Uitbreiding bedrijventerrein Maarsbergen Oost

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Uitbreiding bedrijventerrein Maarsbergen Oost"

Transcriptie

1 Uitbreiding bedrijventerrein Maarsbergen Oost

2 Inhoudsopgave 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied 1.3 Geldende plannen 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 Het plan 2.1 Huidige situatie 2.2 Projectbeschrijving 2.3 Ruimtelijke gevolgen Hoofdstuk 3 Algemeen ruimtelijk beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Regionaal beleid 3.4 Gemeentelijk beleid Hoofdstuk 4 Specifieke regelgeving en beleid 4.1 Beeldkwaliteit 4.2 Wonen 4.3 Bedrijven / Bedrijventerrein 4.4 Ladder Duurzame verstedelijking 4.5 Verkeer en parkeren 4.6 Milieu algemeen 4.7 Kabels en leidingen 4.8 Water 4.9 Groen en natuur 4.10 Boscompensatie 4.11 Cultuurhistorie 4.12 Archeologie Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen 5.1 Algemeen 5.2 Methodiek 5.3 Bestemmingen 5.4 Algemene regels Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Financieel-economische uitvoerbaarheid Inhoudsopgave

3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Handhaving Inhoudsopgave

4 4

5 5

6 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling In de gemeente Utrechtse Heuvelrug is het bedrijf Wolfswinkel Reiniging gevestigd. Momenteel heeft het bedrijf twee locaties, één aan de Haarweg en één op het bedrijventerrein Ambachtsweg. De wens om deze twee bedrijfslocaties samen te voegen, was voor het bedrijf aanleiding om de voormalige camping, die grenst aan het bedrijventerrein Ambachtsweg, te verwerven. De ruimtebehoefte van Wolfswinkel Reiniging is circa 1,5 hectare bruto. De oppervlakte van de voormalige camping bedraagt circa 10 hectare. De percelen Haarweg 17 en 19, waar een gedeelte van het bedrijf nu gevestigd is, (totaal 3,6 hectare) vallen vrij en kunnen worden ingezet voor woningbouw (als kostendrager), boscompensatie en natuurontwikkeling. In totaal is daarmee 13,6 ha. beschikbaar voor herontwikkeling tot bedrijventerrein of woningbouw. Daarnaast is op Haarweg 21 een kavel van Heuvelrug Wonen gelegen. Heuvelrug Wonen had het voornemen om hier zes sociale woningen te realiseren. Heuvelrug Wonen en Wolfswinkel hebben de plannen nu geïntegreerd en de 6 woningen en circa m 2 van het perceel Haarweg 21 zijn in de totaalontwikkeling opgenomen. Ook de rest van het kavel Haarweg 21 is met de bestaande woning binnen het plangebied opgenomen. Gezien de vraag naar bedrijventerrein in de gemeente Utrechtse Heuvelrug wil de gemeente planologische medewerking verlenen aan uitbreiding van het bedrijventerrein. Conform het Regioconvenant Bedrijventerreinen Regio Zuidoost Utrecht bedraagt deze vraag circa 7,8 hectare netto (10,7 hectare bruto). Een belangrijk deel van deze vraag betreft de verplaatsingsbehoefte van bedrijven elders in de gemeente, die bijvoorbeeld 'knel' zitten, geen uitbreidingsmogelijkheden hebben of botsen met andere functies in de directe omgeving. Om de ontwikkeling van het bedrijventerrein verder vorm te geven, hebben Wolfswinkel Reiniging en de gemeente Utrechtse Heuvelrug in april 2012 een intentieovereenkomst ondertekend. Daarin zijn de volgende doelstellingen benoemd: de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg met maximaal 7,8 hectare netto; een goede verkeerskundige ontsluiting; eventueel woningbouw als kostendrager, met als uitgangspunt inzet van bestaande bouwvlakken in het Projectgebied als mogelijke woningbouwlocatie; de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg; de ontwikkeling van natuur, landschap, water en recreatie in het buitengebied; een bedrijfseconomisch verantwoorde bedrijfsverplaatsing van Wolfswinkel Reiniging, mede door de aanwending en indien nodig integrale herontwikkeling van eigen 6

7 gronden; een budgettair neutrale (grond)exploitatie voor beide partijen; de verenigbaarheid van de door de gemeente en Wolfswinkel Reiniging voorgestane doelstellingen in een integrale gebiedsontwikkeling. De opgave is om te komen tot een integrale gebiedsontwikkeling waarbij een evenwichtige mix van bedrijventerrein, woningbouw en natuurontwikkeling tot stand kan worden gebracht, waarbij het uitgangspunt is dat de beschikbare 13,6 hectare, die in eigendom is van Wolfswinkel Reiniging, op een goede wijze wordt ingezet. Deze intentieovereenkomst heeft geleid tot een haalbaarheidsonderzoek. Dit haalbaarheidsonderzoek is op 25 september 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. In het haalbaarheidsonderzoek en raadsbesluit is het volledige programma van de integrale gebiedsontwikkeling vastgelegd. Voorliggend bestemmingsplan legt de gewenste integrale ontwikkeling vast, waarmee de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt. 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied Het plangebied is gelegen ten oosten van de kern Maarsbergen aan de noordzijde van de spoorlijn Utrecht-Arnhem. Het plangebied wordt begrensd door deze spoorlijn, de achterzijden van de bedrijven aan de Ambachtsweg, de percelen aan de Haarweg en de westzijde van de Rottegatsteeg. Het bestaande bedrijf van Wolfswinkel Reiniging op het bedrijventerrein Ambachtsweg is ook opgenomen binnen dit bestemmingsplan zodat bestaande en nieuwe bedrijfspercelen aan elkaar gekoppeld kunnen worden en dezelfde juridische regeling hebben. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeelding. Het plangebied is circa ca.15 hectare groot. Begrenzing plangebied rood gearceerd. 7

8 1.3 Geldende plannen Met het in werking treden van dit bestemmingsplan vervalt voor deze locatie het bestemmingsplan Maarn Buitengebied (vastgesteld 11 december 1995). Dit betreft een ouder bestemmingsplan. Omdat reeds langere tijd bekend was dat voorliggend initiatief ook als bestemmingsplan zou worden vastgelegd is dit plangebied uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' gehouden dat momenteel in procedure is. Een klein deel van de Rottegatsteeg, namelijk het eerste deel vanaf de Haarweg richting het noordoosten, is wel opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen'. Dat deel zal worden vervangen door dit bestemmingsplan. Begrenzing uitsnede BP Maarn landelijk gebied. Plangebied rood gearceerd. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied worden hier beschreven. Het volgende hoofdstuk (4) geeft de specifieke wet- en regelgeving en het beleid weer op 8

9 de verschillende onderdelen. Dat betreft onder andere beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen de wet- en regelgeving en het beleid opgenomen die relevant zijn voor het plan. De overige wet- en regelgeving en het beleid worden niet behandeld. In hoofdstuk 5 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord. Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en ook wordt het aspect handhaving besproken. 9

10 Hoofdstuk 2 Het plan In dit hoofdstuk volgt een algemene beschrijving van het plan. Het bevat de volgende onderdelen: 2.1 Huidige situatie Het bedrijventerrein Ambachtsweg en het terrein van de camping typeert de omgevingskwaliteit van Maarsbergen als dorpskern op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug naar de Gelderse vallei. Ten zuiden van de Haarweg ligt het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg in een bosachtige setting. Een van de bedrijfslocaties van Wolfswinkel ligt ten noorden van de Haarweg. Deze kavel maakt deel uit van een reeks boerderijen die als groene kavels aan de bosrand in het open landschap in de richting van Woudenberg steken. De bebouwing rondom de Haarweg oriënteert zich ook op de Haarweg. De bedrijven tussen de woningbouwclusters aan de Haarweg en de spoorlijn zijn voor een deel verdwenen. In de kern Maarsbergen is hoofdzakelijk de woonfunctie aanwezig in combinatie met werken. Deze woningbouw ligt in een bosachtige omgeving en bestaat vooral uit vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap-woningen. Ook komen er korte rijen aaneengeschakelde woningen voor. De bedrijventerreinen Ambachtsweg en de Heygraefflaan zijn de enige locaties met een concentratie van bedrijven in Maarsbergen. Aan de noordzijde van Maarsbergen ligt een cluster van grotere gebouwen op het landgoed Anderstein. Ten zuiden van Maarsbergen, bij de aansluiting van de N226 op de A12, ligt ook een cluster met grotere gebouwen. Hier staan een restaurant, hotel en tankstation. Verspreid in het landelijke gebied liggen langs de ontsluitingswegen clusters van agrarische bebouwing op erven. 10

11 Percelen van Wolfswinkel en Heuvelrug Wonen betrokken bij de ontwikkeling Landschappelijk beeld Maarsbergen ligt op de overgang van de beboste hoge delen van de Utrechtse Heuvelrug naar het ontginningslandschap ten noorden van het dorp. De ligging op de flank van de Heuvelrug bepaalt het landschappelijk beeld van Maarsbergen. De bosrand volgt de perceelsgrenzen en verspringt, waardoor kleinschalige ruimten ontstaan. Hierdoor ontstaat een gevarieerd beeld. Dit wordt versterkt doordat de bosrand is opgebouwd uit groen met verschillende verschijningsvormen. Door de verspringingen en de variatie in groen wordt de bosrand beleefbaar als landschappelijke eenheid en ontstaat een aantrekkelijke diepte in het landschap. Ten noorden van de bosrand ligt het kleinschalig agrarisch landschap. Het ruimtelijk beeld van dit bijzondere landschap wordt bepaald door erfbeplanting en houtsingels. Deze landschappelijke beplanting creëert een kleinschalig landschap met een aantrekkelijke afwisseling van besloten ruimten en doorzichten. Door de kleinschaligheid, de ruimten en de doorzichten sluit het landschap aan op de dorpsrand en vormt zij een geheel. 11

12 2.1.2 Geschiedenis Voor het bepalen van de toekomst van Maarsbergen is het goed om te weten hoe Maarsbergen in de afgelopen decennia is gegroeid. Deze groei laat zich opdelen in twee periodes waarbij de Tweede Wereldoorlog de overgang vormt. In de periode van 1820 tot en met 1932 ontwikkelt Maarsbergen zich vooral in noord-/zuidrichting langs de huidige Woudenbergseweg. De ontwikkeling concentreert zich aanvankelijk rond de kruising van deze weg met de Haarweg. In deze periode worden de heidegronden steeds meer bebost. Na de Tweede Wereldoorlog is de heide rondom de kern geheel verdwenen. De ontwikkeling van Maarsbergen concentreert zich in deze periode vooral op het gebied tussen de Haarweg en het spoor. Aan de noordzijde van de Haarweg ontwikkelt het bebouwingslint zich verder. Ten zuiden van de Haarweg worden in het bos zelfstandige woningbouwclusters gerealiseerd. Tussen deze woningbouwclusters en de spoorlijn maakt het bos plaats voor bedrijven. Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Ambachtsweg komt een einde aan deze ontwikkelingsreeks. Het bedrijventerrein ligt tussen de Haarweg en het spoor en vormt zo een 'beëindiging' van het dorp. Het kaartbeeld van de huidige situatie toont een compacte woonkern met woonbuurten en diverse bedrijventerreinen. 2.2 Projectbeschrijving Het landschap rondom Maarsbergen biedt verschillende aanleidingen om ecologische verbindingen te creëren en te versterken, landschappelijke structuren te behouden en te vernieuwen, en hierbinnen een bedrijventerrein en woningbouw te ontwikkelen. Voor de verschillende ontwikkelingen zijn concrete programmatische uitgangspunten opgesteld. Deze zijn terug te herleiden op de voorkeursvariant, zoals vastgesteld door het college van B&W op 23 oktober Echter, het programma betrof toen 43 woningen. De gemeenteraad heeft op 25 september 2014 ingestemd met de rapportage integrale gebiedsontwikkeling en het programma. Het definitief vastgestelde programma betreft de realisatie van 7,8 hectare bruto bedrijventerrein (circa 5,7 hectare netto), 18 woningen in de vorm van vrije kavels met een gemiddelde oppervlakte van 600 m², zes sociale/starterswoningen van Heuvelrug Wonen op Haarweg 21 en de bouw van een vrijstaande woning op het restant van het campingterrein. Het terrein van de voormalige camping is ongeveer 10 hectare groot. Door de omvang van het bedrijventerrein blijft er een restkavel over van ongeveer 1,7 hectare. Op deze restkavel wordt een plek gereserveerd voor een privé woning als compensatie voor de te slopen bedrijfswoning op de camping en als kostendrager voor de gebiedsontwikkeling. Het vigerend bestemmingsplan 'Maarn Buitengebied' laat geen nieuwe bedrijvigheid en woningbouw toe in het buitengebied. Het realiseren van bedrijvigheid en woningbouw wordt middels voorliggend bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. De gemeente Utrechtse Heuvelrug en de initiatiefnemer hebben de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd voor het opstellen van de integrale 12

13 gebiedsontwikkeling Maarsbergen Oost en voorliggend bestemmingsplan: Landschappelijke opbouw en ecologie Landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein en woningbouw. Behoud van de grondwal op het campingterrein. Bereikbaarheid en ontsluiting De bereikbaarheid van het bedrijventerrein verloopt via de Rottegatsteeg en de Griftdijk. Hiervoor moet het wegprofiel van de Rottegatsteeg en de Griftdijk aangepast worden. Ook het kruispunt Griftdijk op N226 dient te worden aangepast. Om de bereikbaarheid via de Rottegatsteeg en de Griftdijk te laten verlopen wordt een verkeerskundige knip in de Haarweg aangebracht voor vrachtverkeer. Ten behoeve van de afwikkeling van het verkeer moet de aansluiting van de Rottegatsteeg op de Haarweg worden verbeterd. Het bedrijventerrein wordt ontsloten op de Haarweg. Uitgangspunt is het aantal aansluitingen op de Haarweg zo klein mogelijk te houden. De woningbouw wordt ontsloten op de Haarweg en/of op de Rottegatsteeg. Uitgangspunt is het aantal aansluitingen zo klein mogelijk te houden. De ontsluiting van de nieuwe kavel van Wolfswinkel Reiniging BV verloopt via het nieuwe bedrijventerrein. Wel moet de mogelijkheid worden geboden om direct vanaf de nieuwe kavel de huidige kavel aan de Ambachtsweg te kunnen bereiken en rondom de bebouwing op de huidige kavel te kunnen rijden. Bebouwing De bestaande woningen aan de Haarweg 19 en 21 worden behouden en ruimtelijk ingepast. De bestaande woning op het campingterrein wordt gesloopt, waarvoor een nieuwe woning terugkomt ten oosten van het bedrijventerrein. Op het nieuwe bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. De woningbouw wordt gerealiseerd op het deel van het plangebied ten noorden van de Haarweg. Het bedrijventerrein wordt gerealiseerd op het deel van het plangebied ten zuiden van de Haarweg. Trapveldje wordt gehandhaafd. 13

14 2.3 Ruimtelijke gevolgen Planuitw erking Voorbeeld uitwerking Maarsbergen-Oost (Bron: Kien Ontwerp, 4 juni 2015) Basis bedrijventerrein, bosserres en omgeving Binnen de integrale gebiedsontwikkeling Maarsbergen worden een bedrijventerrein en een woningbouwlocatie ontwikkeld als herkenbaar onderdeel van het landschap. Het bedrijventerrein ligt ten zuiden van de Haarweg en wordt omzoomd door het bos. De woningbouwlocatie ligt ten noorden van de Haarweg en past in de overgang van het bos naar het open landschap. Om de ontwikkeling van het bedrijventerrein te kunnen laten plaatsvinden moet een deel van het bestaande bos worden gekapt. Bovendien wordt in het kleinschalig agrarisch landschap woningbouw ontwikkeld. De ontwikkeling van het bedrijventerrein en de woningbouw sluit aan op de bestaande landschappelijke structuur. De landschappelijke overgang tussen het besloten bos en het kleinschalig agrarisch landschap wordt zo binnen de ontwikkelingen behouden. Het gebruik van bestaande landschappelijke structuren vergroot de herkenbaarheid van de woon- en werkomgeving. Hierdoor krijgen de nieuwe functies een eigen identiteit en vormen zij een logische toevoeging in het landschap. In 14

15 ecologisch opzicht hebben de bestaande landschapsstructuren grote potentie. Het bestaande landschap is herkenbaar voor de dieren die er leven. Het toevoegen van nieuwe elementen moet daarom aansluiten bij de bestaande situatie. Er is gekozen om de landschappelijke overgang zo sterk mogelijk beleefbaar te maken door de verschillende landschappelijke verschijningsvormen in te zetten als ruimtelijke kwaliteitsdrager. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt het te handhaven bos versterkt. In het bos wordt het bedrijventerrein ontwikkeld. De bestaande bestemming Recreatieterrein wordt voor zover de gronden niet worden aangewend voor bedrijfsbebouwing en de compensatiewoning getransformeerd naar de bestemming Natuur. Aan de noordzijde wordt het kleinschalig agrarisch landschap met de herkenbare erven en landschappelijke singelbeplanting beleefbaar gemaakt. Op de landschappelijke overgang worden, in de bosrand, bosserres toegevoegd. De bosserres zijn clusters van woningen binnen een bosachtige groenzone. Door het toevoegen van bosserres aan de bosrand wordt de variatie vergroot en de ruimtelijke kwaliteit versterkt. Daarnaast wordt de randlengte van het bos vergroot door het toevoegen van de houtwallen. De bosrand vormt hierdoor geen rechte lijn, maar een landschappelijke zone met een eigen identiteit. De ruimten die in de bosrand ontstaan tasten de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van het landschap niet aan. De Provincie Utrecht heeft de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen opgesteld. Onderstaand wordt aangegeven op welke wijze wordt aangesloten bij de verschillende thema's en principes uit deze Kwaliteitsgids. Reliëf en doorsteken - Heuveltoppen en w egen De ontwikkeling van het bedrijventerrein en de woningbouw vindt plaats op de Flank van de Utrechtse Heuvelrug, direct aansluitend op de bestaande bebouwing van de kern Maarsbergen en passend in de historische ontwikkeling en ruimtelijke structuur van Maarsbergen. De landschappelijke inkadering van de woningbouw met bosstroken versterkt de overgang van aanzet van de flank en de nattere delen van het landelijk gebied. De ontstane bosrand accentueert deze overgang van nat naar droog. Wegen De ontwikkeling van zowel de woningbouw als het bedrijventerrein wordt ontsloten via de Haarweg. De Haarweg loopt parallel aan de overgang van de hogere droge delen van de Heuvelrug en de lagere en nattere delen van het landelijk gebied. De beleving van het landschap sluit zo aan op het gebruik van het gebied. Zonering gebruik Wonen-werken-recreatie 15

16 Het bedrijventerrein is geprojecteerd op een locatie van een voormalig caravanterrein. De woningbouw is voor een groot deel geprojecteerd op een gebied waar in de huidige situatie woningbouw en bedrijfsgebouwen staan. Door aan te sluiten op de ruimtelijke opbouw van Maarsbergen en de woningbouw als boskamers vorm te geven ontstaat een logische inkadering van de verstedelijkingsfuncties waarbij de beleving vanuit de omgeving niet wordt verstoord. De voorgestelde landschappelijke inkadering draagt bij aan een grotere diversiteit in de bosranden. Dit schept schuilmogelijkheden voor de in dit gebied voorkomende dieren als reeën en dassen. De bosstroken vormen stepping stones in de ecologische verbinding die ten noorden van het gebied is gewenst. Bijzondere aandacht voor drie gebieden Doorn-Maarsbergen De bedrijfsbebouwing is geprojecteerd in het bos aan de zijde van de autosnelweg en het spoor. De woningbouw ligt tussen het bedrijventerrein en het open landschap. Deze opbouw sluit aan bij de gewenste zonering op de flanken, waarbij het rustige gebied aan de noordzijde goed ecologisch kan functioneren. Het deels kappen van bos kan niet gezien worden als het versterken van de bosdeken van de Utrechtse Heuvelrug als totaal. Het op een zorgvuldige wijze afzomen van de 'deken' maakt de bosdeken wel eenduidig beleefbaar vanuit het open landschap en versterkt de ecologische waarde van de rand. Bedrijvigheid in bos Het bedrijventerrein wordt, aansluitend op het bedrijventerrein Ambachtsweg, opgenomen in het bos. Het bedrijventerrein wordt omsloten door brede bosranden en is sterk naar binnen georiënteerd. Door de breedte van de bosranden blijft het bos herkenbaar als landschappelijke eenheid. Het bedrijventerrein ligt op de hogere gronden van het voormalige campingterrein ten zuiden van de Haarweg. In verband met de veiligheid en mogelijke afsluitbaarheid van het bedrijventerrein wordt het terrein op één plaats ontsloten op de Haarweg. Hiermee wordt ook het benodigd aantal openingen in de bosrand beperkt. De ontsluiting wordt gevormd door één insteek met een keermogelijkheid. Aan de oostzijde van het bedrijventerrein wordt een calamiteitentoegang naar de Haarweg gerealiseerd. Wonen in de bosrand De woningbouwopgave bestaat uit 18 vrijstaande woningen en zes sociale/starterswoningen. Dit programma wordt gerealiseerd in drie bosserres aan de 16

17 Haarweg en een boerenerf aan de Rottegatsteeg. Door de opdeling in drie kleinschalige landschappelijke eenheden ontstaat een eenvoudige mogelijkheid om te faseren. De opdeling biedt tevens aanleiding om verschillende herkenbare woonmilieus te creëren. De kleinschaligheid van de eenheden sluit goed aan bij het karakteristieke landschap op de overgang van het bos naar het open landschap. De bosserres worden omzoomd door houtwallen en worden door middel van insteken ontsloten op de Haarweg. De zes sociale/starterswoningen vormen een nieuw boerenerf aan de Rottegatsteeg. De woningen worden ontsloten via de ten oosten daarvan gelegen bosserre, zodat er geen nieuwe ontsluiting op de Rottegatsteeg wordt gecreëerd. De openheid van het weidelandschap wordt zo, net als in de huidige situatie, tot aan de Haarweg doorgetrokken. Het trapveldje blijft als functie behouden en door de synergie met het plan van Heuvelrug Wonen maakt het boerenerf deel uit van het agrarisch lint Rottegatsteeg. De bosserres liggen los van de Rotegatsteeg, aan de Haarweg. De afleesbaarheid van de landschappelijke opbouw blijft zo gehandhaafd. Haarweg De Haarweg volgt het landschappelijk reliëf en ligt in de flank van de stuwwal op de overgang van de hogere naar de lagere gronden. Ter plaatse van het plangebied ligt de Haarweg langs de bosrand, waardoor de landschappelijke overgang beleefbaar wordt vanaf de weg. Ten zuiden van de weg wordt het bos behouden en versterkt. De bosrand heeft een minimale breedte van 18 meter. Ten noorden van de weg worden de houtwallen rondom de bosserres ontwikkeld. De houtwallen zijn half transparant en hebben een breedte van 4 tot 8 meter. De Haarweg wordt tussen de kruising met de Rottegatsteeg en de aansluiting van het bedrijventerrein op de Haarweg verbreed tot een breedte van 5,5 meter. Aan de noordzijde van de weg wordt een informeel voetgangerspad aangelegd. Tussen het voetgangerspad en de rijweg ligt een berm met een breedte van 1 meter. Aan de zuidzijde van de Haarweg ligt een berm met een breedte van 2 meter. Rottegatsteeg De Rottegatsteeg ligt haaks op de stuwwal en doorsnijdt het kleinschalige open landschap. De Rottegatsteeg wordt over de gehele lengte verbreed tot een breedte van ca. 5,5 meter. Aan de Rottegatsteeg ligt een aantal boerenerven. Ter plaatse van de aansluiting van de Rottegatsteeg op de Haarweg is het ruimtelijke profiel van de Rottegatsteeg vrij smal. Tussen de houtwal aan de westzijde en de rijweg ligt een berm met een breedte van ongeveer 5 meter. In deze berm ligt een droge greppel. Aan de westzijde van de houtwal wordt in het kader van boscompensatie gedacht aan het aanleggen van nieuw bos. Aan de oostzijde van de weg ligt een berm van ongeveer 6 meter. 17

18 De bestaande woning aan de Rottegatsteeg 1 blijft vrij in het landschap liggen. Zo is invulling gegeven aan de eis dat er tegenover deze woning geen bebouwing wordt gesitueerd Uitw erking Bedrijventerrein Het bedrijventerrein krijgt een eenvoudige en herkenbare opbouw, waarbij de bebouwing zich oriënteert op de centraal gelegen ontsluitingsweg. Binnen het bedrijventerrein wordt de bestaande eikensingel behouden en versterkt. De singel verruimt het profiel van de hoofdontsluiting waardoor een ontspannen beeld ontstaat. Door de singel ontstaat de mogelijkheid om kavels te creëren met minder hoge beeldkwaliteitseisen of bedrijven met relatief weinig bebouwing. Ontsluiting In verband met de veiligheid en mogelijke afsluitbaarheid van het bedrijventerrein wordt het terrein op één plaats ontsloten op de Haarweg. Hiermee wordt ook het benodigd aantal openingen in de bosrand beperkt. De ontsluiting wordt gevormd door een insteek met een keermogelijkheid. De ontsluitingsweg en de keerplek zijn zo gedimensioneerd dat het bedrijventerrein toegankelijk is voor langere en zwaardere vrachtautocombinaties (LZV). Aan de noordzijde van de ontsluitingsweg ligt een trottoir. De hoofdontsluitingsweg heeft een breedte van 7 meter. De boogstralen die worden toegepast zijn minimaal 12 meter in de binnenbocht. Het trottoir heeft een breedte van 2,25 meter. Deze breedte wordt mede bepaald door de benodigde ondergrondse ruimte voor de aanleg van kabels en leidingen. Tussen het trottoir en de rijweg ligt een oprijdbare band. Tussen de eikensingel en de rijweg bestaat de mogelijkheid om een opstelstrook met een breedte van 3,0 meter te realiseren. De ontsluitingsweg eindigt op een keerplaats. Deze keerplaats vormt een verbreding van de rijweg tot een breedte van 28 meter. De keerplaats biedt vrachtwagens de ruimte om te kunnen keren en manoeuvreren. Aan de oostzijde van het bedrijventerrein wordt een calamiteitentoegang vanaf de Haarweg gerealiseerd. Ook deze calamiteitendoorgang is permanent afgesloten en heeft een breedte van 4 meter. Logistiek en parkeren Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Aan de voorzijde van de bebouwing wordt ruimte gecreëerd om haaks te kunnen parkeren. Het laden en lossen wordt opgelost op het eigen terrein. Voor grote kavels en hoekkavels geldt dat per bedrijf twee in- en uitritten mogen worden gerealiseerd. In verband met de verkeersveiligheid en de lengte van de vrachtwagens bedraagt de afstand van de in- en uitrit tot de bocht bij voorkeur 25 meter. Aan de zijde van de eikensingel worden de in- en uitritten bij voorkeur zo gesitueerd dat de doorsnijding van de eikensingel zo smal mogelijk is. 18

