21358 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "21358 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE"

Transcriptie

1 21358 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 8. A l annexe 4.1, Section 2, du même arrêté, la ligne suivante est supprimée : Sol excavé, sol excavé qui a subi une séparation physique et sol excavé et nettoyé qui ne ressort pas du domaine d application du VLAREBO provenant d excavation et d établissements autorisés pour le traitement des sols et équipements de sols pollués CHAPITRE IV. Dispositions finales sous-section II de la section II du chapitre IV Art. 9. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er juin Art. 10. Le Ministre flamand ayant l Environnement et la Politique des Eaux dans ses attributions, est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande des Travaux publics, de l Energie, de l Environnement et de la Nature, Mme H. CREVITS * VLAAMSE OVERHEID N [2008/200841] 14 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20; Gelet op het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, inzonderheid op de artikelen 2, 9 o,3, 2en3,5, 4, 6, 7, 2en3,8, 2, 9, 1, 10, 6, 12, 2en5,19, 3, 23, 2en5,27, 28, 2 en 4, 29, 30, 33, 36, 38, 2, 39, 2, 45, 2, 47, 2, 48, 49, 51, 57, 62, 63, 2, 66, 67, 3, 71, 2, 84, 2en3, 89, 90, 91, 1en2,95, 2, 97, 1, 98, 99, 100, 103, 104, 2, 3 o, 106, 107, 109, 2, 3 o, 111, 114, 115, 4, 2 o, 120, 3, 122, 3, 125, 3, 126, 138, 139, 2en 3, 152, 155, 2, 162, 1, 163, 1, 164, 165, 172, 1, en 178, al dan niet gelezen in samenhang met artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004, 22 september 2006, 15 december 2006 en 7 september 2007; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 oktober 2007; Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 30 augustus 2007; Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 31 augustus 2007; Gelet op advies /3 van de Raad van State, gegeven op 7 november 2007, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1 o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur; Na beraadslaging, Besluit : Titel I. Definities Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1 o Bodemdecreet : decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; 2 o minister : Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid; 3 o juridische dienst : Juridische Dienst van de afdeling die bevoegd is voor de juridische zaken van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid; 4 o Milieuvergunningsdecreet : decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning; 5 o Vlarem I : besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning; 6 o Vlarem II : besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; 7 o CMA : Compendium voor Monsterneming en Analyse, vermeld in artikel van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer. Titel II. Doelstellingen en algemene bepalingen HOOFDSTUK I. Doelstellingen Afdeling I. Richtwaarden voor de bodemkwaliteit Art. 2. De richtwaarden voor de bodemkwaliteit, vermeld in artikel 3, 2, van het Bodemdecreet, worden vastgesteld in bijlage II, gevoegd bij dit besluit. Afdeling II. Streefwaarden voor de bodemkwaliteit Art. 3. De streefwaarden voor de bodemkwaliteit, vermeld in artikel 3, 3, van het Bodemdecreet, worden vastgesteld in bijlage III, gevoegd bij dit besluit.

2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK II. Algemene bepalingen Afdeling I. Opstallen die geen grond zijn Art. 4. De volgende opstallen worden voor de toepassing van het Bodemdecreet niet beschouwd als grond in de zin van artikel 2, 9 o, van het Bodemdecreet : 1 o scheidingsmuren en omheiningen; 2 o reclameborden en -zuilen; 3 o straatmeubilair en abri s; 4 o antennes en masten; 5 o hoogspanningsmasten, tellers, laagspanningskasten; 6 o installaties voor het opwekken van water-, wind- en zonne-energie; 7 o waterleiding-, elektriciteits- en gasdistributienetwerk; 8 o datacommunicatie-, computer- en televisiekabelnetwerk; 9 o rails van trein, tram en metro. Afdeling II. Monsternemingen en analyses Art. 5. De monsternemingen in het kader van het Bodemdecreet en dit besluit worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld. Art. 6. De analyses in het kader van het Bodemdecreet en dit besluit worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard. De OVAM spreekt zich uit binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het verzoek om een methode gelijkwaardig te verklaren. Bij gebrek aan uitspraak binnen die termijn wordt de methode geacht niet gelijkwaardig te zijn. Als de OVAM een methode gelijkwaardig verklaart, geldt die verklaring alleen voor het laboratorium dat het verzoek heeft ingediend en alleen voor de resterende duur van de erkenning van dat laboratorium. Afdeling III. Standaardprocedures Art. 7. De standaardprocedures, vermeld in het Bodemdecreet, worden vastgesteld door de minister. De besluiten houdende vaststelling van de standaardprocedures worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Afdeling IV. Financiële zekerheden Onderafdeling I. Vorm van de financiële zekerheid Art. 8. Een financiële zekerheid in het kader van het Bodemdecreet kan de volgende vormen aannemen, afzonderlijk of in combinatie : 1 o een onherroepelijke garantie van de volgende kredietinstellingen : a) een kredietinstelling die vergund is krachtens de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; b) een kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Unie en die, krachtens voormelde wet van 22 maart 1993, haar werkzaamheden op het Belgische grondgebied mag uitoefenen; 2 o een onherroepelijke garantie van een verzekeringsonderneming die toegelaten is krachtens de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; 3 o een verpande rekening van een kredietinstelling, vermeld in punt 1 o. De OVAM kan ook een andere financiële zekerheid aanvaarden als is aangetoond dat die financiële zekerheid voldoende garantie geeft dat de verplichtingen bij of krachtens het Bodemdecreet kunnen worden nagekomen. Onderafdeling II. Bedrag en looptijd van de financiële zekerheid Art. 9. Het bedrag van de financiële zekerheid wordt door de OVAM vastgesteld op basis van een door haar goedgekeurde raming van de kosten van de uitvoering van de verplichtingen waarvoor de financiële zekerheid krachtens het Bodemdecreet moet worden gesteld. De OVAM kan een lager bedrag dan vermeld in het eerste lid aanvaarden op basis van elementen die de zekerheidsteller aanbrengt om te motiveren dat het risico dat de OVAM de financiële zekerheid moet aanspreken beperkt is. De OVAM kan een hoger bedrag dan vermeld in het eerste lid vaststellen op basis van een inschatting van de risico s dat de gekozen techniek om de bodemverontreiniging te behandelen niet of in onvoldoende mate leidt tot het realiseren van de doelstellingen van het Bodemdecreet. Art. 10. De looptijd van de financiële zekerheid moet minstens de duurtijd dekken van de uitvoering van de verplichtingen waarvoor de financiële zekerheid krachtens het Bodemdecreet moet worden gesteld. Onderafdeling III. Aanpassing van de gestelde financiële zekerheid Art. 11. De zekerheidsteller kan bij de OVAM een schriftelijke aanvraag indienen om het bedrag of de looptijd van de gestelde financiële zekerheid te verminderen. De OVAM neemt hierover een beslissing, rekening houdend met de resultaten van de uitvoering van de verplichtingen waarvoor de financiële zekerheid krachtens het Bodemdecreet werd gesteld en met de nog uit te voeren verplichtingen. Art. 12. Onder meer in de volgende gevallen kan de OVAM de zekerheidsteller de verplichting opleggen om de vorm, het bedrag of de looptijd van de gestelde financiële zekerheid binnen een door haar bepaalde termijn aan te passen : 1 o als de termijn voor de uitvoering van de verplichtingen waarvoor de financiële zekerheid krachtens het Bodemdecreet werd gesteld, niet of in onvoldoende mate wordt nageleefd;

3 21360 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2 o als de OVAM van oordeel is dat het voorstel tot grote wijziging of aanvulling van het conform verklaarde bodemsaneringsproject, het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject of het conform verklaarde risicobeheersplan een aanpassing van de gestelde financiële zekerheid rechtvaardigt; 3 o als de OVAM van oordeel is dat het nieuwe bodemsaneringsproject of het nieuwe beperkt bodemsaneringsproject, opgelegd krachtens artikel 64, tweede lid, van het Bodemdecreet, een aanpassing van de gestelde financiële zekerheid rechtvaardigt; 4 o als de OVAM van oordeel is dat het bodemsaneringsproject of het beperkt bodemsaneringsproject opgesteld in het kader van de versnelde overdrachtsprocedure, vermeld in artikel 115 van het Bodemdecreet, een aanpassing van de gestelde financiële zekerheid rechtvaardigt; 5 o als de OVAM op basis van het eindevaluatieonderzoek van oordeel is dat de resultaten van de bodemsaneringswerken een aanpassing van de gestelde financiële zekerheid rechtvaardigen. Titel III. Bodemsanering HOOFDSTUK I. Identificatie en inventarisatie van gronden Afdeling I. Grondeninformatieregister Onderafdeling I. Beheer van het Grondeninformatieregister Art. 13. De OVAM neemt een grond op in het Grondeninformatieregister wanneer ze over de volgende gegevens beschikt : 1 o de ligging van de grond : de kadastrale gegevens van de grond of een duidelijke ruimtelijke afbakening van de grond op basis van het in het Vlaamse Gewest gehanteerde coördinatenstelsel die onweerlegbaar de ligging ten opzichte van de perceelsgrenzen bepaalt; 2 o de identiteit van de eigenaar van de grond; 3 o minstens een van de volgende gegevens over de grond : a) informatie over de grond afkomstig uit de gemeentelijke inventaris; b) relevante gegevens met betrekking tot de bodemkwaliteit van de grond, vastgesteld door bodemsaneringsdeskundigen, bevoegde instanties als vermeld in het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, of politiediensten. Art. 14. De in het Grondeninformatieregister aanwezige gegevens worden vervolledigd of bijgewerkt op basis van relevante gegevens die vastgesteld zijn door de personen, diensten en instanties, vermeld in artikel 13, of door instrumenterende ambtenaren. Art. 15. Op eerste verzoek bezorgen alle diensten van de Vlaamse overheid, de gemeenten en provincies met het oog op het beheer van het Grondeninformatieregister alle nuttige gegevens aan de OVAM en aan de bodemsaneringsdeskundige die handelt in opdracht van de OVAM. Onderafdeling II. Toegankelijkheid van het Grondeninformatieregister Art. 16. De informatie uit het grondeninformatieregister is toegankelijk via de aanvraag van een bodemattest, via een verzoek om specifieke informatie of via het e-loket van de OVAM, en dit overeenkomstig de procedure en de voorwaarden, vermeld in artikel 17 tot en met 20. A. Bodemattest Art. 17. De aanvraag van een bodemattest moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, bij de OVAM worden ingediend met een volledig ingevuld aanvraagformulier voor een bodemattest. Het model van dat aanvraagformulier wordt vastgesteld bij besluit van de minister en voorziet in ieder geval in de opvraging van de volgende gegevens : 1 o de coördinaten van de aanvrager; 2 o de coördinaten van de grond waarop de aanvraag voor bodemattest betrekking heeft; 3 o als de aanvraag betrekking heeft op een grond zonder kadastraal nummer : een kadastraal plan met aanduiding van de contouren van de grond. Bij de aanvraag van een bodemattest moet overeenkomstig artikel 162, 9, van het Bodemdecreet, op straffe van niet-ontvankelijkheid van de aanvraag, het bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 162, 1, van het Bodemdecreet, worden gevoegd. Art. 18. Als de OVAM de aanvraag van een bodemattest onontvankelijk verklaart, stuurt ze die beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag naar de aanvrager met vermelding van de reden van niet-ontvankelijkheid. Binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van die beslissing zorgt de aanvrager ervoor dat de aanvraag voldoet aan alle ontvankelijkheidsvereisten, vermeld in het eerste lid. Als dat niet het geval is, wordt de aanvraag geacht definitief onontvankelijk te zijn. Het bodemattest op aanvraag wordt door de OVAM uitgereikt binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Als de aanvraag op een risicogrond betrekking heeft, wordt het bodemattest door de OVAM uitgereikt binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. B. Specifieke informatie Art. 19. De OVAM kan op schriftelijk verzoek specifieke informatie verstrekken uit het Grondeninformatieregister. Binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het verzoek om specifieke informatie stuurt de OVAM naar de aanvrager een ontwerp van overeenkomst die de modaliteiten van de gevraagde dienstverlening omvat. Die modaliteiten hebben minstens betrekking op de termijn waarbinnen de gevraagde informatie wordt geleverd en de prijs voor die dienstverlening.

4 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE C. Digitale informatie via het e-loket van de OVAM Art. 20. In het kader van de uitvoering van de taken, vermeld in artikelen 28 en 29, kan een bodemsaneringsdeskundige via het e-loket van de OVAM de volgende informatie uit het Grondeninformatieregister opvragen : de verslagen van bodemonderzoeken en de rapporten over bodemsaneringen en over andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI van titel III van het Bodemdecreet, in digitale vorm. Afdeling II. Lijst van risico-inrichtingen Art. 21. De lijst van risico-inrichtingen is vastgesteld in bijlage I, gevoegd bij dit besluit. Tijdelijke inrichtingen en verplaatsbare inrichtingen als vermeld in het Milieuvergunningsdecreet worden voor de toepassing van het Bodemdecreet en dit besluit niet beschouwd als risico-inrichtingen. Afdeling III. Gemeentelijke inventaris van risicogronden Onderafdeling I. Beheer van de gemeentelijke inventaris Art. 22. Een gemeente neemt een grond op in de gemeentelijke inventaris van risicogronden op basis van relevante gegevens over risico-inrichtingen die in de gemeente geëxploiteerd werden of in exploitatie zijn. Het gaat om gegevens die in haar bezit zijn of die haar worden bezorgd door bodemsaneringsdeskundigen, instrumenterende ambtenaren, bevoegde instanties, als vermeld in het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, of politiediensten. De in de gemeentelijke inventaris aanwezige gegevens worden vervolledigd of bijgewerkt op basis van relevante gegevens die afkomstig zijn van de personen, instanties en diensten, vermeld in het eerste lid. Art. 23. Voor elke risicogrond wordt in de gemeentelijke inventaris minstens de volgende informatie opgenomen en beheerd : 1 o de ligging van de grond : de kadastrale gegevens van de grond of een duidelijke ruimtelijke afbakening van de grond op basis van het in het Vlaamse Gewest gehanteerde coördinatenstelsel die onweerlegbaar de ligging ten opzichte van de perceelsgrenzen bepaalt; 2 o de risico-inrichtingen die op de grond gevestigd zijn of waren : a) nummer, beschrijving en categorie van de risico-inrichting, zoals ingedeeld in de lijst van risico-inrichtingen; b) start- en einddatum van de exploitatie van de risico-inrichting, voor zover die informatie beschikbaar is; 3 o de identiteit van de eigenaar. Art. 24. De gemeente staat niet in voor de juistheid van de gegevens die haar overeenkomstig dit besluit rechtstreeks of onrechtstreeks worden verstrekt. Art. 25. De minister bepaalt de inhoud en de vorm van het uittreksel, vermeld in artikel 7, 2, van het Bodemdecreet, evenals de modaliteiten volgens welke het uittreksel aan de OVAM wordt bezorgd. Onderafdeling II. Toegankelijkheid van de gemeentelijke inventaris Art. 26. Overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur bezorgt de gemeente op eenvoudig schriftelijk verzoek informatie uit de gemeentelijke inventaris aan iedereen die erom vraagt. HOOFDSTUK II. Erkenning als bodemsaneringsdeskundige Afdeling I. Taken van de bodemsaneringsdeskundige Art. 27. Twee types van bodemsaneringsdeskundigen worden onderscheiden : een bodemsaneringsdeskundige van type 1 en van type 2. Een bodemsaneringsdeskundige van type 1 kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. Een bodemsaneringsdeskundige van type 2 kan alleen een rechtspersoon zijn. De OVAM is van rechtswege erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 2. Art. 28. Een bodemsaneringsdeskundige van type 1 is in het kader van het Bodemdecreet en dit besluit erkend voor de uitvoering van de volgende taken : 1 o het leiden van de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek; 2 o het voorstellen en het leiden van de uitvoering van voorzorgsmaatregelen en veiligheidsmaatregelen, voor zover die maatregelen geen grondwateronttrekkingen omvatten; 3 o het leiden van het opstellen van een technisch verslag; 4 o het leiden van het opstellen van een studie van de ontvangende grond; 5 o het opstellen van een evaluatierapport als vermeld in artikel 78 van het Bodemdecreet. Art. 29. Een bodemsaneringsdeskundige van type 2 is in het kader van het Bodemdecreet en dit besluit erkend voor de uitvoering van de volgende taken : 1 o het leiden van de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek; 2 o het leiden van de uitvoering van een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek; 3 o het leiden van de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek; 4 o het leiden van de opstelling van een bodemsaneringsproject of beperkt bodemsaneringsproject, evenals het opstellen van voorstellen van kleine of grote wijziging of aanvulling als vermeld in artikel 63, 1, van het Bodemdecreet; 5 o het leiden van de uitvoering van bodemsaneringswerken; 6 o het leiden van de uitvoering van de nazorg; 7 o het leiden van de uitvoering van een eindevaluatieonderzoek;

5 21362 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 8 o het leiden van de uitvoering van een siteonderzoek; 9 o het voorstellen en het leiden van de uitvoering van voorzorgsmaatregelen en veiligheidsmaatregelen; 10 o het leiden van het voorstel van gebruiks- en bestemmingsbeperkingen; 11 o het leiden van de opstelling van een risicobeheersplan; 12 o het leiden van de uitvoering van risicobeheersmaatregelen en het opstellen van opvolgingsrapporten als vermeld in artikel 88 van het Bodemdecreet; 13 o het opstellen van een evaluatierapport als vermeld in artikel 78 van het Bodemdecreet; 14 o het leiden van de uitvoering van een waterbodemonderzoek en van de taken, vermeld in 4 o tot en met 13 o, met betrekking tot verontreinigde waterbodems; 15 o het leiden van het opstellen van een technisch verslag; 16 o het leiden van het opstellen van een studie van de ontvangende grond; 17 o het opmaken van een individueel bodempreventie- en bodembeheersplan. Afdeling II. Voorwaarden tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige Onderafdeling I. Bodemsaneringsdeskundige van type 1 Art Om als natuurlijk persoon te worden erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 1 gelden de volgende voorwaarden : 1 o een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : bodemkunde, geologie en scheikunde; 2 o minstens drie jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging gedurende de zes jaar die voorafgaan aan de datum van de erkenningsaanvraag; 3 o een grondige kennis hebben van het Bodemdecreet, zijn uitvoeringsbesluiten, de standaardprocedures en de codes van goede praktijk, opgesteld krachtens het Bodemdecreet en dit besluit; 4 o zelf beschikken over een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM; 5 o zelf de nodige ervaring hebben om het model, vermeld in 4 o, te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren; 6 o een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als bodemsaneringsdeskundige dekt; 7 o beschikken over de burgerlijke en politieke rechten en de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie; 8 o wanneer de bodemsaneringsdeskundige : a) een handelaar is : 1) niet in staat van faillissement verkeren of een gerechtelijk akkoord verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is; 2) niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van het land waar hij gevestigd is; b) geen handelaar is : 1) niet in staat van kennelijk onvermogen verkeren, dan wel in een soortgelijke toestand als gevolg van enige procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is; 2) niet het voorwerp zijn van een procedure van collectieve schuldenregeling of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van het land waar hij gevestigd is; 9 o binnen het jaar na de datum van de erkenning beschikken over een kwaliteitshandboek. 2. Om als rechtspersoon te worden erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 1 gelden de volgende voorwaarden : 1 o opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van het land waar hij gevestigd is; 2 o als het gaat om een handelaar : ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister volgens de eisen van het land waar hij gevestigd is; 3 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : bodemkunde, geologie en scheikunde; 4 o minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben die minstens drie jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging gedurende de zes jaar die voorafgaan aan de datum van de erkenningsaanvraag; 5 o minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben die een grondige kennis heeft van het Bodemdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten, de standaardprocedures en de codes van goede praktijk, opgesteld krachtens het Bodemdecreet en dit besluit; 6 o zelf beschikken over een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM; 7 o een gekwalificeerd persoon in dienst hebben met de nodige ervaring om het model, vermeld in 6 o, te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren; 8 o een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als bodemsaneringsdeskundige dekt; 9 o voor de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden : beschikken over hun burgerlijke en politieke rechten en de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie; 10 o de voorwaarde, vermeld in 1, 8 o, is van overeenkomstige toepassing; 11 o binnen het jaar na de datum van de erkenning beschikken over een kwaliteitshandboek.

