordeeld. De gegevens zijn afkomstig uit het HBB indien de locatie een locatie op basis van het HBB betreft. Is dit niet het geval dan worden de gegevens vanuit de rapporten ingevoerd. De werkwijze v.w.b. het verwerken van (potentiele) verontreinigingen en het benoemen van UBI s is in Globis en Squit Bodem vrijwel identiek (zie ook Beoordeling van verontreinigingsbronnen) Splitsen van locaties Pas als de in het HBB vermelde UBI s voldoende zijn onderzocht/gesaneerd kan een locatie van de werkvoorraad afvallen. Tijdens een onderzoeks-/saneringstraject kan het voorkomen dat bepaalde UBI s niet worden benoemd in de onderzoeken. Indien in een dergelijk geval verder wordt gegaan met het onderzoeks-/saneringstraject op die locatie gaat de status in de voortgang van onderzoek naar de verschillende UBI s van elkaar afwijken. De ene UBI (bijv. tankeiland) is bijvoorbeeld al onderzocht en wordt aangepakt, de andere UBI (werkplaats) is nog niet onderzocht en zal in voortgang achterstand gaan oplopen. In dat geval dient de locatie in twee locaties (eenheid van aanpak) te worden gesplitst waarbij ook de UBI s verdeeld gaan worden. Bij het splitsen van een locatie wordt een nieuwe locatie met dezelfde naam en adres in het BIS aangemaakt. De UBI s worden verdeeld over deze twee locaties. Ook de volgens rapportage onderzochte activiteiten dienen ingevoerd te worden als UBI. Daarbij dienen ook deelactiviteiten te worden opgenomen. Zo dient van een metaalwarenfabriek (UBI: ) ook de galvaniseerafdeling te worden opgenomen indien deze aanwezig was. Voor het splitsen van locaties kan het nodig zijn ook HBB vermeldingen los te koppelen en opnieuw aan de nieuwe locatie te koppelen (zie 5.5). Het splitsen van locaties kan soms behoorlijk complex zijn. De gemeente kan in die gevallen contact opnemen met de provincie waarna de provincie de splitsing uitvoert Beoordeling van de verontreinigingsbronnen Bij de beoordeling is sprake van een beoordeling van verdachte bronnen uit het HBB en uit rapporten toegevoegde bronnen. 1. verdachte bronnen uit het HBB Van UBI s die aan de locatie zijn toegevoegd vanuit het HBB moet worden bepaald of ze in de rapporten worden vermeld. Daarbij kan tevens worden gekeken naar geografische overlap. 2. vanuit rapporten toegevoegde bronnen UBI s die niet vanuit het HBB bij een locatie worden vermeld kunnen worden toegevoegd. Bij de verdere beoordeling worden dezelfde stappen uitgevoerd als bij UBI s vanuit het HBB. 16 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

17 Stap 1: Kijk of activiteiten overeenkomen met de vermelde UBI s Om te bepalen of een activiteit in een rapport overeenkomt met een UBI van kunnen de volgende aanknopingspunten worden gehanteerd: De vermelde activiteit valt binnen de (ingetekende) onderzoekscontour of de kadastrale perceelsgrenzen waarbinnen de locatiecontour ligt. Daarbij dient mogelijk ook nog te worden gekeken naar de adresgegevens van de locatie (rapport) en het HBB. (Delen van) adressen vermeld in het HBB komen overeen met het in het rapport vermelde adres of adressen. In het BIS zijn de locaties uit het HBB als onderzoekslocatie aangemaakt. De bij de HBB locatie behorende UBI s zijn daarbij meegenomen naar de onderzoekslocatie. In het HBB is echter ook de herkomst (dossier) van de UBI weer te geven. Hier zijn de (hinderwet) vergunningen en dossiers te zien die hebben geleid tot een vermelding in het HBB. De daar vermelde adresgegevens kunnen worden gebruikt om te bepalen of de UBI in het rapport is vermeld. In bodemonderzoeken kunnen namen zijn vermeld van bedrijven die een bepaalde activiteit op de locatie hebben uitgevoerd. Deze namen zijn mogelijk ook terug te vinden in het HBB als aanvrager van de (hinderwet) vergunning. Stap 2: UBI-tabel invullen Indien een locatie geen HBB vermelding heeft of indien in rapporten meer UBI s worden vermeld dan vanuit het HBB zijn overgenomen moeten nieuwe UBI s worden toegevoegd. De UBI code wordt dan uit een tabel gekozen. In Globis moet in de tabel Onderzochte verontreinigende activiteiten op het tabblad verontreiniging de beoordeling van onderzochte UBI s worden ingevoerd. In Squit Bodem wordt dit ingevoerd in het subscherm