19 Uitw erking w oningbouw Op de plek van de voormalige boerderij en de erven van Wolfswinkel Reiniging B.V. vormen de woningbouwclusters de overgang van het bos naar het kleinschalige open landschap ten noorden van de Haarweg. De bestaande landschappelijke karakteristieken worden ingezet om op kleine schaal een variatie aan woonmilieus te creëren en de identiteit van de te ontwikkelen woongebieden te optimaliseren. Het speelveld kan in de buurt van de huidige locatie gehandhaafd blijven. Voor een goede inpassing wordt het veld naar het noorden verschoven, wordt het speelveld ongeveer 90 graden gedraaid en komt het veld parallel aan de Rottegatsteeg te liggen. Komend vanuit het dorp wordt hierdoor het zicht op het open landschap behouden en vormt de open plek de overgang tussen de dorpsbebouwing en de 'agrarische' bebouwingsclusters. Ten zuiden van het speelveld komt een nieuw boerenerf met zes woningen. De woningen zijn met hun voorkant georiënteerd op de Rottegatsteeg en hebben een verschijningsvorm die past bij de landelijke bebouwing aan de Rottegatsteeg. De woningen worden ontsloten via de meest westelijke bosserre. Wonen in de bosserre De bosserres worden volledig omsloten door houtwallen met een breedte van 4 tot 6 meter en aan de noordzijde 8 meter. De houtwallen ontnemen grotendeels het zicht op de woningen van buiten de bosserres. De woningen zijn nog enigszins zichtbaar door de houtwal, waardoor de serres, net als boerenerven, herkenbaar zijn als woongebied. De woningen zijn naar binnen georiënteerd. De serres onderscheiden zich van elkaar door verschillen in architectuurstijl of materiaalgebruik. Ten oosten van het bestaande woonperceel Haarweg 19 wordt de eerste serre gerealiseerd met 7 woningen. De tweede serre ligt ten westen van Haarweg 19 en bestaat uit 5 woningen. Ten oosten van deze serre ligt de derde serre met 6 woningen. De serres worden van elkaar gescheiden door een houtwal. Deze houtwal verkleint de schaal van de bosrand en versterkt de ecologische rijkdom van de bosrand. Alle serres worden ontsloten op de Haarweg door middel van een insteek. Het profiel van de weg is opgebouwd uit een rijstrook met een breedte van 4 meter en een loopstrook met een breedte van 3 meter. Beide liggen op één niveau en worden van elkaar gescheiden door een herkenbare molgoot. De weg wordt uitgevoerd in gebakken klinkers waarbij onderscheid tussen beide stroken wordt gemaakt door het toepassen van verschillende straatverbanden. Het parkeren vindt, met uitzondering van het boerenerf, waar een apart parkeerterreintje wordt aangelegd, plaats op eigen terrein en op de loopstrook. De parkeerplaatsen kunnen worden gemarkeerd door een kleine afwijking in het straatpatroon. De parkeervakken zijn in het ruimtelijk beeld ondergeschikt aan de beleving van de serrestraat. Omdat het wegprofiel relatief smal is worden de woningen minimaal 4 meter uit de 19

20 voorste erfgrens geplaatst. Aan de Rottegatsteeg worden 6 sociale/starterswoningen gerealiseerd. Parkeren Het parkeren wordt opgelost in de openbare ruimte en op privéterrein. In paragraaf wordt nader ingegaan op de ontsluitingswijze en het parkeren in het plan. Beeldkwaliteit Om het bedrijventerrein en de woningbouwlocatie een voldoende hoogwaardige uitstraling te geven moeten de bedrijven en woningen op kavelniveau voldoen aan bepaalde beeldkwaliteitseisen zoals ook opgenomen in de Welstandsnota. De beeldkwaliteit van de bebouwing en de inrichting van de bedrijfskavels en de woningbouw worden nader toegelicht in paragraaf

21 Hoofdstuk 3 Algemeen ruimtelijk beleidskader In dit hoofdstuk wordt het algemeen ruimtelijk beleid beschreven. Het gaat hier om het facetbeleid. Belangrijk is dat beschreven wordt in hoeverre de ontwikkelingen in het plan aan dit beleid voldoen. Als niet wordt voldaan aan het beleid of onderdelen daarvan wordt gemotiveerd waarom in dit geval het gerechtvaardigd is om van dit beleid af te wijken. Het beleid wordt per overheidssector benoemd. Voor dit bestemmingsplan zijn onderstaande beleidsnota's relevant. 3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen, onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Doelen In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven. 21

22 De regio Utrecht is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad. Het plangebied is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur buiten een stedelijke regio met een concentratie van topsectoren gelegen, waardoor er geen specfiek beleid is voor het plangebied (zie onderstaande figuur). Uitsnede kaart Nationale ruimtelijke hoofdstructuur Meer in het algemeen wordt aangegeven dat de economische kracht van Utrecht voornamelijk zit in de hoog opgeleide bevolking, de kennisintensieve en creatieve sectoren, de zakelijke en financiële dienstverlening en Life Sciences & Health (Utrecht Science Park). Maar ook de centrale ligging en landschappelijke en cultuurhistorische waarden dragen bij aan de economische kracht Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Per 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. De wijziging van artikel Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Gevraagd wordt om 22

23 standaard en gemotiveerd stappen te zetten ('de treden van de ladder') wanneer een nieuwe ontwikkeling of nieuwe ontwikkelingen om ruimtelijke inpassing vragen. Het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Maarsbergen heeft een ontwikkelend karakter. De ladder voor duurzame verstedelijking dient te allen tijde te worden betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dat betekent dat bij omvangrijke herstructureringen en nieuwbouw van bedrijven(terreinen) deze ladder vooraf dient te worden gehanteerd. In paragraaf 4.3 wordt de ladder voor duurzame verstedelijking nader onderbouwd. 3.2 Provinciaal beleid Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Herijking 2016 Op 12 december 2016 heeft Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) (Herijking) vastgesteld. Dit is een herijkte versie van de PRS zoals die door Provinciale Staten was vastgesteld op 4 februari In de Structuurvisie staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Bij de PRV is een Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV Herijking) gemaakt. Deze verordening zorgt voor doorwerking van de structuurvisie naar de gemeente. Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie De PRS gaat over het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht. Met het ruimtelijk beleid zorgt de provincie ervoor dat het aantrekkelijk blijft om hier te wonen, te werken en te recreëren. Zo is in de PRS opgenomen waar de provincie nieuwe woningbouw en bedrijventerrein aanvaardbaar vindt, welke landschapskwaliteiten de provincie wil beschermen, waar de provincie de landbouw en waar de natuur voorrang wil geven, en waar meer recreatievoorzieningen gewenst zijn. De PRS gaat over de hele provincie. De PRS is juridisch gezien alleen bindend voor de provincie zelf. Voor voorstaande ontwikkeling is vooral het hoofdstuk Vitale dorpen en steden van belang. De beleidslijnen uit dit hoofdstuk die betrekking hebben op ontwikkeling zijn hierna beschreven. Algemene beleidslijn verstedelijking Het verstedelijkingsbeleid richt zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven onze steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid willen wij de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Buiten deze ontwikkelingen binnen de 23

24 bebouwingscontouren laat de PRS ook beperkt ontwikkelingen buiten deze contour toe. De locatie voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Maarsbergen is gelegen buiten de rode contour. In de PRS/PRV Herijking 2016 zijn de contouren voor het stedelijk gebied niet gewijzigd. (a fbeelding uit PRV Herijking 2016, ka a rt Wonen en Werken) Wonen In het PRS is een programma van woningen opgenomen. Ruim 80% van dit programma kan worden gerealiseerd binnen de rode contouren. Daarmee wordt voldaan aan de ambitie om ten minste twee derde deel in het bestaand stedelijk gebied (binnen de rode contouren) te realiseren. Het woningbouwprogramma is tot stand gekomen na overleg met gemeenten, op basis van bestaande plannen en nog beschikbare (binnenstedelijke) capaciteiten en de, grotendeels uit de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht voortkomende, uitbreidingslocaties. Werken Volgens de PRS is de strategie op het gebied van Werken gericht op het versterken van die bedrijfssectoren die veel gebruikmaken van kennis en creativiteit (life sciences, creatieve industrie en duurzaamheidseconomie) en het zoveel mogelijk accommoderen van de dynamiek van de al in de provincie gevestigde bedrijven. Bij de ontwikkeling van werklocaties zijn voor de komende jaren herstructurering, transformatie en intensivering de belangrijkste opgaven. De provincie wil dat de bestaande ruimte voor bedrijfs- en kantoorvestiging optimaal wordt benut en zo nodig wordt aangepast aan de huidige wensen van gebruikers en dat er selectief nieuwe locaties worden ontwikkeld. De duurzame verstedelijkingsladder (voorheen SER-ladder) is leidend en duurzaamheid is een vanzelfsprekendheid. In de PRS wordt voor wat betreft de bedrijventerreinen gekozen voor een nieuwe koers. In het algemeen is de provincie zeer terughoudend met het opnemen van een nieuw bedrijventerrein. Het accent ligt op revitalisering, intensivering en/of herstructurering van 24

25 bestaande bedrijventerreinen. De uitbreidingslocaties die qua locatie ruimtelijk aanvaardbaar geacht worden, maar waarover nog geen ontwerp-planologisch besluit genomen is, zijn aangeduid met een bol. Om de locatie ruimtelijk mogelijk te maken is geen ontheffing van GS nodig. Wel moet de locatie zijn opgenomen in het stedelijk programma van de PRS en moet de noodzaak van het tot ontwikkeling brengen van de locatie worden onderbouwd conform de door de provincie aangegeven voorkeursvolgorde (duurzame verstedelijkingsladder). Bovendien moet de nieuwvestiging of uitbreiding in samenhang worden ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein, waarbij de tijdige realisering van de herstructurering is verzekerd. De uitbreidingsmogelijkheden zijn opgenomen in de paragraaf stedelijk programma. In de Herijking 2016 van de PRS/ PRV zijn ten opzichte van de hiervoor geldende PRS/PRV ten aanzien van Wonen, Werken en het Toekomstig Bedrijventerrein geen wijzigingen aangebracht. Kantoren Op 12 februari 2016 heeft de provincie de Thematische Structuurvisie Kantoren (TSK) vastgesteld. Hierin is de koers van de provincie er op gericht de toenemende leegstand van kantoorpanden te beperken. De ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren acht de provincie onwenselijk. Nieuwe kantoren op bedrijventerreinen worden door de provincie niet meer toestaan. Uit onderzoek is gebleken dat een belangrijk deel van de leegstand op bedrijventerreinen bestaat uit kantoorpanden. De provincie wil op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er een grote - nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. De provincie zet zich actief in om de nog niet benutte plancapaciteit terug te dringen. Wanneer kantoren leegstaan of nog niet zijn gebouwd, dient een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer te voorzien in de functie kantoren, tenzij er concreet zicht is op het gebruik als kantoor in de planperiode. In voorliggend bestemmingsplan worden nadrukkelijk geen zelfstandige kantoren toegestaan. Alleen kantooractiviteiten behorend bij een bedrijf zijn toegestaan. De vastgestelde PRV Herijking laat geen wijzigingen zien met betrekking tot het bovengenoemde kantorenbeleid. Stedelijk programma Het provinciale stedelijke programma is opgebouwd uit stedelijke programma s per regio en per gemeente. Deze programma s zijn in overleg met de (regionaal samenwerkende) gemeenten tot stand gekomen. De Regio s Utrecht (BRU) en Amersfoort hebben daartoe 25

26 het Regiodocument BRU respectievelijk de Integrale gebiedsuitwerking Eemland, bijstelling 2011 opgesteld. Stedelijk progra mma Utrechtse Heuvelrug In de gemeente Utrechtse Heuvelrug liggen de kernen Driebergen, Doorn, Leersum, Amerongen, Maarn, Maarsbergen, Overberg en een deel van het stationsgebied Driebergen Zeist. Het stedelijk programma voor de gemeente is woningen. Dit programma kan vrijwel geheel in het stedelijk gebied worden gerealiseerd. Aan de oostzijde van Maarsbergen staat de gemeente een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein voor. Deze uitbreiding met een maximale netto oppervlakte van 7,8 ha is opgenomen in het Regionale Convenant Bedrijventerreinen. Als harde randvoorwaarde voor deze voorgestane uitbreiding geldt in ieder geval de realisering van een adequate ontsluiting van het bedrijventerrein en het opstellen van een onderbouwd herstructureringsplan voor (het) bestaand(e) bedrijventerrein. Bij de voorgestane uitbreiding van het bedrijventerrein moet voorts worden gestreefd naar een optimale afstemming met de mogelijke realisering van nieuwe natuur aan de noordzijde van het ecoduct over de A12 door particulier initiatief. Voor een goede ruimtelijke afronding van de noordzijde van de kern Maarsbergen, de noodzakelijke aanpassing van de infrastructuur en in combinatie met de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein kan ruimte worden geboden voor additionele woningbouw. De aanwezigheid van het bedrijventerrein levert geen milieuhygiënische problemen op voor de woningbouw en andersom levert de woningbouw geen belemmeringen op voor de bestaande bedrijvigheid. In paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Het Stedelijk programma laat geen wijzigingen zien ten opzichte van de vorige PRS ( ). Onderstaande tabel laat dit heel duidelijk zien. 26

27 (afbeelding uit PRS Herijking) Provinciale ruimtelijke verordening Op 12 december 2016 hebben Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV Herijking) vastgesteld. De PRV bevat regels voor gemeenten. De gemeenten moeten deze regels in acht nemen bij het maken van ruimtelijke plannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren. De nieuwe regels gelden voor nieuwe ruimtelijke plannen van de gemeenten. Algemene beleidslijn Landelijk Gebied Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden voert de provincie een terughoudend beleid als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies zijn ontwikkelingen aanvaardbaar. In artikel 3.2 PRV is dit nader uitgewerkt. Verstedelijking is alleen toegestaan als het in overeenstemming is met, voor zover hier van belang, artikel 3.7 (Kernrandzone) en artikel 3.20 (Toekomstig bedrijventerrein). Toekomstig bedrijventerrein De voor de uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen of nieuwvestiging van bedrijventerreinen geldende regels zijn opgenomen in artikel 3.20 van de verordening. Hierin is opgenomen dat er een herstructureringsplan moet worden opgesteld voor het bestaande bedrijventerrein, de uitbreiding moet plaatsvinden in aansluiting op het stedelijk gebied, de uitbreiding in samenhang wordt ontwikkeld met de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein waarbij de hoeveelheid nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein in evenredige verhouding staat tot omvang van de herstructurering van één of meerdere bestaande bedrijventerreinen, de tijdige realisering van de herstructurering is verzekerd, de uitbreiding bijdraagt aan een goede kwaliteit van de nieuwe kernrandzone en in de regels door middel van een voorwaardelijke verplichting verzekerd is dat de uitbreiding pas kan plaatsvinden indien aan de hierboven genoemde voorwaarden is voldaan. Het herstructureringsplan voor het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg is afgerond en wordt tegelijkertijd met voorliggend bestemmingsplan vastgesteld. Het herstructureringsplan is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. De concrete maatregelen uit het herstructureringsplan zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel van de planregels. Het plan voldoet hiermee aan de gestelde voorwaarden in artikel 3.20 PRV. 27

28 Kernrandzone Met de aanwezigheid van stedelijk gelieerde functies en stedelijk uitloopgebied levert de kernrandzone een belangrijke bijdrage in de kwaliteit van het stedelijk leefmilieu van de kern. Voor het borgen en verbeteren van de kwaliteit in de kernrandzone en voor het ondersteunen van het functioneren ervan richt het provinciale beleid zich op het mogelijk maken van nieuwe stedelijk gelieerde functies. In artikel 3.7 van de PRV is de regeling voor de Kernrandzone opgenomen. Verstedelijking is toegestaan indien: de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in redelijke verhouding staat tot de aard en de omvang van de verstedelijking, tenzij betrekking op kernrandactiviteiten; ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar is en in aansluiting op stedelijk gebied wordt gerealiseerd of in samenhang met overige verstedelijkte structuur; tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is geborgd, en omliggende functies worden niet onevenredig geschaad. De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt voldoet aan deze eisen. Met betrekking tot provinciaal beleid voor de specifieke milieuaspecten zoals mobiliteit wordt verwezen naar hoofdstuk 4 waarin per milieuaspect de beleidstukken worden benoemd en waar beschreven wordt op welke wijze wordt ingespeeld op het beleid Regionaal beleid Regioconvenant Bedrijventerreinen Zuidoost Utrecht In juni 2012 is het Regioconvenant Bedrijventerreinen Zuidoost Utrecht ondertekend. Dit is een convenant van vijf gemeenten in de zuidoosthoek van provincie Utrecht, waaronder de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In dit convenant stemmen deze gemeenten regionaal af hoeveel extra oppervlakte bedrijventerreinen ze nodig hebben en maken zij tegelijkertijd afspraken voor de verbetering van bestaande locaties. In het convenant is afgesproken dat bedrijventerrein Maarsbergen kan uitbreiden met 7,8 hectare netto bedrijventerrein. 28

29 In voorliggend plan wordt 5,7 hectare netto bedrijventerrein gerealiseerd. Voorliggend plan is daarmee passend binnen het regionaal beleid. 3.4 Gemeentelijk beleid Structuurvisie 2030 'Groen dus vitaal' (2010) De gemeenteraad heeft op 28 januari 2010 de Structuurvisie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug vastgesteld waarin op hoofdlijnen afspraken zijn gemaakt over hoe de verschillende belangen binnen de gemeente gewogen en welke structuren er veranderd zullen worden. De gemeente wil in de toekomst als volgt kunnen omschrijven: 'De gemeente Utrechtse Heuvelrug is een groene, vitale, leefbare en gastvrije gemeente, met dorpen die een eigen identiteit en cultuurhistorische waarde hebben. De gemeente stelt de inwoner centraal en verleent op een kwalitatief hoog niveau haar diensten'. In de structuurvisie zijn vijf thema's opgenomen, namelijk 'Natuur over de heuvels', 'Op schouders van ons erfgoed', 'Duurzaam bereikbaar', 'Leefbare dorpen', 'Vrije tijd op de Utrechtse Heuvelrug'. De volgorde van deze thema's weerspiegelt de algemene houding 'groen dus vitaal': eerst de groene en cultuurhistorische opgaven, dan die van mobiliteit en leefbaarheid en tenslotte de meer economische opgaven. Met de keuze van deze zes thema's geeft de gemeente evenwichtig sturing aan de realisatie van de structuurvisie. Voor het plangebied zijn de thema's 'Leefbare dorpen' en 'Maatwerk voor wonen en werken' het belangrijkste. Leefba re dorpen: Het beleid voor dit thema is gericht op instandhouding en versterking van de leefbaarheid, sociale samenhang en identiteit van alle zeven dorpen. In dit thema zijn twee opgaven geformuleerd, namelijk: Versterken van de eigen identiteit per dorp; Levendige dorpsharten behouden en versterken met samenhang in wonen en voorzieningen voor jong en oud. Ma a twerk voor wonen en werken: In dit thema zijn de volgende opgaven geformuleerd: Woningbouwprogramma inbreidingslocaties uitvoeren; Maatwerk voor wonen en werken binnen het saldo van de 'rode contouren'; Duidelijkheid scheppen voor een duurzame toekomst van de agrarische sector; Het binnenhalen van één onderwijsinstelling en één kennisinstelling van nationaal 29

30 niveau. Maarsbergen Voorstaande ontwikkeling ligt buiten het bestaand stedelijk gebied. Ten noordoosten van het bestaand stedelijk gebied is wel een aanduiding 'mogelijke ontwikkelingslocaties' opgenomen. Onderhavig bestemmingsplan geeft een concrete invulling voor het plangebied. Visiekaart Maarsbergen (bron: structuurvisie 2030 'Groen dus Vitaal') De gemeente heeft maar weinig bedrijventerreinen. Slechts zo'n 6% van de arbeidsplaatsen bevindt zich op een bedrijventerrein. Bestaande bedrijventerreinen wil de gemeente behouden en opwaarderen ('verduurzamen'). Daarnaast wil de gemeente de mogelijkheden onderzoeken voor beperkte nieuwe ruimte voor lokale bedrijven bij Leersum/Amerongen, Maarsbergen en het station Driebergen-Zeist. Dit heeft reeds plaatsgevonden en geresulteerd in het regioconvenant Regio Zuidoost Utrecht. Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid. 30

31 Hoofdstuk 4 Specifieke regelgeving en beleid In dit hoofdstuk zijn het voor het plangebied relevante specifieke beleid en de wettelijke verplichtingen per sector beschreven. 4.1 Beeldkwaliteit Welstandsnota 2008 Op 14 november 2007 is de 'Welstandsnota gemeente Utrechtse Heuvelrug 2008' vastgesteld. Deze nota is vervolgens gewijzigd vastgesteld op 25 september Deze nota beschrijft het welstandsbeleid van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en dient als toetsingskader voor het welstandsadvies dat noodzakelijk is bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De welstandsnota bevat echter geen welstandscriteria voor (her-)ontwikkelingslocaties die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken en waarvoor het ter plaatse geldende bestemmingsplan ook geen ruimte laat. Bij nieuwe projecten worden daarom in een vroeg stadium aanvullende welstandscriteria geformuleerd die als toetsingskader voor de bebouwing in het nieuwe project gaan gelden. Via een beeldkwaliteitsplan kan hieraan voldaan worden. Dit plan wordt na overleg met de welstandscommissie en na inspraak door de gemeenteraad vastgesteld als aanvullende welstandscriteria waaraan de bouwaanvragen zullen worden getoetst. Ten behoeve van dit project is een beeldkwaliteitplan opgesteld: het beeldkwaliteitplan 'Integrale gebiedsontwikkeling Maarsbergen Oost- Beeldkwaliteit'. De gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug heeft ingestemd met dit beeldkwaliteitplan. Dit beeldkwaliteitplan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Bij de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan, wordt tevens ook het beeldkwaliteitsplan opnieuw door de gemeenteraad vastgesteld. 4.2 Wonen Beleidskader Woonvisie Utrechtse Heuvelrug De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in 2008 een woonvisie opgesteld met als doel om voor de huidige en eventueel toekomstige inwoners voldoende en de juiste woningen te genereren in de juiste prijsstelling. 31

32 In 2012 is de gemeentelijke woonvisie uit 2008 geëvalueerd. Bij de evaluatie van de woonvisie is bepaald, dat in de komende jaren de focus geleged wordt op 4 speerpunten van beleid: 1. het inzetten op doorstroming in de voorraad sociale woningen (huur en koop); 2. meer betaalbare huur- en koopwoningen (ver)bouwen of beschikbaar stellen voor de inkomensgroepen van ,- tot ,- (de scheefwoners); 3. levensloopbestendig wonen en wonen in combinatie met welzijn en/of zorg bevorderen en realiseren in alle dorpen; 4. klimaatbewust en duurzaam (ver)bouwen stimuleren. Deze vier speerpunten worden vertaald naar zo concreet mogelijke doelen en acties. In de geactualiseerde woonvisie maakt het gemeentebestuur helder waaraan de komende jaren samen met belanghebbende partijen wordt gewerkt. Op lokaal niveau kunnen niet alle problemen worden opgelost, maar de huidige markt vraagt meer dan ooit op lokaal niveau een actieve samenwerking en heldere keuzes. Daarbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk, behoud en versterking van sociale cohesie en leefbaarheid in de dorpen. De horizon ligt op 2020, met een doorkijk op onderdelen naar de jaren daarna. Op 3 februari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de woonvisie 2013 vastgesteld. Visie blijft in grote lijnen overeind Vertrekpunt voor de visie van de gemeente uit 2008 was het werken aan vitale dorpen. Dit begrip rust op de volgende pijlers: Pijler 1: Dyna miek en groei, met respect voor het la ndscha p: Hierbij wordt er voornamelijk gestuurd op het benutten van de kansen in de bestaande bouw, zoals een betere doorstroming van mensen in de verschillende woningen, het ombouwen van woningen tot nultredenwoningen, renovatie, sloop en nieuwbouw en verkoop van huurwoningen ter bevordering van het eigen woningbezit. In totaal zijn er in de gemeente circa extra woningen noodzakelijk. De gemeente streeft er in haar woonvisie naar om in 2017 deze woningen gerealiseerd te hebben. Dit aantal is wel onder voorbehoud van de beschikbare plancapaciteit en de ruimtelijke inpasbaarheid. De gestelde groeiambitie moet zorgen voor doorstroming en dynamiek in de kernen, (beperkte) groei van de bevolking en extra kansen voor groepen die anders moeilijk aan bod komen. Deze groeiambitie wordt gerealiseerd volgens het principe 'de juiste woning, op de juiste plek, op het juiste moment', waardoor er een geleidelijke en evenwichtig geplande groei ontstaat. Voor elke kern moet de geplande groei passen bij de schaal van die kern en bij de waarde van het landschap in en om de kern. Pijler 2: Een gemengde bevolking: 32

33 Hierbij is het van belang dat alle doelgroepen bediend worden om de kernen vitaal te houden. Het functioneren van de kerngemeenschap vraagt om een gedifferentieerde bevolkingsopbouw: alleenstaanden, (echt)paren, gezinnen met kinderen, lage-, middenen hoge inkomens, jongeren en ouderen, mensen met een handicap. Dat draagt bij aan een duurzaam draagvlak voor verenigingen, scholen en andere voorzieningen. Er moet extra aandacht worden besteed aan groepen die in de lokale woningmarkt momenteel moeilijk een passende woning kunnen vinden. Hierbij gaat het om mensen met een laag inkomen die aangewezen zijn op een sociale huurwoning, kleine huishoudens (tot 55 jaar) en (vooral jonge) gezinnen die een start willen maken op de koopmarkt, (vooral oudere) gezinnen met kinderen die vervolgstappen willen zetten op de woningmarkt, senioren (zowel met lage als hogere inkomens), mensen met een zorgbehoefte, enkele meer specifieke groepen die zich niet in genoemde groepen laten indelen. Daarbij moet ook de individuele keuzevrijheid gestimuleerd worden. Bewoners die individuele (woon)wensen hebben moeten daarom zoveel mogelijk een actieve inbreng hebben bij de vormgeving aan hun eigen woning. Pijler 3: Pa ssend voorzieningennivea u, goede leefomgeving Voorzieningen passend bij het schaalniveau van de kernen zijn belangrijk voor de vitaliteit. Er moet minimaal het volgende aanwezig zijn: een basisschool en ruimte voor ontmoeting, bijvoorbeeld in een multifunctionele ruimte. Verder is het streven dat ouderen, mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking, en ander kwetsbaardere groepen zoveel en zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving kunnen blijven wonen. Om dat mogelijk te maken wil de gemeente zich inzetten voor een aanbod van wonen, welzijnsdiensten en zorg voor alle leeftijden, zo dicht mogelijk bij de mensen in de buurt. Hiertoe richt de gemeente in de vijf grotere kernen zogenaamde woonservicegebieden in. In zo'n woonservicegebied worden woningen (die ook geschikt zijn voor zorgverlening aan huis), welzijnsvoorzieningen en zorgaanbod geclusterd. Naast voorzieningen is ook de kwaliteit van de (gebouwde) woonomgeving van belang. Mensen voelen zich betrokken bij hun omgeving als het 'schoon, heel en veilig' is. Duurzaamheid is ook belangrijk voor de gemeente. De woningen dienen een duurzame basiskwaliteit te bevatten: De kwaliteit moet zoveel mogelijk aansluiten bij de wensen van de huidige en toekomstige generaties (toekomstige bruikbaarheid van de woning); Een duurzaam binnen- en buitenmilieu (gezond materiaalgebruik, geluidsisolatie tussen woningen, luchtkwaliteit, geluidsbelasting, bodemkwaliteit); De kwaliteit moet het milieu ontlasten (milieuvriendelijke materialen, energiezuinig bouwen, afkoppeling water, etc.); Duurzaam gebruik van de ruimte. De gemeente maakt per project afspraken met woningcorporaties en projectontwikkelaars over het optimaal benutten van de bebouwde ruimte (meervoudig ruimtegebruik). Deze visie blijft overeind. De gemeente wil werken aan fysiek en sociaal duurzame dorpen, waarin alle inwoners prettig en veilig kunnen (blijven) wonen in hun eigen 33