6 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Onderafdeling II. Bodemsaneringsdeskundige van type 2 Art. 31. Om te worden erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 2 gelden de volgende voorwaarden : 1 o opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van het land waar hij gevestigd is; 2 o als het gaat om een handelaar : ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister volgens de eisen van het land waar hij gevestigd is; 3 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : biologie, bodemkunde, geologie, microbiologie en scheikunde; 4 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben met een grondige kennis van de disciplines bouwkunde en grondmechanica; 5 o minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben die minstens drie jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is zowel voor het uitvoeren van bodemonderzoeken als voor het onderzoek inzake risico s van bodemverontreiniging gedurende de zes jaar die voorafgaan aan de datum van de erkenningsaanvraag; 6 o minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben die minstens vijf jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is voor het leiden van de bodemsanering gedurende de tien jaar die voorafgaan aan de datum van de erkenningsaanvraag; 7 o minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben die kennis heeft van en minstens vijf jaar beroepservaring heeft met werfopvolging gedurende de tien jaar die voorafgaan aan de datum van de erkenningsaanvraag; 8 o minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben die minstens twee jaar ervaring heeft met het opstellen van bestekken voor de aanneming van werken gedurende de vijf jaar die voorafgaan aan de datum van de erkenningsaanvraag; 9 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van het Bodemdecreet, zijn uitvoeringsbesluiten en de standaardprocedures en de codes van goede praktijk, opgesteld krachtens het Bodemdecreet en dit besluit, alsook van de Vlaamse reglementeringen inzake de milieuvergunning, het grondwaterbeheer en de stedenbouw; 10 o zelf beschikken over een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM, en minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben met de nodige ervaring om het model te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren; 11 o zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over een mathematisch grondwatermodel dat aanvaard wordt door de OVAM, en minstens één natuurlijke persoon in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring om het model te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren; 12 o zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over de nodige middelen om infrastructuurwerken te ontwerpen en te begeleiden; 13 o een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als bodemsaneringsdeskundige dekt; 14 o voor de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden : beschikken over hun burgerlijke en politieke rechten en de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie; 16 o de voorwaarde, vermeld in artikel 30, 1, 8 o, is van overeenkomstige toepassing; 17 o binnen het jaar na de datum van de erkenning beschikken over een kwaliteitshandboek. Onderafdeling III. Algemene bepalingen Art. 32. De grondige kennis, vermeld in artikel 30, 1, 1 o,en 2, 3 o, en artikel 31, 3 o en 4 o, moet worden aangetoond met academische diploma s of diploma s van het hoger onderwijs van het lange type of ermee gelijkgestelde diploma s. De grondige kennis, vermeld in artikel 30, 1, 3 o,en 2, 5 o, en artikel 31, 9 o, kan worden aangetoond met academische diploma s of diploma s van het hoger onderwijs van het lange type of ermee gelijkgestelde diploma s, of moet blijken uit een curriculum vitae, referentielijst of getuigschrift. De beroepservaring, vermeld in artikel 30, 1, 2 o, en 2, 4 o, en artikel 31, 5 o, tot en met 8 o,en11 o, moet blijken uit een curriculum vitae, getuigschrift, referentielijst of beschrijving van de opgedane relevante ervaring. De OVAM beoordeelt of de door de bodemsaneringsdeskundige voorgestelde personen beschikken over die vereiste grondige kennis of beroepservaring. Het ter beschikking hebben, vermeld in artikel 31, 4 o, 11 o, en 12 o, moet van die aard zijn dat de uit het Bodemdecreet voortvloeiende termijnen kunnen worden nageleefd. Het in dienst hebben, vermeld in artikel 30, 2,3 o,tot en met 5 o,en7 o, en 31, 4 o, tot en met 9 o,en11 o, moet worden begrepen als de arbeid ter beschikking hebben van een werknemer in ondergeschikt verband via arbeidsovereenkomst, of de diensten op continue basis ter beschikking hebben van een zelfstandige op voorwaarde dat die persoon de kennis of ervaring, vermeld in artikel 30 of 31, via die dienstverlening ter beschikking stelt van maximaal drie bodemsaneringsdeskundigen. Afdeling III. Procedure tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige Onderafdeling I. Ontvankelijkheid van de aanvraag tot erkenning Art. 33. De aanvraag om als bodemsaneringsdeskundige erkend te worden, wordt bij aangetekende brief gericht aan de minister, per adres van de OVAM. Art Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor de erkenning als bodemsaneringsdeskundige de volgende gegevens bevatten : 1 o als het een rechtspersoon betreft : a) de statuten van de rechtspersoon; b) de namen van de natuurlijke personen die door de rechtspersoon gemachtigd zijn om de rechtspersoon ten aanzien van derden te verbinden;

7 21364 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2 o een kopie van de diploma s waarmee de grondige kennis, vermeld in artikel 30, 1, 1 o,en 2,3 o, en artikel 31, 3 o,en4 o, en in voorkomend geval de grondige kennis, vermeld in artikel 30, 1, 3 o,en 2, 5 o, en artikel 31, 9 o, wordt aangetoond; 3 o een curriculum vitae, getuigschrift, referentielijst of beschrijving van de opgedane relevante ervaring van de personen die beschikken over de grondige kennis, vermeld in artikel 30, 1, 3 o,en 2, 5 o, en artikel 31, 9 o,ende beroepservaring, vermeld in artikel 30, 1, 2 o,en 2, 4 o, en artikel 31, 5 o, tot en met 8 o,en11 o, waaruit die kennis en ervaring blijkt; 4 o een bewijs dat de aanvrager de beschikking heeft over de modellen, vermeld in artikel 30 of 31; 5 o een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager zich tot het volgende verbindt : a) binnen een termijn van dertig dagen na de datum van de erkenningsbeslissing een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid als vermeld in artikel 30 of 31 te sluiten en de OVAM in kennis te stellen van de afgesloten polis; b) binnen een termijn van honderdtachtig dagen na de datum van de erkenningsbeslissing de noodzakelijke personen, vermeld in artikel 30 of 31, in dienst te nemen of contractueel ter beschikking te hebben, voor zover hij die personen nog niet in dienst heeft of contractueel ter beschikking heeft; c) alle analyses van monsters en al het veldwerk uit te voeren of te laten uitvoeren als vermeld in artikel 36, 2 o ; 6 o een recent getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de persoon, vermeld in artikel 30, 1, of van de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden; 7 o als de aanvrager handelaar is, een recent bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager : a) niet in staat van faillissement of van vereffening verkeert of een gerechtelijk akkoord verkregen heeft, dan wel in een soortgelijke toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is; b) niet het voorwerp is van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van het land waar hij gevestigd is; 8 o een recent attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft. 2. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor de erkenning als bodemsaneringsdeskundige van type 2 naast de gegevens, vermeld in 1, ook een bewijs bevatten dat de aanvrager zelf beschikt of de contractuele beschikking heeft over de middelen om infrastructuurwerken te ontwerpen en te begeleiden. 3. De OVAM kan een model van aanvraagformulier tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige ter beschikking stellen. Onderafdeling II. Beoordeling, advies en beslissing over de aanvraag tot erkenning Art. 35. De procedure voor de behandeling van de aanvragen tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige is als volgt : 1 o de OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag; 2 o de OVAM verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige aanvullingen. Als de OVAM niet binnen de termijn, vermeld in 1 o, om aanvullingen heeft verzocht, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn. Als de OVAM binnen de termijn, vermeld in 1 o, om aanvullingen verzoekt, wordt de aangevulde aanvraag opnieuw bij aangetekende brief aan de OVAM toegestuurd. De OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangevulde aanvraag; 3 o de OVAM onderzoekt de ontvankelijke aanvraag en stuurt die samen met haar advies binnen een termijn van negentig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag naar de minister; 4 o de minister neemt binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag een beslissing over de erkenning; 5 o binnen honderdvijftig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag wordt de beslissing over de erkenning door de OVAM bij aangetekende brief aan de aanvrager betekend. De erkenningsbeslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Afdeling IV. Voorwaarden voor het gebruik van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige Art. 36. In het kader van het gebruik van de erkenning is de bodemsaneringsdeskundige ertoe gehouden : 1 o alle monsters die genomen worden in het kader van het Bodemdecreet te laten analyseren overeenkomstig het CMA of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard bij een laboratorium dat erkend is voor de uit te voeren metingen krachtens het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 2 o het veldwerk uit te voeren, of erop toe te zien dat het veldwerk wordt uitgevoerd overeenkomstig het CMA of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard; 3 o op eenvoudig verzoek onmiddellijk aan de OVAM mee te delen waar veldwerk in het kader van het Bodemdecreet en dit besluit wordt gepland in de periode die is aangegeven in het verzoek van de OVAM; 4 o de taken, vermeld in artikel 28 of 29, uit te voeren in overeenstemming met de standaardprocedures of de codes van goede praktijk, vermeld in het Bodemdecreet en dit besluit; 5 o in elk rapport, verslag of project, opgesteld krachtens het Bodemdecreet of dit besluit, te verklaren dat hij niet verkeert in een van de gevallen van onverenigbaarheid als vermeld in artikel 46; 6 o de verslagen, rapporten en projecten, opgesteld krachtens het Bodemdecreet en dit besluit, als auteurs mee te laten ondertekenen door de personen die beschikken over de kennis of ervaring, vermeld in artikel 30 of 31, als bepaald in de standaardprocedures, vermeld in het Bodemdecreet.

8 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De OVAM beoordeelt of de door de bodemsaneringsdeskundige voorgestelde personen beschikken over de vereiste kennis en ervaring, en ze kent die personen de bevoegdheid toe om welbepaalde verslagen, rapporten en projecten, vermeld in het Bodemdecreet en dit besluit, als auteur mee te ondertekenen of ze weigert die bevoegdheid; 7 o onverwijld de volgende wijzigingen aan de OVAM te melden : a) wijziging van de personen met handtekeningbevoegdheid, vermeld in punt 6 o ; b) wijziging van de modellen, vermeld in artikel 30 en 31, of wijziging van de personen met de vereiste ervaring om die modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren; 8 o een klachtenregister bij te houden dat ter inzage ligt voor de toezichthoudende overheid; 9 o jaarlijks een jaarverslag op te stellen. Het jaarverslag bevat minstens de volgende elementen : a) een overzicht van de personen, vermeld in artikel 30 of 31, die beschikken over de vereist kennis en beroepservaring; b) een evaluatie van de genomen acties omtrent de kwaliteitsborging, de opleiding van het personeel en de inhoud van het klachtenregister. De bodemsaneringsdeskundige bezorgt de jaarverslagen op eenvoudig verzoek aan de OVAM; 10 o een kwaliteitshandboek op te maken en actueel te houden. Afdeling V Schorsing en opheffing van de handtekeningsbevoegdheid en van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige Onderafdeling I. Schorsing en opheffing van de handtekeningsbevoegdheid Art. 37. Naar aanleiding van een ernstige fout of van herhaaldelijke fouten in de verslagen, rapporten of projecten van de bodemsaneringsdeskundige of naar aanleiding van eigen onderzoeksdaden kan de OVAM overgaan tot een herevaluatie om te onderzoeken of de personen met handtekeningsbevoegdheid wel degelijk beschikken over de vereiste kennis en ervaring, vermeld in artikel 30 of 31. De OVAM kan op basis van de herevaluatie de handtekeningbevoegdheid van de personen, vermeld in artikel 36, 6 o, schorsen, voor een termijn van dertig dagen tot honderdtachtig dagen, of opheffen. Art. 38. De OVAM brengt de bodemsaneringsdeskundige en de houder van de handtekeningsbevoegdheid, per adres van de bodemsaneringsdeskundige, bij aangetekende brief op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot schorsing of opheffing van de handtekeningsbevoegdheid. Binnen een termijn van dertig dagen na datum van ontvangst van die brief kan de houder van de handtekeningsbevoegdheid alle nodige formaliteiten vervullen om de schorsing of opheffing van de handtekeningsbevoegdheid te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar te maken. De OVAM neemt een beslissing over de schorsing of de opheffing, rekening houdend met de eventueel vervulde formaliteiten of de eventueel meegedeelde verweermiddelen. In geval van schorsing of opheffing van de handtekeningsbevoegdheid betekent de OVAM die beslissing bij aangetekende brief aan de bodemsaneringsdeskundige en aan de houder van de handtekeningsbevoegdheid, per adres van de bodemsaneringsdeskundige. Onderafdeling II. Schorsing van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige Art. 39. De minister kan te allen tijde de erkenning als bodemsaneringsdeskundige schorsen voor een termijn van maximaal honderdtachtig dagen in de volgende gevallen : 1 o de bodemsaneringsdeskundige voert de taken, vermeld in artikel 28 of 29, niet reglementair of niet objectief uit; 2 o de bodemsaneringsdeskundige houdt onvoldoende toezicht op het veldwerk of het gebruik van de correcte analysemethode; 3 o de bodemsaneringsdeskundige voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30 of 31; 4 o de bodemsaneringsdeskundige leeft de voorwaarden voor het gebruik van de erkenning, vermeld in artikel 36, niet na; 5 o de bodemsaneringsdeskundige begaat onregelmatigheden bij de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 28 of 29; 6 o de bodemsaneringsdeskundige is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsethiek van de bodemsaneringsdeskundige in kwestie aantast. Art. 40. De minister brengt de bodemsaneringsdeskundige bij aangetekende brief op de hoogte van zijn voornemen tot schorsing van de erkenning met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na datum van ontvangst van die brief kan de bodemsaneringsdeskundige alle nodige formaliteiten vervullen om de schorsing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken. De minister neemt een beslissing over de schorsing van de erkenning, rekening houdend met de eventueel vervulde formaliteiten of de eventueel meegedeelde verweermiddelen. In geval van schorsing van de erkenning wordt die beslissing door de minister bij aangetekende brief aan de bodemsaneringsdeskundige betekend en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Onderafdeling III. Opheffing van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige Art. 41. De minister kan te allen tijde de erkenning als bodemsaneringsdeskundige opheffen in de volgende gevallen : 1 o de bodemsaneringsdeskundige voert de taken, vermeld in artikel 28 of 29, herhaaldelijk niet reglementair of niet objectief uit; 2 o de bodemsaneringsdeskundige houdt herhaaldelijk onvoldoende toezicht op veldwerk of het gebruik van de correcte analysemethode;