Verontreiniging in het Locatiescherm. Veld UBI code UBI omschrijving Vervallen Benoemd Verontreinigd Inhoud Code van de bedrijfsactiviteit die potentieel verontreinigend is (geweest) Omschrijving van de bedrijfsactiviteit Wanneer blijkt dat een verontreinigende activiteit bijvoorbeeld niet op deze locatie heeft gezeten of de omschrijving van de activiteit niet klopt (de juiste activiteit dan wel als UBI opvoeren) kan hier Ja worden gekozen. Indien de verdachte activiteit in het rapport is vermeld dan dient hier Ja te worden gekozen (ook indien verder geen veldonderzoek heeft plaatsgevonden). Per definitie kan worden gekozen indien de activiteit in het rapport wordt benoemd maar veldonderzoek niet is uitgevoerd. Wanneer de verontreiniging evident wel of niet is gerelateerd aan de verontreinigingsbron, moet dit worden ingevuld (indien verontreinigd d.m.v. de mate van verontreiniging). Alleen wanneer de relatie onduidelijk is, wordt 'onbekend' ingevuld. Alleen wanneer veldonderzoek is verricht bij de betreffende bron kan dit veld worden ingevuld met de mate van verontreiniging (maximale overschrijding): > S; > T; > I; onbekend (twijfel: niet eenduidig te relateren aan bron); nee (verontreinigingen <= S aangetoond door onderzoek). NB: De combinatie 'niet benoemd' en ook 'niet verontreinigd' kan voorkomen indien de bron in het rapport niet expliciet is genoemd, maar het terrein toch volledig dekkend is onderzocht en hierbij geen verontreiniging is aangetoond. Andersom kan een bron die niet is benoemd nooit leiden tot het invullen van de daaraan gerelateerde mate van verontreiniging. De conclusie zal in dat geval altijd 'onbekend' of 'nee' zijn. Voldoende onderzocht Van Ja, Nee of onbekend (zie uitleg hieronder) Startjaar van de verontreinigende activiteiten Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

18 Veld Tot Inhoud Einde van de activiteiten Eindbeoordeling Op UBI-niveau wordt van de bron (UBI) bepaald of deze voldoende onderzocht is, of dat bij de betreffende bron nog vervolgonderzoek nodig is. De invoerder dient hier op basis van 'expert judgement' vast te stellen of er voldoende onderzoek is gedaan naar de betreffende bron. Als dat het geval is wordt bij het veld Voldoende onderzocht van de UBI Ja ingevoerd. Indien nog (vervolg)onderzoek noodzakelijk is om vast te kunnen stellen of de bron bodemverontreiniging heeft veroorzaakt dient een keuze gemaakt uit de mogelijke vervolgacties Verontreinigingscontouren In het subscherm Verontreiniging van Squit Bodem en in het tabblad Verontreiniging van Globis worden de verontreinigingscontouren vastgelegd. De overschrijdingen en omvang van aangetroffen verontreinigingen worden vastgelegd voor grond, grondwater en/of waterbodem. De contouren van deze verontreinigingen moeten worden ingetekend in het GIS Beoordeling op locatieniveau Op locatie-niveau dient ook te worden bepaald of deze voldoende onderzocht is, of dat er nog vervolgonderzoek nodig is. De projectleider dient een zogenaamde helikopterview uit te voeren, zodat de vervolgactie voor de gehele locatie kan worden vastgesteld. Dit betekent dat alle UBI s (genoemd en niet genoemd in de rapportages) dienen te worden beschouwd. De beoordeling op locatieniveau wordt altijd door de gemeente uitgevoerd. In eerste instantie wordt beoordeeld op (potentiële) ernst van de locatie. Volgens art. 41 van de Wbb is de gemeente tenslotte verplicht mogelijk ernstige gevallen van bodemverontreiniging te melden bij het bevoegd gezag. Mogelijk ernstige gevallen zullen altijd een vervolg in het kader van Wbb krijgen. Om vast te stellen of een locatie mogelijk niet ernstig is zal de gemeente ook moeten vaststellen of de in het HBB benoemde UBI s voldoende zijn onderzocht om tot die conclusie te kunnen komen. Het invoeren van de gegevens bij de UBI s geeft de provincie de mogelijkheid vast te stellen dat de conclusie van de gemeente juist is. Met deze vaststelling kunnen uiteindelijk locaties definitief van de werkvoorraad worden afgevoerd. Bij twijfel kan een locatie naar de provincie worden gezonden om de beoordeling van de UBI s en de gehele locatie in het kader van de werkvoorraaad te laten doen. Werkwijze Op locatieniveau, waar