34 leefomgeving en waar de sociale cohesie in stand blijft c.q. wordt versterkt. Daarin is binnen de gemeentelijke kaders ruimte voor maatwerk op het laagste schaalniveau. 'Groei' is nog wel aan de orde, maar zal gericht zijn op het voorzien in de eigen behoefte van de huishoudens van de gemeente in de komende jaren. Woningbehoefte Op basis van een analyse van het WoON2012 zijn de woningbehoefte en vraagoverschotten in de komende periode tot 2020 in beeld gebracht. Op de vertica le a s sta a t het a a nta l woningen weergegeven. Een positief a a nta l wil zeggen da t da a r op ba sis va n de behoefteberekening a a nvullend behoefte a a n is, op het moment va n het onderzoek (2012) én in Op de vertica le a s sta a t het a a nta l woningen weergegeven. Een positief a a nta l wil zeggen da t da a r op ba sis va n de behoefteberekening a a nvullend behoefte a a n is, op het moment va n het 34

35 onderzoek (2012) én in Uit bovenstaande figuren kan het volgende worden geconcludeerd: In de gemeente Utrechtse Heuvelrug blijft in de behoefte een accent liggen op de eengezinskoopwoningen en meergezinshuurwoningen. Er blijft behoefte aan sociale huurwoningen, met name voor kleine huishoudens (van alle leeftijden, waaronder starters op de woningmarkt). De behoefte aan koopwoningen is geconcentreerd in de goedkopere en middeldure categorie (hier tot ,=). Er is in de komende jaren ook nog potentie voor duurdere woningen, maar die is kleiner dan in de goedkopere sector. Dat maakt dat toevoegen van duurdere koopwoningen niet meer in te grote aantallen moet gebeuren! Het plan en conclusie Het plan voorziet in de bouw van maximaal 25 nieuwe woningen in verschillende typen en prijscategorieën. Er worden 6 woningen in de sociale sector gerealiseerd, waarmee de gedachtelijn van de Woonvisie wordt gevolgd. De extra woningen die gerealiseerd worden passen binnen de woonvisie. Het aanbod sluit met name aan wat betreft de realisatie van starterswoningen (sociale huur). De vrije kavels bieden kansen aan (oudere) gezinnen met kinderen die willen doorstromen naar een grotere woning. 4.3 Bedrijven / Bedrijventerrein Beleidskader Provinciaal herstructureringsplan bedrijventerreinen, Provincie Utrecht (2009) Het Provinciaal herstructureringsplan bedrijventerreinen beschrijft de ambitie van de provincie Utrecht en de regionaal samenwerkende gemeenten op het gebied van herstructurering van bedrijventerreinen voor de periode , met een doorkijk tot Op 16 terreinen is al herstructurering in uitvoering (circa 560 ha). Daarnaast worden er voor 52 terreinen, circa ha herstructureringsplannen ontwikkeld. In totaal gaat het om circa ha. Op onderstaande kaart zijn de bedrijventerreinen in de provincie Utrecht weergegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar terreinen met een herstructureringsopgave en de overige terreinen. 35

36 Hieruit blijkt dat voor het bedrijventerrein Amerongen en Maarsbergen een herstructureringsopgave geldt in de vorm van revitalisering. Een groot deel van het te herstructureren areaal in de regio zuidoost is privaat eigendom. Dit betekent dat bij veel opgaven de betrokkenheid van ondernemers zeer belangrijk is. Bij een facelift gaat het vaak om het opknappen van de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein en het bevorderen van de veiligheid. Dit zijn ingrepen waarbij de betrokkenheid van de ondernemers een belangrijke rol speelt bij het realiseren van de facelift. De werkzaamheden concentreren zich voornamelijk op het verbeteren van de veiligheid, het opknappen van de ondergrond (zoals riolering en bekabeling) en het aanleggen van groen. Voor de facelift geldt in veel gevallen dat het gaat om een KVO-project (Keurmerk Veiligheid Ondernemen). Vooralsnog staat in de periode een herstructureringsopgave gepland op de bedrijventerreinen in Maarsbergen en Amerongen in de Utrechtse Heuvelrug. Deze bedrijventerreinen hebben gezamenlijk een oppervlakte van 11,6 hectare. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op uitbreiding van het bedrijventerrein Maarsbergen. Het voorliggende beleid is niet van toepassing op de aanleg van het nieuwe bedrijventerrein, maar is uiteraard wel relevant voor de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg. Deze herstructurering is een randvoorwaarde voor de uitbreiding. Dit beleid geeft wel aan welke kwaliteitseisen gesteld worden aan bedrijventerreinen. Deze kwaliteitseisen gelden natuurlijk ook voor nieuwe bedrijventerreinen. 36

37 Uitbreidingen in het kader van het regioconvenant bedrijventerreinen Regio Zuidoost Utrecht In het Regioconvenant Bedrijventerreinen Regio Zuidoost Utrecht is tussen vijf gemeenten afgesproken dat vier bedrijventerreinen mogen uitbreiden. In totaal gaat het om 15 hectare: Maarsbergen met 7,8 hectare, Leersum met 2 hectare, Broekweg met 4,2 hectare en De Compagnie in Veenendaal met 1 hectare. Het regionale convenant vloeit voort uit de in 2010 gemaakte afspraken tussen Rijk, provincies en gemeenten over het gezond houden van huidige terreinen en voorkomen van een teveel aan nieuwe terreinen. Belangrijk onderdeel hierin is de samenwerking tussen gemeenten bij de planning en herstructurering van bedrijventerreinen. In de provincie Utrecht zijn in totaal vier regionale convenanten ondertekend. Tussen gemeente, ondernemers van het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg en Wolfswinkel Reiniging is overeenstemming bereikt over te treffen herstructureringsmaatregelen. Het herstructureringsplan waarin de gemaakte afspraken zijn vastgelegd wordt tegelijkertijd met dit bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde van de provincie Utrecht die herstructurering van het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg als randvoorwaarde stelt voor uitbreiding. De beoogde uitbreiding van Maarsbergen maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan en past dus in het beleid. Structuurnota bedrijventerreinen (2010) In deze structuurnota, vastgesteld door de gemeenteraad in september 2010, worden uitgangspunten geformuleerd die richting dienen te geven aan bepaalde keuzes voor de bedrijventerreinen in de gemeente. Zeker als het gaat om de centrale keuze van deze structuurnota, het al dan niet kiezen voor bundelen van nieuw bedrijventerrein op een of meerdere locaties in de gemeente. Bij de vertaling van de toekomstige economische ontwikkeling naar ruimte voor bedrijven in de gemeente, is ervoor gekozen om in eerste instantie de uitbreiding te zoeken nabij of aansluitend aan bestaande bedrijventerreinen. Dit principe past bij de ambitie het groene karakter in de gemeente de ruimte te geven (Structuurvisie). 37

38 Maarsbergen aangeduid als m ogelijke uitbreidingslocaties bedrijventerreinen. De uitbreiding van bedrijventerrein Maarsbergen past binnen de Structuurnota Bedrijventerreinen. Economisch beleidsplan (2007) Het economisch beleidsplan beschrijft de visie op de economische ontwikkeling in de gemeente en bestaat uit drie delen die elk het product zijn van een stap in het proces van beleidsontwikkeling. In deel 3 van het economisch beleidsplan worden het streefbeeld voor 2020 gepresenteerd en de kernthema's benoemd die in de sectorale structuurnota's verder zullen worden uitgewerkt tot uitvoeringsprogramma's. Bij vrijwel alle sectoren is er een voorkeur voor een scenario van gematigde ontwikkeling met enkele accenten vanuit het scenario voor grootschalige ontwikkeling. Wat de bedrijven/bedrijventerreinen betreft is het stimuleren van woon-/werkcombinaties met maatwerkmogelijkheden ten aanzien van de diverse beroepsgroepen als belangrijk punt bij de klankbordgroep naar voren gekomen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van kleinschalige representatieve bedrijfs- en kantoorruimten bij de kernen voorgestaan, gecombineerd met een intensiever ruimtegebruik op bedrijventerreinen of de vorming van één sterk bedrijventerrein in de gemeente. De dienstverlening richting ondernemers op het gebied van regelgeving, ondernemersloket en accountmanagement wordt tevens veel genoemd als belangrijk aandachtspunt voor de gemeente. In dit bestemmingsplan is waar mogelijk intensief ruimtegebruik mogelijk gemaakt door het verhogen van het maximum bebouwingspercentage, het daar waar mogelijk inwaarts zoneren en specifiek bestemmen van bijvoorbeeld het bedrijf van Wolfswinkel in een hogere milieucategorie. 4.4 Ladder Duurzame verstedelijking Voorliggende ontwikkeling is in het kader van de wettelijke verplichte toets aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' beoordeeld. Om de actuele regionale behoefte te bepalen is eerder door adviesbureau 'Stec Groep' in 38

39 december 2015 een marktanalyse uitgevoerd voor de aspecten wonen, bedrijventerrein en detailhandel waarbij tevens trede 1 van 'de ladder' is beschouwd Deze analyse is door CroonenBuro5 als basis gebruikt voor de rapportage 'Toetsing Ladder duurzame verstedelijking', waarin de verdere toetsing aan de twee resterende treden van de ladder ( bouwen binnen bestaand stedelijk gebied en bouwen buiten bestaand stedelijk gebied) is uitgevoerd. De rapportage 'Toetsing Ladder duurzame verstedelijking' is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. De analyse van de Stec groep is als bijlage aan de rapportage toegevoegd. Hierna volgt de conclusie van de toetsing. Bedrijven Geconcludeerd wordt dat er een marktruimte aanwezig is in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, al dan niet beperkt. Regionaal is er behoefte aan circa 8 hectare netto nieuw bedrijventerrein en binnen de gemeente aan circa 7 hectare netto. Deze verhouding komt met name omdat het op dit moment ontbreekt aan beschikbaar bedrijventerrein in de gemeente. De geplande uitbreiding van bedrijventerrein Maarsbergen- Oost beslaat in totaal ca. 5.7 hectare, waarvan al vaststaat dat 1,6 hectare ingevuld kan worden door verplaatsers. Er bestaat voldoende actuele regionale behoefte om ook de resterende hectares gedurende de planperiode te vullen. Op het bedrijventerrein Maarsbergen-Oost wordt middels de planregels in het bestemmingsplan vestiging van perifere detailhandel niet toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de aanbeveling van het Stec-rapport om hier geen ruimte aan te bieden vanwege het ontbreken van marktruimte. Woningen Geconcludeerd kan worden dat er in de regio een flinke woningbouwopgave ligt van ruim woningen. Ondanks dat dit plangebied qua oppervlakte beperkt is, voorziet het plan gedeeltelijk in zowel een actuele kwantitatieve- als kwalitatieve behoefte in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De gemeente Utrechtse Heuvelrug kent voornamelijk kwalitatieve behoefte in de doelgroep sociaal/starters. Daarnaast zijn er voor de grondgebonden woningen diverse specifieke woningtypen die wenselijk zijn. Het is zaak het bouwplan volgens de meest actuele behoefte op dit punt uit te voeren Conclusie Gezien bovenstaande conclusies blijkt er zowel kwantitatieve als kwalitatieve vraag te zijn naar woningen en bedrijventerreinen in de regio. Perifere detailhandel wordt niet toegestaan binnen het plangebied. Vanuit de toetsing aan trede 2 kan geconcludeerd worden dat het bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om in de volledige actuele regionale behoefte aan bedrijventerreinen en woongebied te voorzien. Daarmee is de noodzaak voor een uitbreidingslocatie aangetoond. In het kader van de duurzame verstedelijking dient een multimodaal ontsloten locatie gevonden te worden. De locatie Maarsbergen-Oost voldoet aan deze criteria door de nabijheid van een auto(snel)weg en de aanwezigheid van een 39

40 buslijn. Aangetoond is dat de gehele ontwikkeling van Maarsbergen-Oost voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. 4.5 Verkeer en parkeren Beleidskader Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan en is een uitwerking van de Nota Ruimte. De Nota Mobiliteit richt zich onder andere op onderstaande punten. Het realiseren van een sterkere economie door de bereikbaarheid te verbeteren. Dit kan bereikt worden door goed functionerende infrastructuurnetwerken en gestroomlijnde overheidsinterventies; De groei van verkeer en vervoer mogelijk maken; Betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van deur tot deur. Hiervoor is een integrale netwerkbenadering noodzakelijk van de nationale, regionale, lokale netwerken van de weg, water en openbaar vervoer; Decentraal wat kan, centraal wat moet; Kaders stellen aan het decentrale beleid. De Nota Mobiliteit geeft aan welke nationale belangen moeten doorwerken in het decentrale verkeers- en vervoerbeleid. Deze centrale kaders gelden voor doorstroming op het rijkswegennet, verkeersveiligheid, transport van gevaarlijke stoffen en (internationale) kaders voor milieu en leefomgeving; Kwaliteit leefomgeving verbeteren. Alle nationale en internationale afspraken op het gebied van emissiereductie voor verkeer en vervoer over spoor, weg en vaarwegen worden nageleefd. Hiervoor zijn innovatie en bronmaatregelen vereist. Samen met de lokale en regionale overheden wordt een extra impuls gegeven aan ontsnippering van leefgebieden van planten- en diersoorten bij wegen en spoor- en waterwegen. Rooilijnen langs Rijkswegen Rijkswaterstaat hanteert het zogenaamde rooilijnenbeleid rondom Rijkswegen. Dit rooilijnenbeleid bestaat uit een bebouwingsvrije zone met aansluitend een overlegzone. De zones gelden zowel voor de hoofdrijbanen als voor de toe- en afritten van de Rijkswegen.Voor de autosnelweg dient een strook aan weerszijden vrij te worden gehouden van bebouwing vanwege: mogelijke toekomstige reconstructies; de mogelijke aanleg van elektronische begeleiding van het wegverkeer; de aanwezigheid of reservering van ruimte ten behoeve van een leidingstrook; het voorkomen van voor de weggebruiker afleidende effecten; het beperken van milieuhinder voor omwonenden. In onderhavig bestemmingsplan is dit niet aan de orde. De A12 is ten zuiden gelegen van 40

41 het plangebied, echter is tussen de rijksweg en het plangebied een spoorlijn gelegen. Hierdoor bestaat geen mogelijkheid voor toekomstige reconstructies en is geen sprake van reservering van ruimte. Gesteld kan worden dat de bebouwingsvrije zone niet van toepassing is voor onderhavig bestemmingsplan. Provinciale Ruimtelijke verordening (Herijking 2016) artikel 1.6 mobiliteitstoets Het doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Dat betekent dat de provincie gewenste ontwikkelingen in een gebied of regio op deze manier kan veiligstellen. In de verordening staan regels waar gemeenten zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moet houden. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016) is in artikel 1.6 de mobiliteitstoets opgenomen. In dit artikel staat dat voor gebieden waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, in de toelichting een beschrijving van het aantal verplaatsingen die die ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben moet bevatten. Indien er uit die beschrijving blijkt dat er sprake is van relatief grote verkeerseffecten, dient een mobiliteitstoets uitgevoerd te worden. De ontsluiting van het nieuwe bedrijventerrein, alsmede het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg, vindt plaats via de Rottegatsteeg en de Griftdijk. De etmaalintensiteit bedraagt daar circa motorvoertuigen per etmaal. Het realiseren van maximaal nieuwe 24 woningen (en het verplaatsen van 1 woning) en het bedrijventerrein betekent dat hieraan in de ochtendspits 193 en in de avondspits 174 motorvoertuig- bewegingen worden toegevoegd. Uit studies blijkt dat na aanpassing van de profielen van de Rottegatsteeg en Griftdijk en de kruising van de Griftdijk met de N226 dit mogelijk is. In paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Er is dan ook geen sprake van ingrijpende verkeerseffecten en het doen van de mobiliteitstoets uit de PRV bestaat geen noodzaak Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan (GVVP) Het GVVP moet leiden tot een duurzaam verkeers- en vervoersysteem met een gezonde en veilige leefomgeving in een groene, bereikbare, economisch gezonde gemeente. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen van enige omvang kunnen in principe nog maar plaatsvinden op goed bereikbare plaatsen. Ieder bouwplan dat vraagt om een bestemmingsplanwijziging moet beschikken over een mobiliteitstoets. Het GVVP gaat in op verschillende aspecten. Hieronder gaan we alleen in op die aspecten die van belang zijn voor de herontwikkeling van het plangebied. De gemeente wil het fietsgebruik meer stimuleren. De gemeente onderscheidt een hoofdfietsnetwerk (voorzien van kwalitatief hoogwaardige verharding, verlichting (eventueel dynamisch) en veilig vormgegeven) en een fietsnetwerk. Binnen het plangebied kan op de nieuwe weg gefietst worden. Hiervoor hoeven geen aparte fietsvoorzieningen gerealiseerd te worden. Dit onderdeel van het fietsnetwerk zal aansluiten op het hoofdfietsnetwerk. Om het fietsen te stimuleren moeten er voldoende fietsparkeerplaatsen 41

42 aanwezig zijn. De gemeente heeft fietsparkeernormen opgelegd bij nieuwe ontwikkelingen voor verschillende functies. Voor woningbouw zijn geen normen bepaald omdat er volgens het bouwbesluit voldoende berging aanwezig moet zijn. Bij nieuwbouw wordt naast een parkeernorm voor auto's ook een parkeernorm voor fietsen opgelegd. Deze norm wordt bij publieksaantrekkende functies streng gehanteerd. Voor bedrijfsterreinen zijn geen normen opgesteld. Fietsparkeren wordt hier op eigen terrein opgelost. Tabel: Fietsparkeernormen GVVP Gemeente Utrechts Heuvelrug Eenheid Centrum Schil/ Overloop gebied Rest bebouwde kom Aandeel bezoekers 100 m 2 bvo 4,5 4,5 4,5 85% (commerciële) 100 m 2 bvo 2,5 dienstverlening met baliefunctie 3,3 3,5 20% 100 m 2 bvo 2,0 2,1 2,5 5% Café/bar/discotheek/ 100 m 2 bvo 7,0 cafetaria 7,0 8,0 90% Restaurant 100 m 2 bvo 2,0 2,0 2,5 50% Sporthal 100 m 2 bvo 11,0 12,5 15,0 95% Sportveld Ha netto terrein 54,0 54,0 95% Dansstudio/ sportschool 100 m 2 bvo 8,0 8,0 10,0 95% Squashbaan 1 baan 3,0 3,0 3,0 90% Tennisbaan 1 baan 6,0 6,0 6,0 90% Golfbaan 1 hole - - 8,0 95% Zwembad 100 m 2 bassin 30,0 33,0 36,0 90% Cultureel centrum/ wijkgebouw 100 m 2 bvo 12,0 12,0 12,0 90% 4,0 4,0 65% Winkels Kantoren zonder baliefunctie 54,0 Arts/maatschap/krui behandelka 4,0 sgebouw/therapeut mer 42

43 Voortgezet en middelbaar onderwijs 1 leslokaal 35,0 35,0 35,0 100% Basisonderwijs 1 leslokaal 15,0 15,0 15,0 100% Religiegebouw 1 zitplaats 0,5 0,5 0,5 100% Om lopen voor alle gebruikers mogelijk te maken, is het niet noodzakelijk dat langs iedere weg binnen de bebouwde kom minimaal aan één zijde een trottoir is. Per dorp dient er een netwerk van goed toegankelijke trottoirs ontwikkeld te worden die alle voorzieningen binnen een dorp op een logische manier met elkaar verbindt. Binnen de verblijfsgebieden, zoals het plangebied, zijn specifieke oversteekvoorzieningen niet nodig en ook niet gewenst. Door de inrichting van het gebied rijden automobilisten met gepaste snelheid. Momenteel is de gemeente goed bereikbaar, alleen tijdens de spits komen diverse knelpunten voor waar de doorstroming minder optimaal is. De A12 is inmiddels verbreed. De gelijkvloerse kruising in Maarsbergen van de N226 met het spoor wordt ongelijkvloersgemaakt. Met deze ingrepen wordt de doorstroming verbeterd. De gemeente kent vier typen wegen: stroomwegen (de A12), gebiedsontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en erftoegangswegen. Een gebiedsontsluitingsweg zorgt voor de aansluiting van een gebied op een stroomweg en verbindt bovendien de dorpen onderling. De wijkontsluitingswegen vormen de schakel tussen de woonwijken en de gebiedsontsluitingsweg. Bij erftoegangswegen is de voornaamste functie het bereikbaar maken van de aanliggende woningen. Het plangebied wordt ingericht met een erftoegangsweg. Bij nieuwbouw moet het parkeren in eerste instantie op eigen terrein worden opgelost. Indien hiervoor geen mogelijkheden zijn, kan het bestaande parkeerareaal in onmiddellijke nabijheid worden uitgebreid. Bij nieuwbouw worden de CROW-normen gehanteerd. Hier wordt de minimale parkeernorm voor een weinig stedelijk gebied gehanteerd. Het parkeren moet binnen het te ontwikkelen gebied worden gerealiseerd Het plan Bereikbaarheid en ontsluiting Als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein en de toevoeging van woningen neemt het verkeersaanbod toe. Dit extra aanbod moet op een adequate en verantwoorde wijze worden verwerkt. Daarom is er verkeerskundig onderzoek gedaan, waaruit blijkt welke maatregelen en ingrepen nodig zijn om te komen tot een goede afhandeling van het autoverkeer. Dit onderzoek wordt hierna beschreven. Met betrekking tot fietsverkeer bestaat het woongebied uit verkeersluwe hofjes waar de fietser, voetganger en auto zich binnen hetzelfde profiel bewegen. Voor de fietsers wordt er langs de gehele ontwikkeling langs de Haarweg een aparte strook aangelegd zoals nu reeds binnen de bebouwde kom van Maarsbergen ook aanwezig is. Ook voor de 43

44 voetgangers is er aan de noordzijde van de Haarweg ruimte voor een loopstrook naar het centrum van Maarsbergen. De nieuwe bewoners maken gebruik van de bestaande openbaar vervoer voorzieningen. En kunnen, net als alle andere bewoners van Maarsbergen gebruik maken van de halte aan de N226. Ontsluitingsroute Door Royal HaskoningDHV is in november 2016 een onderzoek verricht naar de verkeerskundige ontsluiting van de ontwikkeling. Hierna is de samenvatting van het uitgevoerde onderzoek beschreven. De gehele rapportage is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. In een eerder doorgerekende variant voor het Dorpsplan voor 2020 is gebleken dat deze oplossing positief uitwerkt voor de verkeersafwikkeling van Maarsbergen en dat ook het extra verkeer als gevolg van de ontwikkelingen in Maarsbergen - Oost verwerkt kunnen worden, zelfs in de situatie dat er geen knip in de Haarweg wordt aangebracht. Door de verbeterde verkeersafwikkeling trekt de Haarweg echter verkeer weg van de route Rottegatsteeg-Griftdijk. De hoeveelheid verkeer die daarmee gebruik gaat maken van de Haarweg wordt vanwege de verkeersveiligheid en leefbaarheid in de kern Maarsbergen niet wenselijk geacht. Een knip in de Haarweg blijft in dat geval noodzakelijk. Omdat nog geen keuze is gemaakt voor de infrastructuur rond de ongelijkvloerse spoorkruising in de N226 zijn voor de situatie 2030 voor een drietal netwerkvarianten nieuwe simulaties uitgevoerd met een verkeersmodel. Hierdoor wordt aangesloten op de studie die de Provincie Utrecht onlangs uit heeft laten voeren naar de kwaliteit van de verkeersafwikkeling bij toepassing van de verschillende infrastructuurvarianten voor een ongelijkvloerse spoorkruising. Bij de simulaties voor 2030 is uitgegaan van een knip in de Haarweg voor het vrachtverkeer en de aanwezigheid van een VRI op de aansluiting Griftdijk - N226. De simulaties voor de variant Dorpsplan zijn uitgevoerd voor de ochtend- en avondspitsperiode. De conclusies ten aanzien van de verkeersafwikkeling komen overeen met de conclusies uit de Provinciale studie. Verwacht mag worden dat de conclusies van de Westvarianten 1 en 2 voor de ochtendspitsperiode ook in dezelfde richting zullen wijzen. Daarom zijn in het kader van deze studie de simulaties voor de Westvariant 1 en Westvariant 2 uitgevoerd voor de maatgevende avondspitsperiode (maatgevende periode bij de eerdere simulatiestudie uitgevoerd voor 2020). De variant Dorpsplan en de Westvariant 1 laten in de avondspits een robuust netwerk zien. Er ontstaan geen afwikkelingsproblemen voor het verkeer. In de ochtendspits ontstaan er in de variant Dorpsplan voor de kluifrotonde op zowel de noordelijke tak als de zuidelijke tak korte wachtrijen. Deze wachtrij slaat echter niet terug tot de noordelijke 44

45 rotonde bij de Bosweg N226. In Westvariant 2 heeft het verkeer vanaf de Haarweg/Tuindorpweg in de avondspits moeite om de noordelijke rotonde op te rijden. Er ontstaat een lange wachtrij voor het verkeer vanuit Maarn waardoor de afwikkeling van het verkeer uit Maarsbergen ook wordt verstoord. De wachtrij in de avondspits komt overeen met de wachtrij in de Westvariant 2 van de studie die de Provincie Utrecht heeft laten uitvoeren. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling van Maarsbergen Oost extra verkeer genereert, maar dat dit verkeer bij de onderzochte infrastructuurvarianten, met uitzondering van Westvariant 2, goed afgewikkeld kan worden. Hulpdiensten en fietsverkeer kunnen wel over de Haarweg doorrijden. Het verkeer van zowel het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg als de uitbreiding zal, om naar de N226 te rijden, gebruik maken van de Rottegatsteeg en Griftdijk. Omdat het profiel van beide wegen momenteel onvoldoende breed is zodat vrachtwagens elkaar kunnen passeren, zijn ruimtelijke ingrepen aan deze wegen nodig. Daarnaast zijn snelheidsremmende maatregelen, voorzieningen voor fietsers en mogelijk ecologische voorzieningen zoals een dassentunnel nodig. Het wegprofiel van beide wegen wordt 5,5 meter breed, nader uit te werken en afhankelijk van de situatie in het veld. Binnen dit profiel worden aan weerszijden fietssuggestiestroken van 1,5 meter breed in rood asfalt opgenomen. De ontsluiting via de Griftdijk en de Rottegatsteeg vormt de toegangsweg voor de bedrijventerreinen en de woningbouwlocatie en heeft niet de functie en het karakter van een rondweg. De verbreding van de Griftdijk en Rottegatsteeg past in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen. Naast bovengenoemde maatregelen wordt de kruising N226 - Griftdijk aangepast. Dit gebeurt in overleg met en na instemming van de provincie. Vóór de vaststelling van het bestemmingsplan zijn hier afspraken over gemaakt met de provincie. Parkeren Bedrijventerrein Al het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Wonen In het plan is uitgegaan van een parkeernorm (CROW) van 2 parkeerplaatsen per woning voor de vrijstaande en geschakelde woningen en 1,4 parkeer- plaatsen per woning voor de rijwoningen. Hierbij tellen 2 parkeerplaatsen op eigen erf voor de vrijstaande en de twee-onder-één- kapwoningen als 1,3 parkeerplaats indien achter elkaar moet worden geparkeerd, en 1,8 parkeer- plaats indien naast elkaar kan worden geparkeerd. In de volgende tabel is de berekening van het maximaal benodigd aantal parkeerplaatsen 45