9 21366 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3 o de bodemsaneringsdeskundige voldoet bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog steeds niet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij op grond van artikel 39, 3 o, geschorst werd; 4 o de bodemsaneringsdeskundige leeft de voorwaarden voor het gebruik van de erkenning, vermeld in artikel 36, bij herhaling niet na; 5 o de bodemsaneringsdeskundige begaat ernstige onregelmatigheden of bij herhaling onregelmatigheden bij de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 28 of 29; 6 o de bodemsaneringsdeskundige is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsethiek van de bodemsaneringsdeskundige in ernstige mate aantast. Art. 42. De bepalingen van artikel 40 zijn van overeenkomstige toepassing. Onderafdeling IV. Opheffing van rechtswege van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige Art De erkenning als bodemsaneringsdeskundige van type 1 wordt van rechtswege opgeheven als de bodemsaneringsdeskundige gedurende twee opeenvolgende volledige kalenderjaren minder dan tien technische verslagen en minder dan tien verslagen van oriënterend bodemonderzoek heeft opgemaakt, en bij een erkende bodembeheerorganisatie, respectievelijk bij de OVAM heeft ingediend. De erkenning als bodemsaneringsdeskundige van type 2 wordt van rechtswege opgeheven als de bodemsaneringsdeskundige gedurende twee opeenvolgende volledige kalenderjaren minder dan tien verslagen van oriënterend bodemonderzoek, minder dan vijf verslagen van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek of beschrijvend bodemonderzoek, en minder dan drie bodemsaneringsprojecten of beperkte bodemsaneringsprojecten heeft opgemaakt en bij de OVAM heeft ingediend. De beslissingen houdende vaststelling van de opheffing van de erkenning worden door de minister bij aangetekende brief aan de bodemsaneringsdeskundige betekend en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 2. De bepalingen van 1 zijn niet van toepassing op de bodemsaneringsdeskundigen die van rechtswege erkend zijn. Art De erkenning als bodemsaneringsdeskundige wordt van rechtswege opgeheven in de volgende gevallen : 1 o de bodemsaneringsdeskundige heeft na het verstrijken van de termijn van dertig dagen na de datum van de erkenningsbeslissing niet het bewijs geleverd dat hij de voorgeschreven verzekering voor beroepsaansprakelijkheid heeft afgesloten; 2 o de bodemsaneringsdeskundige heeft na het verstrijken van de termijn van honderdtachtig dagen na de datum van de erkenningsbeslissing niet het bewijs geleverd de personen, vermeld in artikel 30 of 31, in dienst of contractueel ter beschikking te hebben; 3 o de bodemsaneringsdeskundige beschikt na het verstrijken van de termijn van een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing nog niet over een kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 30 of 31; 4 o de bodemsaneringsdeskundige heeft zijn activiteiten als bodemsaneringsdeskundige stopgezet. De beslissingen houdende vaststelling van de opheffing van de erkenning worden door de minister bij aangetekende brief aan de bodemsaneringsdeskundige betekend en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 2.De bepalingen van 1 zijn niet van toepassing op de bodemsaneringsdeskundigen die van rechtswege erkend zijn. Afdeling VI. Duur en overdraagbaarheid van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige Art. 45. De erkenning als bodemsaneringsdeskundige geldt voor onbepaalde duur, voor zover ze niet wordt geschorst of opgeheven. De erkenning kan niet aan derden worden overgedragen. Afdeling VII. Onverenigbaarheden Art. 46. Van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige kan geen gebruik worden gemaakt in de volgende gevallen : 1 o de bodemsaneringsdeskundige of een persoon die voor rekening van de bodemsaneringsdeskundige een directie- of bestuursbevoegdheid uitoefent, is bloed- of aanverwant in de rechte lijn tot en met de derde graad en in de zijlijn tot en met de vierde graad, met de opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken of risicobeheersmaatregelen betreft - met de opdrachtgever of met de uitvoerder van de werken of de maatregelen, of met ieder ander persoon die voor rekening van voormelde opdrachtgever respectievelijk uitvoerder, een directie- of bestuursbevoegdheid uitoefent; 2 o de bodemsaneringsdeskundige of een persoon die voor rekening van de bodemsaneringsdeskundige een directie- of bestuursbevoegdheid uitoefent, is zelf of bij tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot van de opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken of risicobeheersmaatregelen betreft - van de opdrachtgever of van de uitvoerder van de werken of de maatregelen; 3 o de bodemsaneringsdeskundige of een persoon die voor rekening van de bodemsaneringsdeskundige een directie- of bestuursbevoegdheid uitoefent, oefent in rechte of in feite, zelf of bij tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uit bij voormelde opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken of risicobeheersmaatregelen betreft - van de opdrachtgever of van de uitvoerder;

10 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o de activiteiten van de bodemsaneringsdeskundige worden in die hoedanigheid, als natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk gefinancierd, gecontroleerd of beheerd, in welke vorm dan ook, door de opdrachtgever of de uitvoerder van de bodemsaneringswerken of de risicobeheersmaatregelen; 5 o zowel de bodemsaneringsdeskundige als de opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken of risicobeheersmaatregelen betreft - zowel de bodemsaneringsdeskundige als de uitvoerder van de bodemsaneringswerken of de risicobeheersmaatregelen, worden rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk gefinancierd, gecontroleerd of beheerd door één persoon. In afwijking van het eerste lid kan de minister op gemotiveerd schriftelijk verzoek van de opdrachtgever of de bodemsaneringsdeskundige beslissen dat in de gevallen van onverenigbaarheid, vermeld in het eerste lid, toch gebruik kan worden gemaakt van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige, als hij van oordeel is dat de kwaliteit van de uitvoering van de werkzaamheden kan worden gewaarborgd en als de verzoeker er zich toe verbindt de bijkomende controlekosten van de OVAM te vergoeden. De minister neemt een beslissing binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het gemotiveerde schriftelijke verzoek. HOOFDSTUK III. Verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering uit te voeren en te (pre)financieren Afdeling I. Saneringscriterium bij nieuwe bodemverontreiniging Art. 47. De bodemsaneringsnormen, vermeld in artikel 9, 1, van het Bodemdecreet, worden vastgesteld in bijlage IV, gevoegd bij dit besluit. Afdeling II. Saneringsdoel Art. 48. Bij de evaluatie van de beste beschikbare technieken die geen overmatige kosten met zich meebrengen, moet rekening worden gehouden met de volgende elementen : 1 o de verschillende milieuhygiënische criteria van de beschouwde technieken, zoals : a) de mate van het behalen van de decretale doelstellingen; b) de eventuele beperkingen op het gebruik van de grond na de bodemsanering; c) de verschillende milieubaten; d) de tijd die het zal vergen om de bodem te saneren; 2 o de verschillende technische criteria van de beschouwde technieken, zoals : a) de mogelijke hinder voor de omgeving; b) de mate waarin toekomstige schade zal voorkomen; c) de mate waarin bij de uitvoering onbedoelde schade kan worden vermeden d) de noodzakelijke maatregelen om zowel de milieuveiligheid als de arbeidsveiligheid te verzekeren bij de uitvoering van de bodemsaneringswerken; 3 o de kosten van de uitvoering van de bodemsanering en de eventuele bijkomende kosten die gekoppeld zijn aan de restverontreiniging. Art. 49. De nadere regels voor de afweging van de verschillende technieken worden bepaald in de standaardprocedure, vermeld in artikel 47, 2, van het Bodemdecreet. Afdeling III. Vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering uit te voeren Onderafdeling I. Kennisvoorwaarde Art. 50. Bij de beoordeling van het feit of de eigenaar al dan niet op de hoogte was of op de hoogte behoorde te zijn van de bodemverontreiniging op het ogenblik van de verwerving, vermeld in artikel 12, 2, 3 o, en artikel 23, 2, 3 o, van het Bodemdecreet, wordt in het bijzonder rekening gehouden met de volgende elementen : 1 o het tijdstip van de verwerving; 2 o vermeldingen of aanwijzingen in de aankoopakte; 3 o de hoedanigheid van de eigenaar; 4 o de ervaring of beroepskennis van de eigenaar; 5 o de aard, de zintuiglijke waarneembaarheid of de algemene bekendheid van de bodemverontreiniging; 6 o de aard van de inrichting die aanleiding heeft gegeven tot de bodemverontreiniging; 7 o de toestand van en de voorkennis over de verontreinigde grond; 8 o beschikbare documenten met betrekking tot de verontreinigde grond. Onderafdeling II. Procedure tot aanvraag van de vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering uit te voeren A. Nieuwe bodemverontreiniging Art. 51. De persoon, vermeld in artikel 11 van het Bodemdecreet, betekent zijn gemotiveerd standpunt tot vrijstelling van de plicht als vermeld in artikel 12 van het Bodemdecreet bij aangetekende brief aan de OVAM. Hij doet dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van de brief van de OVAM waarin hem wordt gewezen op zijn zelfstandige verplichting om een beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren of om tot bodemsanering over te gaan. De OVAM onderzoekt het gemotiveerde standpunt en oordeelt of de persoon, vermeld in artikel 11 van het Bodemdecreet, voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden, vermeld in artikel 12, 1of 2, van het Bodemdecreet, of dat de afwijking, vermeld in artikel 12, 3, van het Bodemdecreet, van toepassing is. De OVAM stelt die persoon in kennis van haar beslissing binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het gemotiveerd standpunt.

11 21368 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE B. Historische bodemverontreiniging Art. 52. Voor de aanmaning, vermeld in artikel 22 van het Bodemdecreet, kunnen de personen, vermeld in artikel 22 van het Bodemdecreet, op elk tijdstip bij aangetekende brief hun gemotiveerde standpunt tot vrijstelling van de plicht als vermeld in artikel 23 van het Bodemdecreet aan de OVAM betekenen. De OVAM neemt het gemotiveerde standpunt op in het dossier van de grond. Na de aanmaning betekent de persoon die krachtens artikel 22 van het Bodemdecreet werd aangemaand bij aangetekende brief zijn gemotiveerde standpunt aan de OVAM. Hij doet dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van de aanmaning. De OVAM onderzoekt het gemotiveerde standpunt en oordeelt of de aangemaande persoon voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden, vermeld in artikel 23, 1of 2, van het Bodemdecreet, of dat de afwijking, vermeld in artikel 23, 3, van het Bodemdecreet, van toepassing is. De OVAM stelt die persoon in kennis van haar beslissing binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het gemotiveerde standpunt. Onderafdeling III. Overdracht van de vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering uit te voeren Art 53. Als de persoon die de grond overdraagt voor een bepaalde bodemverontreiniging krachtens artikel 12 of 23 van het Bodemdecreet vrijstelling van de verplichting tot het uitvoeren van het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering heeft verkregen, gaat die vrijstelling op het moment van de verwerving van de grond van rechtswege over op de verwerver als voldaan is aan de drie volgende voorwaarden : 1 o de verwerver of zijn rechtsvoorganger heeft de bodemverontreiniging niet zelf veroorzaakt; 2 o de verontreiniging is niet tot stand gekomen tijdens een periode dat de verwerver of zijn rechtsvoorganger eigendoms- of gebruiksrechten op de grond had; 3 o de verwerver heeft op het moment dat de grond wordt overgedragen geen eigendomsrechten op de grond. Art. 54. De vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering uit te voeren die krachtens artikel 53 op de verwerver is overgegaan, vervalt van rechtswege wanneer de aanwezige bodemverontreiniging die in de conformverklaring van het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek of van het beschrijvend bodemonderzoek, of in de eindverklaring werd gekwalificeerd als geen ernstige bodemverontreiniging, opnieuw een risico oplevert of kan opleveren tot nadelige beïnvloeding van mens of milieu door een wijziging van de kenmerken, functies of eigenschappen van de bodem. HOOFDSTUK IV. Oriënterend bodemonderzoek en beschrijvend bodemonderzoek Afdeling I. Oriënterend bodemonderzoek Onderafdeling I. Aanvullende onderzoeksverrichtingen en conformverklaring van het oriënterend bodemonderzoek Art. 55. Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd conform de bepalingen van artikel 28 van het Bodemdecreet. Als de OVAM van oordeel is dat het oriënterend bodemonderzoek niet conform die bepalingen werd uitgevoerd, kan ze overeenkomstig artikel 28, 3, van het Bodemdecreet op elk ogenblik administratieve of technische aanvullende onderzoeksverrichtingen opleggen. Als de OVAM aanvullende onderzoeksverrichtingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen de aanvullende onderzoeksverrichtingen moeten worden uitgevoerd en het verslag ervan bij de OVAM moet worden ingediend. Art. 56. Als de OVAM van oordeel is dat de aanvullende onderzoeksverrichtingen samen met het uitgevoerde bodemonderzoek, vermeld in artikel 28, 3, van het Bodemdecreet, aan de vereisten van artikel 28 van het Bodemdecreet beantwoorden, levert ze een bodemattest af aan de opdrachtgever van het oriënterend bodemonderzoek waarin dit wordt vermeld. Dat bodemattest geldt als conformiteitsattest voor het oriënterend bodemonderzoek. Art. 57. Als de OVAM zich niet binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het verslag van de aanvullende onderzoeksverrichtingen heeft uitgesproken, worden de aanvullende onderzoeksverrichtingen samen met het uitgevoerde bodemonderzoek, vermeld in artikel 28, 3, van het Bodemdecreet, geacht conform de bepalingen van artikel 28 van het Bodemdecreet te zijn. Onderafdeling II. Verplichting om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren A. Overdracht van risicogrond bij gedwongen mede-eigendom Art. 58. Een oriënterend bodemonderzoek wordt in de volgende gevallen op initiatief en op kosten van de overdrager of de gemandateerde uitgevoerd voor de overdracht van een privatief deel van een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel van het Burgerlijk Wetboek : 1 o in dat privatieve deel is of was een risico-inrichting gevestigd; 2 o in de gemeenschappelijke delen is of was een risico-inrichting gevestigd die uitsluitend bestemd is of was voor dat privatieve deel. Art. 59. Een eenmalig oriënterend bodemonderzoek wordt in de volgende gevallen op initiatief en op kosten van de vereniging van mede-eigenaars uitgevoerd : 1 o voor de vestiging van de gedwongen mede-eigendom was een risico-inrichting gevestigd op de grond waarop de gedwongen mede-eigendom gevestigd is; 2 o in de gemeenschappelijke delen was een risico-inrichting gevestigd die bestemd was ten behoeve van de mede-eigendom. Het eenmalige oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd voor 31 december 2014, tenzij er eerder een overdracht van een privatief of gemeenschappelijk deel plaatsvindt. In dat geval wordt het eenmalige oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd voor de eerste overdracht. Als de vereniging van mede-eigenaars nalaat het oriënterend bodemonderzoek uit te voeren, ook binnen dertig dagen nadat de overdrager haar daartoe bij aangetekende brief in gebreke heeft gesteld, kan de overdrager zelf opdracht geven tot het uitvoeren van het oriënterend bodemonderzoek en de eraan verbonden kosten verhalen op de vereniging van mede-eigenaars. Hij kan ook van de vereniging van mede-eigenaars een voorschot vorderen voor de betaling van de kosten van het oriënterend bodemonderzoek. Art. 60. Er hoeft geen oriënterend bodemonderzoek te worden uitgevoerd voor de overdracht van een privatief of gemeenschappelijk deel als in de gemeenschappelijke delen een risico-inrichting gevestigd is die uitsluitend bestemd is ten behoeve van de mede-eigendom, voor zover geen enkel van de gevallen, vermeld in artikel 58 en 59, van toepassing is.

12 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE B. Periodieke verplichting om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren Art. 61. De exploitanten van de risico-inrichtingen die in de lijst in bijlage I bij dit besluit onder de kolom categorie met de letter B zijn aangeduid, moeten op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek uitvoeren volgens het volgende tijdschema : 1 o een eerste maal : a) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie voor 29 oktober 1995 is aangevat : voor 31 december 2011; b) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie tussen 29 oktober 1995 en de inwerkingtreding van dit besluit is aangevat : voor 31 december 2015; c) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie na de inwerkingtreding van dit besluit is aangevat en waar geen oriënterend bodemonderzoek op de grond werd uitgevoerd binnen de periode van tien jaar voor de aanvang van de exploitatie : binnen zes jaar na de aanvang van de exploitatie; d) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie na de inwerkingtreding van dit besluit is aangevat en waar een oriënterend bodemonderzoek op de grond werd uitgevoerd binnen de periode van tien jaar voor de aanvang van de exploitatie : binnen tien jaar na de aanvang van de exploitatie; 2 o vervolgens periodiek om de tien jaar. Art. 62. De exploitanten van de risico-inrichtingen die in de lijst in bijlage I bij dit besluit onder de kolom categorie met de letter A zijn aangeduid, moeten op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek uitvoeren volgens het volgende tijdschema : 1 o een eerste maal : a) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie voor 29 oktober 1995 is aangevat : voor 31 december 2013; b) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie tussen 29 oktober 1995 en de inwerkingtreding van dit besluit is aangevat : voor 31 december 2017; c) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie na de inwerkingtreding van dit besluit is aangevat en waar geen oriënterend bodemonderzoek op de grond werd uitgevoerd binnen de periode van tien jaar voor de aanvang van de exploitatie : binnen twaalf jaar na de aanvang van de exploitatie; d) de risico-inrichtingen waarvan de exploitatie na de inwerkingtreding van dit besluit is aangevat en waar een oriënterend bodemonderzoek op de grond werd uitgevoerd binnen de periode van tien jaar voor de aanvang van de exploitatie : binnen twintig jaar na de aanvang van de exploitatie; 2 o vervolgens periodiek om de twintig jaar. Art. 63. De periodieke verplichting om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren geldt niet voor tijdelijke inrichtingen en verplaatsbare inrichtingen als vermeld in het Milieuvergunningsdecreet. Onderafdeling III. Uitzondering op de verplichting om een volledig nieuw oriënterend bodemonderzoek uit te voeren A. Geen nieuw oriënterend bodemonderzoek Art. 64. Er hoeft geen nieuw oriënterend bodemonderzoek te worden uitgevoerd als voldaan is aan de twee volgende voorwaarden : 1 o sedert de datum van ondertekening van het meest recente verslag van oriënterend bodemonderzoek is of was op de te onderzoeken grond geen risico-inrichting gevestigd; 2 o de bestemming van de te onderzoeken grond conform de vigerende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen is sedert de datum van ondertekening van het meest recente verslag van oriënterend bodemonderzoek niet in die zin gewijzigd dat een bestemmingstype met een lagere bodemsaneringsnorm van toepassing is. Art. 65. Als sedert de datum van ondertekening van het meest recente verslag van oriënterend bodemonderzoek op de te onderzoeken grond een risico-inrichting gevestigd is of was, hoeft geen nieuw oriënterend bodemonderzoek te worden uitgevoerd als voldaan is aan de twee volgende voorwaarden : 1 o de ondertekening van het meest recente verslag van oriënterend bodemonderzoek dateert van minder dan een jaar voor de rechtshandeling die of het rechtsfeit dat krachtens het Bodemdecreet de verplichting tot het uitvoeren van een oriënterend bodemonderzoek met zich meebrengt; 2 o sedert de datum van ondertekening van het meest recente verslag van oriënterend bodemonderzoek heeft er zich geen schadegeval op de grond voorgedaan. B. Beperkte aanvulling van het oriënterend bodemonderzoek Art. 66. In de gevallen, vermeld in artikel 64 en 65, moet een beperkte aanvulling van het meest recente oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd als de ruimtelijke omschrijving van de onderzochte grond niet meer overeenstemt met de ruimtelijke omschrijving van de grond waarop de onderzoeksplicht rust. De beperkte aanvulling wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vermeld in artikel 28, 2, van het Bodemdecreet. C. Bundeling en aanvulling van de beschikbare onderzoeksgegevens Art. 67. Als sedert de datum van ondertekening van het meest recente verslag van oriënterend bodemonderzoek op de grond een risico-inrichting gevestigd is of was, kan het oriënterend bodemonderzoek worden beperkt tot een bundeling en aanvulling van de beschikbare onderzoeksgegevens, als voldaan is aan een van de volgende voorwaarden : 1 o een beschrijvend bodemonderzoek waarbij onder meer de mogelijke bodemverontreiniging van alle op de grond gevestigde risico-inrichtingen werd onderzocht, werd uitgevoerd minder dan een jaar voor de rechtshandeling die of het rechtsfeit dat krachtens het Bodemdecreet de verplichting tot het uitvoeren van een oriënterend bodemonderzoek met zich meebrengt; 2 o een bodemsanering die de bodemverontreiniging van alle op de grond gevestigde risico-inrichtingen tot voorwerp heeft, is in uitvoering; 3 o de OVAM heeft minder dan een jaar voor de rechtshandeling die of het rechtsfeit dat krachtens het Bodemdecreet de verplichting tot het uitvoeren van een oriënterend bodemonderzoek met zich meebrengt, een eindverklaring uitgereikt voor een bodemsanering die de bodemverontreiniging van alle op de grond gevestigde risico-inrichtingen tot voorwerp had.