een niet genoemde/onderzochte UBI is vastgesteld, kan toch de vervolgactie geen vervolg worden ingevoerd als het terrein dusdanig intensief is onderzocht (voldoende boringen/analyses) dat de genoemde activiteit formeel gezien voldoende is onderzocht en niet zal leiden tot een (andere) vervolgactie. Bij deze beoordeling moet rekening gehouden worden het soort activiteit waarbij de volgende criteria worden gehanteerd: Een puntbron (bijvoorbeeld ondergrondse tank) wordt minder snel afgevoerd dan een meer algemene activiteit (bijvoorbeeld opslag goederen); Een meer voor bodemverontreiniging verdachte activiteit (bijvoorbeeld chemische wasserij) wordt minder snel afgevoerd dan een minder voor bodemverdachte activiteit (bijvoorbeeld kantoorgebouw of opslag van goederen). Als algemene richtlijn geldt dat onderzoek moet zijn uitgevoerd dat het niveau heeft van de gangbare richtlijnen voor bodemonderzoek (NEN 5740, etc). De volgende punten moeten daarbij worden gecontroleerd: o Is het aantal boringen voldoende om de verdachte bronnen te treffen? o Zijn de monsters op de juiste plaats en diepte genomen? 18 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

19 o o o Is ook het grondwater onderzocht (wanneer dit relevant is)? Zijn de juiste stoffen geanalyseerd? Komen de (eventueel) aangetroffen verhoogde gehalten overeen met de lokale achtergrondgehalten in het gebied? Hiermee wordt bepaald of bij overschrijding van de T- of I-waarde vervolgonderzoek noodzakelijk is. Mogelijk is niet altijd duidelijk of een aangetroffen verontreiniging is gerelateerd aan een bepaalde bron en is daarmee niet altijd met zekerheid te stellen dat een benodigd vervolgonderzoek gerelateerd is aan een bepaalde bron. Uiteindelijk zal het beoordelen van de bij de locatie vermelde UBI s leiden tot het al dan niet afronden van de gehele locatie. Provincie: Het juist invoeren van het veld Vervolg taak bij de taken op het tabblad Taak/activiteit en de besluiten op het tabblad Besluit/rapport zal er voor zorgen dat het berekende veld WBB vervolg-actie op het tabblad Locatie de juiste status voor het LDB/de werkvoorraad weergeeft (zie Status werkvoorraad en landsdekkend beeld). Bij de gemeente moet het veld Vervolg-actie worden ingevoerd. De vervolgactie Wbb wordt bepaald op basis van individuele UBI's (zie 4.2). Wanneer er verschillende vervolgacties Wbb gelden voor de locatie, wordt de 'laagste' vervolgactie ingevoerd. In hiërarchisch oplopende volgorde: Uitvoeren historisch onderzoek Uitvoeren OO Uitvoeren aanvullend OO of Uitvoeren aanvullend onderzoek Uitvoeren NO Uitvoeren aanvullend NO Uitvoeren SO Uitvoeren aanvullend SO Opstellen SP Uitvoeren aanvullend SP Uitvoeren tijdelijke beveiliging Starten sanering Uitvoeren aanvullende sanering Uitvoeren evaluatie Uitvoeren aanvullende sanerings evaluatie Monitoring of Registratie restverontreiniging of Uitvoeren actieve nazorg Voldoende onderzocht of Voldoende gesaneerd 4.3 Saneringen en maatregelen Bij de beoordeling van uitgevoerde saneringen (evaluatierapporten) worden de uitgevoerde werkzaamheden en hoeveelheden e.d. vermeld bij de saneringscontouren (Subscherm Saneringen in Squit Bodem of het tabblad Sanering in Globis). Bij beoordeling van het evaluatierapport (Squit Bodem) moet het vervolgt worden aangegeven bij de locatie in Squit Bodem. Dit kan Voldoende onderzocht/gesaneerd zijn indien er geen vervolg i.h.k.v. LDB/werkvoorraad meer is. Voor elk ander vervolg niet in het kader van LDB/werkvoorraad wordt het veld Vervolg ander kader gebruikt. In Globis zal het veld Wbb Vervolg-actie worden berekend op basis van het invoeren van het besluit waarmee wordt ingestemd met de sanering. 4.4 Asbest signalering Om de kosten en omvang van de asbestproblematiek in de bodem te krijgen is een asbest signaleringskaart opgesteld. Deze kaart bestaat uit een tweetal kaarten: 1. een (punten-)kaart met asbest verdachte en asbest onderzochte locaties; 2. een (vlakken-)kaart met daarin de kans op het voorkomen van asbest in de bodem. De eerste kaart bevat locaties die bij gemeenten en provincie zijn geïnventariseerd. Ze komen daarom mogelijk ook in Globis en de gemeentelijke BIS en voor. De tweede kaart wordt gebruikt als signaleringskaart. De kaart kan daarbij dienen als: Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