46 weergegeven. Type woning Aantal Norm Totaal Vrijstaande / geschakelde woningen 18 2,0 p.p.w. 36 Rijwoningen 6 1,4 p.p.w. 8,4 Totaal 44,4 Op basis van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2009 (GVVP) gaat de gemeente bij het beoordelen van bouwplannen uit van het berekeningsaantal zoals hieronder is aangegeven. Bij de 18 nieuwe vrijstaande en geschakelde woningen (exclusief boswoning ten oosten van het bedrijventerrein) wordt minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd, waarbij uitgangspunt is dat een oprit minimaal 5 meter diep is. In de praktijk zullen waarschijnlijk meer parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, maar daar wordt hier nog geen rekening mee gehouden. Conform de tabel wordt dit theoretisch aantal van 18 parkeerplaatsen met een factor van 0,8 gerekend als 14,4 parkeerplaatsen. Er dienen dan nog 44,4-14,4 = 30 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Voor de rijwoningen is in het plan een parkeerhof van 12 parkeerplaatsen opgenomen. Er dienen dan nog 18 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd te worden. De boswoning krijgt 2 parkeerplaatsen op eigen perceel Conclusie Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied worden nieuwe erfontsluitingswegen aangelegd. Deze worden aangesloten op de Haarweg. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om de nieuwe verkeersbewegingen op te kunnen vangen. Tevens worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Hierdoor voldoet het plan aan de gestelde parkeernormen. Geconcludeerd wordt dus dat wat betreft het aspect verkeer en parkeren er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de ontwikkeling van het plangebied. 4.6 Milieu algemeen Beleidskader Nationaal Milieubeleidsplannen 3 en 4 In het Nationaal Milieubeleidsplan 3 worden doelstellingen ten aanzien van 46

47 milieukwaliteit geformuleerd. Het beleid is gericht op de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van functies en eigenschappen van bepaalde gebieden. Integraal waterbeheer wordt steeds belangrijker bij de inrichting van gebieden. Door de watersysteembenadering worden de verschillende functies (landbouw, natuur en stedelijk gebied) aan elkaar gekoppeld. De waterschappen zijn in algemene zin verantwoordelijk voor het oplossen van lokale en regionale milieuproblemen die te maken hebben met integraal waterbeheer. De gemeente staat als overheid het dichtst bij de burger en heeft daarom een speciale verantwoordelijkheid om de burger bij het milieubeleid te betrekken. NMP 3 blijft ook na het uitkomen van NMP 4 (juni 2001) onverkort van kracht. NMP 4 heeft echter een andere opzet waarbij de beleidshorizon in het jaar 2030 is gelegd, veertig jaar vooruit. Centraal staat daarbij een gezond en veilig leven in een aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten en hulpbronnen uit te putten. Provinciale Milieuverordening 2013 (actualisatie Provinciaal Milieubeleidsplan ) Provinciale Staten hebben op 4 februari 2013 de Provinciale milieuverordening 2013 (PMV 2013) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 mei Op 8 december 2014 is een wijziging op de PMV vastgesteld. De PVM 2013 is een actualisatie van het Provinciaal Milieubeleidsplan , maar dan uitsluitend op het gebied van grondwater en stiltegebieden. De wijzigingen in de PVM 2013 zijn daarom niet van invloed op voorliggend plan. De uitgangspunten van het Provinciaal Milieubeleidsplan zijn daarom van toepassing op dit bestemmingsplan. De milieudruk in Utrecht is hoog. De omvang en hardnekkigheid van milieuproblemen vraagt om inzet en samenwerking van alle betrokkenen. De provincie spant zich dan ook in op het gebied van de leefomgevingkwaliteit: het behouden en herstellen van de milieukwaliteit in de provincie, met luchtkwaliteit en geluidhinder als speerpunten. Hierbij staat de gezondheid van de Utrechtse burgers centraal. Daarnaast wil de provincie door een goede milieukwaliteit te scheppen de voorwaarden scheppen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. Gemeentelijk milieubeleidsplan 'Natuurlijk Duurzaam' Het milieubeleidsplan 'Natuurlijk Duurzaam' is op 24 september 2009 vastgesteld door de Raad. Het plan is op 1 maart 2012 verlengd met 2 jaar tot en met 2014 en is ook momenteel nog van toepassing. Het plan bevat de duurzaamheidambities van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het milieubeleidsplan staan vier pijlers centraal: duurzaamheid; gemeentelijke interne duurzaamheidzorg; klimaat, energie en duurzaam bouwen; 47

48 kwaliteit van de leefomgeving. Het milieubeleidsplan stelt onder andere eisen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Enerzijds op gebouwniveau door het streven naar een verscherpte EPC en het werken met het instrument GPR Gebouw(r). GPR Gebouw geeft per thema een 'rapportcijfer' uiteenlopend van 6 (bouwbesluit niveau/minimaal) tot 10 (zeer goed). Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een GPR-score van gemiddeld minimaal 7, met minimaal een 7 voor het thema energie. Bij zogenaamde 'kansrijke' projecten, waarbij bijvoorbeeld meer dan 50 woningen gebouwd worden of waar de gemeente een grondpositie heeft, geldt een GPR-score van minimaal 8. Anderzijds op omgevingsniveau door het toepassen van gebiedsgericht milieubeleid. Hiertoe zijn er voor de gemeente acht gebiedstypen met bijbehorende ambities (milieukwaliteitprofielen) opgesteld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden deze milieukwaliteitprofielen toegepast Het plan en conclusie In de volgende paragrafen worden de milieuaspecten apart behandeld. Derhalve wordt er in deze paragraaf niet apart ingegaan op deze aspecten Vormvrije m.e.r. beoordeling Besluit milieueffecrapportage Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten het betreft. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Wanneer een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D en de drempelwaarde wordt overschreden, geldt een m.e.r.beoordelingsplicht. Vanaf 1 april 2011 geldt voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarvan de drempelwaarde niet wordt overschreden, de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Gevolg van dat laatste is dat in een ruimtelijk plan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden echter geen vormvereisten; daarom wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd. 48

49 Toetsing ontw ikkeling In onderhavig geval is in het kader van de haalbaarheid van het initiatief onderzoek gedaan naar alle relevante milieuaspecten (zie paragraaf tot en met 4.12). Gebleken is dat de het bedrijventerrein en de woningbouw milieuhygiënisch inpasbaar is en dat kan worden voldaan aan alle wettelijke normen. Er is binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen sprake van een (zeer) gevoelig gebied. Voor het aspect 'groen en natuur' wordt voor verschillende diersoorten ontheffing verleend. De voor de ontheffing noodzakelijke mitigerende maatregelen zullen worden getroffen. Voor het aspect 'groen en natuur' worden verder geen belemmeringen verwacht. In paragraaf 4.9 wordt op dit aspect verder ingegaan. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en uit oogpunt van de milieuhygiënische inpasbaarheid zijn er geen bezwaren. Uit de verrichte onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het verrichten van een m.e.r.-beoordeling is derhalve niet noodzakelijk Bodem beleidskader Besluit ruimtelijke ordening Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd Onderzoek Bodemonderzoek Haarw eg 19 Door Acorius Advies is in oktober 2011 een bodemonderzoek naar de nulsitiatie op 49

50 Haarweg 19 verricht. Hierna zijn de conclusies beschreven. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Nieuwe bovengrondse olieta nk De bij de aanvang van het onderzoek gehanteerde hypothes, dat het terrein ter plaatse van toekomstie bovengrondse tank onverdacht is, wordt verworpen, gezien de licht verhoogde gehaltes in de bovengrond en in het grondwater. Voor de licht verhoogde gehaltes zink en PAK in de bovengrond is geen duidelijke oorzaak aan te geven. De aangetoonde licht verhoogde gehaltes zijn waarschijnlijk gerelateerd aan het algemeen historisch gebruik van de onderzoekslocatie. Het aangetoonde gehalte xylenen in het grondwater is waarschijnlijk gerelateerd aan het algemeen historisch gebruik van de onderzoekslocatie. Ondergrondse olie- en ga sta nks De hypothese voor het verdachte deel ter plaatse van de twee ondergrondse olie-en gastanks wordt verworpen, aangezien in de grond en in het grondwater geen verhoogde gehaltes met minerale olie en/of vluchtige aromaten zijn aangetroffen. Op basis van dit onderzoek wordt geconlcudeerd dat de ondergrondse olie- en gastanks en bijbehorende vulpunten geen verontreiniging van de bodem hebben veroorzaakt. Aanvullend bodemonderzoek Haarw eg 19 In maart 2012 is door Acorius Advies een extra boring geplaatst ter plaatse van het voormalig ontluchtingspunt. De bijbehorende analyseresultaten zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Geconcludeerd wordt dat tijdens het zetten van de boring geen olie-waterreactie is waargenomen. Verkennend bodemonderzoek Haarw eg 17 en 19 Door Grontmij is in februari 2015 een verkennend bodemonderzoek verricht op de percelen Haarweg 17 en 19. De conclusies zijn hierna beschreven. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoeks- locatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor het perceel 552 opgestelde hypothese 'onverdachte locatie' juist is. De voor de percelen 69, 553 en 459 opgestelde hypothese 'onverdachte locatie', is strikt genomen niet juist. Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese. Wat betreft de aangetoonde asbest en de (half)verharding wordt opgemerkt dat deze 50

51 weliswaar onder de Interventiewaarde ligt maar dat bij een eventuele verwijdering van deze verharding hier rekening mee gehouden moet worden. Geadviseerd wordt vanwege de geplande bouw van woningen om voorafgaand hieraan een nader asbestonderzoek uit te voeren. Het heeft de voorkeur om dit te doen nadat de sloopwerkzaamheden zijn afgerond. Verkennend bodemonderzoek Haarw eg 21 Door Grontmij is in februari 2015 een verkennend bodemonderzoek verricht op het perceel Haarweg 21. De conclusies zijn hierna beschreven. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese onverdachte locatie, strikt genomen niet juist is. Gezien het gehalte aan PAK in boring D14 (halfverharding) de Interventiewaarde niet overschrijdt is het niet noodzakelijk om een nader onderzoek te verrichten. Omdat er in de geanalyseerde puinhoudende laag geen asbest is aangetoond wordt een vervolg onderzoek naar asbest niet noodzakelijk geacht. Aanvullend bodemonderzoek Haarw eg 52 Door Acorius Advies is in juli 2011 een aanvullend bodemonderzoek verricht op perceel Haarweg 52. De conclusies zijn hierna beschreven. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Op de locatie is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd met als doel de reeds eerder aangetoonde olie verontreinigingen te actualiseren en een aantal deellocaties aanvullende te onderzoeken. Uit de resultaten blijkt dat ter plaatse van de deellocaties 5,7, 8 en 10 geen sprake is van een verontreiniging met olie in zowel de vaste bodem als het grondwater. De deellocaties 1-2, 3, 4, 6 en 9 zijn wel verontreinigd. Hier dient ontgraven te worden. Alleen ter plaatse van deellocaties 9 is het zinvol om in de ontgraving een drain te leggen alvorens men de ontgraving weer aanvult. Aangezien voor geen van de verontreinigingen de norm van 25 m 3 sterk verontreinigde grond en/of 100 m 3 sterk verontreinigd grondwater wordt overschreden is er geen sprake van ernstige bodemverontreiniging. Evaluatie bodemsanering Haarw eg 52 Door Acorius Advies is in oktober 2012 een bodemsanering op minerale olie bij 4 deellocaties verricht op perceel Haarweg 52. Het evaluatierapport is als bijlage bij het 51

52 bestemmingsplan opgenomen. De aanleiding was een aantal op de locatie aangetoonde kleine verontreinigingen met minerale olie. De saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd volgend het plan van aanpak. In totaal is ca. 51 m 3met olie verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd. Na het verwijderen van verontreinigingen in de grond voldoet de bodem aan de gestelde kwaliteitseisen voor de nieuwe functieklasse en zijn vanuit de beoogde bodemkwaliteit geen belemmeringen meer voor de voorgenomen ontwikkeling Conclusie en aanbevelingen Voor de locatie Haarweg 17 wordt geadviseerd een nader onderzoek naar asbest in de puinverharding en onder het puinpad uit te voeren. Op deze locatie worden woningen gebouwd. Een nader onderzoek geeft meer duidelijkheid over de aanwezigheid van asbest. De halfverharding (Haarweg 17 en 21) kan niet zonder meer verwijderd en afgevoerd worden. Voor de gronden ter plaatse van Haarweg 21 wordt geen vervolg onderzoek noodzakelijk geacht. Er worden geen belemmeringen verwacht ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit. Uit het onderzoek voor Haarweg 52 bleek dat voor de gronden ter plaatse van Haarweg 52 sanering diende plaats te vinden alvorens deze geschikt zouden zijn voor het toekomstige gebruik. Deze sanering heeft inmiddels plaatsgevonden (zie bijlage Evaluatierapport bodemsanering Haarweg 52). In het plangebied komt bebouwing voor van voor In zijn algemeenheid verdient het de aanbeveling voor het gehele plangebied dat wanneer sprake is van sloop van een bouwwerk van voor 1 januari 1994, het nodig is dat een asbestinventarisatie wordt uitgevoerd. Op perceel E551 (noordelijk van Haarweg 19) is geen bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het bestemmingsplan blijkt dat op dit perceel geen woningen gebouwd gaan worden. Toch wordt geadviseerd om een bodemonderzoek uit te voeren om te bepalen of verontreinigingen aanwezig zijn, omdat op het naastgelegen perceel immers asbest is aangetroffen (puinpad). Om uit te sluiten dat dit aanwezig is op het perceel E551 wordt geadviseerd om bodemonderzoek uit te voeren om het risico te bepalen om zekerheid te hebben dat er geen verontreinigingen aanwezig. Asbestinventarisatie is niet noodzakelijk in het kader van het bestemmingsplan. In het kader van de sloop echter wel. In deze inventarisatie wordt opgenomen waar asbestonderzoek zal worden uitgevoerd. De kosten hiervan zijn in beeld gebracht Geluid Beleidskader Wet Geluidhinder De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, door spoorwegverkeer, 52

53 en/of door inrichtingen (industrielawaai) het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen en ziekenhuizen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader te bepalen hogere grenswaarde. Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies (woningen) toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen en gezoneerde industrieterreinen op een bepaalde afstand van de nieuwe geluidsgevoelige functie. Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te geven in het akoestisch klimaat van de nieuwe geluidsgevoelige bestemming. Gemeentelijk milieubeleidsplan In het milieubeleidsplan ''Utrechtse Heuvelrug Natuurlijk Duurzaam'' heeft de gemeente ten aanzien van geluid de volgende doelen gesteld: In de gemeente is het op sommige plekken stiller dan wettelijk geregeld. Daar wil de gemeente deze hoge kwaliteit ook behouden. In andere gebieden is de geluidkwaliteit slechter dan passend is bij het karakter van het gebied. Hier streeft de gemeente naar het verbeteren van de geluidkwaliteit. Een groot deel van de gemeete is stiltegebied. Dit wil de gemeente behouden. Het doel is het behouden van de geluidkwaliteit in de gemeente en waar mogelijk te verbeteren. De gemeente kan hogere geluidsniveaus bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen echter niet altijd voorkomen. In de beleidsregel hogere waarden zijn voorwaarden geformuleerd waarbinnen de gemeente deze hogere waarden toestaat. De uitvoering wordt voor een deel door de Wet geluidhinder opgelegd en voor een deel door de gemeente ingvuld. Het beleid wordt gebruikt bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingplan, het nemen van een projectbesluit en de aanleg of reconstructie van een weg. Beleidsregel hogere grenswaarden De gemeente draagt zorg voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in situaties waar geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden niet kunnen worden voorkomen. Hiervoor stelt de gemeente duidelijke kaders voor ruimtelijke plannen en maakt ze de uitvoering tot het vaststellen van hogere waarden transparant. Het College van B&W heeft daarom de beleidsregel hogere waarden Wgh vastgesteld. In deze beleidsregel worden randvoorwaarden genoemd voor het toestaan van hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde. De voorwaarden zijn geformuleerd als eis of als inspanningsverplichting. De belangrijkste aspecten hieruit zijn: geluidsluwe gevel (eis): de woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau; Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen; 53

54 indeling woning (inspanningsverplichting): de woning heeft per etage minimaal één verblijfsruimte aan de zijde van de geluidsluwe gevel; buitenruimte (inspanningsverplichting): indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten, dan is er minimaal één gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel niet meer dan 5 db hoger zijn dan bij de geluidsluwe gevel; maximale ontheffingswaarde voor weg- en railverkeerslawaai (inspanningsverplichting): de gemeente verleent voor binnenstedelijke situaties geen hogere waarden hoger dan de voorkeurswaarde plus 10 db; 'dove' gevels: dit zijn bouwkundige constructies zonder te openen deuren/ramen (artikel 1b lid 5a). Industrielawaai In de nabijheid van het plangebied is bedrijvigheid gesitueerd. In een dergelijk geval moet worden onderzocht of op de planlocatie een acceptabel woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en of in de omgeving gelegen bedrijven niet in hun bedrijfssituatie worden belemmerd. Het aspect industrielawaai is beschouwd in paragraaf Onderzoek Tauw heeft in opdracht van Wolfswinkel Reiniging een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling aan de noordzijde van de Haarweg, op het terrein van Wolfswinkel Reiniging en Heuvelrug Wonen te Maarsbergen. Hierna zijn de conclusies van het door Tauw in mei 2016 opgestelde akoestisch onderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Samenvatting en conclusies De ruimtelijke ontwikkeling betreft het opzetten van een nieuwbouwplan. Daarvan wordt één vrijstaande woning op het voormalig campingterrein aan de zuidzijde van de Haarweg gerealiseerd. Het bestemmingsplan is gelegen binnen de geluidszones van de Rottegatsteeg, Haarweg, Rijksweg A12 en van de nabijgelegen spoorweg. Hoewel de Haarweg en de Rottegatsteeg deels een 30 km/uur weg is en daardoor geen wettelijke geluidzone kent, is de geluidbelasting van de gehele weg in het kader van de ruimtelijke onderbouwing wel inzichtelijk gemaakt. Het akoestisch onderzoek richt zich op de gevelbelasting ten gevolge van de drie bovengenoemde wegen en de spoorweg. Per bron wordt getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh). Daarnaast is voor de bronnen, die een geluidbelasting veroorzaken die hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde, de gecumuleerde geluidbelasting bepaald. Het akoestisch onderzoek is tevens uitgevoerd ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing. Het wettelijke kader hierbij wordt gevormd door de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Bouw plan ten noorden van de Haarw eg 54

55 De geluidbelasting van de Rottegatsteeg (30 en 60 km/uur) is met 48 db gelijk aan de voorkeursgrenswaarde van 48 db. Voor het deel van de Rottegatsteeg met de snelheid van 60 km/h is de maximale geluidbelasting getoetst aan de Wet geluidhinder. De maximale geluidbelasting is met 47 db op de voorbeeldverkaveling lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 db. De geluidbelasting van de Haarweg (30 en 60 km/uur) is met 51 db hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 db. Gezien de geringe overschrijding van 2 á 3 db vormen de Rottegatsteeg en Haarweg geen belemmering voor de woningbouw en is het bouwplan vanuit een goede ruimtelijk ordening mogelijk. Voor het deel van de Haarweg met een snelheid van 60 km/h is de hoogste geluidbelasting getoetst aan de Wet geluidhinder. De maximale geluidbelasting is met maximaal 36 db lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 db. De maximaal berekende geluidbelasting ten gevolge van de Rijksweg A12 is met 56 db hoger dan de voorkeursgrenswaarde en hoger dan de maximaal toelaatbare grenswaarde. Voor railverkeer geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 db. De geluidbelasting afkomstig van het railverkeer is maximaal 57 db op de randen van het bestemmingsplanvlak aan de oostzijde. Woning op campingterrein De geluidbelastingen op de woning op het voormalige camping (Haarweg) is apart beschouwd aangezien de woning vervangende nieuwbouw betreft. De geluidbelasting ten gevolge van de Rottegatsteeg is lager dan voorkeursgrenswaarde. De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt overschreden door de Haarweg (60 km/h) met een geluidbelasting van 52 db op de zuidzijde van het bestemmingsplanvlak. De geluidbelasting ten gevolge van de Rijksweg A12 is op de zuidzijde van het bestemmingsplanvlak met 59 en 60 db hoger dan de maximaal toelaatbare grenswaarde. De geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer bedraagt maximaal 69 db. Deze maximale berekende geluidbelasting is op een hoogte van 4.5 en 7.5 meter hoger dan de voorkeursgrenswaarde en hoger dan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 68 db in de Wet geluidhinder en 65 db in het geluidbeleid. Om de nieuwbouw mogelijk te maken dient de gemeente ontheffing te verlenen. Voor de wegen met een geluidbelasting hoger dan voorkeursgrenswaarde, dient de procedure van het gemeentelijk geluidbeleid te worden gevolgd. Voor de woning op het voormalige campingterrein zijn tevens dove geveldelen nodig, aangezien de geluidsbelasting van de Rijksweg A12 hoger is dan maximaal toelaatbare grenswaarde. Relevantie plangebied Er dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de benodigde gevelwering van de nieuw te realiseren woningen conform de gestelde eis in het bouwbesluit wat betreft het binnenniveau. Om de binnenwaarde-eis van 33 db te waarborgen zijn gevelisolatiewaardes van 21 tot 28 db benodigd. Voor de woning op het campingterrein (Haarweg 52) dient de zuidgevel als een dove gevel te worden uitgevoerd. Hierbij dient rekening te worden gehouden bij het opstellen van de bouwaanvraag. 55

56 Voor wegen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zijn bron- en overdrachtsmaatregelen berekend. Voor de Haarweg is voor de woning op het campingterrein een bronmaatregel, dunne deklagen type B, berekend. Voor de Haarweg is de maatregelvariant voldoende effectief om de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden op te lossen. Hierdoor heeft de woning tevens een geluidluwe gevel aan de noordzijde. Het betreft echter wel vervangende nieuwbouw, waardoor van de eis tot geluidluwe gevel kan worden afgeweken. Het wegdek van de Rijksweg A12 is voorzien van een dubbele laag ZOAB. Hierdoor is voor de Rijksweg A12 geen bronmaatregel berekend. Voor de spoorlijn is geen bronmaatregel berekend. Voor de Rijksweg A12 is een schermmaatregelvariant berekend met een hoogte van 3 meter parallel langs de rijksweg over een lengte van 700 meter. Het toepassen van een geluidscherm met een hoogte van 3 meter heeft een geluid reducerend effect van 1 tot 3 db. Deze maatregel is niet voldoende effectief om alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde te laten voldoen. Voor de spoorlijn is tevens een overdrachtsmaatregel berekend. Voor de overdrachtsmaatregel is een geluidscherm geplaatst langs de spoorlijn met een lengte van 650 meter en een hoogte van 2 meter. De overdrachtsmaatregel is voor de woningen binnen het bestemmingsplan voldoende effectief om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidsbelasting op de woning op het campingterrein ten gevolge van het railverkeer is met 56 db hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Voor het bestemmingsplan moet per bestemmingsplanvlak met een overschreden grenswaarde een hogere waarde worden aangevraagd. Om te zorgen dat de nieuwe woningbouw een goed woon- en leefklimaat heeft is in de regels opgenomen dat bij iedere woning ten minste 1 dove gevel aanwezig dient te zijn. Bij het verlenen van de omgevingsverguning dient aangetoond te worden dat elke woning op elke verdieping een gevel heeft waar de geluidsbelasting vanwege verkeerslawaai lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 db Lden Conclusie Indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het kader van de aanvraag hogere waarden, zijn geen akoestische belemmeringen voor deze ontwikkeling te verwachten Luchtkw aliteit Beleidskader Wet Luchtkwaliteit De Wet luchtkwaliteit (onderdeel van de Wet milieubeheer) beschermt mensen tegen luchtverontreiniging. Hierin zijn onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) vastgesteld. De Wet Luchtkwaliteit en bijbehorende besluiten en regelingen noemt gevoelige 56

57 bestemmingen (zoals scholen en kinderdagverblijven) en maakt onderscheid tussen projecten die in betekende mate en niet in betekende mate (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging worden meegenomen in de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Gemeentelijk milieubeleidsplan In het milieubeleidsplan "Utrechtse Heuvelrug Natuurlijk Duurzaam" heeft de gemeente ten aanzien van lucht het doel gesteld dat de luchtkwaliteit in de gemeente blijvend wordt verbeterd om de gezondheid van bewoners te beschermen tegen de effecten van luchtverontreiniging, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen. In het kader van het verbeteren van de luchtkwaliteit heeft de gemeente de wens uitgesproken om verkeersaantrekkende objecten langs de A12 te concentreren, mits in combinatie met mitigerende maatregelen ter plaatse. Dit is nodig om de rest van de gemeente te ontlasten. Daarnaast zijn er maatregelen om het gebruik van fiets en openbaar vervoer te stimuleren om een betere luchtkwaliteit te krijgen Onderzoek Tauw heeft in opdracht van Wolfswinkel Reiniging een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling aan de noordzijde van de Haarweg op het voormalige Wolfswinkel terrein te Maarsbergen. De ruimtelijke ontwikkeling betreft het uitbreiden van een bedrijventerrein en het realiseren van 25 woningen. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Wet luchtkwaliteit. Hierna zijn de conclusies van het door Tauw in april 2016 opgestelde luchtkwaliteitsonderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. De effecten op de luchtkwaliteit worden inzichtelijk gemaakt met de NSL-monitoringstool en de NIBM-tool ( niet-in-betekenende-mate ). Met de NSL-monitoringstool 2015 ontstaat inzicht in de luchtkwaliteit in de nabijheid van het plangebied voor verschillende referentiejaren. Daarbij wordt inzicht gegeven in de achtergrondconcentraties en het effect van het bestaande verkeer. Met de NIBM-tool, versie maart 2015, wordt een worst-case berekening gedaan van het extra effect van de verkeersaantrekkende werking op de concentraties NO2 en PM10 (voor Luchtkwaliteit relevante componenten) door het beoogde plan. Door deze werkwijze te hanteren kan worden vastgesteld of wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Tevens wordt inzicht gegeven of er wel of geen sprake is van een niet in betekenende mate bijdrage door het plan. Om een worst case schatting te maken van de effecten op luchtkwaliteit worden andere voorgenomen ontwikkelingen rondom het plangebied ook meegenomen. Daarin opgenomen zit het vrachtverkeer van en naar het bestaande bedrijventerrein dat door een knip in de Haarweg in de toekomst ontsloten zal worden via de Rottegatsteeg/Griftdijk richting de N

58 De verkeerscijfers zijn bepaald door Royal HaskoningDHV en aangeleverd door de opdrachtgever. Ten gevolge van de ontwikkeling (inclusief realisatie toekomstige bedrijven) zal het volgende aan extra verkeer gegenereerd worden: Personenauto's: per etmaal Vrachtauto's: 251 per etmaal De bijdrage aan de luchtkwaliteit ten gevolge van de ontwikkelingen zijn doorgerekend in de NIBM-tool versie maart De uitkomst is berekend voor jaartal 2015 met worstcase rekenparameters. Uit de tool wordt berekend dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit voor NO2 in betekenende mate bijdraagt en PM10 concentraties niet in betekende mate bijdraagt (NIBM-grens = 1,2 µg/m3 voor NO2 en PM10) aan de luchtkwaliteit. De berekening laat zien dat het extra verkeer maximaal 4,23 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie NO2. Voor de concentratie PM10 zal het verkeer maximaal 0,49 µg/m3 bijdragen. Om te beschouwen of de gecumuleerde concentraties voldoen aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit wordt het planeffect opgeteld bij de GCN-concentraties (Generieke Concentratiekaarten Nederland) uit de NSL-monitoringstool. In de GCN-concentratie is onder andere de bijdrage van de A12, uitgesmeerd over 1-bij-1 km vak, opgeteld bij de achtergrondconcentratie. Voor jaartal 2015 bedraagt de GCN-concentratie voor NO2 21,2 µg/m3 en voor PM10 22,0 µg/m3. De totale concentratie, waarbij het planeffect wordt opgeteld bij de GCN-concentraties bedraagt voor NO2 en PM10 zodoende respectievelijk 25,4 µg/m3 en 22,5 µg/m3. De concentraties voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3 voor NO2 en PM10. Zelfs wanneer het planeffect bij de totale concentraties van het rekenpunt langs de A12 wordt opgeteld wordt voldaan aan de jaargemiddelde concentraties. De totale concentraties bestaan uit de achtergrondconcentratie plus lokaal de bijdrage van de A12. De totale concentraties NO2 en PM10 bedragen 25,7 µg/m3 en 22,5 µg/m3. Rekening houdend met het planeffect zullen de concentraties NO2 en PM10 respectievelijk 29,9 en 23,0 µg/m3 bedragen. Zelfs in deze zeer worstcase benadering zullen de grenswaarden NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit niet overschreden worden. Per 1 januari 2015 moet ook voldaan worden aan de PM2.5 grenswaarde van 25 µg/m 3 jaargemiddeld. Gezien de totale concentratie van PM2.5 slechts 14,1 µg/m3 bedraagt en gezien de PM10 bijdrage (waar de fractie PM2.5 in is opgenomen) ten gevolge van het plan 0,5 µg/m3 bedraagt is te verwachten dat de PM2.5 niet hoger zal zijn dan 14,6 µg/m3. Voor zowel NO2, PM10 als PM2.5 worden geen grenswaarden overschreden. De verwachting is daarom dat de gewenste ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1a (geen overschrijding van de totale concentraties) van de Wet luchtkwaliteit. 58