13 21370 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Afdeling II. Beschrijvend bodemonderzoek Art. 68. Overeenkomstig artikel 39, 1, van het Bodemdecreet spreekt de OVAM zich binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het verslag van het beschrijvend bodemonderzoek uit over de conformiteit van het beschrijvend bodemonderzoek met de bepalingen van artikel 38 van het Bodemdecreet. Art. 69. Als de OVAM van oordeel is dat het beschrijvend bodemonderzoek conform de vereisten van artikel 38 van het Bodemdecreet werd uitgevoerd, reikt ze een conformiteitsattest uit voor het beschrijvend bodemonderzoek. Als in het verslag van het beschrijvend bodemonderzoek gegevens, vermeld in artikel 38, 1, tweede lid, van het Bodemdecreet, opgenomen zijn, kan de OVAM een uitspraak over die gegevens in het conformiteitsattest van het beschrijvend bodemonderzoek opnemen. Art. 70. Als de OVAM van oordeel is dat het beschrijvend bodemonderzoek niet conform de vereisten van artikel 38 van het Bodemdecreet werd uitgevoerd, legt ze aanvullende onderzoeksverrichtingen op. De OVAM kan een termijn bepalen waarbinnen de aanvullende onderzoeksverrichtingen moeten worden uitgevoerd en het verslag ervan aan de OVAM moet worden bezorgd. Art. 71. De OVAM stelt de opdrachtgever van het beschrijvend bodemonderzoek in kennis van de beslissingen, vermeld in artikel 69 en 70. Afdeling III. Oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek Art. 72. Overeenkomstig artikel 45, 1, van het Bodemdecreet spreekt de OVAM zich binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek uit over de conformiteit van het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek met de bepalingen van artikel 44 van het Bodemdecreet. Art. 73. Als de OVAM van oordeel is dat het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek conform de vereisten van artikel 44 van het Bodemdecreet werd uitgevoerd, reikt ze een conformiteitsattest uit voor het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek. De bepaling van artikel 69, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Art. 74. Als de OVAM van oordeel is dat het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek niet werd uitgevoerd conform de vereisten van artikel 44 van het Bodemdecreet, maar wel voldoet aan de vereisten van artikel 28 van het Bodemdecreet, beschouwt ze het verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek als een verslag van oriënterend bodemonderzoek. Om het ingediende bodemonderzoek alsnog aan de vereisten van artikel 44 van het Bodemdecreet te laten voldoen, kunnen aanvullende onderzoeksverrichtingen worden uitgevoerd en kan het verslag ervan aan de OVAM worden bezorgd. Art. 75. Als de OVAM van oordeel is dat het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek niet conform de vereisten van artikel 44 van het Bodemdecreet werd uitgevoerd en evenmin voldoet aan de vereisten van artikel 28 van het Bodemdecreet, legt de OVAM aanvullende onderzoeksverrichtingen op om het ingediende bodemonderzoek te laten voldoen aan de vereisten van artikel 28 van het Bodemdecreet. De OVAM kan een termijn bepalen waarbinnen die aanvullende onderzoeksverrichtingen moeten worden uitgevoerd en het verslag ervan aan de OVAM moet worden bezorgd. Om het ingediende bodemonderzoek alsnog aan de vereisten van artikel 44 van het Bodemdecreet te laten voldoen, kunnen naast de aanvullende onderzoeksverrichtingen, vermeld in het eerste lid, nog bijkomende aanvullende onderzoeksverrichtingen worden uitgevoerd en kan het verslag ervan aan de OVAM worden bezorgd. Art. 76. De OVAM stelt de opdrachtgever van het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek in kennis van de beslissingen, vermeld in artikelen 73 tot en met 75. HOOFDSTUK V. Bodemsanering Afdeling I. Bodemsaneringsproject Onderafdeling I. Kennisgeving van het bodemsaneringsproject aan de OVAM Art. 77. Het bodemsaneringsproject wordt aan de OVAM betekend bij ter post aangetekende zending tegen ontvangstbewijs of wordt afgegeven op de zetel van de OVAM tegen ontvangstbewijs. Het bodemsaneringsproject wordt bij de OVAM ingediend in het aantal exemplaren en ondertekend zoals bepaald in de standaardprocedure, vermeld in artikel 47, 2, van het Bodemdecreet. Onderafdeling II. Inhoud van het bodemsaneringsproject Art. 78. Een bodemsaneringsproject bevat minstens de volgende gegevens : 1 o een niet-technische samenvatting van het bodemsaneringsproject; 2 o de volgende identificatiegegevens : a) de identificatie van de te saneren gronden waarop het bodemsaneringsproject betrekking heeft; b) de identificatie van de gronden waarop werken noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren, inclusief de coördinaten van hun eigenaar en gebruiker en, indien van toepassing, de coördinaten van de vereniging van mede-eigenaars; 3 o de volgende specifieke informatie in geval van : a) een gefaseerd bodemsaneringsproject : de motivatie waarom een gefaseerd bodemsaneringsproject wordt opgesteld; b) aanvullingen op of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject : de aanvullingen op of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject; c) een nieuw bodemsaneringsproject : de motivatie waarom een nieuw bodemsaneringsproject wordt opgesteld; 4 o een overzicht van de verontreinigingstoestand en de eventueel uitgevoerde maatregelen en pilootproeven : a) de resultaten van de relevante conform verklaarde oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken, beschrijvende bodemonderzoeken of waterbodemonderzoeken die in voorkomend geval geactualiseerd werden; b) de resultaten van de andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI van Titel III van het Bodemdecreet, die in voorkomend geval genomen werden, voor zover die een impact hebben op het bodemsaneringsproject; c) de resultaten van de pilootproeven die in voorkomend geval werden uitgevoerd;

14 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o de volgende informatie over de behandeling van de bodemverontreiniging en de eventuele nazorg : a) wat de technische mogelijkheden betreft om de bodemverontreiniging te behandelen : 1) de verschillende technische mogelijkheden om de bodemverontreiniging te behandelen en de resultaten van de eventueel uitgevoerde onderzoeken naar de haalbaarheid van die technische mogelijkheden; 2) een raming van de kostprijs van die technische mogelijkheden; 3) een aanduiding van de impact van die technische mogelijkheden op het leefmilieu en van de resultaten waartoe ze zullen leiden, rekening houdend met de bepalingen van artikel 10 of 21 van het Bodemdecreet en met de eventuele beperkingen die ze zullen meebrengen bij het toekomstige gebruik van de verontreinigde gronden; 4) een afweging van de in overweging genomen relevante technische mogelijkheden om de beste beschikbare techniek voor te stellen overeenkomstig artikel 48; b) de maatregelen die de opsteller van het bodemsaneringsproject voorstelt te nemen overeenkomstig artikel 10 of 21 van het Bodemdecreet, en de termijnen waarbinnen die maatregelen zullen worden genomen; c) de verenigbaarheid van het potentiële gebruik van de verontreinigde gronden na bodemsanering met de vigerende of voorlopig vastgelegde bestemming; d) de beperkingen die tijdens of na de uitvoering van de bodemsanering zullen gelden krachtens artikel 72 van het Bodemdecreet; e) de wijze waarop de tijdelijk of definitief weggenomen verontreinigende stoffen of delen van de bodem of opstallen zullen worden behandeld of verwerkt; f) de beschrijving van de maatregelen die zullen worden genomen om zowel de milieuveiligheid als de arbeidsveiligheid te verzekeren bij de uitvoering van de bodemsaneringswerken; g) de weerslag van de uitvoering van de bodemsaneringswerken op de naburige gronden; h) de activiteiten op de naburige gronden voor zover die een impact kunnen hebben op de bodemsanering; i) de eventuele nazorg en de termijn waarvoor die van kracht is; 6 o de volgende gegevens over eventuele vergunningsplichtige activiteiten in het kader van de bodemsaneringswerken : a) als de uitvoering van de bodemsaneringswerken activiteiten omvat die krachtens het Milieuvergunningsdecreet meldings- of vergunningsplichtig of krachtens het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening vergunningsplichtig zijn : de relevante gegevens over die vergunningsplichtige activiteiten; b) als de uitvoering van de bodemsaneringswerken het exploiteren of het veranderen van een inrichting impliceert waarvoor een milieueffectrapport of een omgevingsveiligheidsrapport vereist is krachtens de geldende wetgeving : de relevante gegevens daarover. Onderafdeling III. Ontvankelijkheid en volledigheid van het bodemsaneringsproject Art. 79. Het bodemsaneringsproject is onontvankelijk als de kennisgeving van het bodemsaneringsproject niet conform de bepalingen van artikel 77 is. Het bodemsaneringsproject is onvolledig als het bodemsaneringsproject niet minstens de gegevens, vermeld in artikel 78, bevat. Art. 80. De OVAM onderzoekt de ontvankelijkheid en de volledigheid van het bodemsaneringsproject. Als de OVAM van oordeel is dat het bodemsaneringsproject onontvankelijk of onvolledig is, stelt ze de opdrachtgever van het bodemsaneringsproject in kennis van die beslissing binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het bodemsaneringsproject. Onderafdeling IV. Kennisgeving door de OVAM van de indiening van een ontvankelijk en volledig bodemsaneringsproject Art. 81. De OVAM brengt de eigenaars en gebruikers van de gronden waarop werken noodzakelijk zijn om de verdere bodemsanering uit te voeren binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het bodemsaneringsproject op de hoogte dat een ontvankelijk en volledig bodemsaneringsproject bij de OVAM werd ingediend. In de kennisgeving vermeldt de OVAM dat ze de mogelijkheid hebben om : 1 o kennis te nemen van het bodemsaneringsproject op de zetel van de OVAM, en bij de diensten van de gemeente als de bodemsaneringswerken inrichtingen omvatten die vergunningsplichtig zijn krachtens het Milieuvergunningsdecreet; 2 o bezwaren of opmerkingen op het bodemsaneringsproject bij aangetekende brief aan de OVAM mee te delen binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van die kennisgeving. Als de grond waarop werken noodzakelijk zijn om de verdere bodemsanering uit te voeren een mede-eigendom als vermeld in artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft, doet de OVAM de kennisgeving, in afwijking van het eerste lid, alleen aan de vereniging van mede-eigenaars. De vereniging van mede-eigenaars brengt de eigenaars en gebruikers van die mede-eigendom op de hoogte van de kennisgeving van de OVAM binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan. Art. 82. De kennisgevingsverplichting, vermeld in artikel 81, geldt niet ten aanzien van de eigenaars en gebruikers waarvan het gedagtekende en ondertekende akkoord of de gedagtekende en ondertekende bezwaren of opmerkingen opgenomen zijn in het bodemsaneringsproject. Onderafdeling V. Openbaar onderzoek en advies Art. 83. Als het bodemsaneringsproject inrichtingen omvat die krachtens het Milieuvergunningsdecreet vergunningsplichtig zijn, legt de OVAM het ontvankelijke en volledige bodemsaneringsproject binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst ervan voor advies voor aan de volgende instanties : 1 o het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de gronden gelegen zijn waarop de vergunningsplichtige inrichtingen worden gevestigd; 2 o de andere overheidsorganen die krachtens artikel 12, 1, van het Milieuvergunningsdecreet aangewezen zijn om advies uit te brengen over een milieuvergunningsaanvraag voor die inrichtingen, met uitzondering van de OVAM. Art. 84. Als het bodemsaneringsproject werken omvat die krachtens het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening vergunningsplichtig zijn, legt de OVAM het ontvankelijke en volledige bodemsaneringsproject binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst ervan voor advies voor aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, bevoegd krachtens voormeld decreet.

15 21372 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 85. Als het bodemsaneringsproject werken omvat waarvoor een milieueffectrapport of een veiligheidsrapport vereist is, legt de OVAM het ontvankelijke en volledige bodemsaneringsproject binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst ervan voor advies voor aan de bevoegde administratie. Art. 86. In de gevallen, vermeld in artikel 83 tot en met 85, bezorgt de OVAM binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst ervan het bodemsaneringsproject aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de gronden gelegen zijn waarop de vergunningsplichtige inrichtingen of werken gevestigd zijn of uitgevoerd worden, en waarop werken worden uitgevoerd waarvoor een milieueffectrapport of een veiligheidsrapport vereist is. Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan maakt de burgemeester het bodemsaneringsproject gedurende dertig dagen bekend door aanplakking van een bericht op de plaats waar de bodemsaneringswerken gepland zijn en op de plaatsen die gereserveerd zijn voor de officiële berichten van bekendmaking. Gedurende diezelfde periode van dertig dagen legt hij het bodemsaneringsproject ter inzage bij de diensten van het gemeentebestuur. Tijdens die periode van bekendmaking kan iedereen schriftelijk bezwaren en opmerkingen richten aan het college van burgemeester en schepenen. Na afloop van de periode van bekendmaking maakt de burgemeester een proces-verbaal op over de ingediende bezwaren en opmerkingen. Uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van het bodemsaneringsproject wordt het proces-verbaal aan de OVAM bezorgd. De adviesverlenende instanties, vermeld in artikel 83 tot en met 85, verlenen hun advies over het bodemsaneringsproject aan de OVAM uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van het bodemsaneringsproject. Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt aangenomen dat een gunstig advies werd uitgebracht en kan de procedure worden voortgezet. Onderafdeling VI. Conformverklaring van het bodemsaneringsproject Art. 87. Overeenkomstig artikel 50, 1, van het Bodemdecreet spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit van het bodemsaneringsproject met de vereisten van artikel 47 en 48 van het Bodemdecreet, en met de procedure, vastgesteld krachtens artikel 49 van het Bodemdecreet. Art Als de OVAM van oordeel is dat het bodemsaneringsproject conform de vereisten van artikel 47 en 48 van het Bodemdecreet werd opgesteld en de procedure, vermeld in artikel 49 van het Bodemdecreet, werd nageleefd, levert ze een conformiteitsattest af voor het bodemsaneringsproject. Met behoud van de mogelijkheid van de OVAM om wijzigingen of aanvullingen op te leggen, kan de OVAM eenzijdig aanvullingen of bijzondere voorwaarden in het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject opnemen. 2. De kennisgeving van de beslissing over de conformverklaring van het bodemsaneringsproject wordt gedaan overeenkomstig artikel 50, 2, van het Bodemdecreet. Art Als de OVAM van oordeel is dat het bodemsaneringsproject niet conform de vereisten van artikel 47 en 48 van het Bodemdecreet werd opgesteld, en de procedure, vermeld in artikel 49 van het Bodemdecreet, niet werd nageleefd, legt ze aanvullingen op of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject op. Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen het aangepaste bodemsaneringsproject aan de OVAM moet worden bezorgd. Het aangepast bodemsaneringsproject wordt aan de OVAM bezorgd op dezelfde wijze als vermeld in artikel 77 van dit besluit. 2. De OVAM stelt de opdrachtgever van het bodemsaneringsproject in kennis van de beslissing over het opleggen van aanvullingen op of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject. Afdeling II. Beperkt bodemsaneringsproject Onderafdeling I. Kennisgeving van het beperkte bodemsaneringsproject aan de OVAM Art. 90. Het beperkt bodemsaneringsproject wordt aan de OVAM betekend bij ter post aangetekende zending tegen ontvangstbewijs of afgegeven op de zetel van de OVAM tegen ontvangstbewijs. Het beperkt bodemsaneringsproject wordt bij de OVAM ingediend in het aantal exemplaren en ondertekend zoals bepaald in de standaardprocedure, vermeld in artikel 57 juncto artikel 47, 2, van het Bodemdecreet. Onderafdeling II. Inhoud van het beperkt bodemsaneringsproject Art. 91. Het beperkt bodemsaneringsproject bevat minstens de volgende gegevens : 1 o een niet-technische samenvatting van het beperkt bodemsaneringsproject; 2 o de volgende identificatiegegevens : a) de identificatie van de te saneren gronden waarop het beperkt bodemsaneringsproject betrekking heeft; b) de identificatie van de gronden waarop werken noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren, inclusief de coördinaten van hun eigenaar en gebruiker en, indien van toepassing, de coördinaten van de vereniging van mede-eigenaars; 3 o de volgende specifieke informatie in geval van : a) een gefaseerd beperkt bodemsaneringsproject : de motivatie waarom een gefaseerd beperkt bodemsaneringsproject wordt opgesteld; b) aanvullingen op of wijzigingen aan het beperkt bodemsaneringsproject : de aanvullingen op of wijzigingen aan het beperkt bodemsaneringsproject; c) een nieuw beperkt bodemsaneringsproject : de motivatie waarom een nieuw beperkt bodemsaneringsproject wordt opgesteld; 4 o het advies van de bevoegde administratie als de uitvoering van de bodemsaneringswerken het exploiteren of veranderen impliceert van een inrichting waarvoor een milieueffectrapport of een omgevingsveiligheidsrapport vereist is krachtens de geldende wetgeving; 5 o een overzicht van de verontreinigingstoestand en andere randvoorwaarden : a) de resultaten van de relevante conformverklaarde oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken, beschrijvende bodemonderzoeken of waterbodemonderzoeken die in voorkomend geval geactualiseerd werden; b) de resultaten van de andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI van Titel III van het Bodemdecreet, die in voorkomend geval genomen werden, voor zover die een impact hebben op het beperkt bodemsaneringsproject; c) de resultaten van de pilootproeven die in voorkomend geval werden uitgevoerd;