20 a. informatievoorziening bij ruimtelijke ingrepen, zoals sloop van gebouwen, nieuwbouw van woningen of renovatie van leidingnetten, zodat duidelijk is of op de betreffende locaties kans is op het aantreffen van asbest; b. informatievoorziening naar diensten als Brandweer, maar ook makelaars en burgers; c. informatievoorziening om te bepalen of bij bodemonderzoek specifiek rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van asbest in de bodem. In het GIS deel van Squit Bodem kan de vlakkenkaart (2) worden weergegeven. In Globis is het weergeven van de vlakkenkaart al gerealiseerd. Daarmee kan worden bepaald of op een (HBB) locatie ook asbest in de bodem kan worden aangetroffen. Bij beoordeling van onderzoeksrapporten dient de kaart geraadpleegd te worden om te bepalen of asbestonderzoek op deze locatie plaats moet vinden. Indien een locatie op basis van de asbest signaleringskaart verdacht is dan moet dit worden vermeld in het veld Status asbest op het tabblad Locatie (Verdacht op basis van UBI-code, sign.kaart of ander info). Op basis van de vlakkenkaart zal in het kader van LDB/werkvoorraad geen onderzoek worden gedaan. De kaart zorgt dus ook niet voor het vermelden van locaties met asbest UBI in Squit Bodem/Globis of de werkvoorraad. 20 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010

21 5 Invoer in BIS en 5.1 Stappenplan invoer Bij de invoer wordt een selectie gemaakt van aard en inhoud van rapporten die bepalend is voor de wijze van invoer. Er wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën: 1. Bodemonderzoeken ter plaatse van (voormalige) stortplaatsen, Wbb-locaties en zorgplichtlocaties worden NIET door de gemeente ingevoerd. De Provincie is het bevoegd gezag op deze locatie. De gemeente neemt hierover contact op met de Provincie of het betreffende rapport in het bezit is van de Provincie. 2. Bodemonderzoeken die overlappen met locaties waar (potentieel) bodemverontreinigende activiteiten (HBB locaties) hebben plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden. Deze onderzoeken worden door de gemeente ingevoerd inclusief de beoordeling of de puntbron(nen) voldoende is (zijn) onderzocht. 3. Bodemonderzoeken <en in-situ partijkeuringen in het kader van het Bouwstoffenbesluit> die representatief zijn voor de diffuse bodemkwaliteit (bodemkwaliteitskaart) worden ingevoerd door de gemeente. Van alle locaties worden naast de rapportgegevens ook de status en vervolgactie vastgelegd. Bij bodemonderzoeken die overlappen met locaties waar (potentieel) bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden wordt naast de conclusies en algemene gegevens ook beoordeeld of alle verdachte activiteiten op de locatie zijn onderzocht en zo ja, of deze voldoende zijn onderzocht. Dit is van belang voor het bepalen van de werkvoorraad. Rapporten kunnen worden verwerkt in een aantal stappen. Deze stappen verwijzen naar de verschillende paragrafen in het invoerprotocol waar uitleg over de te volgen werkwijze staat. De volgorde van dit stappenplan is gebaseerd op de volgorde van binnenkomst (en meteen verwerken) van rapporten binnen een saneringstraject. Indien meerdere rapporten van verschillende stappen in één keer verwerkt worden kan ervoor worden gekozen bijv. eerst alle data in te voeren en vervolgens alle contouren in te tekenen. Stap Invoer Stap 1. Bepaal de locatie a.d.h.v. de rapporten (zie 5.2 en 3.4.1) Stap 2. Bepaal de gegevensbeheerder (zie 3.4) Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni

22 Stap Stap 3. Locatie aanmaken (zie 5.2) Stap 4. Locatiecontour intekenen (zie en 0) Stap 5. Rapporten invoeren (zie 0) Stap 6. Rapportcontour intekenen Stap 7. Verontreiniging invoeren (zie 4.2.4) Stap 8. Verontreinigingscontouren intekenen Invoer Eigenaar Gegevensbeheerder Locatienaam Straat Huisnr. Lt. Toev. Plaats Gemeente Landbodem Dynamisch Type onderzoek Rapportnummer Datum rapport Onderzoeksbureau Aanleiding onderzoek Vindplaats Matrix Overschr. Oppervlakte Volume Opmerking Stof Conc. 22 Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel, Versie 2.0, juni 2010