59 Actualisatie onderzoek In april 2017 is door Tauw het in maart 2015 uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek geactualiseerd. Deze actualisatie is als Bijlage 24 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen Conclusie De conclusie uit de actualisatie van het luchtkwaliteitsonderzoek is dat op basis van de laatst beschikbare monitoringstool (2016) de planbijdrage, de gewijzigde inzichten in de NSL-waarden voor de jaren 2015, 2020 en 2030 niet zullen leiden tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de stoffen NO2, PM10 en PM2,5 uit titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer. De conclusie is ten opzichte van die uit het onderzoek uit 2015 niet gewijzigd Bedrijven en milieuzonering Beleidskader VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die is opgenomen in de bijlage bij de regels. De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' Plan De uitbreiding van het bedrijventerrein heeft invloed op de bestaande en nieuw te bouwen woningen in de omgeving van het bedrijventerrein. Milieuzonering heeft betrekking op het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen functies die overlast geven en functies die gevoelig zijn voor overlast. Door afstanden tussen deze functies aan te brengen worden conflictsituaties vermeden. Bedrijventerrein 59

60 Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009 gebruikt. Deze brochure geeft richtafstanden voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van specifieke situaties kan onderbouwd afgeweken worden van de richtlijnen. Aan de hand van de richtafstanden worden bedrijven in zogenaamde milieucategorieën ingedeeld. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden voor het omgevingstype rustige woonwijk en 'gemengd gebied' opgenomen. Gezien de ligging van het gebied langs het bestaande spoor en de rijksweg in de nabijheid van een bedrijventerrein is het plangebied aan te merken als een gemengd gebied. Om te voorkomen dat de woningen hinder ondervinden van de bedrijvigheid, is op basis van deze afstanden een kaart opgesteld die inzichtelijk maakt welke bedrijfscategorieën (maximaal) op welke locatie kunnen worden toegestaan. Inwa a rtse milieuzonering De kaart met inwaartse zonering is bij de opstelling van het bestemmings- plan de basis voor een indeling van het terrein naar maximale milieucategorie. Indien een bedrijf met een hogere milieucategorie dan aangegeven op de kaart zich wil vestigen, dan moeten maatregelen worden genomen om het goede woon- en leefklimaat voor de woningen in 60

61 de omgeving te garanderen. In het plangebied zijn voornamelijk bedrijven uit categorie 1 tot en met 4.1 toegestaan vanwege de nabijheid van woningen nabij de bedrijventerreinen. Gezien de ligging van Wolfswinkel Reiniging (categorie 4.1) dicht op bestaande woningen heeft dit bedrijf specifieke maatregelen getroffen voor het bestaande bedrijf op bedrijventerrein Ambachtsweg en zal dit ook doen voor de uitbreiding op het nieuwe bedrijventerrein. In het kader van de ontwikkeling is daarom ook nader onderzoek gedaan naar de inpasbaarheid van Van Wolfswinkel op het bedrijventerrein. Op het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg bevindt zich een aantal bedrijfswoningen. Voor deze woningen kan worden uitgegaan van een hogere toegestane milieubelasting dan voor reguliere woningen, maar het is niet in alle gevallen realistisch om (zeer) zware bedrijven op korte afstand van bedrijfswoningen te vestigen. In de VNG-brochure is aangegeven dat (nieuwe) gevoelige functies, zoals bedrijfswoningen, in het algemeen niet gewenst zijn in gebieden waar bedrijven uit categorie 3.2 en hoger zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan omdat deze grote beperkingen opleggen aan de algemene toelaatbaarheid en bedrijfsvoering van bedrijven in de directe omgeving hiervan. Afwijkingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste twee hogere categorieën dan de algemeen toelaatbare categorieën toe te staan, mits deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten uit de algemeen toelaatbare milieucategorieën. Met de afwijkingsbevoegdheid van ten hoogste twee categorieën wordt een wijziging van bijvoorbeeld milieucategorie 3.1 naar 4.1 bedoeld (2 stappen), en niet van bijvoorbeeld 3.1 naar 5.1 (twee volledige categorieën). Ruimte op bedrijventerreinen De milieuzonering op de bedrijventerreinen is uitgewerkt op zoneringsniveau. Per perceel is straks te zien welke milieucategorie maximaal aanvaardbaar wordt geacht. De gemeente Utrechtse Heuvelrug streeft een optimale invulling van de bedrijventerreinen na. Voor het aspect milieuhinder betekent dit dat de bedrijven met een hogere milieucategorie ook op de locaties gevestigd worden waar deze het beste passen. Uit het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' blijkt dat bij bedrijventerrein Ambachtsweg de meeste "milieuruimte" is gelegen op ruime afstand van de woonbebouwing. In de zonering van het bestemmingsplan bedrijventerreinen is voor Ambachtsweg rekening gehouden met de nieuwbouwwoningen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Hierna is de invloed op de woningbouw beschreven. Woningbouw 61

62 De te projecteren woningen aan de Haarweg liggen op een afstand van circa 30 meter van het bestaande bedrijventerrein Ambachtsweg en binnen het invloedsgebied van Wolfswinkel Reiniging. Daarom is door Royal Haskoning-DHV in september 2016 een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of het bedrijventerrein Ambachtsweg en Wolfswinkel Reiniging, inclusief uitbreiding, akoestisch inpasbaar is. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Hierna zijn de conclusies weergegeven. Er is voor de beoordeling onderscheid gemaakt in het geluid van Wolfswinkel en de beschouwing van de overige bedrijven op het te projecteren woongebied langs de Haarweg. Geluid Wolfswinkel In het onderzoek zijn de activiteiten van Van Wolfswinkel getoetst aan de geluidnormen uit het activiteitenbesluit en de richtlijnen uit de VNG-uitgave. Uit de resultaten blijkt dat zowel ter plaatse van de woningen gelegen op het bedrijventerrein en ter plaatse van de woningen gelegen buiten het bedrijventerrein op werkdagen wordt voldaan aan respectievelijk de geluidnormen in het Activiteitenbesluit en de richtwaarden voor een rustige woonwijk in de VNG-uitgave voor het LAr,LT en het LAmax. De geluidniveaus op zondagen voldoen ruimschoots. De nieuwe inrichting, inclusief uitbreiding, van Wolfswinkel is hiermee akoestisch inpasbaar op het bedrijventerrein. Amba chtsweg 23. Kwalitatieve beschouwing overige bedrijven Op de gronden nabij het te projecteren woongebied worden bedrijven toegelaten tot en met milieucategorie 2 en 3.1 in de zin van de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering, met een richtafstand tot een rustige woonwijk van 30 respectievelijk 50 meter. Aan deze richtafstanden wordt voldaan, zodat van het bedrijventerrein Ambachtsweg en de daarop aanwezig bedrijven in beginsel geen relevante (geluid)hinder is te verwachten. Voor het perceel Ambachtsweg 2 gaat een maatbestemming gelden. De akoestisch relevante onderdelen van dit bedrijf zijn gunstig georiënteerd en deels afgeschermd gelegen ten opzichte van de geprojecteerde woningen. Van dit bedrijf is dan ook geen relevante geluidhinder te verwachten. 62

63 Conclusie In dit bestemmingsplan is aan de hand van de uitgewerkte milieuzonering, die is vertaald in een algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Tevens is daarmee bereikt dat toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen vestigen in het plangebied wanneer zij vallen binnen de algemeen toelaatbare categorieën, dan wel in het kader van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg Geuronderzoek De gemeente moet de verwachte geurhinder voor de toekomstige situatie bepalen. Hiertoe wordt de voorgrond- en achtergrondbelasting van geur in het gebied berekend. Met de voor- en achtergrondbelasting kunnen geurhinderpercentages worden bepaald Beleidskader Er is geen vaste normstelling voor het beoordelen van de geurconcentraties. Op grond van onderzoeksgegevens uit de Handreiking geurhinder en veehouderij ( kan het percentage gehinderden worden berekend. Vanuit het landelijke geurbeleid (brief van de Minister van VROM van 30 juni 1995) zijn de volgende hinderniveaus vastgesteld: een richtwaarde voor geurhinder van 12% geurgehinderden, een boven waarde van 20% geurgehinderden en een streefwaarde van 3 % geurgehinderden, wat overeenkomt met geen hinder. Hoewel de veehouderijsector niet zonder meer te vergelijken is met de industrie wordt voor normering van geurhinder afkomstig van agrarische bedrijven veelal aangesloten bij deze waarden. Hierbij wordt binnen de bebouwde kom een waarde van 12 % geurgehinderden (redelijk goed) en buiten de bebouwde kom 20 % geurgehinderden (matig) als grens gezien van de toegestane geurhinder. Bij de beoordeling van de geursituatie wordt de voorgrond- en achtergrondbelasting beschouwd. Aanvullend wordt beoordeeld of de veehouderijen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. In dat kader wordt voor de nabijgelegen veehouderijen een inschatting gemaakt in hoeverre de bedrijven blijvend kunnen voldoen aan de normering uit de Wgv (Wet geurhinder en veehouderij). De Wgv maakt onderscheid tussen de ligging van geurgevoelige objecten binnen of buiten de bebouwde kom en de ligging binnen of buiten een concentratiegebied. De gemeente Utrechtse Heuvelrug is gelegen in concentratie gebied I (volgens Meststoffenwet bijlage I). De norm voor de geurbelasting in de gemeente Utrechtse Heuvelrug bedraagt 3 odour units per kubieke meter lucht ter plaatse van geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 14 Oue/m3 buiten de bebouwde kom. In dit onderzoek wordt uitgegaan dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de bebouwde kom valt. 63

64 Onderzoek Hierna zijn de conclusies van het door Tauw in april 2016 opgestelde geuronderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Door middel van V-stacks is de achtergrondbelasting van de veehouderijen berekend. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in het plangebied een hinderpercentage van maximaal 6 % wordt berekend. Een dergelijke belasting kan als goede milieukwaliteit worden gekwalificeerd. Voor de voorgrondbelasting worden drie grotere veehouderijen apart beschouwd. Het gaat om de veehouderijen op de adressen Rottegatsteeg 3, Haarweg 25 en Griftdijk 11 en deze bevinden zich op meter afstand tot aan het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat de betreffende veehouderijen niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast. Tevens wordt geconcludeerd dat ook door de voorgrondbelasting sprake is van een goede milieukwaliteit Conclusie De voorgrond- en achtergrondbelasting ten gevolge van de veehouderijen binnen een straal van twee kilometer vanaf het plangebied kan beoordeeld worden als een goed leefklimaat. De bedrijven worden ook niet aangetast in hun bedrijfsvoering. Geconcludeerd wordt dat vanuit oogpunt van geur geen sprake is van belemmeringen voor de beoogde planvorming Externe veiligheid Beleidskader Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen. Voor wat betreft de twee risicobronnen is de relevante wet- en regelgeving vastgelegd in: De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (circulaire) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) voor wat betreft de DPO-leiding met Kerosine, gelegen in de berm ten zuiden van de Haarweg Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde 64

65 plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicorelevante inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is het basisnet opgenomen waar het vervoet van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor plaatsvindt. Met het basisnet is een duurzaam evenwicht gecreëerd tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en externe veiligheid. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen komt dit tot uiting in plafondwaarden die worden gesteld aan het transport van GF3 (LPG). Voor de ruimtelijke ordening gelden vaste veiligheidszones. Buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. 65

66 Onderzoek Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een tweetal risicobronnen, namelijk het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 en een DPO-leiding met kerosine. De externe veiligheidsrisico s voor het plangebied als gevolg van de risicobronnen worden berekend door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) per risicobron. Hierna zijn de conclusies van het door Tauw in maart 2015 opgestelde externe veiligheidsonderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. QRA transport gevaarlijke stoffen over de A12 Pla a tsgebonden risico Omdat de A12 deel uitmaakt van het Basisnet weg hoeft het plaatsgebonden risico niet te worden berekend, maar gelden vaste afstanden (veiligheidszones) gemeten vanaf het midden van de weg. De veiligheidszone voor dit wegvak bedraagt 0 meter en vormt daarmee geen belemmering voor het plan. Groepsrisico Het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie niet toe ten opzichte van de huidige situatie en is in beide situaties ruim beneden de oriëntatiewaarde gelegen en vormt daardoor geen belemmering voor de realisatie van het plan. QRA DPO-leiding Pla a tsgebonden risico Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar ter hoogte van de planlocatie. Dit betekent dat wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde uit het Bevb voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de planrealisatie. Groepsrisico Omdat het aantal slachtoffers kleiner is dan 10, is er formeel geen sprake van een groepsrisico. De fn-curve is voor zowel de huidige als toekomstige situatie ruim beneden de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico gelegen. Als gevolg van het plan wijzigt het groepsrisico niet. Omdat er formeel geen sprake is van een groepsrisico, is een verantwoording niet noodzakelijk Overige aspecten Gemeentelijke routering Voor de gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente Utrechtse Heuvelrug een 66

67 routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren. Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is (door het lokale karakter van het transport) dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn. Transport van gevaarlijke stoffen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Bedrijven die va llen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De risicokaart toont geen inrichtingen in de omgeving van het plangebied welke onder het BEVI vallen. Elektroma gnetische stra ling. Er zijn in de directe omgeving geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de indicatieve magneetveldzones tot het plangebied reiken. Uit de gegevens op de website blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken Actualisatie onderzoek In april 2017 is door Tauw het in maart 2015 uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek geactualiseerd. Deze actualisatie is als Bijlage 24 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Er zijn nog steeds twee risicobronnen geïdentificeerd, namelijk de buisleiding langs de Haarweg en de Rijksweg A 12 voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook ligt er een spoortraject in de buurt, het traject Arnhem-Utrecht. Hierover worden echter geen gevaarlijke stoffen vervoerd en heeft dus geen invloed op de ontwikkeling. Voor de buisleiding is de wetgeving niet veranderd en geldt de conclusie uit het rapport van Voor de Rijksweg A12 geldt dat sinds 1 april 2015 het Basisnet van kracht is geworden. Het wettelijk kader van het Basisnet is vastgelegd in de Wet Basisnet en de Regeling Basisnet. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, over weg, water en spoor. Met het Basisnet wordt een evenwicht voor de lange termijn gecreëerd tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. 67

68 In de regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels gelden voor de ruimtelijke ontwikkeling. Met het Basisnet is nog een nieuw begrip geïntroduceerd, het PAG ofwel het plasbrandaandachtsgebied. Hiermee wordt voor Basisnet routes waarover substantiële hoeveelheden brandbare vloeistoffen vervoerd (kunnen) worden, een zone van 30 meter naast de infrastructuur geïntroduceerd. In die zone gelden op grond van het Bouwbesluit 2012 aanvullende bouweisen aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling ligt in de buurt van wegvak U11 (A12: AFRIT 22 (Maarsbergen) - afrit 23 (Veenendaal). De Basisnet gegevens voor dit wegvak zijn als volgt vastgelegd. Het PR-plafond voor de A12 is 0 meter, het GR plafond 82 meter, er is sprake van een PAG en er zijn 4000 GF3 transporten. De minimale afstand van de weg (gemeten vanaf het midden van de weg) tot aan de ontwikkeling bedraagt 330 meter. De ontwikkeling valt dus buiten het PR- en GR-plafond en ook het plasbrandaandachtsgebied (deze is wettelijk vastgesteld op 30 meter). Conform het Beleid externe veiligheid transportroutes dienen bestemmingsplannen binnen 200 meter van een transportroute beoordeeld worden op basis van verwachte personendichtheid en de verandering hiervan. Dit is niet van toepassing en vereist geen aanvullende berekeningen van het groepsrisico. Het rapport van 2015 heeft het groepsrisico wel berekend, maar op basis van de veranderingen in het Basisnet, is dat nu niet meer noodzakelijk Conclusie Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van het aspect externe veiligheid te verwachten Duurzaamheid Beleidskader Algemeen Het Rijk, de provincies en de gemeenten leveren inspanningen om klimaatverandering te voorkomen. Hiervoor nemen zij allerlei maatregelen. Voor klimaat en energie heeft de Tweede Kamer de volgende doelen vastgesteld: De uitstoot van broeikasgassen verminderen met 30% in 2020 (t.o.v. 1990); Het tempo van de energiebesparing versnellen, van 1% naar 2% per jaar; Het aandeel duurzame energie omhoog brengen van 2% naar 20% in Lente-akkoord Energiezuinige Nieuwbouw Vanaf 2020 is het realiseren van energieneutrale gebouwen met het tekenen van het Lente akkoord afgesproken (EPC= 0,0). Let wel: dit geldt alleen voor gebouwgebonden energie. 68

69 Gebruikersenergie is hierin niet meegenomen. Bouwbesluit De wettelijke eisen aan nieuwbouw staan in het bouwbesluit. De eisen zijn per 1 januari 2015 aangescherpt en gelden als volgt: Minimale isolatiewaarden (Rc) voor dichte uitwendige scheidingsconstructies, per onderdeel van de schil - 4,5 voor gevel, 6 voor het dak en 3,5 voor de vloer; Een gemiddelde u-waarde van maximaal 1,65 W/m2K voor ramen (glas en kozijn) en deuren. Daarnaast geldt een maximale u-waarde van 2,2 W/m2K voor ramen, deuren en kozijnen; Een maximale EPC waarde afhankelijk van het type gebouw. De EPC dient berekent te worden middels de EPG methodiek. Voor woningen is dit 0,4, voor de industriefunctie geldt geen EPC eis; Een Milieuprestatie Gebouw (MPG). Deze verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2. EnergiePresta tiecoëfficiënt (EPC) Door de wetgeving wordt nieuwbouw steeds energiezuiniger. In het Bouwbesluit is nu een EPC opgenomen van 0,4. De gemeente Utrechtse Heuvelrug telt ongeveer bestaande woningen. Daarvan zijn er ruwweg 5000 in het bezit van woningcorporaties. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft de ambitie om in 2035 voor het volledige grondgebied, een klimaat neutrale gemeente te zijn. Vooral bij nieuwbouw of renovaties zijn er goede mogelijkheden om te verduurzamen. Zeker ook gezien het feit dat de verwachting is dat voor 2035 alleen al voor de woningen er 1350 worden bijgebouwd. Voor de gemeentelijke ambities wat betreft nieuwbouw geldt dat deze naar verwachting halverwege 2017 geactualiseerd, maar volgen nog uit het milieubeleidsplan van Deze ambities zijn geformuleerd als een aanscherping van de EPC-eis en een minimale score met GPR ( De gemeente Utrechtse Heuvelrug stelt het gebruik van GPR Gebouw gratis beschikbaar. Voor een licentie kan contact op worden genomen met de heer Erwin Mikkers van de Omgevingsdienst regio Utrecht via e.mikkers@odru.nl of Er wordt dan een gebruikersnaam en wachtwoord toegestuurd. Hiermee kan de initiatiefnemer gratis en vrijblijvend inloggen op Milieuprestatie Gebouw (MPG): Vanaf 2013 geldt vanuit het Bouwbesluit de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van 69

70 een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen (groter dan 100 m2 ). GPR Gebouw Om te meten hoe energiezuinig en duurzaam gebouwen zijn, gebruikt de gemeente het instrument GPR Gebouw. GPR Gebouw bestaat uit de thema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Per thema krijgt een gebouw een rapportcijfer. Bouwen volgens het huidige bouwbesluit levert in principe een GPR Gebouw score van 6. Het maximale cijfer is een 10. De gemeente gebruikt dit instrument vaak bij het formuleren van nieuwbouwbeleid. Nieuwbouw moet gemiddeld een 7,0 scoren op de thema's van de GPR Gebouw, met minimaal een 7,0 voor het thema energie. Duurzaam bouwen kan niet worden afgedwongen met het bouwbesluit. Om deze reden maakt de gemeente afspraken met projectontwikkelaars en woningcorporaties. Provinciaal beleid Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie In dit beleid wordt ingegaan op ruimtelijke maatregelen inzake de klimaatverandering en anderzijds energiebesparing door het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. Het beleid is gericht op het stimuleren hiervan bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ingezet wordt op het ruimtelijk mogelijk maken van opwekking en distributie van duurzame energie. Daarnaast geldt de provinciale ambitie om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Hierbij gaat het om zowel CO2-reductie alsook het onafhankelijk zijn van de beperkt beschikbare fossiele brandstoffen. Bij gebiedsontwikkelingen wordt daarom gestreefd naar zelfvoorzienendheid voor energie. Om deze reden geldt bij verstedelijking, renovatie, herstructurering, transformatie en uitbreiding de voorwaarde dat omschreven wordt op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en de inzet van duurzame energie. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (4 februari 2013) behorende bij de structuurvisie is dan ook (in artikel 3.1 lid 3) als eis aan ruimtelijke plannen opgenomen dat binnen het stedelijk gebied de toelichting op het ruimtelijk plan een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Tot ruimtelijke plannen behoren onder meer bestemmingsplannen, beheersverordeningen, of afwijking hiervan via omgevingsvergunning. Onderhavig plangebied behoort niet tot het stedelijk gebied. Formeel geldt deze provinciale eis dan ook niet. Echter, het plan kan wel gezien worden als verdere verstedelijking van de kern Maarsbergen. Het lijkt daarom goed om alsnog te voldoen en een paragraaf inzake duurzaamheid op te nemen welke het gevraagde inzicht 70

71 geeft. Gemeentelijk milieubeleidsplan Tria s Energetica Duurzaamheid is een belangrijk thema binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In 2035 wil de gemeente klimaatneutraal zijn. Om dit te bereiken maakt de gemeente gebruik van de Trias Energetica. Dit is een leidraad die de voorkeursvolgorde aangeeft voor de maatregelen die genomen kunnen worden om het gebruik van eindige energie terug te dringen: Beperken van de energiebehoefte. De gemeente wil zo zuinig mogelijk omgaan met energie, door bijvoorbeeld goed geïsoleerd te bouwen, zuinig in te kopen, vaker te kiezen voor de fiets en dergelijke; De energievraag die dan nog overblijft wordt zoveel mogelijk ingevuld met duurzame energie. De gemeente wil maatregelen nemen die de productie van duurzame energie in de gemeente verhogen en bijdragen aan de productie van duurzame energie elders; Eindige energiebronnen efficiënt gebruiken (hoog rendement). De eindige energie die de gemeente nog zal gebruiken, na de eerste twee maatregelen, wordt gecompenseerd door te participeren in Goldstandard energieprojecten. Deze projecten dragen actief bij aan het voorkomen van de uitstoot van broeikasgassen en aan armoedebestrijding. Per gebiedstype zijn via een zogenaamd milieukwaliteitsprofiel doelen gesteld aan de EPC, EPL en GPR-score van nieuwbouw projecten. Voor het onderhavig plangebied geldt het milieukwaliteitsprofiel 'Wonen buiten centrum'. Bij dit milieukwaliteitsprofiel streeft de gemeente voor nieuwbouw een 25% scherpere EPC na dan wettelijk verplicht is. Per 1 januari 2015 streeft ze naar een EPC = 0,30. Daarnaast wordt gestreefd naar een minimale gemiddelde GPR Gebouw score van 7. Bodemenergie De gemeente heeft in 2015 de Nota Bodemenergie, Beleid & Uitvoering vastgesteld. Het ontwikkelgebied Maarsbergen is hierin aangeduid als een locatie waar open bodemenergie-systemen zeer kansrijk zijn. Om te voorkomen dat het rendement van deze systemen negatief beïnvloed wordt door kleine gesloten systemen wordt de gemeenteraad gevraagd de locatie in een verordening aan te wijzen als interferentiegebied. Het college kan voor de interferentiegebieden beleidsregels opstellen om de toepassing van bodemenergiesystemen te ordenen. In de beleidsregels zal worden opgenomen, dat grote bodemenergiesystemen voorrang hebben op kleine systemen en dat collectieve systemen de voorkeur verdienen boven individuele systemen. De beleidsregels treden in werking zodra de raad de betreffende gebieden als interferentiegebied heeft aangewezen. 71

72 Klimaatverandering, gezondheid en veiligheid Voor een duurzame leefomgeving is het belangrijk dat we rekening houden met de veranderingen die op ons afkomen. Een belangrijk onderdeel hiervan is de verandering van het klimaat en de steeds beperkter wordende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. We willen in ons beleid hiermee rekening houden en er op inspelen door enerzijds ruimtelijke maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat we beter om kunnen gaan met de klimaatverandering en anderzijds energiebesparing en het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. Hierbij vinden we het ook belangrijk dat de leefomgeving gezond, veilig en aantrekkelijk blijft. We stimuleren het meenemen van deze aspecten bij ruimtelijke ontwikkeling Het plan en conclusie Bij de herontwikkeling van het plangebied worden maximaal 24 nieuwe woningen en de verplaatsing van een woning gerealiseerd. Deze zullen voldoen aan de wettelijke vereisten op het gebied van duurzaamheid. De uitbreiding van het bedrijventerrein is met name bedoeld voor de verplaatsing van bedrijven die momenteel elders in de gemeente 'knel' zitten en/of overlast veroorzaken. De verplaatsing van deze bedrijven draagt bij aan de leefbaarheid in de kernen van de gemeente. Bovendien voldoet de nieuwbouw van deze bedrijven aan de meest recente eisen van het Bouwbesluit. Ook op die manier wordt op het gebied van duurzaamheid een kwaliteitsslag gemaakt. 4.7 Kabels en leidingen Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd: gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen; aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch; defensiebrandstoffen; warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch Onderzoek en conclusie In de paragraaf externe veiligheid is reeds ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante leiding. In het plangebied zijn naast deze leiding geen andere planologisch relevante leidingen gelegen. De betreffende leiding wordt door middel van een dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding en hiermee planologisch geborgd. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat. 72

73 4.8 Water Beleidskader Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet, het Nationaal Waterplan en de Wet gemeentelijke watertaken. Europees en Rijksbeleid Waterbeleid voor de 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Waterwet De watersysteembenadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning. Nationaal Waterplan De minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken hebben op 10 december 2015 het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van het Nationaal Waterplan Het waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in 73