16 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o de volgende informatie over de behandeling van de bodemverontreiniging en de eventuele nazorg : a) wat de technische mogelijkheden betreft om de bodemverontreiniging te behandelen : 1) de verschillende relevante technische mogelijkheden om de bodemverontreiniging te behandelen en de resultaten van de eventueel uitgevoerde onderzoeken naar de haalbaarheid van die technische mogelijkheden; 2) een raming van de kostprijs van die technische mogelijkheden; 3) een aanduiding van de impact van die technische mogelijkheden op het leefmilieu en van de resultaten waartoe ze zullen leiden, rekening houdend met de bepalingen van artikel 10 of 21 van het Bodemdecreet en met de eventuele beperkingen die ze zullen meebrengen bij het toekomstig gebruik van de verontreinigde gronden; 4) een afweging van de in overweging genomen relevante technische mogelijkheden om de beste beschikbare techniek voor te stellen overeenkomstig artikel 48; b) de maatregelen die de opsteller van het bodemsaneringsproject voorstelt te nemen overeenkomstig artikel 10 of 21 van het Bodemdecreet en de termijnen waarbinnen die maatregelen zullen worden genomen; c) de verenigbaarheid van het potentiële gebruik van de verontreinigde gronden na bodemsanering met de vigerende of voorlopig vastgelegde bestemming; d) de beperkingen die tijdens of na de uitvoering van de bodemsanering zullen gelden krachtens artikel 72 van het Bodemdecreet; e) de wijze waarop de tijdelijk of definitief weggenomen verontreinigende stoffen of delen van de bodem of opstallen zullen worden behandeld of verwerkt; f) de beschrijving van de maatregelen die zullen worden genomen om zowel de milieuveiligheid als de arbeidsveiligheid te verzekeren bij de uitvoering van de bodemsaneringswerken; g) de weerslag van de uitvoering van de bodemsaneringswerken op de naburige gronden; h) de activiteiten op de naburige gronden voor zover die een impact kunnen hebben op de bodemsanering; i) de eventuele nazorg en de termijn waarvoor die van kracht is. Onderafdeling III. Ontvankelijkheid en volledigheid van het beperkt bodemsaneringsproject Art. 92. Het beperkt bodemsaneringsproject is onontvankelijk in de volgende gevallen : 1 o de kennisgeving van het beperkt bodemsaneringsproject wordt niet gedaan overeenkomstig artikel 90; 2 o de OVAM is van oordeel dat de voorgestelde bodemsaneringswerken niet binnen een termijn van honderdtachtig dagen kunnen worden uitgevoerd. Het beperkt bodemsaneringsproject is onvolledig als het niet minstens de gegevens, vermeld in artikel 91, bevat. Art. 93. De OVAM onderzoekt de ontvankelijkheid en de volledigheid van het beperkt bodemsaneringsproject. Als de OVAM van oordeel is dat het beperkt bodemsaneringsproject onontvankelijk of onvolledig is, deelt ze die beslissing aan de opdrachtgever van het beperkt bodemsaneringsproject mee binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het beperkt bodemsaneringsproject en het schriftelijk akkoord van de eigenaars en gebruikers van de gronden waarop bodemsaneringswerken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om het beperkt bodemsaneringsproject uit te voeren. Onderafdeling IV. Conformverklaring van het beperkt bodemsaneringsproject Art. 94. Overeenkomstig artikel 58, 1, van het Bodemdecreet spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit van het beperkt bodemsaneringsproject met de vereisten, vermeld in artikelen 56 en 57 van het Bodemdecreet uiterlijk dertig dagen na ontvangst van het beperkt bodemsaneringsproject en het schriftelijk akkoord van de eigenaars en gebruikers van de gronden waarop bodemsaneringswerken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om het beperkt bodemsaneringsproject uit te voeren. Art Als de OVAM van oordeel is dat het beperkt bodemsaneringsproject conform de vereisten, vermeld in artikelen 56 en 57 van het Bodemdecreet werd opgesteld, reikt ze een conformiteitsattest uit voor het beperkt bodemsaneringsproject. Met behoud van de mogelijkheid van de OVAM om wijzigingen of aanvullingen op te leggen, kan de OVAM eenzijdig aanvullingen of bijzondere voorwaarden in het conformiteitsattest van het beperkt bodemsaneringsproject opnemen. 2. De OVAM brengt het conformiteitsattest van het beperkt bodemsaneringsproject ter kennis van : 1 o de opdrachtgever van het beperkt bodemsaneringsproject; 2 o het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de gronden gelegen zijn waarop de bodemsaneringswerken zullen worden uitgevoerd. Op bevel van de burgemeester wordt het conformiteitsattest van het beperkt bodemsaneringsproject binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan bekendgemaakt door aanplakking van een bericht op de plaats waar de bodemsaneringswerken gepland zijn, en op de plaatsen die gereserveerd zijn voor de officiële berichten van bekendmaking. Het conformiteitsattest van het beperkt bodemsaneringsproject wordt gedurende dertig dagen ter inzage gelegd bij de diensten van het gemeentebestuur. Art Als de OVAM van oordeel is dat het beperkt bodemsaneringsproject niet conform de vereisten vermeld in artikelen 56 en 57 van het Bodemdecreet werd opgesteld, legt ze aanvullingen op of wijzigingen aan het beperkt bodemsaneringsproject op. 2. De OVAM stelt de opdrachtgever van het beperkt bodemsaneringsproject in kennis van de beslissing over het opleggen van aanvullingen op of wijzigingen aan het beperkt bodemsaneringsproject Als de OVAM wijzigingen aan of aanvullingen op het beperkt bodemsaneringsproject oplegt, bepaalt ze de termijn waarbinnen het aangepaste beperkt bodemsaneringsproject aan haar moet worden bezorgd. Het aangepast beperkt bodemsaneringsproject wordt aan de OVAM bezorgd op dezelfde wijze als vermeld in artikel 90.

17 21374 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Afdeling III. Bodemsaneringswerken Onderafdeling I. Wijziging of aanvulling van het conformverklaarde bodemsaneringsproject tijdens de bodemsaneringswerken A. Kleine wijziging of aanvulling Art. 97. De opdrachtgever van het bodemsaneringsproject of de bodemsaneringswerken kan tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerken een kleine wijziging of aanvulling van het conform verklaarde bodemsaneringsproject doen, als voldaan is aan de drie volgende voorwaarden : 1 o door de aanpassing worden de voorwaarden van het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject niet gewijzigd; 2 o door de aanpassing worden geen bijkomende gronden in de bodemsanering betrokken; 3 o de aanpassing valt niet onder een van de gevallen, vermeld in artikel 102. Art. 98. Een kleine wijziging of aanvulling van het bodemsaneringsproject wordt opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige en wordt gemeld aan de OVAM overeenkomstig de standaardprocedure, vermeld in artikel 62 van het Bodemdecreet. B. Grote wijziging of aanvulling Art. 99. De opdrachtgever van het bodemsaneringsproject of de bodemsaneringswerken kan tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerken een voorstel tot grote wijziging of aanvulling van het conform verklaarde bodemsaneringsproject bij de OVAM indienen, als de voorgestelde aanpassing niet valt onder een van de gevallen, vermeld in artikel 102. Art Een voorstel tot grote wijziging of aanvulling van het conform verklaarde bodemsaneringsproject wordt opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige en aan de OVAM bezorgd overeenkomstig de standaardprocedure, vermeld in artikel 62 van het Bodemdecreet. Uiterlijk negentig dagen na ontvangst van het voorstel tot grote wijziging of aanvulling keurt OVAM het voorstel goed of af. Bij de goedkeuring van het voorstel tot grote wijziging of aanvulling van het bodemsaneringsproject kan de OVAM de voorwaarden van het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject wijzigen of aanvullen. De OVAM stelt de opdrachtgever van het bodemsaneringsproject of de bodemsaneringswerken in kennis van haar beslissing over het voorstel van grote wijziging of aanvulling, in voorkomend geval met de aangepaste voorwaarden van het conformiteitsattest. Onderafdeling II. Aanvulling of wijziging van het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject tijdens de bodemsaneringswerken Art De bepalingen van artikelen 97 tot en met 100 zijn van overeenkomstige toepassing. Onderafdeling III. Nieuw bodemsaneringsproject of nieuw beperkt bodemsaneringsproject tijdens de bodemsaneringswerken Art In de volgende gevallen kan de opdrachtgever van het bodemsaneringsproject, het beperkt bodemsaneringsproject of de bodemsaneringswerken tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerken geen voorstel tot kleine of grote wijziging of aanvulling bij de OVAM indienen, maar moet hij de voorgestelde aanpassing aanvragen door een nieuw bodemsaneringsproject of een nieuw beperkt bodemsaneringsproject op te stellen : 1 o door de voorgestelde aanpassing worden de maatregelen ter behandeling van de bodemverontreiniging, opgenomen in het conform verklaarde bodemsaneringsproject of het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject, in die mate gewijzigd dat een bijkomende vergunning noodzakelijk is; 2 o door de voorgestelde aanpassing wordt de meldings- of milieuvergunningsplichtige inrichting, opgenomen in het conform verklaarde bodemsaneringsproject of het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject, krachtens de bepalingen van het Milieuvergunningsdecreet ingedeeld in een hogere klasse; 3 o door de voorgestelde aanpassing is voor de meldings- of milieuvergunningsplichtige inrichting, opgenomen in het conform verklaarde bodemsaneringsproject of het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject, krachtens de geldende regelgeving een milieu-effectenrapport of een veiligheidsrapport vereist; 4 o de voorgestelde aanpassing heeft betrekking op de lozingswijze of houdt een aanpassing van de emissiegrenswaarden in; 5 o door de voorgestelde aanpassing wordt een duidelijk onderscheidbare bodemverontreinigingskern die niet is opgenomen in het conform verklaarde bodemsaneringsproject of het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject in de bodemsanering betrokken; 6 o door de voorgestelde aanpassing wordt een bodemverontreiniging met verontreinigende stoffen met duidelijk andere stofeigenschappen dan de verontreinigende stoffen die in het conform verklaarde bodemsaneringsproject of het conform verklaarde beperkt bodemsaneringsproject zijn opgenomen, in de bodemsanering betrokken; 7 o door de voorgestelde aanpassing worden bijkomende gronden in de bodemsanering betrokken zonder dat het akkoord van de eigenaars en gebruikers van die gronden werd verkregen. Onderafdeling IV. Kennisgeving van de bodemsaneringswerken en plaatsbeschrijving Art De opdrachtgever van de bodemsaneringswerken stelt tijdig de volgende personen in kennis van de aanvang van de uitvoering van de bodemsaneringswerken : 1 o de eigenaars en gebruikers van de gronden waar werken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren; 2 o de eigenaars en gebruikers van de gronden waarop de uitvoering van de bodemsaneringswerken mogelijk een negatieve weerslag kan hebben. De kennisgeving vermeldt in het kort de doelstelling van de bodemsaneringswerken en bevat een uitnodiging voor de plaatsbeschrijving. Art Ten minste acht dagen voor de aanvang van de uitvoering van de bodemsaneringswerken maakt een beëdigd landmeter, op verzoek van de opdrachtgever van de bodemsaneringswerken, een plaatsbeschrijving op van de gronden waar werken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren alsook van de gronden waarop mogelijk een negatieve weerslag kan worden verwacht ten gevolge van de uitvoering van de bodemsaneringswerken. De eigenaars en gebruikers van die gronden kunnen opmerkingen in het proces-verbaal van de plaatsbeschrijving laten opnemen.

18 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK VI. Andere maatregelen Afdeling I. Risicobeheer Onderafdeling I. Verzoek tot toepassing van risicobeheer Art Overeenkomstig artikel 84, 2, eerste lid, van het Bodemdecreet dient de persoon die wenst over te gaan tot risicobeheer, bij de OVAM, bij aangetekende brief een verzoek in tot toepassing van risicobeheer. Art Het verzoek tot toepassing van risicobeheer wordt opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige. Het verzoek bevat minstens de volgende gegevens : 1 o de identificatie van de gronden die het voorwerp uitmaken van het verzoek tot toepassing van risicobeheer; 2 o de beschrijving van de bodemverontreiniging die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot toepassing van risicobeheer en van de risico s die uitgaan van die bodemverontreiniging; 3 o de doelstellingen van het risicobeheersplan; 4 o de motivatie waaruit blijkt dat het concrete geval van bodemverontreiniging valt onder het toepassingsgebied van het risicobeheer zoals dat vastgesteld is bij en krachtens het Bodemdecreet; 5 o een onderbouwde timing voor het indienen van het risicobeheersplan en de aanvang van de risicobeheersmaatregelen, en een onderbouwde inschatting van de verwachte duur van het risicobeheer. Art De OVAM spreekt zich uit over het verzoek tot toepassing van risicobeheer binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst ervan. Als de OVAM het verzoek tot toepassing van risicobeheer goedkeurt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen het risicobeheersplan moet worden opgesteld en bij de OVAM moet worden ingediend. Als binnen die termijn geen risicobeheersplan bij de OVAM werd ingediend, vervalt van rechtswege de goedkeuring tot toepassing van risicobeheer. Onderafdeling II. Risicobeheersplan A. Kennisgeving van het risicobeheersplan Art Het risicobeheersplan wordt aan de OVAM betekend bij ter post aangetekende zending tegen ontvangstbewijs of afgegeven op de zetel van de OVAM tegen ontvangstbewijs. Het risicobeheersplan wordt bij de OVAM ingediend in het aantal exemplaren en ondertekend zoals bepaald in de standaardprocedure, vermeld in artikel 84, 2, tweede lid, van het Bodemdecreet. B. Inhoud van het risicobeheersplan Art Een risicobeheersplan bevat minstens de volgende gegevens : 1 o een niet-technische samenvatting van het risicobeheersplan; 2 o de volgende identificatiegegevens : a) de identificatie van de gronden waarop het risicobeheer van toepassing is; b) de identificatie van de gronden waarop werken noodzakelijk zijn om het risicobeheer te realiseren en de coördinaten van hun eigenaar en gebruiker en, in voorkomend geval, de coördinaten van de vereniging van mede-eigenaars; 3 o de volgende specifieke informatie in geval van : a) aanvullingen op of wijzigingen aan het risicobeheersplan : de aanvullingen op of wijzigingen aan het risicobeheersplan; b) een nieuw risicobeheersplan : de motivatie waarom een nieuw risicobeheersplan wordt opgesteld; 4 o een overzicht van de verontreinigingstoestand en andere randvoorwaarden : a) de resultaten van de relevante conform verklaarde oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken, beschrijvende bodemonderzoeken of waterbodemonderzoeken die in voorkomend geval geactualiseerd werden; b) de resultaten van de andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI van titel III van het Bodemdecreet, die in voorkomend geval genomen werden, voor zover die andere maatregelen een impact hebben op het risicobeheersplan; c) de resultaten van de pilootproeven die in voorkomend geval werden uitgevoerd; 5 o de volgende informatie over het beheersen van de risico s verbonden aan de bodemverontreiniging en de opvolging ervan : a) wat de risicobeheersmaatregelen betreft : 1) een evaluatie van de verschillende relevante technische mogelijkheden om de risico s die verbonden zijn aan de bodemverontreiniging te beheersen en de resultaten van de eventuele onderzoeken naar de haalbaarheid van die technische mogelijkheden; 2) de risicobeheersmaatregelen die de opsteller voorstelt te nemen om de risico s die verbonden zijn aan de bodemverontreiniging te beheersen; 3) een raming van de kostprijs van de risicobeheersmaatregelen; 4) de termijnen waarbinnen de risicobeheersmaatregelen zullen worden genomen; 5) in voorkomend geval een voorstel van maximale looptijd van de risicobeheersmaatregelen; 6) de weerslag van de uitvoering van de risicobeheersmaatregelen op de naburige gronden en het leefmilieu; b) de doelstellingen van het risicobeheersplan; c) de beperkingen die tijdens het risicobeheer zullen gelden krachtens artikel 72 van het Bodemdecreet; d) de wijze waarop de tijdelijk of definitief weggenomen verontreinigde stoffen of delen van de bodem of opstallen zullen worden behandeld of verwerkt; e) de beschrijving van de maatregelen die zullen worden genomen om zowel de milieuveiligheid als de arbeidsveiligheid te verzekeren bij de uitvoering van de risicobeheersmaatregelen; f) de activiteiten op de naburige gronden voor zover die een impact kunnen hebben op het risicobeheer; g) wat de opvolging van het risicobeheer betreft : 1) een beschrijving van de maatregelen die de opsteller voorstelt te nemen om de effectiviteit van de risicobeheersmaatregelen op te volgen, en een voorstel van periodiciteit van de opvolgingsrapporten betreffende de uitvoering van die maatregelen; 2) een beslissingsschema waarin wordt aangegeven op welke wijze de risico s van de bodemverontreiniging worden bewaakt en welke maatregelen zullen worden getroffen op basis van de resultaten van die bewaking;

