Opfriscursus 3 vmbo-kader-mavo Theme 1,2 en 3 Grammar

Transcriptie

1 Opfriscursus 3 vmbo-kader-mavo Theme 1,2 en 3 Grammar Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 11

2 Grammar 1: Korte ja/nee antwoorden (short yes/no answers) 1 Complete the statements Vul de uitleg over korte ja/nee-antwoorden aan met de ontbrekende woorden. In het Engels is het niet (1) beleefd om alleen maar met (2) Yes en No te antwoorden. Daarom gebruik je vaak een korte zin. In deze korte zin (3) herhaal je (4) 1 e werkwoord en het onderwerp uit de vraag. 5 Have you got any change for me? Yes, I have 6 Was the concert sold out? Yes, it was 7 Can I taste it, please? Yes, you can 8 Has your grandfather got a dog named Sem? No, He has 9 Does Peter stay at the same campsite? Yes, he does Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 2 van 11

3 Grammar 2: Voorzetsels van tijd Wanneer gebruik je de voorzetsels van tijd on, in of at? Schrijf het juiste voorzetsel in de juiste regel. Tijdsbepaling Voorzetsel van tijd 1 Seizoenen en dagdelen In 2 Vaste uitdrukkingen At 3 Dagen en data On 4 Hoe laat iets is At 5 Maanden en jaartallen in Fill in Vul het juiste voorzetsel van tijd in. Kies uit on, in en at. 1 The premiere of the film is on 10 April. 2 I went to Italy in March. 3 Maria will call you in the morning. 4 I will be home at six o clock. 5 We always go to our grandparents at Christmas. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 3 van 11

4 Grammar 2 mavo: Modals (hulpwerkwoorden): can, could, be allowed to Answer the questions Beantwoord de volgende vragen over de modale hulpwerkwoorden can, could en be allowed to. 1 Wat is het verschil tussen can en could als je iets vraagt? Could is beleefder 2 Wat gebruik je als je wilt zeggen dat iets niet is toegestaan volgens de regels? Am/are/is allowed to 3 Vul de zin aan met de juiste vorm van be allowed to + het hele werkwoord. I am not allowed (not - wear) whatever I want to school. 4 The police couldn t / can t arrest him yet, they don t have enough evidence. 5 You can t / aren t allowed to tell all those nasty things about her. 6 Now that he s 18, he is alllowed to / can drink beer, but he doesn t like it. Grammar 3: Toekomende tijd (future) Kruis het juiste antwoord aan. Er zijn soms meerdere mogelijkheden. 1 Wanneer gebruik je will + het hele werkwoord? x Bij beloftes 0 Als je in de toekomst iets van plan bent x Om iets aan te bieden 0 Bij tijden volgens een vast schema x Bij aankondigingen en besluiten 0 Bij afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat 0 Bij voorspellingen waarvoor je wel bewijs hebt x Bij voorspellingen waarvoor je geen bewijs hebt Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 4 van 11

5 2 Wanneer gebruik je am/are/is + going to + het hele werkwoord? 0 Bij beloftes x Als je in de toekomst iets van plan bent 0 Om iets aan te bieden 0 Bij tijden volgens een vast schema 0 Bij aankondigingen en besluiten 0 Bij afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat x Bij voorspellingen waarvoor je wel bewijs hebt 0 Bij voorspellingen waarvoor je geen bewijs hebt 3 Wanneer gebruik je am/are/is (not) + het hele werkwoord + ing? 0 Bij beloftes x Als je in de toekomst iets van plan bent 0 Om iets aan te bieden 0 Bij tijden volgens een vast schema 0 Bij aankondigingen en besluiten x Bij afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat 0 Bij voorspellingen waarvoor je wel bewijs hebt 0 Bij voorspellingen waarvoor je geen bewijs hebt Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 5 van 11

6 4 Wanneer gebruik je de tegenwoordige tijd? 0 Bij beloftes 0 Als je in de toekomst iets van plan bent 0 Om iets aan te bieden x Bij tijden volgens een vast schema 0 Bij aankondigingen en besluiten 0 Bij afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat 0 Bij voorspellingen waarvoor je wel bewijs hebt 0 Bij voorspellingen waarvoor je geen bewijs hebt Choose the correct alternative Omcirkel de juiste vorm van de toekomende tijd. 5 She is going to phone / phones her mother tonight. 6 I am going to visit / visit my friend in May. 7 What are you going to do / are you doing tonight for dinner? 8 The train will arrive / arrives at half past six. 9 I will be / am going to be home by midnight, I promise. Fill in Complete the sentences by filling in the correct form of the future. Choose from: will, am/are/is going to, present continuous and present simple. Use the clues and verbs in brackets. 1 The sky is so dark, I m sure it is going to snow (snow) in a few minutes. 2 We will send(send) you a message at our arrival. 3 Pubs in this town close (close) at 2am. 4 I m afraid she won t catch (not - catch) the last bus. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 6 van 11