74 de planperiode , met een vooruitblik richting Met dit waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streven we naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. Wet gemeentelijke watertaken Per 1 januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken van kracht geworden. Met de komst van deze wet is de wettelijke zorgplicht voor de inzameling van het stedelijk afvalwater uitgebreid met twee nieuwe zorgplichten: de zorgplicht voor afvloeiend hemelwater en voor grondwater. Daarnaast zijn alle gemeenten verplicht om voor 2013 een verbreed gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen, waarin deze nieuwe zorgplichten zijn opgenomen. Provinciaal beleid Bodem-, Water- en Milieuplan (BWM-Plan) Het Bodem-, Water- en Milieuplan (BWM-plan) legt het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vast voor de periode Het BWM-plan richt zich op vier belangrijke maatschappelijke opgaven: waterveiligheid en wateroverlast, schoon en voldoende oppervlaktewater, ondergrond en leefkwaliteit stedelijk gebied. Vanaf 2016 is al het bodem-, water en milieubeleid in één integraal plan opgenomen. De opgaven vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van dit plan. Het plan zal straks dienen als een bouwsteen voor de Omgevingsvisie." Provinciaal Waterplan De provincie richt zich in de toekomst op duurzame en robuuste watersystemen en het borgen van bestaande kwaliteiten. Duurzame en robuuste watersystemen zijn nodig voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- een leefomgeving. In het waterplan worden drie hoofdthema's onderscheiden: Veiligheid: met aandacht voor preventie, gevolgenbeperking en rampenbeheersing bij overstromingen; Kwaliteit en kwantiteit: met aandacht voor voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater en water voor de natuur; Gebruik en beleving: met aandacht voor mooier water, veilig vaar- en zwemwater. Bij het waterplan hoort het Deelplan Kaderrichtlijn Water (KRW). Hierin staan de 74

75 provinciale kaders voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de maatregelen die genomen (moeten) worden ten aanzien van het grondwater. Het plangebied bevindt zich in het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. De provinciale belangen voor dit infiltratiegebied staan beschreven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Voor het infiltratiegebied geldt het principe Nee, tenzij. Dit betekent dat als op de gronden functies worden gerealiseerd die uit oogpunt van grondwaterkwaliteit minder gewenst zijn, een integrale afweging moet plaatsvinden en inzichtelijk moet worden gemaakt hoe emissies naar het grondwater moeten worden voorkomen. Voor andere ontwikkelingen moet in het bestemmingsplan ten minste een watertoets uitgevoerd worden. Voor het waterbeheer in het stedelijk gebied gelden de volgende doelstellingen: Een voor bebouwing en infrastructuur gewenste grondwaterstand om zakking te voorkomen en droge voeten te behouden; Verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem; Streven naar het waar mogelijk afkoppelen bij nieuwbouw of herinrichting in bestaande wijken, tenzij grondslag of inrichting het niet toelaat, bijvoorbeeld als uitvloeisel van de integrale afweging voor de Utrechtse Heuvelrug; Op de Utrechtse Heuvelrug moet integraal beoordeeld worden op welke wijze het hemelwater afkomstig van verhardingen afgevoerd wordt. De opties zijn afkoppelen, infiltreren in de bodem, lozen op het oppervlaktewater of aansluiting op het riool; Regionaal beleid Geactualiseerde leidraad afkoppelen Utrechtse Heuvelrug De Utrechtse Heuvelrug biedt goede mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater. De heuvelrug herbergt echter een groot grondwaterreservoir, dat een belangrijke rol speelt voor de drinkwaterwinning. De provincie Utrecht stelt daarom strenge eisen aan de kwaliteit van het te infiltreren regenwater. In november 2015 is daarom door de Provincie Utrecht, HDSR, Waterschap Vallei en Eem, Vitens en een groot aantal gemeenten op de heuvelrug een convenant ondertekend, waarin de randvoorwaarden voor het afkoppelen op de Heuvelrug zijn opgenomen. Volgens dit convenant mag: het afstromend regenwater van verontreinigde locaties (waaronder bedrijventerreinen) niet worden geïnfiltreerd; het afstromend regenwater van beperkt verontreinigde terreinen (waaronder parkeerterreinen van 4 plaatsen of meer) na zuivering oppervlakkig worden geïnfiltreerd; het afstromend regenwater van (beperkt) schone oppervlakten zonder voorwaarden worden geïnfiltreerd. 75

76 Beleid Waterschap Vallei & Veluw e Waterbeheerprogramma ; Waterschap Vallei en Veluwe Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei & Veluwe. In het Waterbeheerprogramma heeft Waterschap Vallei & Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van het waterschap voor de komende zes jaar. Het waterschap geeft zijn taken vorm in drie programma's: veilige dijken: in dit programma wordt veiliggesteld dat het waterschap zijn beheersgebied beschermt tegen overstroming van buitenwater. in dit geval de Eem en de Randmeren. voldoende en schoon water: dit programma gaat over de wijze waarop het watershcap omgaat met zichtbaar oppervlaktewater en de nog veel grotere hoeveelheid onzichtbaar grondwater in het beheersgebied. Het doel van het programma is dat het water beschikbaar is, dat het van goede kwaliteit is en dat het water geen overlast veroorzaakt. zuivering afvalwater: dit programma houdt in dat het waterschap gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld, adequaat zuivert voordat het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Dit heeft als doel dat de kwaliteit van het oppervlaktewater zo min mogelijk wordt beinvloed. Hiermee zal dit programma essentieel bijdragen aan het totale waterbeheersplan. Gemeentelijk beleid Waterplan Heuvelrug Het Waterplan Heuvelrug is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, voormalig Waterschap Vallei & Eem, Vitens (de waterpartners) en de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, gericht op een gezond en veerkrachtig watersysteem. Planuitvoering moet leiden tot een hogere gebruikswaarde en belevingswaarde van het water. Daarnaast dient het waterplan bij te dragen aan de bewustwording van water bij burgers en ondernemers. Het waterplan Heuvelrug richt zich vooral op de stedelijke kernen en de directe omgeving ervan. Belangrijke punten uit het waterplan zijn: afkoppelen en infiltreren van regenwater: de zandige Utrechtse Heuvelrug biedt veel mogelijkheden voor infiltratie van water van nieuwe bebouwing en bestaande bebouwing in de grond; beleving en cultuur: de landgoederen en Stichtse Lustwarande zijn beeldbepalend, en water vervult daar een eigen functie in; natuur en ecologie: op allerlei plaatsen kunnen de natuur en ecologie in en om het water verbeterd worden. Eerst moet gekeken worden welk water hierin een 76

77 belangrijke functie vervult; beheer en onderhoud: het is nodig om het beheer van watergangen en dat van erlangs gelegen wegen goed op elkaar af te stemmen. Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan is op 26 juli 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het rioleringsplan geeft de gemeente aan hoe zij invulling geeft aan de gemeentelijke taak van het aanleggen, beheren en onderhouden van het riool. Daarnaast is in het rioleringsplan de nieuwe zorgplicht opgenomen voor afvloeiend hemelwater en voor grondwater. Met betrekking tot de verschillende zorgplichten stelt de gemeente de volgende doelen. Stedelijk a fva lwa ter 1. Inzameling van stedelijk afvalwater, dat binnen het gebied is geproduceerd. 2. Transport van ingezameld stedelijk afvalwater naar de zuiveringsinstallatie. 3. Voorkomen van ongewenste vuilemissie naar oppervlaktewater, grondwater en bodem. Hemelwa ter 1. Inzameling van het afvloeiend hemelwater afkomstig van: a. verhard oppervlak in de openbare ruimte; b. dakoppervlak van nieuwbouw en herbouw, voor zover hemelwater redelijkerwijs niet op eigen terrein verwerkt kan worden; c. dak- en terreinverharding van bestaande bebouwde percelen. 2. Verwerking van het ingezameld hemelwater. 3. Voorkomen van ongewenste vuilemissie naar oppervlaktewater, grondwater en bodem. Grondwa ter Streven naar een gemiddeld hoogste grondwaterstand van ten minste 0,7 m onder de as van de weg. Er is sprake van structureel te hoge grondwaterstanden als de gemiddeld hoogste grondwaterstand gedurende drie tot vijf aaneengesloten jaren hoger is dan de gewenste grondwatersituatie en wanneer dit tot aantoonbare overlast leidt Onderzoek Watertoets In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets verplicht bij gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten. De watertoets is een procesinstrument, waarbij het waterschap, de gemeente en de initiatiefnemer onderlinge afstemming zoeken. Door Aveco de Bondt is in 77

78 mei 2016 een watertoets opgesteld. Deze watertoets is, met akkoord van het waterschap, als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusie is hierna opgenomen. Voorkeursbeleid hemel- en afvalw ater In de toekomstige situatie zal geen versnelde afvoer van het regenwater plaats vinden. Voor de toename aan verhard oppervlak wordt compenserende waterberging aangelegd volgens de trits vasthouden, bergen, afvoeren. Dit betekent dat de voorkeur uit gaat naar een bovengrondse afvoer (al dan niet in combinatie met een bermpassage). Afvoer regenwa ter Hemelwater van particuliere verharding dient op eigen terrein opgevangen en verwerkt te worden. Hemelwater van de openbare verharding moet binnen het plangebied middels wadi s of ITriolering worden geïnfiltreerd. Afvoer a fva lwa ter De vuilwaterriolering van het plangebied kan mogelijk worden aangesloten op de bestaande vuilwaterriolering in de Haarweg. Invloed op de w aterhuishouding Bij de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein en de woningen neemt het verhard oppervlak met circa respectievelijk 5,7 en 0,3 ha (totaal 6,0 ha) toe. In de huidige situatie bestaat een groot deel van het plangebied uit bos. Hierdoor komt niet alle neerslag tot afstroming. Een deel van het hemelwater verdampt of wordt opgenomen door de boomwortels. In de toekomstige situatie stroomt het hemelwater via de verharde oppervlakken naar een infiltratievoorziening en infiltreert in de bodem. Hierdoor neemt de grondwateraanvulling binnen het plangebied in de toekomstige situatie toe. De kans dat, als gevolg van extra infiltratie, grondwateroverlast optreedt in de omgeving van het plan, is met name aan de noordzijde van de Haarweg aanwezig. De verwachte GHG ligt rond 0,5 tot 0,6 m onder maaiveld en de freatische grondwaterstroming is noord gericht. Om te voorkomen dat grondwateroverlast optreedt, wordt geadviseerd om ten noorden van de Haarweg het nieuwe plan, met circa 30 cm, op te hogen en om een greppel langs de Haarweg aan te leggen. De vloerpeilen van de nieuwe woningen dient minimaal 30 cm boven het straatpeil van de Haarweg te liggen. Voor de bestaande bebouwing ten westen van het plangebied wordt geen toename van de kans op grondwateroverlast verwacht. De GHG ligt hier diep genoeg en de grondwaterstroming is noord gericht. 78

79 Verwacht wordt dat de gevolgen voor de grondwaterstanden ter plaatse van het landgoed, aan de zuidzijde van de snelweg A12, verwaarloosbaar zijn. De reden hiervoor is dat in het zuidelijk deel van het plangebied meer infiltratie gaat plaats vinden dan in de huidige situatie. Dit betekent dat er per saldo sprake is van een infiltratietoename. Waardoor de kans op verdroging ter plaatse van het landgoed, als gevolg van de ontwikkeling, niet wordt beïnvloed Conclusie En zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de (grond)waterhuishouding. Uit metingen zijn de grondwaterstanden in het plangebied bekend, de resultaten hiervan zijn opgenomen in de bijlagen bij het bestemmingsplan. Eén meetronde is in de winter uitgevoerd en representeert waarden die overeenkomen met GHG. De tweede, met twee peilbuizen ten zuiden van de Haarweg uitgebreide, meetronde is gedaan in september. Deze meetwaarden geven een GLG situatie weer. De maaiveldhoogtes zijn nauwkeurig ingemeten ten opzichte van NAP. Hiermee is een goede indruk verkregen van de GHG op het plangebied ten zuiden van de Haarweg. Uit de maaiveldhoogte en de berekende GHG waarde blijkt dat de huidige drooglegging ten zuiden van de Haarweg tussen de 1,4 en 1,7 meter onder maaiveld ligt. De droogleggingseis van 0,7 m minus maaiveld wordt hier ruim gehaald zonder dat er aanpassingen aan de grondwaterhuishouding nodig zijn. Ten noorden van de Haarweg ligt de GHG waarschijnlijk rond 0,5 tot 0,6 m onder maaiveld. En voldoet daarmee niet aan de gewenste ontwateringsdiepte van 0,7 m onder de as van de weg en onder vloerpeil. Hier zijn maatregelen nodig om overlast te voorkomen. Deze maatregelen bestaan uit het licht ophogen van het plangebied (30 centimeter). Hiermee wordt de gewenste ontwateringsdiepte gehaald. 4.9 Groen en natuur Beleidskader Natuurbeschermingswet, Habitat- en/of Vogelrichtlijn, Flora- en faunawet, Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur Sinds 1 januari 2017 zijn is de bovenstaande wetgeving vervangen door de Wet natuurbescherming en wat de Ecologische hoofdstructuur (EHS) betreft door het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Omdat de uitgevoerde ecologische onderzoeken op basis van het wettelijk kader van voor 1 januari 2017, de Flora- en Faunawet, zijn uitgevoerd en materieel in de Wet natuurbescherming dezelfde belangen en doelen worden gediend, is alleen in de tekst onder beleidskader "Flora- en Faunawet" vervangen door "Wet natuurbescherming". Daar waar in de tekst van het ontwerp bestemmingsplan ''EHS'' wordt genoemd, is de tekst vervangen door ''NNN''. 79

80 Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met bestaande natuurwaarden. De natuurbeschermingswetgeving vanuit de Europese Vogelen Habitatrichtlijn is in de Nederlandse situatie gescheiden in soortenbescherming en gebiedsbescherming. Het wettelijk kader voor de soortenbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming, die bescherming biedt aan vrijwel alle voorkomende diersoorten en sommige plantensoorten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van de Wet natuurbescherming; voorafgaand aan de ontwikkeling dient te zijn getoetst of er sprake is van effecten op één of meer strikt beschermde soorten. Is dit het geval, dan moet er een ontheffing worden aangevraagd. Voor sommige strikt beschermde diersoorten zijn aan het toekennen van deze ontheffing strenge eisen verbonden. Voor andere beschermde diersoorten is ontheffing niet mogelijk. Naast soortenbescherming heeft de Wet natuurbescherming betrekking op jacht en de handel in dieren en planten. Dit is in het kader van het bestemmingsplan niet relevant. Gebiedsbescherming vindt eveneens plaats in het kader van de Wet natuurbescherming. De bescherming van de natuurwaarden heeft gevolgen voor het gebruik in en rondom dit gebied. Activiteiten, plannen en projecten moeten vooraf worden getoetst op hun effecten op de natuur, waarbij ook de externe werking van een ingreep op het beschermde gebied en de aanwezige waarden getoetst dient te worden. De afstand van de externe werking is afhankelijk van de ingreep. Als er sprake is van ingrepen die een (significant) effect hebben op het betreffende beschermde gebied zal er een vergunning moeten worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de provincie. Het Natuur Netwerk Nederland (NNN) bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. De begrenzing van het NNN is een provinciale taak. Het NNN wordt in provinciale ruimtelijke plannen uitgewerkt; ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. Het NNN is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelsniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het 'nee, tenzij'-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dat niet volstaat te compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden, het liefst in of nabij het aangetaste gebied. Ook financiële compensatie is mogelijk. 80

81 4.9.2 Onderzoek Haarw eg Door Van den Bijtel ecologisch onderzoek is in november 2014 de rapportage 'Ecologisch onderzoek voormalige camping Maarsbergen en percelen Haarweg 17-19' opgesteld. Hierna zijn de conclusies opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Plangebied en het Natuur Netw erk Nederland Het plangebied ligt buiten de Natuur Netwerk Nederland (NNN), maar grenst in het oosten en uiterste westen aan terreinen die onderdeel zijn van de NNN. Actuele natuurw aarden In het plangebied zijn 398 plantensoorten vastgesteld. Op de voormalige camping zijn 369 soorten waargenomen; op en langs de randen van de percelen Haarweg zijn 193 soorten vastgesteld. Drie soorten (prachtklokje, ruig klokje en wilde marjolein) zijn strikter beschermd (Tabel 2 van de AMvB art. 75). Omdat de groeiplaatsen van deze soorten niet als natuurlijke groeiplaatsen binnen het natuurlijke verspreidingsgebied kunnen worden aangemerkt - de groeiplaatsen komen voort uit aanplant - is deze bescherming niet van toepassing. In het plangebied komen ten minste 170 soorten paddenstoelen voor; 165 op de voormalige camping en 70 op de percelen Haarweg Twee soorten, gele ridderzwam en voorjaarskluifzwam, zijn als bedreigd op de Rode Lijst opgenomen. In het onderzoeksgebied zijn 21 soorten zoogdieren vastgesteld. Negen soorten, waaronder zes soorten vleermuizen, zijn strikter beschermd. Van de ruige en gewone dwergvleermuis zijn in het gebied verblijfplaatsen vastgesteld. Van de eekhoorn zijn op de voormalige camping veel nesten aangetroffen. In het plangebied zijn 52 broedvogelsoorten vastgesteld. Op de voormalige camping zijn 45 soorten vastgesteld; op en langs de randen van de percelen Haarweg zijn 26 soorten vastgesteld. In het plangebied komen vijf broedvogelsoorten voor waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (buizerd, havik, sperwer, ransuil en huismus). Alleen van havik, sperwer en huismus zijn in het plangebied nesten aangetroffen. In het plangebied komen drie soorten reptielen (hazelworm, levendbarende hagedis, ringslang) voor, die alle strikter beschermd zijn en in hun voorkomen beperkt zijn tot de voormalige camping. In het plangebied komen vijf soorten amfibieën voor. Van deze soorten is alleen de poelkikker strikt beschermd. De poelkikker is alleen aangetroffen in de wateren op de voormalige camping. In het onderzoeksgebied zijn 19 soorten dagvlinders vastgesteld. Geen van deze soorten is beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. In het onderzoeksgebied zijn 25 soorten waterjuffers en libellen waargenomen. Geen 81

82 van de soorten is beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. In het onderzoeksgebied zijn negen soorten sprinkhanen vastgesteld. Geen van deze soorten is beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. Flora- en Faunaw et, natuurtoets In het plangebied zijn dertien strikter beschermde soorten aangetroffen. Elf van de aangetroffen soorten (vleermuizen, boommarter, das, hazelworm, ringslang en poelkikker) zijn opgenomen in Tabel 3 van de AMvB art. 75 ; twee soorten (eekhoorn en levendbarende hagedis) zijn opgenomen in Tabel 2 (toelichtende brochure; LNV 2005). Daarnaast zijn alle aanwezige broedvogels strikt beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. Er komen in het plangebied vijf broedvogelsoorten voor waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Realisatie van de plannen zal voor de watervleermuis, de ruige dwergvleermuis, de rosse vleermuis, de laatvlieger en de gewone grootoorvleermuis niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal voor de gewone dwergvleermuis leiden tot het verdwijnen van de zomer- en paarverblijven in de voormalige beheerderswoning en de bedrijfshal, en tot het verdwijnen van een mogelijk winterverblijf in de voormalige beheerderswoning. Uitvoering van de plannen zal dientengevolge leiden tot het verdwijnen van vaste rusten verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en daarmee tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Voor de gewone dwergvleermuis zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd. Realisatie van de plannen zal leiden tot het vernietigen en de permanente inkrimping van het leefgebied van de eekhoorn. Bovendien zal een groot aantal nesten worden vernietigd. Dit betekent dat de plannen zullen leiden tot het verstoren of vernietigen van verblijfplaatsen of belangrijke foerageergebieden. Een en ander houdt in dat voor deze soort de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet worden overtreden. Voor de eekhoorn zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora en Faunawet moeten worden aangevraagd. Realisatie van de plannen zal voor de boommarter en de das niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Als werkzaamheden die sterk ingrijpen op het terrein, zoals het kappen van bos, het verwijderen van beplanting en het bouwrijp maken van de gronden, worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels, bij voorkeur in de nazomer, herfst en/of de eerste helft van de winter (december en januari), zullen voor broedvogels de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. In het plangebied zijn geen horsten van de buizerd aanwezig en het is niet aannemelijk dat realisatie van de plannen zal leiden tot een wezenlijke aantasting van de functionaliteit van de nabijgelegen horsten. Realisatie van de plannen zal voor de buizerd derhalve niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- 82

83 en Faunawet. Door realisatie van de plannen zal een jaarrond beschermd nest van de havik, inclusief de horstboom, verdwijnen. Ook zal het omringende bos, een geschikt broedhabitat, en een deel van het jachtgebied worden vernietigd. Het vernietigen van het jaarrond beschermde nest en de nestboom leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Voor de havik zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd. Met de sloop van gebouwen zullen ca. 20 nestplaatsen van huismussen verloren gaan. Het vernietigen van de jaarrond beschermde nest(plaats)en van huismussen leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Voor de huismus zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd. Realisatie van de plannen zal voor de ransuil en de sperwer niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal leiden tot het verdwijnen van een groot deel van het leefgebied van de hazelworm, inclusief vaste rust- en verblijfplaatsen, waarmee de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet zullen worden overtreden. Voor de hazelworm zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora en Faunawet moeten worden aangevraagd. Realisatie van de plannen zal voor de levendbarende hagedis niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal leiden tot het verdwijnen van een groot deel van de foerageer- en rustgebieden en van mogelijke overwinteringslocaties van de ringslang, inclusief vaste rust- en verblijfplaatsen. Dit zal tot gevolg hebben dat de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet worden overtreden. Voor de ringslang zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora en Faunawet moeten worden aangevraagd. Realisatie van de plannen zal leiden tot het verdwijnen van een voortplantingslocatie en van een groot deel van de foerageer- en rustgebieden en overwinteringslocaties van de poelkikker. Dit zal tot gevolg hebben dat de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet worden overtreden. Voor de poelkikker zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora en Faunawet moeten worden aangevraagd. Voor zeven strikter beschermde soorten, te weten gewone dwergvleermuis, eekhoorn, havik, huismus, hazelworm, ringslang en poelkikker, zal realisatie van de plannen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Het gaat hierbij met name om overtreding van artikel 11 van de Flora- en Faunawet. Voor deze zeven soorten dient een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora en Faunawet te worden aangevraagd. Voor het verkrijgen van een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet voor deze zeven soorten zullen verschillende mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. Bescherming van het NNN: nee, tenzij-toets De plannen voor de voormalige camping en de percelen Haarweg in Maarsbergen zullen niet leiden tot een significante aantasting van de 83

84 aaneengeslotenheid en de robuustheid van het NNN. Realisatie van de plannen kan wel leiden tot een significante aantasting van zones met bijzondere ecologische kwaliteit, van bijzondere soorten in het NNN en van essentiële verbindingen, maar door het treffen van gerichte mitigerende maatregelen (hoofdstuk 9) als dassentunnels en een vleermuistoren kan een significante aantasting van deze wezenlijke waarden voorkomen worden Haarw eg 21 Door Van den Bijtel ecologisch onderzoek is in oktober 2015 de rapportage 'Ecologisch onderzoek voormalige camping Maarsbergen en percelen Haarweg 21' opgesteld. Hierna zijn de conclusies opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Plangebied en de Ecologische Hoofdstructuur, thans Natuur Netw erk Nederland Het plangebied ligt buiten het NNN. Actuele natuurw aarden In het plangebied zijn 198 plantensoorten vastgesteld. Er zijn geen strikter beschermde plantensoorten aangetroffen. In het onderzoeksgebied zijn 16 soorten zoogdieren vastgesteld. Zeven soorten, waaronder vijf soorten vleermuizen, zijn strikter beschermd. Van de gewone dwergvleermuis komt in het plangebied een mogelijk paarverblijf voor. In de houtwal aan de oostzijde van het perceel is een dassenburcht aanwezig, die in 2015 niet in gebruik was. In het plangebied zijn 24 broedvogelsoorten vastgesteld. In het plangebied zijn geen reptielen aangetroffen. In het plangebied komen twee soorten amfibieën voor. Geen van deze soorten is strikter beschermd. In het onderzoeksgebied zijn 15 soorten dagvlinders vastgesteld. Geen van deze soorten is beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. In het onderzoeksgebied zijn 5 soorten waterjuffers en libellen waargenomen. Geen van de soorten is beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. In het onderzoeksgebied zijn 8 soorten sprinkhanen vastgesteld. Geen van deze soorten is beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. Flora- en Faunaw et, natuurtoets In het plangebied zijn zeven strikter beschermde soorten aangetroffen. Zes van de aangetroffen soorten (vleermuizen en das) zijn opgenomen in Tabel 3 van de AMvB art. 75 ; één soort (eekhoorn) is opgenomen in Tabel 2 (toelichtende brochure; LNV 2005). 84

85 Daarnaast zijn alle aanwezige broedvogels strikt beschermd krachtens de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal voor de ruige dwergvleermuis niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal voor de gewone dwergvleermuis niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal voor de watervleermuis niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal voor de rosse vleermuis niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen zal voor de laatvlieger niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Realisatie van de plannen kan voor de das leiden tot verstoring van de aanwezige burcht en tot een groter risico op verkeersslachtoffers als gevolg van een toename van de verkeersintensiteit. Voor de das zal derhalve een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd. Als werkzaamheden die sterk ingrijpen op het terrein, zoals het bouwrijp maken van de gronden, worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels, bij voorkeur in de nazomer, herfst en/of de eerste helft van de winter (december en januari), zullen voor broedvogels de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Voor één strikter beschermde soort, te weten de das, kan realisatie van de plannen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Het gaat hierbij met name om overtreding van artikel 11 van de Flora- en Faunawet. Voor deze soort dient een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. Voor het verkrijgen van een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet voor deze soort zullen verschillende mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. 85

86 Ontheffing Flora & faunaw et / Wet natuurbescherming Er is op 24 november 2015 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO), voor het gehele plangebied ontheffing verleend van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen van het prachtklokje, ruig klokje en de wilde marjolein, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat het betreft het verstoren van nesten, holen of andere voorplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de das, havik en de huismus, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat het betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van de besten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen eekhoorn, gewone dwergvleermuis, hazelworm, poelkikker en de ringslang. Na door derden ingesteld beroep op het besluit van 24 november 2015 is door de RvO in heroverweging op 21 december 2016 besloten de verleende ontheffing in te trekken voor zover het betreft de das op het voormalige campingterrein aan de zuidzijde van de Haarweg. De RvO was in heroverweging de mening toegedaan dat de oude konijnenburcht op het voormalige campingterrein wel door de das wordt gebruikt als vaste verblijfplaats en dat het campingterrein niet alleen wordt gebruikt als foerageergebied. Voor de vaste verblijfplaats van de das was geen ontheffing aangevraagd door initiatiefnemer omdat naar het oordeel van de ecoloog er geen sprake was van een vaste verblijfplaats in de oude konijnenburcht en mitsdien geen ontheffing noodzakelijk was. Voor alle overige soorten en voor het gehele plangebied ten noorden van de Haarweg is de ontheffing van 24 november 2015 in stand gebleven en inmiddels ook onherroepelijk geworden. Sinds de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming per 1 januari 2017 is niet langer de RvO maar de provincie Utrecht bevoegd gezag voor de beoordeling van de gevolgen voor de flora en fauna bij ruimtelijke ingrepen. Op 20 januari 2017 is door initiatiefnemer met betrekking tot de das een ontheffing aangevraagd van de Wet natuurbescherming. Uit camerabeelden die sinds begin juli 2016 tot en met begin april 2017 zijn gemaakt van de oude konijnenburcht kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vastgesteld dat de oude konijnenburcht op het voormalige campingterrein niet in gebruik is (geweest) als vaste verblijfplaats van de das. Wel is uit sporenonderzoek en camerabeelden vast komen te staan dat het voormalige campingterrein, delen van het jaar, wel als essentieel foerageergebied wordt gebruikt. Omdat essentieel foerageergebied verloren gaat door de planontwikkeling zullen een aantal mitigerende maatregelen worden genomen, zoals het aanleggen van 2 dassentunnels, de omvorming van maisland naar grasland, de aanleg van houtwallen en het plaatsen van een kunstburcht ten westen van de Rottegatsteeg. De provincie Utrecht heeft op 18 april 2017 onder het stellen van voorwaarden met betrekking tot de mitigerende maatregelen de gevraagde ontheffing Wet natuurbescherming verleend. 86