19 21376 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3) eventuele hiaten met betrekking tot de bodemverontreiniging en een planning om die hiaten in te vullen; 6 o de volgende gegevens over eventuele vergunningsplichtige activiteiten in het kader van het risicobeheer : a) als de uitvoering van de risicobeheersmaatregelen activiteiten omvat die krachtens het Milieuvergunningsdecreet meldings- of vergunningsplichtig of krachtens het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening vergunningsplichtig zijn : de relevante gegevens over die vergunningsplichtige activiteiten; b) als de uitvoering van de risicobeheersmaatregelen het exploiteren of het veranderen van een inrichting impliceert waarvoor een milieueffectrapport of een omgevingsveiligheidsrapport vereist is krachtens de geldende wetgeving : de relevante gegevens daarover. C. Ontvankelijkheid en volledigheid van het risicobeheersplan Art Het risicobeheersplan is onontvankelijk in de volgende gevallen : 1 o de kennisgeving van het risicobeheersplan wordt niet gedaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 108; 2 o het risicobeheersplan wordt ingediend zonder dat de OVAM een verzoek tot toepassing van risicobeheer heeft ontvangen of goedgekeurd. Het risicobeheersplan is onvolledig als het niet minstens de gegevens, vermeld in artikel 109, bevat. Art De OVAM onderzoekt de ontvankelijkheid en de volledigheid van het risicobeheersplan. Als de OVAM van oordeel is dat het risicobeheersplan onontvankelijk of onvolledig is, stelt ze de opdrachtgever van het risicobeheersplan in kennis van die beslissing binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het risicobeheersplan. D. Kennisgeving door de OVAM van de indiening van een ontvankelijk en volledig risicobeheersplan Art De bepalingen van artikelen 81 en 82 zijn van overeenkomstige toepassing. E. Openbaar onderzoek en adviesverlening Art De bepalingen van artikelen 83 tot en met 86 zijn van overeenkomstige toepassing. F. Conformverklaring van het risicobeheersplan Art De bepalingen van artikel 87 tot en met 89 zijn van overeenkomstige toepassing. Art Een voorstel van financiële zekerheid als vermeld in artikel 90 van het Bodemdecreet wordt samen met het risicobeheersplan bij de OVAM ingediend. De OVAM spreekt zich uiterlijk op het moment van de conformverklaring van het risicobeheersplan uit over het voorstel van financiële zekerheid. De OVAM kan een termijn vaststellen waarbinnen de financiële zekerheid moet worden gesteld. Als de financiële zekerheid niet binnen die termijn gesteld en door de OVAM aanvaard wordt, vervalt de conformverklaring van het risicobeheersplan van rechtswege. Onderafdeling III. Opvolgingsrapporten Art De opvolgingsrapporten worden opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vermeld in artikel 84, 2, tweede lid, van het Bodemdecreet. De opvolgingsrapporten worden opgesteld en bij de OVAM ingediend overeenkomstig de periodiciteit zoals die vastgelegd is in het conformiteitsattest van het risicobeheersplan. Art De bepalingen van artikel 97 tot en met artikel 100, en van artikelen 102 tot en met 104 zijn van overeenkomstige toepassing. Onderafdeling IV. Verhouding tussen risicobeheer en saneringsplicht Art In geval van toepassing van risicobeheer voor een welbepaalde bodemverontreiniging wordt de verplichting om bodemsanering uit te voeren met betrekking tot die bodemverontreiniging geschorst vanaf de datum van de beslissing van de OVAM houdende conformverklaring van het risicobeheersplan. Art De schorsing van de verplichting tot bodemsanering wordt opgeheven in de volgende gevallen : 1 o de OVAM is op basis van de opvolgingsrapporten van oordeel dat de uitvoering van de risicobeheersmaatregelen niet of in onvoldoende mate leidt tot het beheersen van de risico s die verbonden zijn aan de bodemverontreiniging; 2 o de OVAM stelt vast dat de risicobeheersmaatregelen niet of in onvoldoende mate worden uitgevoerd; 3 o de OVAM is op basis van de opvolgingsrapporten van oordeel dat de doelstellingen van het beleid inzake bodemsanering, vermeld in artikel 3, 1, en 2, van het Bodemdecreet, niet meer worden gehaald; 4 o de OVAM stelt vast dat het risicobeheersplan niet of in onvoldoende mate wordt geactualiseerd binnen de termijn, vermeld in artikel 86 van het Bodemdecreet; 5 o de OVAM stelt vast dat de financiële zekerheid niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 90 van het Bodemdecreet; 6 o de OVAM stelt vast dat de opvolgingsrapporten niet of in onvoldoende mate volgens de vastgestelde periodiciteit worden opgemaakt en bij de OVAM worden ingediend; 7 o de grond waarop het risicobeheer wordt uitgevoerd wordt overgedragen, tenzij de verwerver voor de overdracht jegens de OVAM de verbintenis heeft aangegaan het risicobeheer verder uit te voeren overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 84 tot en met 89 van het Bodemdecreet, en de verwerver heeft voldaan aan de verplichtingen, vermeld in artikel 109, 2, of artikel 115, 4, van het Bodemdecreet; 8 o de opdrachtgever van het risicobeheer verzoekt tot stopzetting van het risicobeheer. Art De OVAM stelt de saneringsplichtige en de opdrachtgever van het risicobeheer in kennis van haar beslissing houdende opheffing van de schorsing van de verplichting tot bodemsanering. Afdeling II. Bodempreventie- en bodembeheersplicht Onderafdeling I. Individueel bodempreventie- en bodembeheersplan Art Voor de volgende activiteiten moet de persoon die de activiteit verricht een individueel bodempreventieen bodembeheersplan opstellen en voorleggen aan de OVAM : 1 o het chemisch reinigen van textiel, alsook alle industriële of commerciële activiteiten waarbij VOS worden gebruikt in een installatie voor het schoonmaken van kleren, meubelstoffen en soortgelijke consumptiegoederen, met uitzondering van het handmatig verwijderen van vlekken in de textiel- en de kledingindustrie;

20 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Overeenkomstig artikel 91, 1, van het Bodemdecreet kan de persoon die een activiteit, vermeld in het eerst lid, verricht, voor die verplichting een beroep doen op een erkende bodemsaneringsorganisatie. Art Het individuele bodempreventie- en bodembeheersplan, vermeld in artikel 91, 1, van het Bodemdecreet, wordt opgemaakt onder leiding van een erkende bodemsaneringsdeskundige van type 2, en moet jaarlijks geactualiseerd worden. Het individuele bodempreventie- en bodembeheersplan moet de volgende maatregelen en documenten bevatten voor zover die relevant zijn in het geval in kwestie : 1 o een rapport over de volgende aspecten inzake preventie van bodemverontreiniging : a) de milieuvergunningstoestand; b) de infrastructuurvoorziening met het oog op bodembescherming; c) de reeds genomen maatregelen ter voorkoming van nieuwe bodemverontreiniging; d) de nog te nemen maatregelen ter voorkoming van nieuwe bodemverontreiniging; 2 o een rapport over de volgende aspecten inzake het beheersen van de bestaande bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteiten waarvoor het bodempreventie- en bodembeheersplan moet worden opgemaakt : a) de resultaten van risicogerichte metingen die in voorkomend geval als voorzorgsmaatregel uitgevoerd werden; b) de reeds genomen maatregelen om de bodemverontreiniging te beheersen en de verspreiding ervan te voorkomen; c) de nog te nemen maatregelen om de bodemverontreiniging te beheersen en de verspreiding ervan te voorkomen; d) de te nemen maatregelen voor een optimale aanpak van de bodemverontreiniging; e) de mogelijke gevolgen van de bodemverontreiniging voor de exploitant, eigenaar, gebruiker en het personeel van de inrichting, alsook voor de omgeving; 3 o maatregelen voor de voorlichting en sensibilisering van het personeel en de omgeving over de maatregelen die opgenomen zijn in het rapport, vermeld in punt 1 o en 2 o ; 4 o een financieel plan dat het bewijs bevat van de opbouw van een financiële reserve die overeenstemt met de geschatte kosten van het oriënterend bodemonderzoek, het beschrijvend bodemonderzoek en de bodemsanering die het gevolg is van de bodemverontreiniging die veroorzaakt is door de activiteit waarvoor het bodempreventie- en bodembeheersplan moet worden opgemaakt. De financiële reserve moet jaarlijks opgebouwd worden met minstens 10 % van de geschatte kosten; 5 o een planning van alle periodieke bodemonderzoeken die uitgevoerd moeten worden. Art Het individuele bodempreventie- en bodembeheersplan wordt jaarlijks aan de OVAM betekend bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, uiterlijk op 31 december. Het eerste individuele bodempreventie- en bodembeheersplan wordt aan de OVAM voorgelegd uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de bekendmaking van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 91, 1, van het Bodemdecreet, in het Belgisch Staatsblad. Binnen een termijn van honderdtwintig dagen na ontvangst ervan verklaart de OVAM dat het individuele bodempreventie- en bodembeheersplan conform de bepalingen van het Bodemdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten is, of legt ze aanvullingen op of wijzigingen aan het plan op. Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, wordt het aangepaste individuele bodempreventie- en bodembeheersplan bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs aan de OVAM betekend binnen een door de OVAM bepaalde termijn. Binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het aangepaste plan spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit ervan zoals bepaald in het tweede lid. Onderafdeling II. Sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan Art Het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan, vermeld in artikel 91, 3, van het Bodemdecreet, wordt opgesteld door een erkende bodemsaneringsorganisatie. Het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan moet een algemeen en een individueel deel bevatten, en wordt jaarlijks geactualiseerd. Het algemene deel van het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan moet de volgende documenten bevatten : 1 o een inventaris van de bekende specifieke bodemverontreiniging, veroorzaakt door de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht; 2 o een beschrijving van de specifieke aard van de verontreiniging, vermeld in punt 1 o ; 3 o een opsomming van de maatregelen die algemeen geformuleerd kunnen worden ter voorkoming van nieuwe en ter beheersing van bestaande bodemverontreiniging, veroorzaakt door de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht; 4 o een financieel plan met de geschatte gecumuleerde kosten van de beschrijvende bodemonderzoeken en de bodemsaneringen die het gevolg zijn van de bodemverontreiniging, veroorzaakt door de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht, voor alle personen die voor de uitvoering van hun verplichtingen, vermeld in artikel 91, 1, van het Bodemdecreet, een beroep doen op de bodemsaneringsorganisatie. Het individuele deel van het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan moet voor elke persoon die voor de uitvoering van zijn verplichtingen, vermeld in artikel 91, 1, van het Bodemdecreet, een beroep doet op de bodemsaneringsorganisatie, de volgende documenten bevatten : 1 o een opsomming van eventueel afwijkende of aanvullende maatregelen in de zin van het tweede lid; 2 o een weergave van de resultaten van de risicogerichte metingen die eventueel als voorzorgsmaatregel uitgevoerd werden. Art Het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan wordt jaarlijks aan de OVAM betekend bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, uiterlijk op 31 december. Het eerste sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan wordt aan de OVAM voorgelegd, uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de datum van de beslissing over de erkenning van de bodemsaneringsorganisatie. Binnen een termijn van honderdtwintig dagen na ontvangst ervan verklaart de OVAM dat het sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan conform de bepalingen van het Bodemdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten is, of legt ze aanvullingen op of wijzigingen aan het plan op.

21 21378 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, wordt het aangepaste sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan aan de OVAM betekend bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs binnen een door de OVAM bepaalde termijn. Binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de ontvangst van het aangepaste plan spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit ervan zoals bepaald in het tweede lid. HOOFDSTUK VII. Vrijwillige uitvoering van beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering of andere maatregelen Afdeling I. Bodemsaneringsorganisaties Onderafdeling I. Erkenning van een bodemsaneringsorganisatie Art Een bodemsaneringsorganisatie kan erkend worden door de Vlaamse Regering als ze voldoet aan de voorwaarden van het Bodemdecreet, en aan de volgende aanvullende erkenningsvoorwaarden : 1 o een bodemsaneringsorganisatie is opgericht als vereniging zonder winstgevend doel overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen; 2 o een bodemsaneringsorganisatie heeft als statutair doel de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikelen 96 en 97 van het Bodemdecreet; 3 o de bestuurders van de bodemsaneringsorganisatie en de personen die de bodemsaneringsorganisatie kunnen verbinden, hebben hun burgerlijke en politieke rechten. Art De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs bij de minister. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag minstens de volgende gegevens bevatten : 1 o een kopie van de statuten zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; 2 o een financieel plan waarin onder meer de volgende gegevens zijn opgenomen : a) de wijze waarop de financieringsmiddelen geïnd worden; b) de wijze waarop de opbrengsten worden toegewezen ten voordele van de werking van de bodemsaneringsorganisatie; c) een schatting van de uitgaven, inclusief de werkingskosten; d) de financieringswijze van eventuele tekorten; 3 o een model van overeenkomst voor de nakoming door de bodemsaneringsorganisatie van de individuele verplichting tot opmaak van het bodempreventie- en bodembeheersplan als vermeld in artikel 91, 1, van het Bodemdecreet en volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 132, 1; 4 o een model van overeenkomst als vermeld in artikel 97, 1, van het Bodemdecreet, met de gegevens, vermeld in artikel 132, 2; 5 o een ondernemingsplan; 6 o de vermelding van de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht; 7 o het bewijs van de representativiteit van de organisaties, vermeld in artikel 95, 2, van het Bodemdecreet; 8 o een bewijs van goed zedelijk gedrag van de bestuurders en oprichters van de bodemsaneringsorganisatie en van de personen die de bodemsaneringsorganisatie kunnen verbinden. 2. Op advies van de OVAM stuurt de minister binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de erkenningsaanvraag een ontvangstbewijs naar de aanvrager waarbij de minister zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag. De minister verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige wijzigingen of aanvullingen. Als de minister om wijzigingen of aanvullingen verzoekt, wordt de aangepaste aanvraag opnieuw bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs naar de minister gestuurd. De minister verzendt binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aangepaste aanvraag het ontvangstbewijs naar de aanvrager, waarbij de minister zich op advies van de OVAM ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangepaste aanvraag. 3. De minister heeft het recht aanvullende stukken op te vragen bij de bodemsaneringsorganisatie die een erkenningsaanvraag heeft ingediend. Art Op advies van de OVAM bezorgt de minister een voorstel van beslissing over de erkenning aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt een beslissing over de erkenning binnen een termijn van negentig dagen na de verzending van het ontvangstbewijs van de aanvraag waarbij die ook ontvankelijk werd verklaard. Binnen een termijn van tien dagen na het nemen van de beslissing, wordt de beslissing van de Vlaamse Regering over de erkenning bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs aan de aanvrager betekend. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De beslissing over de erkenning als bodemsaneringsorganisatie blijft van rechtswege geschorst tot aan de voorlegging van de verzekeringsovereenkomst, vermeld in artikel 129, 3 o. Een bodemsaneringsorganisatie wordt erkend voor een periode van maximaal dertig jaar. Onderafdeling II. Voorwaarden voor het gebruik van de erkenning Art Een erkende bodemsaneringsorganisatie is gehouden tot : 1 o het blijven voldoen aan de voorwaarden van de erkenning, vermeld in artikel 126; 2 o het verstrekken van alle relevante informatie op afdoende en tijdige wijze; 3 o het sluiten van een verzekeringscontract tot dekking van de schade die voortvloeit uit de uitoefening van de taken, vermeld in artikel 96 en 97 van het Bodemdecreet, binnen een termijn van dertig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de beslissing over de erkenning als bodemsaneringsorganisatie; 4 o jaarlijks voor 31 december het opmaken en ter goedkeuring voorleggen aan de OVAM van het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan; 5 o jaarlijks voor 31 december en voor het eerst het jaar na de erkenning het opmaken en ter goedkeuring voorleggen aan de OVAM van een saneringsprogramma als vermeld in artikel 97, 2, van het Bodemdecreet. Het jaarlijks saneringsprogramma moet minstens de volgende documenten bevatten : a) een lijst van alle taken waartoe de bodemsaneringsorganisatie zich verbonden heeft overeenkomstig artikel 97, 1, van het Bodemdecreet; b) een evaluatie van de prioriteit van de tijdens het werkingsjaar uit te voeren taken, gesteund op het risico van de vastgestelde verontreiniging voor mens en milieu, socio-economische overwegingen, en de financiële draagkracht van de bodemsaneringsorganisatie; c) een raming van de globale kostprijs van de tijdens het werkingsjaar uit te voeren taken;