7 5 Tell me, will you answer/ are you going to answer (you - answer) my question, or not? Grammar 4: Voorzetsels van beweging (prepositions of direction) Fill in Vertaal het voorzetsel dat tussen haakjes staat. 1 Sue went into that shop. (in) 2 He walked around the stadium. (om heen) 3 Can you get the turkey out of / from the freezer? (uit) 4 The bus rode past my stop. (voorbij) 5 The squirrel climbed up the tree. (naar boven) Grammar 5: Hulpwerkwoorden (modals): should, must, have to Fill in Welk hulpwerkwoord gebruik je in de volgende situaties? Kies uit should, must (not) of have to. 1 Je wilt advies geven should 2 Je wilt iets afraden shouldn t 3 Je vindt dat iets (niet) moet. Must/mustn t 4 Er is een zekerheid, noodzaak of verplichting. Have to / has to 5 Het moet van iemand anders have to / has to 6 You don t have to / mustn t ever lie to me again, I m warning you! 7 The campers must / have to be bored with the weather, it has rained for three days on end. 8 Don t you think Emma has to / should sign up for a talent show? She sings so well! 9 A restaurant doesn t have to / mustn t be expensive to be good. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 7 van 11

8 Mavo : Make negative questions Make negative questions from the sentences below. 1 There are snakes around in this area. Aren t there..? 2 You have to clean your own room. Don t you have to clean._? 3 You were a bit rude to Joe. Weren t you..? 4 Ann and Mark went to the city together. Didn t Ann and Mark go.? 5 She washes her hair every day. Doesn t she wash..? Grammar 6: Voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) en verleden tijd (past simple) 1 Choose the correct statement Kies steeds de juiste bewering over het gebruik van de voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) en de verleden tijd (past simple). 1 A x Je gebruikt de verleden tijd om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. B O Je gebruikt de voltooid tegenwoordige tijd om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. 2 A x Je gebruikt de verleden tijd om te praten over ervaringen tot nu toe. B O Je gebruikt de voltooid tegenwoordige tijd om te praten over ervaringen tot nu toe. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 8 van 11

9 3 A O Je gebruikt de verleden tijd als het resultaat van de actie nu merkbaar is. B x Je gebruikt de voltooid tegenwoordige tijd als het resultaat van de actie nu merkbaar is. 4 A O Je gebruikt de verleden tijd als iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is. B x Je gebruikt de voltooid tegenwoordige tijd als iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is. Complete the sentences Maak de zinnen compleet door de present perfect te gebruiken of de past simple. 1 I saw (to see) a shoplifter at the supermarket this morning. 2 Someone has stolen (to steal) my laptop from my locker. 3 Angela has lived (to live) here since February. 4 I have finished (to finish) my work already. 5 I can t walk. I have broken (to break) my leg. Complete the Vul de juiste werkwoordsvorm in. Kies tussen de present perfect en de past simple. Dear Adriana, I would like to tell you about a good friend of mine, Sue. I (1) met (meet) her last week at the cinema. We were best friends for many years. I (2) haven t seen (not see) her for a while because after secondary school I (3) went (go) to the University of Oxford. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 9 van 11

10 Sue (4) _moved (move) here in 2002 and (5) has lived (live) in our town ever since. But when I moved away we lost contact. I hardly recognised her, I couldn t believe how much she (6) _has changed (change) since the last time I (7)saw(see) her. I know she (8) has always wanted (want) to become an actress. She told me she (9) passed (pass) a screen test last week for an important play. So Sue will be famous one day! I (10) have never been (be) to a real play. Maybe one day we can go and watch her when she is acting on stage. Take care, Laura Grammar 7: both: bij 2 personen, dieren of dingen = woord erachter is meervoud, each: 2 of meer = woord erachter is enkelvoud: je ziet ze als apart every: 2 of meer = woord erachter is enkelvoud: je ziet ze als geheel All: 2 of meer = woord erachter is meervoud None: vaak met of the, betekent geen van de Choose the correct alternative in Omcirkel bij elke zin het juiste woord. 1 All / Every / None of us was surprised that Jim didn t get the job. 2 Each / Every / None of these products has its own characteristics. 3 In emergencies like these, all / both / every second counts. 4 There are fire extinguishers on all / each / none floors of the building. 5 He had some DVDs but all / every / none of them interested me. Mavo if/when Onthoud : If it rains or when I die Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 10 van 11

11 Choose the correct alternative In each sentence, circle the correct alternative. 1 If / When you don t like olives, you can leave them out of the recipe. 2 Usually I drink only water if / when I m working. 3 You ll understand what I mean if / when you re older. 4 There will be no tickets left if / when we don t book now. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 11 van 11