87 Terzake zijn er thans geen belemmeringen meer voor de uitvoering van het bestemmingsplan. De betreffende documenten met betrekking tot door de RvO en provincie Utrecht verleende ontheffingen Flora- en Faunawet/Wet natuurbescherming zijn als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd Conclusie Zoals hierboven is beschreven is voor verschillende diersoorten een ontheffing verleend. De voor de ontheffing noodzakelijke mitigerende maatregelen zullen worden getroffen. Er is geen ontheffing noodzakelijk voor de das omdat er middels de compensatie en aanleg van de dassentunnel voldoende maatregelen worden getroffen om doden en verwonden te voorkomen. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van Groen en natuur te verwachten Boscompensatie Op de locatie van de voormalige camping moet ten behoeve van het bedrijventerrein bos verdwijnen. Vanuit de Boswet, sinds 1 januari 2017 Wet natuurbescherming, en de Provinciale Ruimtelijke structuurvisie, zoals die gold op het moment van de aanvraag van de beschikking om boscompensatie op 7 december 2016, geldt een compensatieplicht van één-op-één. Er is voor gekozen de boscompensatie zo veel mogelijk aan te laten sluiten bij bestaande bospercelen grenzend aan en binnen het plangebied en voor het overige vindt 2.8 hectare boscompensatie plaats op het Landgoed Maarsbergen. Over de boscompensatie heeft overleg plaatsgehad met de provincie Utrecht, die bevoegd gezag is voor de uitvoering van de Boswet. Voor de oppervlakten bos die gecompenseerd dienen te worden geldt het volgende: De voormalige camping heeft een oppervlakte van 9,7 hectare. Daarvan wordt 2,5 hectare niet als bos aangemerkt. Dit zijn de voormalige 113 standplaatsen, de bedrijfswoning, de bedrijfsgebouwen, het parkeerterrein en de hoofdtoegangspaden naar de standplaatsen. Van de resterende 7,2 hectare wordt circa 3,5 hectare gehandhaafd. Dit zijn de te handhaven eikenwallen aan de buitenzijde en op het midden van de camping en het oostelijke deel van de camping dat niet benut wordt voor bedrijventerrein of de nieuwbouwwoning. Er wordt dan circa 3,7 hectare bos gekapt waarvoor de compensatieverplichting geldt. Uitgaande van genoemde compensatieverplichting van 1 : 1, is er een compensatieplicht van 3,7 hectare. De nieuw aan te leggen houtwallen in het plangebied, rondom het woongebied bedragen ruim 0,9 hectare. Boscompensatie is uitsluitend nieuw bos/nieuwe houtwal. Langs de noordgrens van het woningbouwgebied is nu slechts deels een smalle houtsingel 87

88 aanwezig. Die wordt verbreed tot houtwal en telt voor het te verbreden deel mee als compensatie. De nieuw aan te leggen houtsingels langs de weilanden ten noorden van het plangebied en ten westen van de Rottegatsteeg worden maximaal 8 meter breed, waardoor er ruimschoots voldaan kan worden aan de compensatieoppervlakte. In het kader van de aan te vragen Wet natuurbescherming ontheffing wordt de boscompensatie vastgelegd op detailniveau. Voor dat detailniveau dient dit bestemmingsplan niet. Op 6 april 2017 heeft Gedeputeerde Staten van Utrecht positief beschikt op de door initiatiefnemer op 7 december 2016 ingediende aanvraag om boscompensatie en daarmee ingestemd met de hiervoor omschreven wijze van boscompensatie op Landgoed Maarsbergen en rond het plangebied Cultuurhistorie Beleidskader Nota Belvedère De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige situatie van Nederland kan worden omgegaan. Tevens geeft de nota aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorie wordt beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Bij ruimtelijke planvorming is het verplicht om cultuurhistorie in de plannen te betrekken, waarbij het herkenbaar houden van de historisch gegroeide ruimtelijke situatie en het bodemarchief voorop staat. In het kader van het project Belvedère is een landsdekkend overzicht vervaardigd van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden. Dit overzicht is weergegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland. Cultuur- en erfgoednota De provincie Utrecht is een provincie met de meeste nationale landschappen en rijk aan cultuurhistorie. Utrecht is echter ook de provincie met de hoogste economische groei, die het dichtstbevolkt is en die het drukste wegennet heeft. In dit dynamische spanningsveld tussen het behouden en vernieuwen is het waarborgen en versterken van de kwaliteit van de Utrechtse leefomgeving een belangrijke opgave van het provinciale beleid. De Cultuur- en erfgoednota gaat uit van de volgende drie inhoudelijke opgaven: Hebben en houden: samen zorgen voor erfgoed; Promoten en profileren: beleefbaar maken van erfgoed en cultuur; Kennen en kunnen: leren van culturele basisvaardigheden. 88

89 Als een rode draad door bovenstaande opgaven loopt een vierde opgave: Onderzoeken en ontwikkeling: bewegen om vooruit te komen. Het Provinciaal cultuur- en erfgoedbeleid stoelt voor een belangrijk deel op wettelijke taken en bestuurlijke afspraken. Men richt zich bijvoorbeeld op restauratie van rijksmonumenten, zichtbaar maken van cultuurhistorisch waardevolle landschappen en een vitaal bibliotheeknetwerk en legt nieuwe accenten op kennis, onderzoek en ontwikkeling, erfgoedtoerisme, erfgoedparels, duurzaamheid en verbindingen tussen beleidsterreinen Conclusie In of nabij het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten of cultuurhistorisch waardevolle objecten. Het plangebied is tevens niet gelegen binnen een molenbiotoop of beschermd stadsgezicht. Het aspect cultuurhistorie zorgt derhalve niet voor belemmeringen voor de herontwikkeling van het plangebied. Met de bovengenoemde beschrijving wordt voldaan aan artikel lid 5 onder a Bro Archeologie Beleidskader Wet op de archeologische monumentenzorg De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten: het streven naar behoud in situ van archeologische waarden; het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen; de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Archeologische beleidskaart In april 2013 heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan is het beeld aangescherpt. Op de onderstaande kaart is de beleidskaart weergegeven. 89

90 Onderzoek Door Grontmij is in mei 2015 een archeologisch onderzoek verricht. Hierna zijn de conclusies beschreven. De gehele rapportage is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Binnen het plangebied komen matig fijne zandgronden voor. In het zuidelijk deelgebied werden veelal intacte podzolgronden aangetroffen. In het noordelijk deel van het voormalige camping-terrein en ten noorden van de Haarweg werd vrijwel overal een oude akkerlaag in de top aangetroffen. 90

91 Ten zuiden van de Haarweg komt onder deze voormalige akkerlaag nog dikwijls een (redelijk) intacte oorspronkelijk bodemopbouw of podzolprofiel voor, maar binnen het ten noor-den van de Haarweg gelegen deelgebied ligt deze akkerlaag vrijwel altijd direct en scherp op de C-horizont waardoor daar geen sprake meer is van een intacte bodemopbouw (in archeologische zin). Langs de noordelijke rand van het middels booronderzoek onderzochte deel van het plangebied werden aanwijzingen voor natte bodemcondities aangetroffen in de vorm van veen of resten van vennen/slib. Het uitgevoerde inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen verkennende fase, bevestigt noch ontkracht de in het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting. Hoewel er een akkerlaag is aangetroffen, die de ondergrond van het noordelijk deelgebied tot in de zogenoemde C-horizont heeft verstoord, maar de bodemopbouw in het zuidelijk deel grotendeels intact heeft gelaten, is op basis van het booronderzoek geen gefundeerde uitspraak te doen over de afwezigheid en, bij het ontbreken van aangetroffen archeologische indicatoren, ook de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. De kans op het kunnen aantreffen van archeologische waarden wordt voor het zuidelijk deelgebied (ten zuiden Haarweg) vanwege het daar voorkomen van een intacte bodemopbouw groter geacht dan voor het gebied ten noorden van de Haarweg waar de ondergrond tot in de zogenoemde C-horizont is verstoord. Aanbeveling Op basis van het voorgaande onderzoek wordt geadviseerd om voorafgaand aan de uitvoering van de bouwwerkzaamheden een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren binnen het zuidelijk deelgebied (vml. campingterrein). Op basis van dit proefsleuvenonderzoek kan een gefundeerde uitspraak over de daadwerkelijke trefkans op de aan- of afwezigheid van archeologische resten worden gedaan en kan de initiatiefnemer/opdrachtgever de mogelijke vervolgstappen, eventuele knelpunten en mogelijkheden inzichtelijk krijgen. Op basis van het proefsleuvenonderzoek zal de bevoegde overheid de noodzakelijk geachte vervolgstappen bepalen. Deze vervolgstappen kunnen onder andere bestaan uit; gehele of gedeeltelijke vrijstelling/vrijgave, planinpassing of planaanpassing, vervolgonderzoek in de vorm van archeologische begeleiding of opgraving (definitief onderzoek). Aangezien het zuidelijke deelgebied nu nog bebost is en een goede ruimtelijke spreiding van een proefsleuvengrid en de toegankelijkheid of bewegingsruimte met een graafmachine niet optimaal is, kan dit eventueel gedaan worden ten tijde van het globaal inrichten of vrijmaken (ontbossen) van het terrein. Indien er (bouw)wegen worden aangelegd, kan dit wegenpatroon wellicht worden gebruikt om (ter hoogte daarvan) het archeologisch proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Dit dient in overleg met de bevoegde overheid te worden bepaald. Binnen het noordelijk deel en ter hoogte van de compensatiewoning in het bos wordt 91

92 geadviseerd de civieltechnische graafwerkzaamheden (bijv. ontgraven bouwkuip) archeologisch te laten begeleiden. Hoewel het hier niet is uitgesloten dat er nog archeologische sporen kunnen worden aangetroffen, lijkt dit op voorhand geringer te zijn. Het archeologisch begeleiden van de civieltechnische graafwerkzaamheden kan aanvankelijk intensief begeleidt worden om eventueel op basis van voortschrijdend inzicht of de veldbevindingen en in afstemming met de bevoegde overheid opgeschaald dan wel afgeschaald te worden. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek en/of archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen worden opgesteld. Dit PVE is opgesteld en als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Overigens geldt altijd een wettelijke meldingsplicht indien tijdens de grondwerkzaamheden archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen. In dat geval dient direct contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid in het kader van de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54).) Conclusie Zoals hierboven is beschreven wordt vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven geadviseerd. Het onderzoek en gegeven advies is ter toetsing voorgelegd aan de bevoegde overheid, in deze de gemeente Utrechtse Heuvelrug en goedgekeurd. Omdat het proefsleuvenonderzoek nog niet heeft plaatsgevonden is in dit bestemmingsplan op de verbeelding en in de regels de bestemmingen 'Waarde-Archeologie 4'. Op deze wijze worden de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd. 92

93 Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen 5.1 Algemeen Dit bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.MAAUitbrbedrter-va01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd; de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. 5.2 Methodiek Verbeelding In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens) Regels De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken: Hoofdstuk I (artikelen 1 en 2) bevatten de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hoofdstuk II (artikelen 3 tot en met 13) bevat de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk regels die specifiek voor die bestemming gelden. Ook zijn in dit hoofdstuk de dubbelbestemmingen opgenomen. Hoofdstuk III (artikelen 14 tot en met 17) bevat de algemene regels, waaronder een 93

94 anti-dubbeltelregel en de algemene gebruiksregels. Hoofdstuk IV (artikelen 18 en 19) bevat de overgangs- en slotregel. Regels in verband met de bestemmingen De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw: bestemmingsomschrijving; bouwregels; afwijken van de bouwregels; specifieke gebruiksregels; afwijken van de gebruiksregels; omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; wijzigingsbevoegdheid. Bestemmingsomschrijving De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd. Het gebruik wordt hier geregeld. Bouwregels De bouwregels zijn gerelateerd aan deze bestemmingsomschrijving. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Zoals bijvoorbeeld de bouw- en de goothoogtes. Afwijken va n de bouwregels Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. In een afwijkingsregeling wordt opgenomen waarvan afwijking wordt verleend, de maximale omvang van de afwijking die kan worden toegestaan en eventuele voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning tot afwijken kan worden verleend. Een voorbeeld is een afwijkende goot- en/of bouwhoogte in een bepaalde situatie. Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om, onder meer door middel van 'vergunningsvrij bouwen'. Specifieke gebruiksregels Deze regels zijn in feite een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Hier worden vormen van gebruik beschreven die men in strijd acht met de bestemming, maar waarvan 94

95 niet direct uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit zo is. Afwijken va n de gebruiksregels Onder afwijken van de gebruiksregels wordt het mogelijk gemaakt een bepaalde vorm van gebruik toch onder de bestemming te laten vallen. Een afwijking van een gebruiksregel mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Het betreft dus altijd gebruik dat inherent is aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren va n een werk, geen bouwwerk zijnde, of va n werkza a mheden Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen (dat is immers al onder de bouwregels beschreven), dienen soms aan een omgevingsvergunning te worden gebonden. Hiervan zal sprake zijn als bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van invloed kunnen zijn op in de specifieke bestemming voorkomende bijzondere omstandigheden. Voorbeelden van deze omstandigheden zijn cultuurhistorische- of landschappelijke waarden. Deze waarden kunnen met een omgevingsvergunningstelsel worden beschermd. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten. Concreet kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het moeten aanvragen van een vergunning voor het afgraven of egaliseren van gronden of het vellen van bos in de bestemming 'Natuur'. Wijzigingsbevoegdheid Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). Het kan dan gaan om het wijzigen van een op een perceel gelegde bestemming, maar ook bijvoorbeeld het wijzigen of vergroten van een bouwvlak (met bijbehorende bouwmogelijkheden). De inleidende regels (hoofdstuk I)) en de overgangs- en slotregel (hoofdstuk IV) worden hier verder niet toegelicht. Voor de overige bestemmingen volgt in de volgende paragraaf een inhoudelijke beschrijving. 5.3 Bestemmingen In het plangebied zijn 9 bestemmingen weergegeven. Daarnaast kent het plangebied 2 dubbelbestemmingen (Leiding - Brandstof en Waarde - Archeologie 4). Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen. 95

96 5.3.1 Agrarisch met w aarden In het agrarisch verwevingsgebied en het extensiveringsgebied wordt de bestemming Agrarisch met waarden toegepast. Dit zijn gebieden die hoge landschappelijke en/of natuurwaarden herbergen. Hier wordt agrarische bedrijvigheid wel toegestaan, maar de landschapswaarden worden daarbij zoveel mogelijk beschermd. Dit geldt voor extensiveringsgebied in sterkere mate dan voor het verwevingsgebied. Deze bestemming is gegeven aan de agrarische gronden ten noorden van de woningbouw aan de Haarweg. Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie' of 'specifieke vorm van agrarische waarden - half-open landschap' zijn kwekerijen niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden kwelafhankelijke vegetatie' zijn de gronden specifiek bestemd voor de instandhouding van de aanwezige dan wel daaraan verbonden kwelafhankelijke vegetatie van het landschap. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden half-open landschap' zijn de gronden specifiek bestemd voor de instandhouding van de aanwezige dan wel daaraan verbonden half-openheid van het landschap Bedrijventerrein De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan een van de belangrijke functies in het plangebied. Om deze reden wordt de uitleg van dit artikel uitgebreid toegelicht. Bestemmingsomschrijving Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein zijn zowel bedrijven toegestaan alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Bedrijven zijn toegestaan voor zover passend binnen de aangeduide categorie en behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de nieuwe en bestaande woonbebouwing (burgerwoningen en bedrijfswoningen) langs de randen van het plangebied. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën. Voor een uitgebreide toelichting op de aanpak van de milieuzonering zie ook paragraaf Bedrijven en Milieuzonering. De milieuzonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijventerrein. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare 96

97 categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld BT b<3.1). Op de bedrijventerreinen varieert de algemene toelaatbaarheid van maximaal milieucategorie 2 tot en met maximaal milieucategorie 4.1. Eén bedrijf voldoet niet aan de aldaar maximaal toelaatbare milieucategorie, maar kan ter plaatse wel gerealiseerd worden. Voor dit bedrijf is een maatbestemming opgenomen (afvalverwerkingsbedrijf met afvaloverslag en tevens straatreinigingsbedrijf). Bouwregels Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. In de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 80%, tenzij anders staat aangeduid. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter en de afstand tot (ontsluitings-) wegen moet minimaal 5 meter bedragen. Dit om te voorkomen dat gebouwen te dicht op de weg komen te staan. De oppervlakte van een kavel mag niet meer bedragen dan m 2. Overige bouwwerken zijn ook buiten de bouwvlakken toegestaan. Teneinde intensief ruimtegebruik mogelijk te maken, kan door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid een omgevingsgvergunning worden verleend voor een hoger bebouwingspercentage. Afwijkingsmogelijkheden bouwen Het kan soms nodig zijn om bij het invullen van een bedrijventerrein flexibel om te gaan met de bebouwingsmogelijkheden. Daarom is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het mogelijk maken van een hoger bebouwingspercentage dan de toegestane 80%, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast en er geen bezwaren zijn in het kader van (brand) veiligheid en rampenbestrijding. Tevens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het toestaan van een groter kavel, mits er aantoonbaar behoefte aan een groter kavel is. Specifieke gebruiksregels Middels een specifieke gebruiksregeling wordt ondergeschikte detailhandel bij bedrijven toegestaan. Het dient daarbij te gaan om een niet zelfstandig uitgevoerde detailhandelsfunctie die duidelijk waarneembaar ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt. Hieronder wordt mede begrepen een afhaalbalie voor een internetwinkel eventueel in combinatie met een beperkte showroom. Voor ondergeschikte detailhandel geldt een aantal voorwaarden, zo mag onder meer de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m 2 bedragen. Perifere detailhandel is niet toegestaan. 97

98 Afwijkingsmogelijkheden gebruik In de bestemming Bedrijventerrein zijn twee afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten aanzien van het gebruik. De eerste betreft het toestaan van een bedrijf dat niet op de 'Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen' voorkomt. Deze afwijking is mogelijk, mits het bedrijf naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot dezelfde categorie bedrijven en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit met uitzondering van risicovolle inrichtingen en de opslag van brand en explosiegevaarlijke stoffen, munitie en vuurwerk. De tweede afwijkingsmogelijkheid betreft de mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik als detailhandel. Dit zou bijvoorbeeld toegepast kunnen worden voor een fabriek waar beperkte verkoop van de geproduceerde goederen plaatsvindt of voor een internetwinkel die graag een afhaalbalie zou willen realiseren. Deze detailhandelsfunctie dient duidelijk waarneembaar ondergeschikt te zijn aan de hoofdfunctie. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag daarom niet worden vergroot en de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer dan 50 m² bedragen. Tevens zijn aanvullende voorwaarden van toepassing Groen De bestemming Groen wordt gebruikt voor gebieden waar bosgebied, bermen, plantsoenen, water en dergelijke zijn gesitueerd. Bouwen van gebouwen, met uitzondering van nutsgebouwen, is niet toegestaan om het groene karakter van het gebied te behouden. Wel zijn enkele bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals speeltoestellen, kunstobjecten, lichtmasten en dergelijke mogelijk. Overkappingen van maximaal 10 m² zijn toegestaan. Om te voorkomen dat de gebieden die zijn bestemd als Groen helemaal zouden kunnen worden volgebouwd is een maximum van 2 overkappingen per bestemmingsvlak ingesteld. 98

99 5.3.4 Natuur De bestemming Natuur wordt gebruikt voor gebieden waar landschappelijke en natuurwaarden van belang zijn. Deze bestemming is bedoeld om deze waarden in stand te houden, te herstellen of te ontwikkelen. Agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding is toegestaan. De betreffende gebieden hebben een groene uitstraling met landschaps- en/of natuurwaarden. Wandel- en fietspaden, in- en uitritten, onverharde wegen, voorzieningen van flora en fauna, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen zijn hier mogelijk, omdat deze functies goed aansluiten bij het karakter van de bestemming. Ter plaatse van de aanduiding vleermuistoren is een vleermuistoren toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn ontsluitingswegen van maximaal 10 meter breedte toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inritten' inritten ten behoeve van de aangrenzende bedrijfspercelen. Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden strikte regels. Het oprichten van gebouwen is niet toegestaan. Omgevingsvergunning ter bescherming landschappelijke waarden Om te voorkomen dat de landschappelijke en natuurwaarden onevenredig worden aangetast is een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Deze werkzaamheden hebben dan betrekking op het mogelijk aantasten of veranderen van natuur- en landschapselementen Tuin De bestemming Tuin is bedoeld voor de gronden die een groene tuinuitstraling hebben. Deze bestemming is gerelateerd aan de bestemming Wonen. Binnen deze bestemming mogen tuinen en daarbij behorende paden, waterhuishoudingsvoorzieningen en parkeren op eigen terrein worden gerealiseerd. Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd binnen deze bestemming. In afwijking hiervan mogen wel erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van het aangrenzend hoofdgebouw en op zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de in het artikel genoemde vereisten. Deze vereisten zijn bedoeld om de privacy van omwonenden zoveel mogelijk te waarborgen. 99

100 5.3.6 Verkeer De bestemming Verkeer is bedoeld voor gebieden waar wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, pleinen, verkeersbegeleiders en dergelijke gesitueerd zijn. Dit zijn dus gebieden met een brede verkeers- en verblijfsfunctie. De bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen zijn toegestaan. De bestemming heeft dus niet enkel het karakter van verharding, ook groen en water zijn hier toegestaan. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan. Overkappingen zijn mogelijk met een oppervlakte van maximaal 10 m². Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de bouwhoogten zoals in de tabel in de regels is weergegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - dassentunnel' is een dassentunnel toegestaan Wonen - S1 Wonen algemeen In het plangebied komen diverse typen woningen voor. Dit onderscheid in woningtype komt tot uiting in verschillende woonbestemmingen. Voor het stedelijk gebied worden drie woonbestemmingen gebruikt. Er wordt onderscheid gemaakt in: Wonen - S 1 voor vrijstaande woningen; Wonen - S 2 voor aaneengebouwde en geschakelde woningen, en Wonen - Woongebied voor geschakelde en vrijstaande woningen en woningen in bijzondere woonvorm; Dit onderscheid in woonbestemmingen zorgt ervoor dat woningtypen niet kunnen worden uitgewisseld en dat de gewenste stedenbouwkundige opbouw van straten en wijken wordt gehandhaafd. De bestemming Tuin is in specifieke gevallen toegekend aan de naastgelegen gronden van de bestemming 'Wonen'. Het gaat dan veelal om de tuinen gelegen aan de voorzijde van de woningen. Hieronder worden de woonbestemmingen uitgelegd. Om in de uitleg niet in herhaling te vallen wordt de eerste woonbestemming (Wonen - S1) volledig besproken. Bij de opvolgende bestemmingen wordt aangegeven waar de verschillen zitten. Wonen - S1 Functies 100

101 Binnen de bestemming Wonen - S 1 is wonen toegestaan. Tevens mag een beroep of bedrijf aan huis worden uitgeoefend. Het is daarnaast toegestaan om op de gronden met deze bestemming tuinen, erven en paden aan te leggen. Ook zijn waterhuishoudingsvoorzieningen toegestaan en mag er geparkeerd worden op eigen terrein. Bouwmogelijkheden De Bouwregels maken onderscheid in regels voor: algemeen (9.2.1); hoofdgebouwen (9.2.2); bijbehorende bouwwerken (9.2.3); overige bouwwerken (9.2.4). Algemeen In algemene zin wordt bepaald dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd. Hoofdgebouwen Binnen de bestemming Wonen - S 1 mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er mag niet meer dan één woning per bouwvlak worden gebouwd, waarbij het hoofdgebouw in het bouwvlak moet worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Indien de aanduiding 'maximum volume (m 3)' is opgenomen mag de inhoud niet meer bedragen dan is aangegeven. Gemeente breed geldt daarbij in beginsel een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Als hoofdgebouwen afgedekt worden met een kap, dan moet worden voldaan aan de in de regels voorgeschreven dakhelling. Als een hoofdgebouw op een hoekperceel wordt gesloopt, moet de voorgevel van het vervangende hoofdgebouw aan dezelfde zijde van het bouwvlak worden gebouwd als het geval was bij het bestaande hoofdgebouw. Dakkapellen in hoofdgebouwen aan de voorgevel en de naar de operbare weg gekeerde zijgevels zijn toegestaan, mits, de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt en de dakkapel voorzien is van een plat dak. Hierbij gelden de volgende maatvoeringen: gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m, onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet, bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak. Bij meerdere dakkapellen kunnen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst. En gezamelijk mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt wordt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen. De woningen dienen te zijn voorzien van minimaal 1 geluidluwe gevel. In aanvulling 101

102 hierop dienen de gevels van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel 2' (sba-dg2) met een geluidsbelasting> 53 db Lden ten gevolge van de A12 of met een geluidsbelasting >68 db Lden ten gevolge van de spoorlijn Utrecht Arnhem te worden uitgevoerd als een dove gevel. In afwijking hiervan mag van het bouwen van een dove gevel worden afgezien als wordt aangetoond dat, met toepassing van een afscherming of andere maatregel, de geluidsbelasting vanwege de A12 op die gevel ten hoogste 53 db Lden en vanwege het spoor Utrecht Arnhem ten hoogste 68 db Lden bedraagt. Bijbehorende bouwwerken Uitbreidingen van het hoofdgebouw met aan- of uitbouwen en al dan niet aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden onder de noemer 'bijbehorend bouwwerk' geschaard. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken is zoveel mogelijk aangesloten op de regeling 'vergunningsvrij bouwen' uit de bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht. De regeling die het bestemmingsplan omvat is echter op een aantal punten ruimer: 1. Er mag in sommige gevallen in het voorerfgebied worden gebouwd: indien de bestaande bebouwing op minder grote afstand dan 1 m van de voorgevel staat; indien de bijgebouwen die in het voorerfgebied staan zijn aangeduid op de verbeelding; erkers die voldoen aan de gestelde voorwaarden 2. Er mag tot in de grens met het openbaar gebied worden gebouwd, waar de regeling uit het Besluit Omgevingsrecht een afstand van minimaal 1 meter aanhoudt. 3. ondergronds bouwen onder een bijbehorend bouwwerk is toegestaan tot een maximum van 30 m 2. Overige bouwwerken Met het begrip 'overige bouwwerken' wordt bedoeld: een bouwwerk dat geen gebouw is en ook geen overkapping. Concreet zijn maximale hoogtematen voorgeschreven voor erfen terreinafscheidingen, vlaggenmasten, antennemasten en andere overige bouwwerken. Afwijken va n de bouwregels Het plan biedt het bevoegd gezag de bevoegdheid om af te wijken van de bouwregels om toe te staan dat een hoofdgebouw mag worden uitgevoerd met een plat dak. Het beoordelingscriterium hierbij is dat er door het platte dak het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig aangetast. Specifieke gebruiksregels Zoals in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, is beroep of bedrijf aan huis 102

103 toegestaan binnen de woonbestemming. Wel worden er enige voorwaarden aan dit gebruik gesteld. Zo mag 40% van de brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, worden gebruikt voor een beroep of bedrijf aan huis. Bij deze oppervlakte wordt ook de oppervlakte van het hoofdgebouw op de verdieping meegerekend. Het is alleen toegestaan om beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten te verrichten aan huis die opgenomen zijn in de 'Staat van Actviteiten Bedrijf aan huis'. De beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen horeca of detailhandel inhouden, behalve als het gaat om verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het beroep of bedrijf. De beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis mag alleen worden uitgeoefend door de bewoners van de woning waar de activiteit plaatsvindt. Door de uitoefening van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mogen de verkeersbewegingen niet onevenredig toenemen in de directe omgeving. Daarbij moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Dit dient in de eerste plaats op eigen terrein te worden gerealiseerd. In gevallen waar dit niet mogelijk is dient voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig te zijn. Voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen buitenopslag plaatsvinden Wonen - S2 Waar de bestemming Wonen - S1 is bedoeld voor vrijstaande woningen, is de bestemming Wonen - S 2 bedoeld voor aaneengebouwde en / of geschakelde woningen. Met aaneengebouwde woningen worden rijwoningen en twee onder een kap woningen bedoeld. Het aantal woningen dat aaneen mag worden gebouwd staat aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. De overige bouwbepalingen komen veelal overeen met de bouwbepalingen van de bestemming Wonen - S 1. In deze bestemming is het bouwvlak strak rond de geprojecteerde hoofdbebouwing gelegd. Het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden Wonen - Woongebied Binnen de bestemming Wonen - Woongebied zijn woningen in vrijstaande of geschakelde woonvorm toegestaan. Tevens zijn bijzondere woonvormen toegestaan. In deze bestemming is per bestemmingsvlak 1 bouwvlak opgenomen. De zone waarin gebouwd mag worden is via de regels begrensd: 4 meter van de voorste perceelsgrens, 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen en een maximale diepte van de woning van 12 m. Het 'virtuele' bouwvlak mag, indien wordt voldaan wordt aan de maximale bouwdiepte) voor 100% bebouwd worden. Op onderstaande afbeelding is het 'virtuele' bouwvlak (te bebouwen vlak) weergegeven. 103

104 Leiding - Brandstof In het plangebied is een brandstoftransportleiding aanwezig (zie ook toelichting paragraaf 4.6.8). Deze leiding en de bijbehorende rechtsstrook heeft de bestemming 'Leiding Brandstof'. Naast deze dubbelbestemming zijn ook andere bestemmingen van kracht. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Nieuwbouw is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij wordt getoetst aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad Waarde - Archeologie 4 De gronden binnen dit plangebied met een archeologische verwachting worden door middel van het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning beschermd met de volgende dubbelbestemming: Dubbelbestemming 104 Archeologisch w aardevol gebied Regime

Raadsinformatiebrief B&W vergadering 23 oktober 2012

Raadsinformatiebrief B&W vergadering 23 oktober 2012 Raadsinformatiebrief B&W vergadering 23 oktober 2012 Steller : J. Bosma Telefoonnummer: (0343) 565839 E-mailadres : jan.bosma@heuvelrug.nl Onderwerp : Voortgang haalbaarheidsonderzoek gebiedsontwikkeling

Nadere informatie

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn memo aan: van: c.c.: Inge Eising Gemeente Utrechtse Heuvelrug Mariël Gerritsen Pieter Birkhoff Van Wijnen Groep N.V. datum: 14 december 2015 betreft: Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Notitie Doel notitie Gebiedsontwikkeling Maarsbergen; de opgave

Notitie Doel notitie Gebiedsontwikkeling Maarsbergen; de opgave Notitie Aan : College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug Van : Stuurgroep gebiedsontwikkeling Maarsbergen Opsteller : Paul van der Veen Betreft : Voorkeursvariant gebiedsontwikkeling

Nadere informatie

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019) Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening (ontwerp 25 januari 2019) Pagina 2 van 13 2019-01-25 Toelichting - Weideveld 2016 1e herziening Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening Toelichting

Nadere informatie

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) De gemeente Berkelland vraagt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, Kieftendijk Haaksbergseweg

Nadere informatie

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: 14-4-2009 Huidige situatie De locatie maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Heerenveen Noordoost; een langgerekt gebied tussen grofweg de

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening 2013-2025 RIA Utrechtse Heuvelrug 1 september 2011 Ineke Schartman Provincie Utrecht, afd. Ruimte Wat en Waarom structuurvisie/verordening Planning

Nadere informatie

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking MEMO Betreft : Motivering ladder voor duurzame verstedelijking t.b.v. realisatie kinderdagverblijf Klant : J.P.M. Langelaan, Buitenbrinkweg 81, Ermelo Van : J.M. Miellet, Exlan Datum : Oktober 2016 Besluit

Nadere informatie

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012 Structuurvisie Losser Commissie Ruimte 24 april 2012 Doel en status nwro verplicht gemeenten een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijk beleid in hoofdzaak vastligt en de samenhang met andere

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef Gemeente Hollands Kroon 12 oktober 2016 Toelichting Inhoud: 1. Inleiding... 3 1.1 Voorgeschiedenis... 3 1.2 Initiatiefnemer... 3 1.3 Planvoornemen...