22 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE d) een omstandig verslag betreffende de tenuitvoerlegging van het vorige saneringsprogramma, met inbegrip van een toelichting van de eventuele afwijkingen van dat programma; e) een gedetailleerd overzicht van de uitgevoerde werken die voor subsidiëring in aanmerking kwamen; 6 o jaarlijks voor 15 maart en voor het eerst in het jaar dat volgt na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de beslissing over de erkenning als bodemsaneringsorganisatie, het indienen bij de OVAM van de volgende documenten : a) een financieel jaarverslag, geattesteerd door een bedrijfsrevisor; b) een verklaring door een bedrijfsrevisor dat de boekhouding volgens de juiste principes is gehouden; c) een verslag van een bedrijfsrevisor over de balansen en resultatenrekeningen van het voorbije jaar; d) de begroting voor het volgende jaar; 7 o het jaarlijks indienen bij de OVAM van alle nuttige gegevens en prognoses over de uitvoering en de financiering van de bodemsaneringen in het voorbije en het lopende werkingsjaar. De informatie moet gebundeld worden als bijlage bij het jaarlijkse saneringsprogramma. Eventuele afwijkingen tussen de uitgevoerde taken en wat vooropgesteld was in het saneringsprogramma van het voorgaande jaar, moeten verantwoord worden. Onder nuttige gegevens worden onder andere begrepen : a) het aantal uitgevoerde bodemonderzoeken, opgestelde bodemsaneringsprojecten, gestarte bodemsaneringswerken en afgesloten bodemsaneringen, voorzorgsmaatregelen en nazorg; b) een statistisch verslag over de resultaten van de bodemonderzoeken; c) een statistisch verslag over de kostprijs van de bodemonderzoeken, de bodemsaneringsprojecten en de bodemsaneringswerken, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen het vaste deel van de aarde en het grondwater; d) een statistisch verslag over de gebruikte bodemsaneringstechnieken en de frequentie waarmee ze gebruikt worden; e) een statistisch verslag over de grondbalans per terrein waarop bodemsaneringswerken plaatsvinden of hebben plaatsgevonden met een overzicht van de hoeveelheid uitgegraven bodem, alsook de plaats en wijze van verwerking; 8 o het meedelen aan de minister bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs van elke wijziging van de statuten, samenstelling van de algemene vergadering of raad van bestuur binnen een termijn van vijf werkdagen; 9 o het bijhouden van een klachtenregister dat ter inzage ligt van de OVAM; 10 o het bijhouden van alle relevante documenten en gegevens over de uitvoering van de taken, vermeld in artikelen 96 en 97 van het Bodemdecreet, op digitale drager volgens een formaat dat bepaald wordt door de OVAM. Onderafdeling III. Wetgeving overheidsopdrachten Art Een erkende bodemsaneringsorganisatie moet de reglementering inzake overheidsopdrachten naleven voor alle aannemingen van werken, leveringen en diensten die ze in het kader van haar opdracht gunt met betrekking tot het onderzoek en de sanering van bodemverontreiniging die veroorzaakt is door de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie is opgericht. Onderafdeling IV. Toezicht op een erkende bodemsaneringsorganisatie Art De OVAM kan elk onderzoek uitvoeren dat ze noodzakelijk acht bij de uitoefening van haar bevoegdheden, vermeld in het Bodemdecreet en dit besluit. De OVAM kan daarvoor op elk moment een erkende bodemsaneringsorganisatie vragen om mondeling of schriftelijk alle inlichtingen te verstrekken over de uitvoering van haar taken, vermeld in artikel 96 of 97 van het Bodemdecreet. De OVAM kan alle documenten en gegevens van een erkende bodemsaneringsorganisatie opvragen. De bestuurders en de personeelsleden van een bodemsaneringsorganisatie moeten aan de OVAM alle toelichtingen en elke vorm van informatie verschaffen als ze daarom verzoekt. De OVAM heeft het recht zich de op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage te laten voorleggen. De OVAM kan ook een erkende bodemsaneringsorganisatie verzoeken om in haar bijzijn en met haar uitrusting kopieën te maken in de door de OVAM gewenste vorm van het geheel of een deel van de voormelde gegevens, evenals om de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht om de controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen, vermeld in het Bodemdecreet en dit besluit. 2. De documenten en informatie, vermeld in 1, moeten op verzoek van de OVAM binnen een door haar bepaalde termijn worden meegedeeld. 3. De OVAM kan te allen tijde de boekhouding laten nazien door een bedrijfsrevisor die ze aanstelt. Die opdracht wordt dan uitgevoerd op kosten van de erkende bodemsaneringsorganisatie. 4. De OVAM evalueert het jaarlijkse saneringsprogramma dat haar door de erkende bodemsaneringsorganisatie overeenkomstig artikel 129, 5 o, wordt voorgelegd, en geeft haar goedkeuring of weigering binnen een termijn van zestig dagen nadat het programma werd voorgelegd. In geval van weigering moet een aangepast saneringsprogramma, dat rekening houdt met de door de OVAM geformuleerde opmerkingen, worden ingediend binnen de termijn die de OVAM bepaalt. 5. De OVAM verifieert hoe de erkende bodemsaneringsorganisatie de haar toevertrouwde taken waarneemt, alsook de informatie die aan haar moet worden meegedeeld krachtens het Bodemdecreet of dit besluit. Onderafdeling V. Voorwaarden van de overeenkomsten Art Het model van overeenkomst, vermeld in artikel 127, 1, 3 o, moet minstens de volgende gegevens vermelden : 1 o de naam van de partijen; 2 o de uitdrukkelijke vermelding ter uitvoering van welke decretale bepaling de overeenkomst wordt gesloten; 3 o de taken van de bodemsaneringsorganisatie, vermeld in het Bodemdecreet en dit besluit; 4 o de wederzijdse informatieverplichting van de bodemsaneringsorganisatie en de contractant; 5 o de looptijd van de overeenkomst; 6 o de betalingsvoorwaarden; 7 o de sancties bij niet-naleving van de verbintenissen door de bodemsaneringsorganisatie of de contractant. 2. Het model van overeenkomst, vermeld in artikel 127, 1, 4 o, moet minstens de volgende gegevens vermelden : 1 o de naam van de partijen; 2 o de uitdrukkelijke vermelding ter uitvoering van welke decretale bepaling de overeenkomst wordt gesloten;

23 21380 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3 o de verplichtingen van de bodemsaneringsorganisatie, en minstens : a) de omschrijving van de verontreiniging waarvoor de bodemsaneringsorganisatie de bodemsaneringsplicht overneemt; b) de voorwaarden van kennisgeving van de contractant door de bodemsaneringsorganisatie over de uitvoering van de overeenkomst; c) de wijze van informatieverlening aan de contractant; d) de wijze van betaling door de contractant; e) de wijze van zekerheidstelling door de contractant; f) het jaarlijks inlichten van de contractant over de verwachte uitvoeringsdatum van de onderzoeken en de bodemsanering; g) het feit dat de contractant ingelicht zal worden over de eventuele schorsing of intrekking van de erkenning van de bodemsaneringsorganisatie en de wijze waarop dat in voorkomend geval zal gebeuren; 4 o de looptijd van de overeenkomst; 5 o de betalings- en terugbetalingsvoorwaarden tussen de partijen in geval van tekort of overschot bij beëindiging van de erkenningsperiode van de bodemsaneringsorganisatie; 6 o de verplichtingen van de contractant : a) de tijdige en correcte betaling van de overeengekomen bedragen volgens de te bepalen voorwaarden; b) de uitdrukkelijke aanvaarding van het saneringsprogramma en de saneringswijze, vermeld in het conform verklaarde bodemsaneringsproject; c) de meldingsplicht over het bestaan van de overeenkomst door de contractant aan derden-belanghebbenden; d) de tijdige schriftelijke mededeling aan de bodemsaneringsorganisatie van alle informatie die van belang kan zijn voor of bij de uitvoering van de overeenkomst; 7 o de sancties bij niet-naleving van de verbintenissen door de partijen, onder andere de terugkeer van de saneringsplicht in geval van tekortkomingen van de contractant; 8 o de regeling bij overdracht door de contractant van zijn activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht. 3. De contractant, vermeld in 2, 6 o, is degene die een overeenkomst met de erkende bodemsaneringsorganisatie sluit als vermeld in artikel 127, 1, 3 o en 4 o. 4. De erkende bodemsaneringsorganisatie kan bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs bij de Vlaamse Regering steeds een verzoek indienen tot wijziging van de modellen, vermeld in artikel 132, 1en 2. De Vlaamse Regering neemt daarover, op voorstel van de minister, een beslissing binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het verzoek. Onderafdeling VI. Schorsing en opheffing van de erkenning van een bodemsaneringsorganisatie Art Als een erkende bodemsaneringsorganisatie een van de verplichtingen, vermeld in het Bodemdecreet of dit besluit, niet of onvoldoende nakomt, kan de minister, op advies van de OVAM, een waarschuwing richten aan de bodemsaneringsorganisatie. 2. Na advies van de OVAM kan de minister aan de Vlaamse Regering voorstellen om de erkenning van de bodemsaneringsorganisatie te schorsen of op te heffen als daartoe gegronde redenen bestaan, in het bijzonder in de volgende gevallen : 1 o de erkende bodemsaneringsorganisatie voldoet niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen, vermeld in dit besluit, het Bodemdecreet of de aangegane overeenkomsten, in het bijzonder haar bodemsaneringsverplichting; 2 o de erkende bodemsaneringsorganisatie geeft onvoldoende gevolg aan de waarschuwing, vermeld in 1; 3 o de erkende bodemsaneringsorganisatie handelt niet overeenkomstig de wetten, decreten, besluiten of de eigen statuten; 4 o er wordt afwending van gelden vastgesteld. 3. De minister brengt de erkende bodemsaneringsorganisatie bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs op de hoogte van het voornemen tot schorsing of opheffing van de erkenning met vermelding van de reden. Binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van die brief kan de bodemsaneringsorganisatie haar verweermiddelen aan de minister kenbaar maken. De bodemsaneringsorganisatie kan ook binnen diezelfde periode gehoord worden als ze daarom verzoekt. 4. Binnen een termijn van dertig dagen na verloop van de termijn, vermeld in 3, neemt de Vlaamse Regering een beslissing over de schorsing of opheffing van de erkenning. In geval de Vlaamse Regering de erkenning schorst of opheft, stelt de minister de erkende bodemsaneringsorganisatie bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs in kennis van die beslissing. De beslissing tot schorsing of de opheffing van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 5. De schorsing van de erkenning wordt pas beëindigd nadat de minister, op advies van de OVAM, de bodemsaneringsorganisatie daarvan bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs in kennis heeft gesteld. De beëindiging van de schorsing van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 6. Bij opheffing van de erkenning heeft de bodemsaneringsorganisatie alleen de mogelijkheid om opnieuw erkend te worden na het doorlopen van een nieuwe procedure tot erkenning als vermeld in artikelen 126 tot en met 128. Onderafdeling VII. Subsidiëring van een bodemsaneringsorganisatie A. Subsidie in het kader van artikel 98 van het Bodemdecreet Art Overeenkomstig artikel 98 van het Bodemdecreet kan de Vlaamse Regering binnen de daartoe in de begroting van het Vlaamse Gewest vastgelegde kredieten, bijdragen in de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 97 van het Bodemdecreet, evenals in de werkingskosten noodzakelijk om die taken uit te kunnen voeren. Die bijdrage is maximaal gelijk aan de som van alle bijdragen die de bodemsaneringsorganisatie ontvangen heeft in het kader van de overeenkomsten die gesloten zijn ter uitvoering van artikel 97 van het Bodemdecreet, met behoud van de toepassing van de bepalingen van het tweede lid.

24 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De bijdrage, vermeld in het eerste lid, kan alleen betrekking hebben op de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 97 van het Bodemdecreet, voor zover die betrekking hebben op en aangewend worden voor historische bodemverontreiniging. Als er sprake is van gemengde bodemverontreiniging, kan de bijdrage, vermeld in het eerste lid, alleen betrekking hebben op en aangewend worden voor de gedeeltelijke financiering van de taken, vermeld in artikel 97 van het Bodemdecreet en alleen voor het als historisch te beschouwen deel van de bodemverontreiniging. Art Een erkende bodemsaneringsorganisatie die van de mogelijkheid, vermeld in artikel 98 van het Bodemdecreet, wil gebruikmaken, moet daartoe bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs minstens vijfjaarlijks een voorstel van subsidiëringsprogramma bezorgen aan de Vlaamse Regering, per adres van de minister, volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 136 en 137. Als de Vlaamse Regering het voorstel, vermeld in het eerste lid, goedkeurt, moet de bodemsaneringsorganisatie voor de vaststelling en uitkering van de bijdrage jaarlijks bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs een aanvraag tot subsidiëring indienen bij de Vlaamse Regering, per adres van de minister, volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 138 en 139. Die aanvraag heeft steeds betrekking op de subsidiëring van de werking van de bodemsaneringsorganisatie in het jaar dat volgt op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidiëring. In afwijking van het tweede lid, kan de bodemsaneringsorganisatie in het jaar dat ze haar erkenning aanvraagt een aanvraag tot startsubsidiëring van haar werking in dat jaar indienen. In afwijking van artikel 134, eerste lid, kan het bedrag van die subsidie hoger zijn dan de bijdragen die de bodemsaneringsorganisatie ontvangt in het jaar dat ze erkend wordt. Het verschil tussen die subsidie en de bijdragen ontvangen in dat jaar, wordt in mindering gebracht van de subsidie in het daaropvolgende jaar. B. Voorwaarden en procedure voor de toekenning van de subsidie Art Het eerste voorstel van subsidiëringsprogramma, vermeld in artikel 135, eerste lid, kan op zijn vroegst ingediend worden met de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 127. De volgende voorstellen van subsidiëringsprogramma moeten uiterlijk ingediend worden op 28 februari van het vierde subsidiejaar van het lopende subsidiëringsprogramma. Het voorstel van subsidiëringsprogramma moet gebaseerd zijn op de volgende prognoses en rapporten : 1 o de prognose van de som van alle bedragen die de bodemsaneringsorganisatie de volgende vijf jaar meent te zullen ontvangen in het kader van de door haar gesloten of te sluiten overeenkomsten, vermeld in artikel 97 van het Bodemdecreet; 2 o een verantwoording van de omvang van de gelden, vermeld in punt 1 o, in verhouding tot het financiële draagvlak van alle natuurlijke personen of rechtspersonen die de activiteit uitoefenen waarvoor de bodemsaneringsorganisatie is opgericht. Dat draagvlak moet bepaald worden op basis van een omstandig rapport over de financiële impact van de verplichtingen die de toepassing van het Bodemdecreet op die personen heeft, gerelateerd aan een omstandig rapport over de financiële analyse van de personen met bepaling van hun algemene financiële draagvlak. Art De minister bezorgt binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van een voorstel van subsidiëringsprogramma een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van het voorstel. De minister kan steeds om de nodige wijzigingen of aanvullingen verzoeken. Als de minister om wijzigingen of aanvullingen verzoekt, wordt het aangepaste voorstel van subsidiëringsprogramma opnieuw ingediend overeenkomstig artikel 135, eerste lid. De minister zendt binnen dertig dagen na ontvangst van het aangepaste voorstel een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich opnieuw uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van het voorstel van subsidiëringsprogramma. Op advies van de OVAM bezorgt de minister een voorstel van beslissing over het voorstel van subsidiëringsprogramma aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering spreekt zich uit over het voorstel van subsidiëringsprogramma binnen een termijn van negentig dagen na het versturen van het ontvangstbewijs waarbij het voorstel tot subsidiëringsprogramma ontvankelijk en volledig werd verklaard. Binnen tien dagen nadat de beslissing genomen is, wordt die aan de bodemsaneringsorganisatie betekend. Alle documenten die met de toepassing van dit artikel verstuurd worden, worden verstuurd bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. Art Een jaarlijkse aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 135 moet gebaseerd zijn op de volgende prognoses en rapporten : 1 o de twee meest recente saneringsprogramma s, vermeld in artikel 129, 5 o ; 2 o de prognose van de som van alle bedragen die de bodemsaneringsorganisatie het lopende en het volgende jaar meent te zullen ontvangen in het kader van de door haar gesloten of te sluiten overeenkomsten, vermeld in artikel 97 van het Bodemdecreet; 3 o een financieel jaarverslag, geattesteerd door een bedrijfsrevisor, van het voorbije werkingsjaar. Art Een aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 135, tweede lid, moet voor het eerst ingediend worden uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de beslissing, vermeld in artikel 137, derde lid. Nadien moet de aanvraag tot subsidiëring jaarlijks ingediend worden, uiterlijk op 31 maart. Een aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 135, derde lid, kan ten vroegste ingediend worden samen met de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 127, 1. De minister bezorgt binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van een aanvraag tot subsidiëring een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van de aanvraag. De minister kan steeds om de nodige wijzigingen of aanvullingen verzoeken. Als de minister om wijzigingen of aanvullingen verzoekt, wordt de aangepaste aanvraag tot subsidiëring opnieuw ingediend overeenkomstig artikel 135, tweede lid. De minister zendt binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aangepaste aanvraag een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich opnieuw uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van de aangepaste aanvraag tot subsidiëring. De Vlaamse Regering spreekt zich, uiterlijk op 30 november van het jaar waarin de subsidie werd aangevraagd, uit over de aanvraag tot subsidiëring, onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door het Vlaams Parlement. De Vlaamse Regering houdt bij dat besluit rekening met haar besluit over het voorstel van subsidiëringsprogramma. Ze kan op basis van de intussen verkregen informatie en verslagen, vermeld in artikel 138, verrekenen wat te veel of te weinig werd uitbetaald in de voorgaande jaren. Art De subsidie wordt uiterlijk op 31 december van het jaar waarop ze betrekking heeft, overgeschreven op de rekening van de bodemsaneringsorganisatie.