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding 3 1.1. Het project 3 2. Beschrijving huidige en

Nadere informatie

Wijzigingsplan Bouwvlak wijziging Veenweg 3 Gemeente Renswoude

Wijzigingsplan Bouwvlak wijziging Veenweg 3 Gemeente Renswoude Wijzigingsplan Bouwvlak wijziging Veenweg 3 Gemeente Renswoude Toelichting NL.IMRO.0339.WZ2013Veenweg3-ow01 / ontwerp Projectnr. BW-13051 / 10 december 2013 Gemeente Renswoude Wijzigingsplan Bouwvlak wijziging

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk Beeldkwaliteitsplan Goorstraat 35 en Goorstraat ongenummerd (tussen 21 en 23) Te Soerendonk Oktober 2010 1 Inhoudsopgave 1) Inleiding.3 2) Provinciaal en gemeentelijk beleid m.b.t. buitengebied 4 3) Uitwerking

Nadere informatie

GEMEENTE SOMEREN. Toelichting landschapsplan Hugterweg 10 Someren

GEMEENTE SOMEREN. Toelichting landschapsplan Hugterweg 10 Someren GEMEENTE SOMEREN Toelichting landschapsplan Hugterweg 10 Someren Toelichting landschapsplan Hugterweg 10 Someren Projectnr.119-009 / 5 oktober 2017 INHOUD 1. INLEIDING... 2 1.1. Aanleiding... 2 2. RUIMTELIJKE

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011 Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011 Verordening Ruimte ontwerp wijzigingsbesluit ONTWERP VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING RUIMTE Provinciale Staten van Zuid-Holland; Gelezen het

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren Gemeente Someren Opdrachtgever: Projectlocatie: Dhr. N.H.L. Michiels Hollandseweg 19 5712RM Someren Hollandseweg 19, Someren Projectnummer: 16418-001 Datum:

Nadere informatie

2. Bedrijventerrein Engelenburg

2. Bedrijventerrein Engelenburg 17 2. Bedrijventerrein Engelenburg 2.1. Bestaande voorraad Er is momenteel geen structurele leegstand op bedrijventerrein Engelenburg. Wel is er sprake van frictieleegstand. Dat wil in dit geval zeggen

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen.

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Esperenweg/ Langereyt bebouwing bebouwing - storend dorpsrand - hard lint De Maneschijn/ Driehoek bebouwingsconcentratie opgaande

Nadere informatie

Hulst Visie Grote Kreekweg gemeente Hulst. nummer: datum: 21 mei 2014

Hulst Visie Grote Kreekweg gemeente Hulst. nummer: datum: 21 mei 2014 Hulst Visie Grote Kreekweg gemeente Hulst opdrachtgever: gemeente Hulst nummer: 0677.009386.00 datum: 21 mei 2014 referte: Ing. Jos van Jole 1 Inhoud Inleiding 3 Analyse 4 Beleidsmatige uitgangspunten

Nadere informatie

BEANTWOORDING INGEKOMEN ZIENSWIJZEN SAMENVATTING ZIENSWIJZE. Wijzigingsplan Zijderveldselaan te Zijderveld

BEANTWOORDING INGEKOMEN ZIENSWIJZEN SAMENVATTING ZIENSWIJZE. Wijzigingsplan Zijderveldselaan te Zijderveld Wijzigingsplan Zijderveldselaan 76-78 te Zijderveld INLEIDING Het wijzigingsplan voorziet in het veranderen van de agrarische bestemming op het perceel Zijderveldselaan 76 78 te Zijderveld in Wonen en

Nadere informatie

GEMEENTE WIJCHEN. Landschappelijke inpassing Graafseweg 916 en 916a Wijchen

GEMEENTE WIJCHEN. Landschappelijke inpassing Graafseweg 916 en 916a Wijchen GEMEENTE WIJCHEN Landschappelijke inpassing Graafseweg 916 en 916a Wijchen 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Aanleiding voor het opstellen van het voorliggend landschapsplan voor het perceel Graafseweg 916 te

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II, Herziening I Betreft Status Bovenkamp II Heerde vastgesteld Datum 30 mei 2011 Bovenkamp II, herziening I, vastgesteld,

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding voor het projectbesluit Op 15 januari 2010 is er een

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing Burgemeester van Erpstraat 63a, Berghem 2017, pag. 1 van 12 Ruimtelijke onderbouwing Burgemeester van Erpstraat 63a, Berghem 2017 Gemeente Oss, oktober 2017 Ruimtelijke onderbouwing

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing vestiging Adriaans Veeg- en Rioolbedrijf op een perceel aan de Tramweg (De Smaale Mierlo).

Ruimtelijke Onderbouwing vestiging Adriaans Veeg- en Rioolbedrijf op een perceel aan de Tramweg (De Smaale Mierlo). Ruimtelijke Onderbouwing vestiging Adriaans Veeg- en Rioolbedrijf op een perceel aan de Tramweg (De Smaale Mierlo). Doel en aanleiding Verzoek Adriaans voor vestiging Adriaans heeft gevraagd om zich op

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

24 juli 2017 vaststellen bestemmingsplan 'Camping Lindenhof 2017'

24 juli 2017 vaststellen bestemmingsplan 'Camping Lindenhof 2017' Verantwoordelijk team Ruimtelijke Ontwikkeling & Milieu Nummer Kenmerk Raad d.d. 27792 27 september 2017 Paragraaf begroting Portefeuillehouder 2 mr. J. (Jasper) Verstand Steller A. (Arjen) Ruiter Datum

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Ontwerp woning en kantoor aan de Lagenheuvelstraat te Volkel In opdracht van M. de Groot datum 03 februari 2014. Toelichting en onderbouwing

Ontwerp woning en kantoor aan de Lagenheuvelstraat te Volkel In opdracht van M. de Groot datum 03 februari 2014. Toelichting en onderbouwing Situatie plangebied, met omkaderd het boerderijvolume als hoofdgebouw en de kapschuur als bijgebouw Impressie bouwvolumes: boerderijvolume als hoofdgebouw en de kapschuur als bijgebouw TOELICHTING en ONDERBOUWING

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking Ladder voor duurzame verstedelijking Klik om de modelstijlen te bewerken Tweede niveau Derde niveau Vierde niveau Vijfde niveau Ladder voor duurzame verstedelijking 1. Waar komt het vandaan? 2. Wat is

Nadere informatie

LANDSCHAPSPLAN KLEIWEG 27A, BAAMBRUGGE 8 januari 2016

LANDSCHAPSPLAN KLEIWEG 27A, BAAMBRUGGE 8 januari 2016 LANDSCHAPSPLAN KLEIWEG 27A, BAAMBRUGGE 8 januari 2016 LANDSCHAPSPLAN KLEIWEG 27A, BAAMBRUGGE 8 januari 2016 opdrachtgever gemeente De Ronde Venen documentstatus definitief documentversie 2 datum 8 januari

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo (ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo Gemeente Tynaarlo Maart 2011 Projectgebied Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 2. Huidige en beoogde situatie... 6 2.1 Beschrijving van

Nadere informatie

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013 Startdocument Schuytgraaf Veld 17b juni 2013 1 Inleiding In mei 2012 heeft de gemeente Arnhem het project Schuytgraaf overgenomen van de GEM (Grondexploitatie maatschappij). De gemeente heeft nu de leiding

Nadere informatie

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten. Twisk, Dorpsweg Theo Baart

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten. Twisk, Dorpsweg Theo Baart PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten 2018 Twisk, Dorpsweg Theo Baart CONTEXT EN DYNAMIEK Linten zijn onlosmakelijk verbonden met

Nadere informatie

Raadsvoorstel gewijzigde versie

Raadsvoorstel gewijzigde versie Raadsvoorstel gewijzigde versie Datum vaststelling voorstel door het college 11 september 2014 Datum raadsvergadering donderdag 25 september 2014 Nummer raadsvoorstel 2014-056 Bijbehorend veld van de programmabegroting

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg Welstandsparagraaf Locatie Voorweg concept november 2010 inhoudsopgave 1 Locatie en programma 2 Ruimtelijke structuur 3 Stedenbouwkundig uitgangspunt 4 Welstandsbeleid 5 Welstandscriteria Algemeen Hoofdvorm/Massavorm

Nadere informatie

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Besluit Provinciale Staten van Utrecht; Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Gelezen het concept van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

Nadere informatie

Amendement: bestemmingsplan Klarenbeek

Amendement: bestemmingsplan Klarenbeek Amendement: bestemmingsplan Klarenbeek De raad van de gemeente Apeldoorn in vergadering bijeen op 30 mei 2013, Gehoord de beraadslagingen over het ontwerpbestemmingsplan Klarenbeek, Overwegende dat In

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit

Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit ten behoeve van de realisatie van 8 rijwoningen in plaats van 7 op een perceel bouwterrein gelegen aan Het Wilgert te Epse Inleiding Tussen de straten Het

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

Artikel 2 De locatie en omvang van de opstelling voor zonne-energie

Artikel 2 De locatie en omvang van de opstelling voor zonne-energie Uitvoeringsregeling opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied Geconsolideerde versie na vaststelling van besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 31 oktober 2017, tot wijziging

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing verbinding Tramweg-Industrieweg, bedrijventerrein De Smaale (deelproject 2).

Ruimtelijke Onderbouwing verbinding Tramweg-Industrieweg, bedrijventerrein De Smaale (deelproject 2). Ruimtelijke Onderbouwing verbinding Tramweg-Industrieweg, bedrijventerrein De Smaale (deelproject 2). Doel en aanleiding Masterplan en Beeldkwaliteitplan Belangrijk brondocument van deze omgevingsvergunning

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord Ruimtelijke onderbouwing project Vlietweg 16 te Santpoort-Noord W12/000758/ OLO271413 INHOUD 1 Beschrijving

Nadere informatie

Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen. Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01

Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen. Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01 Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen Planstatus: vastgesteld Datum: 2015-09-22 Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01 Colofon Titel: Opdrachtgever: Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen

Nadere informatie

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468 BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468 colofon SAB Arnhem B.V. Contactpersoon: Arjan van der Laan bezoekadres: Frombergdwarsstraat 54 6814 DZ Arnhem correspondentieadres:

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK GEMEENTE OLDEBROEK STRUCTUURVISIE PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK 188197 Inhoudsopgave 1 Beleidskader 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Beleidsmatige aspecten 5 2 Toetsingskader

Nadere informatie

Concept programma van eisen. Laan naar Emiclaer 2

Concept programma van eisen. Laan naar Emiclaer 2 Concept programma van eisen Laan naar Emiclaer 2 Naam Strategisch Vastgoed Locatie Laan naar Emiclaer 2 Wijk Zielhorst Bestuurlijk opdrachtgever Wethouder P. van den Berg Opdrachtgever V. Labordus Datum

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg Middelburg, 8 januari 2014 Inhoud 1. Inleiding 2. Locatie en project 2.1 Ligging plangebied 2.2 Geldend bestemmingsplan

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland INHOUDSOPGAVE pagina HOOFDSTUK 1 INLEIDING 5 1.1 Aanleiding voor het plan 5 1.2 Plangebied 5 1.3 Leeswijzer

Nadere informatie

bedrijventerrein t58 tilburg Bedrijvenpark te midden van groen en water, aan de rand van de snelweg

bedrijventerrein t58 tilburg Bedrijvenpark te midden van groen en water, aan de rand van de snelweg bedrijventerrein t58 tilburg Bedrijvenpark te midden van groen en water, aan de rand van de snelweg Bedrijvenpark Noord Surfplas Bedrijvenpark zuid Bedrijventerrein T58 Bedrijvenpark te midden van groen

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen GEMEENTE BUREN Toelichting landschappelijke inpassing Uiterdijk 33 Zoelen Toelichting landschappelijke inpassing Projectnr.061-083 / november 2016 INHOUD 1. INLEIDING... 2 1.1. Aanleiding... 2 1.2. Planlocatie...

Nadere informatie

INTEGRALE GEBIEDSONTWIKKELING MAARSBERGEN-OOST VARIANT 43 WONINGEN BIJLAGEN

INTEGRALE GEBIEDSONTWIKKELING MAARSBERGEN-OOST VARIANT 43 WONINGEN BIJLAGEN INTEGRALE GEBIEDSONTWIKKELING MAARSBERGEN-OOST VARIANT 43 WONINGEN BIJLAGEN Titel Opdrachtgevers Integrale gebiedsontwikkeling Maarsbergen-Oost Variant 43 woningen Bijlagen Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Nadere informatie

GEMEENTE CRANENDONCK. Stedenbouwkundig en landschappelijk inrichtingsplan Meemortel ong, Budel

GEMEENTE CRANENDONCK. Stedenbouwkundig en landschappelijk inrichtingsplan Meemortel ong, Budel GEMEENTE CRANENDONCK Stedenbouwkundig en landschappelijk inrichtingsplan Meemortel ong, Budel Stedenbouwkundig en landschappelijk inrichtingsplan Meemortel ong Budel Projectnr. 009-036 / januari 2015 INHOUD

Nadere informatie

Gemeente Utrechtse Heuvelrug Brandweerkazerne Maarn/Maarsbergen

Gemeente Utrechtse Heuvelrug Brandweerkazerne Maarn/Maarsbergen 24 september 2012 Gemeente Utrechtse Heuvelrug Brandweerkazerne Maarn/Maarsbergen In de beide kernen Maarn en Maarsbergen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug bevindt zich momenteel een brandweerkazerne.

Nadere informatie

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" 1 INLEIDING Aanleiding en doel...

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE 1 INLEIDING Aanleiding en doel... GEMEENTE WOENSDRECHT BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" BIJLAGE 5 bij de TOELICHTING BEELDKWALITEITSPLAN Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 2 1.1 Aanleiding en doel... 2 1.2 Ligging

Nadere informatie

INRICHTINGSVOORSTEL BEELDKWALITEITSPLAN AKKERWEG 6 TE RIEL

INRICHTINGSVOORSTEL BEELDKWALITEITSPLAN AKKERWEG 6 TE RIEL INRICHTINGSVOORSTEL BEELDKWALITEITSPLAN AKKERWEG 6 TE RIEL INLEIDING Dit inrichtingsvoorstel - beeldkwaliteitsplan heeft betrekking op de locatie aan de Akkerweg 6 te Riel. Deze locatie is gelegen ten

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Perceel L 534 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534 Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst, Perceel L 534 Vastgesteld 13 september 2013 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534-VA01

Nadere informatie

Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142)

Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142) Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142) Geanonimiseerde versie Beleid & Regie 16 januari 2018 Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Tynaarlo. Bron:

Tynaarlo. Bron: Tynaarlo Bron: www.tynaarlobouwt.nl Introductie Tynaarlo is een klein dorp in de gelijknamige Drentse gemeente waarvan o.a. ook Eelde en Zuidlaren deel uitmaken. Er wonen ongeveer 1800 inwoners. In deze

Nadere informatie

KAVELPASPOORTEN / WATERMOLEN 24 SCHAGEN

KAVELPASPOORTEN / WATERMOLEN 24 SCHAGEN KAVELPASPOORTEN / WATERMOLEN 24 SCHAGEN Watermolen Zaagmolen KAVELPASPOORTEN / WATERMOLEN 24 SCHAGEN Inhoud Beeldkwaliteit Kavelpaspoorten Projectnummer : 11008-001 Bestand : 11008-001-19 Datum : 30 september

Nadere informatie

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 De Verordening Romte Fryslân 2014, zoals vastgesteld op 24 juni 2014, en in werking getreden op 1 augustus 2014, en laatstelijk gewijzigd op 18 februari 2015 wordt

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

RICHTLIJN ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN Parallelweg

RICHTLIJN ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN Parallelweg mei 2017 2 Aanleiding Recent zijn enkele particuliere initiatieven ingediend voor (sloop-)nieuwbouw van woningen aan de Parallelweg. Dit type initiatieven leidt over het algemeen tot een dichtere bebouwingsstructuur

Nadere informatie

Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011

Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011 Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011 Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg COLOFON

Nadere informatie

STEDEBOUWKUNDIGE ANALYSE EN ADVIES LIEFHOVENDIJK 2, LINSCHOTEN

STEDEBOUWKUNDIGE ANALYSE EN ADVIES LIEFHOVENDIJK 2, LINSCHOTEN STEDEBOUWKUNDIGE ANALYSE EN ADVIES LIEFHOVENDIJK 2, LINSCHOTEN M A R I E K E V I S S E R G E M E E N T E M O N T F O O R T, V E R S I E 2, 8 S E P T E M B E R 2 0 1 6 Liefhovendijk Lange Linschoten De

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing bouwplan Kievitsham 9, Kerkdriel

Ruimtelijke onderbouwing bouwplan Kievitsham 9, Kerkdriel Ruimtelijke onderbouwing bouwplan Kievitsham 9, Kerkdriel Aan: Gemeente Maasdriel Van: CroonenBuro5 Betreft: Kievitsham 9, Kerkdriel Datum: 30 november 2015 1 Aanleiding Op 5 juni 2014 is het bestemmingsplan

Nadere informatie

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 19 oktober 2010 Projectnummer

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK. 10 december 2015 vastgesteld

BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK. 10 december 2015 vastgesteld BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK 10 december 2015 vastgesteld 51-014 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding

Nadere informatie

Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten

Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten opdrachtgever: Boerstaete Makelaardij B.V. 8 oktober 2014 amer / ruimtelijke ontwikkeling Driestweg plangebied ligging plangebied Driestweg 14 Inhoud Inleiding 4

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Duinkampen 23 te Paterswolde

Duinkampen 23 te Paterswolde Duinkampen 23 te Paterswolde Projectgebied. Duinkampen 23 Paterswolde 1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor het bouwen van een bijgebouw, het plaatsen van een schutting en twee kunstwerken

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

BIJLAGE 1 BIJ PLAN VAN AANPAK. Toelichting afweging per locatie structuurvisie Eibergen

BIJLAGE 1 BIJ PLAN VAN AANPAK. Toelichting afweging per locatie structuurvisie Eibergen BIJLAGE 1 BIJ PLAN VAN AANPAK Toelichting afweging per locatie structuurvisie Eibergen 1 1. Huenderstraat 2 (locatie voormalig kantoor Betula) Centrum 2011, bestemming Maatschappelijk Het perceel is in

Nadere informatie

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel Inleiding Het proces om tot een locatiekeuze voor de vestiging van een asielzoekerscentrum (AZC) te komen is precair. In dit document wordt verder

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 1- Aanleiding voor aanpassing beeldkwaliteitplannen 3. 2- Ligging en hoofdopzet stedenbouwkundige plan 5

Inhoudsopgave. 1- Aanleiding voor aanpassing beeldkwaliteitplannen 3. 2- Ligging en hoofdopzet stedenbouwkundige plan 5 Inhoudsopgave 1- Aanleiding voor aanpassing beeldkwaliteitplannen 3 2- Ligging en hoofdopzet stedenbouwkundige plan 5 3- Algemene ontwikkelcriteria 6 3.1 Bebouwingsvorm 6 3.2 Architectuur, kleur en materiaalgebruik

Nadere informatie

Definitief Programma van Eisen. Molengraafseweg ong. te Boxtel

Definitief Programma van Eisen. Molengraafseweg ong. te Boxtel Definitief Programma van Eisen bouw twee woningen Molengraafseweg ong. te Boxtel Gemeente Boxtel 10 april 2014 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. De locatie 3. De omgeving van de locatie 4. Beleid 5. Het Programma

Nadere informatie

Spelregels bij particulier initiatief Kruyderlaan-Herenstraat Collegevergadering 17 januari 2017

Spelregels bij particulier initiatief Kruyderlaan-Herenstraat Collegevergadering 17 januari 2017 Spelregels bij particulier initiatief Kruyderlaan-Herenstraat Collegevergadering 17 januari 2017 Herenstraat is een typisch perifeer centrummilieu ofwel aanloopgebied. Om ingespeeld te blijven op toekomstige

Nadere informatie

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College, Bergs Advies B.V. Leveroyseweg 9a 6093 NE Heythuysen Telefoon (0475) 49 44 07 Fax (0475) 49 23 63 E-mail info@bergsadvies.nl Internet www.bergsadvies.nl BIC code: RABONL2U IBAN: NL76RABO0144217414 K.v.K.

Nadere informatie

11RAAD0056 VOORBLAD RAADSVOORSTEL

11RAAD0056 VOORBLAD RAADSVOORSTEL VOORBLAD RAADSVOORSTEL G e m e e n t e Z e i s t 11RAAD0056 Ronde Tafel : - Debat : 17 mei 2011 Raadsvergadering : 31 mei 2011 Gewijzigd voorstel : Organisatieonderdeel : strategie & beleid Telefoon :

Nadere informatie

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre. Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Gemeente Eersel Postbus 12 5520 AA EERSEL info@brabant.nl www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 3825558

Nadere informatie

STEDEBOUWKUNDIGE ANALYSE EN ADVIES LIEFHOVENDIJK 2, LINSCHOTEN

STEDEBOUWKUNDIGE ANALYSE EN ADVIES LIEFHOVENDIJK 2, LINSCHOTEN STEDEBOUWKUNDIGE ANALYSE EN ADVIES LIEFHOVENDIJK 2, LINSCHOTEN M A R I E K E V I S S E R G E M E E N T E M O N T F O O R T, V E R S I E 2, 1 A U G U S T U S 2 0 1 6 Liefhovendijk Rivier Linschoten De opstallen

Nadere informatie

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21 Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21 Het voorontwerp bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21 heeft met de bijbehorende stukken met ingang van donderdag 3 oktober 2013 gedurende

Nadere informatie

Inhoudsopgave ruimtelijke onderbouwing Olympus 20

Inhoudsopgave ruimtelijke onderbouwing Olympus 20 Inhoudsopgave ruimtelijke onderbouwing Olympus 20 Hoofdstuk 1 Inleiding Hoofdstuk 2 Planbeschrijving Hoofdstuk 3 Beleidskader Hoofdstuk 4 Landschappelijke inpasbaarheid Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten Hoofdstuk

Nadere informatie

Park van buijsen pijnacker-nootdorp. Een bijzonder groene en waterrijke uitbreiding

Park van buijsen pijnacker-nootdorp. Een bijzonder groene en waterrijke uitbreiding Park van buijsen pijnacker-nootdorp Een bijzonder groene en waterrijke uitbreiding Plan Landschappelijke drager hoofdontsluiting * De van Buijsen De Scheggen wadi Zuidweg De Scheggen Plas van Buijsen waterstraat

Nadere informatie

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp Gemeente Drimmelen Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp Gorinchem, 4 april 2016 NL.IMRO. 1719.1bp15herzmadeprins-on01 Gemeente Drimmelen Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof

Nadere informatie

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen Beleidskader Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen In het buitengebied 1. Inleiding Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor

Nadere informatie

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014 Onderwerp : Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk Projectnummer : 211x07649 Datum : 22 mei 2015, aangepaste versie van 25 maart 2015. Van : Ruud Tak Bij het toestaan van een

Nadere informatie

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht)

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Bijlage: Projecten in de provincie Utrecht (hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Inleiding In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Verordening

Nadere informatie

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Ruimte voor Limburg Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Colofon Uitgave: Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 99 99 Fax: +31 (0)43 361 80 99 E-mail: postbus@prvlimburg.nl

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Datum raadsvergadering : 17 december 2015 Agendanummer : 09 Datum : 11 november Onderwerp Bestemmingsplan Nieuwe Klif

Raadsvoorstel. Datum raadsvergadering : 17 december 2015 Agendanummer : 09 Datum : 11 november Onderwerp Bestemmingsplan Nieuwe Klif Raadsvoorstel Datum raadsvergadering : 17 december 2015 Agendanummer : 09 Datum : 11 november 2015 Onderwerp Bestemmingsplan Nieuwe Klif Aan de leden van de raad, Voorgesteld besluit 1. in te stemmen met

Nadere informatie