25 21382 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK VIII. Overdrachten Afdeling I. Melding van overdracht van een risicogrond Art De melding van overdracht van een risicogrond, vermeld in artikel 103 van het Bodemdecreet, moet bij aangetekende brief worden gericht aan de OVAM. De melding moet gedaan worden met een volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend meldingsformulier voor overdracht. Het model van dit meldingsformulier wordt vastgesteld bij besluit van de minister en voorziet in ieder geval in de opvraging van de volgende gegevens : 1 o de gegevens van de overdrager; 2 o de gegevens van de persoon die de melding doet; 3 o de identificatie van de over te dragen risicogrond; 4 o de verwijzing naar het verslag van het laatst uitgevoerde oriënterend bodemonderzoek of van het laatst uitgevoerde oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek; 5 o gegevens op basis waarvan kan worden vastgesteld of krachtens de bepalingen van het Bodemdecreet voor de overdracht van de risicogrond geen nieuw oriënterend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd; 6 o het bewijs van lastgeving als de overdrager niet de melding doet. Overeenkomstig artikel 103 van het Bodemdecreet voegt de overdragerbij de melding een verslag van oriënterend bodemonderzoek of van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek dat conform artikel 28, 29, 30, 36 of 44 van het Bodemdecreet rechtsgeldig is voor de overdracht van de risicogrond. Art De OVAM onderzoekt de ontvankelijkheid van de melding van overdracht van een risicogrond. Als de OVAM van oordeel is dat de melding van overdracht onontvankelijk is, deelt ze die beslissing binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de melding van overdracht bij aangetekende brief mee aan de overdrager of in voorkomend geval de gemandateerde. Als de melding van overdracht onontvankelijk is, wordt de termijn van zestig dagen, vermeld in artikel 104, 1, en artikel 109, 1, van het Bodemdecreet, gestuit vanaf de datum van de beslissing van de OVAM over de niet-ontvankelijkheid van de melding van overdracht. De stuiting duurt tot de dag dat de OVAM een ontvankelijke melding van overdracht heeft ontvangen. Afdeling II. Procedure tot vrijstelling van de saneringsplicht Art De overdrager of in voorkomend geval de gemandateerde betekent zijn gemotiveerde standpunt tot vrijstelling van de saneringsplicht als vermeld in artikel 105, 1, of artikel 110, 1, van het Bodemdecreet bij aangetekende brief aan de OVAM. De OVAM onderzoekt het gemotiveerde standpunt en oordeelt of voldaan is aan een van de elementen, vermeld in artikel 105, 1, of artikel 110, 1, van het Bodemdecreet, of dat de afwijking, vermeld in artikel 105, 2, of artikel 110, 2, van het Bodemdecreet, van toepassing is. De OVAM stelt de overdrager of de gemandateerde binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het gemotiveerde standpunt in kennis van haar beslissing. Art De risicogrond kan overgedragen worden als de OVAM haar beslissing heeft meegedeeld dat aan een van de elementen, vermeld in artikel 105, 1, of artikel 110, 1, van het Bodemdecreet, voldaan is, en dat de afwijking vermeld in artikel 105, 2, of artikel 110, 2, van het Bodemdecreet, niet van toepassing is. Afdeling III. Overdracht van de vrijstelling van saneringsplicht Art Als de overdrager van een risicogrond voor een bepaalde bodemverontreiniging krachtens artikel 105, 1, 2 o of 3 o, of krachtens artikel 110, 1,2 o of 3 o, van het Bodemdecreet vrijstelling van de saneringsplicht heeft verkregen, gaat die vrijstelling op het moment van de overdracht van de grond van rechtswege over op de verwerver als voldaan is aan de drie volgende voorwaarden : 1 o de verwerver of zijn rechtsvoorganger heeft de bodemverontreiniging niet zelf veroorzaakt; 2 o de verontreiniging is niet tot stand gekomen tijdens een periode dat de verwerver of zijn rechtsvoorganger eigendoms- of gebruiksrechten op de grond had; 3 o de verwerver heeft op het moment dat de overdracht van de grond plaatsvindt, geen eigendomsrechten op de grond. Art De vrijstelling van de saneringsplicht die krachtens artikel 145 op de verwerver is overgegaan, vervalt van rechtswege wanneer de aanwezige bodemverontreiniging die in de conformverklaring van het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek of van het beschrijvend bodemonderzoek, of in de eindverklaring werd gekwalificeerd als geen ernstige bodemverontreiniging, opnieuw een risico oplevert of kan opleveren tot nadelige beïnvloeding van mens of milieu door een wijziging van de kenmerken, functies of eigenschappen van de bodem. Afdeling IV. Overname van de uitvoering van de verplichtingen Art De verplichtingen die krachtens artikel 102 tot en met 113 van het Bodemdecreet moeten worden vervuld voordat tot overdracht van een risicogrond kan worden overgegaan, kunnen worden overgenomen door de volgende personen : 1 o de verwerver. In dat geval meldt de verwerver, de overdrager of in voorkomend geval de gemandateerde dat ze met onderlinge toestemming gebruik wensen te maken van de mogelijkheid tot overname van de uitvoering van die verplichtingen; 2 o een persoon die beschikt over een rechtsgeldige titel om de overdracht te doen uitvoeren. Die persoon meldt aan de OVAM dat hij gebruik wenst te maken van de mogelijkheid tot overname van de uitvoering van die verplichtingen. Hij voegt bij die melding een afschrift van die rechtsgeldige titel; 3 o een derde. In dat geval melden de derde, de overdrager of in voorkomend geval de gemandateerde dat ze met onderlinge toestemming gebruik wensen te maken van de mogelijkheid tot overname van de uitvoering van die verplichtingen. Art In geval van openbare verkoop van een risicogrond waarbij de verwerver met toepassing van artikel 147 de uitvoering van de verplichtingen overneemt, kan de overdracht van de risicogrond plaatsvinden voordat de verwerver de verplichtingen, vermeld in artikel 104, 2, 2 o en 3 o, van het Bodemdecreet of artikel 109, 2, 2 o en 3 o van het Bodemdecreet, heeft vervuld, op voorwaarde dat in de verkoopsvoorwaarden van de openbare verkoop als ontbindende voorwaarde is opgenomen dat de verkoop van de risicogrond wordt ontbonden als de verwerver die verplichtingen niet binnen een termijn van vijfenveertig dagen na datum van de overdracht heeft vervuld. Hetzelfde geldt voor de verplichtingen, vermeld in artikel 115, 4, van het Bodemdecreet, in geval van openbare verkoop van een risicogrond door de versnelde overdrachtsprocedure, vermeld in artikel 115 van het Bodemdecreet.

26 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK IX. Onteigening van gronden Art De melding van onteigening van een risicogrond, vermeld in artikel 120, 3, van het Bodemdecreet, moet bij aangetekende brief worden gericht aan de OVAM. De melding moetgedaan worden met een volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend meldingsformulier voor onteigening. Het model van dat meldingsformulier wordt vastgesteld bij besluit van de minister en voorziet in ieder geval in de opvraging van de volgende gegevens : 1 o de gegevens van de onteigenende overheid; 2 o de gegevens van de persoon die de melding doet; 3 o de identificatie van de te onteigenen risicogrond; 4 o de verwijzing naar het verslag van het laatst uitgevoerde oriënterend bodemonderzoek of van het laatst uitgevoerde oriënterend en beschrijvende bodemonderzoek; 5 o een kopie van de beslissing over het voornemen tot onteigening van de risicogrond; 6 o gegevens op basis waarvan kan worden bepaald of krachtens het Bodemdecreet voor de onteigening van de risicogrond geen nieuw oriënterend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 120, 3, van het Bodemdecreet voegt de onteigenende overheidbij de melding een verslag van oriënterend bodemonderzoek of van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek dat conform artikel 28, 31, 36 of 44 van het Bodemdecreet rechtsgeldig is voor de onteigening van de risicogrond. Art De OVAM onderzoekt de ontvankelijkheid van de melding van onteigening van een risicogrond. Als de OVAM van oordeel is dat de melding van onteigening onontvankelijk is, stelt ze de onteigenende overheid binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de melding van onteigening in kennis van die beslissing. Als de melding van onteigening onontvankelijk is, wordt de termijn van zestig dagen, vermeld in artikel 121, 1, van het Bodemdecreet, gestuit vanaf de datum van de beslissing van de OVAM over de niet-ontvankelijkheid van de melding van onteigening. De stuiting duurt tot de dag dat de OVAM een ontvankelijke melding van onteigening heeft ontvangen. HOOFDSTUK X. Sluiting van een risico-inrichting Art De melding van sluiting van een risico-inrichting, vermeld in artikel 122, 3, van het Bodemdecreet, moet bij aangetekende brief worden gericht aan de OVAM. De melding moet gedaan worden met een volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend meldingsformulier voor sluiting. Het model van dat meldingsformulier wordt vastgesteld bij besluit van de minister en voorziet in ieder geval in de opvraging van de volgende gegevens : 1 o de gegevens van de exploitant; 2 o de gegevens van de persoon die de melding doet; 3 o de identificatie van de grond waar de risico-inrichting gevestigd was; 4 o de verwijzing naar het verslag van het laatst uitgevoerde oriënterend bodemonderzoek of oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek; 5 o de datum van de sluiting of voorgenomen sluiting van de risico-inrichting; 6 o gegevens op basis waarvan kan worden bepaald of krachtens het Bodemdecreet voor de sluiting van de risico-inrichting geen nieuw oriënterend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd; 7 o het bewijs van lastgeving als de exploitant niet de melding doet. Overeenkomstig artikel 122, 3, van het Bodemdecreet voegt de exploitantbij de melding een verslag van oriënterend bodemonderzoek of van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek dat conform artikelen 28, 36, 44 of 122, 1, van het Bodemdecreet rechtsgeldig is voor de sluiting van een risico-inrichting. Art De OVAM onderzoekt de ontvankelijkheid van de melding van sluiting van een risico-inrichting. Als de OVAM van oordeel is dat de melding van sluiting onontvankelijk is, stelt ze de exploitant binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de melding in kennis van die beslissing. Als de melding van sluiting niet-ontvankelijk is, wordt de termijn van zestig dagen, vermeld in artikel 122, 4, van het Bodemdecreet juncto artikel 104, 1, en artikel 109, 1, van het Bodemdecreet, gestuit vanaf de datum van de beslissing van de OVAM over de niet-ontvankelijkheid van de melding van sluiting. De stuiting duurt tot de dag dat de OVAM een ontvankelijke melding van sluiting heeft ontvangen. HOOFDSTUK XII. Waterbodems Afdeling I. Kennisgeving van het waterbodemonderzoek Art Het verslag van het waterbodemonderzoek dat uitgevoerd is krachtens artikel 124, 1, van het Bodemdecreet, wordt binnen een termijn van dertig dagen na het afsluiten ervan bij de OVAM ingediend. Afdeling II. Conformverklaring van het waterbodemonderzoek Art Overeenkomstig artikel 126 van het Bodemdecreet spreekt de OVAM zich binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het verslag van het waterbodemonderzoek uit over de conformiteit van het waterbodemonderzoek met de bepalingen van artikel 125 van het Bodemdecreet. Art Als de OVAM van oordeel is dat het waterbodemonderzoek conform de vereisten, vermeld in artikel 125 van het Bodemdecreet werd uitgevoerd, reikt ze een conformiteitsattest voor het waterbodemonderzoek uit. Als in het verslag van het waterbodemonderzoek gegevens als vermeld in artikel 125, 4, tweede lid, van het Bodemdecreet opgenomen zijn, kan de OVAM een uitspraak over die gegevens in het conformiteitsattest van het waterbodemonderzoek opnemen. Art Als de OVAM van oordeel is dat het waterbodemonderzoek niet conform de vereisten van artikel 125 van het Bodemdecreet werd uitgevoerd, legt ze aanvullende onderzoeksverrichtingen op. De OVAM bepaalt de termijn waarbinnen de aanvullende onderzoeksverrichtingen moeten worden uitgevoerd en het verslag ervan bij de OVAM moet worden ingediend. Als de aanvullende onderzoeksverrichtingen niet of in onvoldoende mate werden uitgevoerd, kan de minister de OVAM gelasten ambtshalve de nodige aanvullende onderzoeksverrichtingen uit te voeren. Art De OVAM stelt de opdrachtgever van het waterbodemonderzoek in kennis van de beslissingen, vermeld in artikelen 155 en 156.

27 21384 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK XIII. Het gebruik van uitgegraven bodem Afdeling I. Definities Art Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1 o ontvangende grond : grond waarop de uitgegraven bodem wordt gebruikt; 2 o verdachte grond : a) risicogrond; b) grond die opgenomen is in het Grondeninformatieregister, voor zover in een bodemonderzoek in het vaste deel van de aarde van die grond concentraties van stoffen werden aangetroffen die hoger liggen dan de richtwaarden voor de bodemkwaliteit voor het vaste deel van de aarde; c) openbare weg, oude wegbedding en wegberm; d) grond waarvoor aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid in het vaste deel van de aarde van stoffen in concentraties die hoger liggen dan de richtwaarden voor de bodemkwaliteit voor het vaste deel van de aarde, en die werd aangewezen door de minister; 3 o bouwkundig bodemgebruik : niet-vormvast gebruik van uitgegraven bodem in een waterwerk, dijklichaam, wegenbouwkundig werk, bouwwerk en elk ander niet-vormvast gebruik van uitgegraven bodem waarin de functie van de uitgegraven bodem duidelijk te onderscheiden is van de functie van de onderliggende of omringende bodem; 4 o vormvast product : elk product waarin uitgegraven bodem als grondstof wordt gebruikt en dat vormvast is gemaakt door middel van bindmiddelen of thermische processen; 5 o fysisch scheiden : wegnemen van een deel of het geheel van de steenfractie en bodemvreemde materialen, andere dan stenen, uit uitgegraven bodem; 6 o tussentijdse opslagplaats : locatie voor een in de tijd beperkte opslag van uitgegraven bodem in afwachting van het gebruik van de uitgegraven bodem; 7 o kadastrale werkzone : zone die vastgesteld is in het kader van eenzelfde project en die bestaat uit een geheel van gronden met soortgelijke kenmerken. Het betreft kenmerken die een betekenisvol effect op het milieu hebben of een betekenisvol risico voor de volksgezondheid inhouden; 8 o zone voor het gebruik ter plaatse : zone waarbinnen de uitgegraven bodem op dezelfde plaats wordt teruggelegd; 9 o initiatiefnemer grondwerken : bouwheer van de grondwerken op de plaats van de uitgraving; 10 o uitvoerder grondwerken : natuurlijke persoon of rechtspersoon die de grondwerken uitvoert in opdracht en voor rekening van de initiatiefnemer grondwerken; 11 o eindgebruiker : a) eigenaar, exploitant of gebruiker van de ontvangende grond die de opdracht heeft gegeven tot het gebruik van de uitgegraven bodem; b) eigenaar of exploitant van de vergunde inrichting die de uitgegraven bodem aanvaardt met het oog op het gebruik in een vormvast product; 12 o zoneringsplan : plan van de plaats van de uitgraving waarop de verschillende gebruiksmogelijkheden van de uit te graven of uitgegraven bodem grafisch worden voorgesteld; 13 o opmetingstabel : tabel waarop de volumes en de gebruiksmogelijkheden van de uit te graven of de uitgegraven bodem vermeld staan. Afdeling II. Toepassingsgebied Art De bepalingen van dit hoofdstuk regelen het gebruik van uitgegraven bodem als bodem, en het gebruik van uitgegraven bodem voor bouwkundig bodemgebruik en in een vormvast product. Afdeling III. Voorwaarden voor het gebruik van uitgegraven bodem Onderafdeling I. Algemeen Art Het is verboden om verscheidene partijen uitgegraven bodem met verschillende milieuhygiënische kwaliteit tijdens of na de uitgraving ervan te mengen met de bedoeling om door de lagere concentratie van één of meer stoffen die aanwezig zijn in de uitgegraven bodem, voor de aldus gemengde uitgegraven bodem een gebruiksmethode in aanmerking te laten komen die voor de niet-gemengde uitgegraven bodem niet is toegestaan. Onderafdeling II. Gebruik van uitgegraven bodem als bodem A. Algemeen gebruik Art Uitgegraven bodem die concentraties van stoffen bevat die lager zijn dan of gelijk zijn aan de waarden, vermeld in bijlage V, kan vrij als bodem worden gebruikt. 2. Uitgegraven bodem die concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden, vermeld in bijlage V, of waarvan men weet of redelijkerwijs kan aannemen dat hij verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage V, kan als bodem worden gebruikt onder de vijf volgende voorwaarden : 1 o er wordt geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaakt; 2 o de mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen levert geen bijkomend risico op; 3 o de concentraties van stoffen in de uitgegraven bodem zijn lager dan of gelijk aan 80 % van de overeenstemmende bodemsaneringsnormen van het bestemmingstype waaronder de ontvangende grond wordt ingedeeld overeenkomstig de bepalingen van bijlage IV; 4 o de gemiddelde concentraties van stoffen in de uitgegraven bodem zijn lager dan of gelijk aan de concentraties in de ontvangende grond. Voor de opvulling van een vergunde groeve of graverij kan hiervan afgeweken worden tot maximaal de waarden van bijlage IV voor bestemmingstype III; 5 o de uitgegraven bodem wordt vóór het gebruik als bodem gereinigd door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen als hij concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden van bijlage IV voor bestemmingstype III of als hij concentraties van verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage V, waardoor hij niet aan de voorwaarden, vermeld in punt 1 o en 2 o, voor het gebruik als bodem voldoet. Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwijderd.

28 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Aan de hand van een conform verklaard technisch verslag en een studie van de ontvangende grond wordt nagegaan of aan die voorwaarden is voldaan. Art Met behoud van de toepassing van de voorwaarden van artikel 161 kan uitgegraven bodem alleen als bodem worden gebruikt, op voorwaarde dat het gehalte aan stenen die niet van nature aanwezig zijn, maximaal vijf massaprocent bedraagt, de afmeting van de stenen die niet van nature aanwezig zijn, niet groter is dan vijftig millimeter, en het gehalte aan andere bodemvreemde materialen maximaal één massa- en volumeprocent bedraagt. B. Gebruik binnen een kadastrale werkzone Art Een kadastrale werkzone wordt afgebakend volgens een code van goede praktijk die wordt ingevuld op basis van kenmerken die een betekenisvol effect hebben op het milieu, of die een betekenisvol risico voor de volksgezondheid inhouden. De code van goede praktijk voor het afbakenen van een kadastrale werkzone wordt op voorstel van de OVAM vastgesteld door de minister. Art In afwijking van artikel 161, 2, en artikel 162 is het gebruik van uitgegraven bodem als bodem binnen een kadastrale werkzone toegestaan onder de volgende voorwaarden : 1 o uitgegraven bodem met concentraties van stoffen die lager zijn dan of gelijk zijn aan 80 % van de overeenstemmende bodemsaneringsnormen van het bestemmingstype waaronder de ontvangende grond wordt ingedeeld, overeenkomstig de bepalingen van bijlage IV, kan binnen de kadastrale werkzone vrij worden gebruikt; 2 o uitgegraven bodem met concentraties van stoffen die hoger zijn dan 80 % van de overeenstemmende bodemsaneringsnormen van het bestemmingstype waaronder de ontvangende grond wordt ingedeeld overeenkomstig de bepalingen van bijlage IV, of waarvan men weet of redelijkerwijs kan aannemen dat hij verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage IV, kan binnen de kadastrale werkzone gebruikt worden onder de volgende voorwaarden : a) er wordt geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaakt; b) de mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen levert geen bijkomend risico op; c) de uitgegraven bodem wordt gebruikt volgens een code van goede praktijk. De code van goede praktijk voor het gebruik van uitgegraven bodem binnen een kadastrale werkzone wordt op voorstel van de OVAM vastgesteld door de minister. Art Met behoud van de toepassing van de voorwaarden van artikel 164 kan uitgegraven bodem alleen als bodem worden gebruikt binnen een kadastrale werkzone, op voorwaarde dat het gehalte aan bodemvreemde materialen, andere dan stenen of steenachtig materiaal, maximaal één massa- en volumeprocent bedraagt. C. Gebruik binnen een zone voor het gebruik ter plaatse Art Een zone voor het gebruik ter plaatse wordt afgebakend volgens een code van goede praktijk. De code van goede praktijk voor het afbakenen van een zone voor het gebruik ter plaatse wordt op voorstel van de OVAM vastgesteld door de minister. Art In afwijking van de voorwaarden van artikelen 161 en 162, kan uitgegraven bodem binnen een zone voor het gebruik ter plaatse gebruikt worden volgens een code van goede praktijk. De code van goede praktijk voor het gebruik van uitgegraven bodem binnen een zone voor het gebruik ter plaatse wordt op voorstel van de OVAM vastgesteld door de minister. Onderafdeling III Gebruik van uitgegraven bodem voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product A. Algemeen gebruik Art Uitgegraven bodem die concentraties van stoffen bevat die lager zijn dan of gelijk zijn aan de waarden, vermeld in bijlage V, kan vrij worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product. 2. Uitgegraven bodem die concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden, vermeld in bijlage V, kan worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product onder de drie volgende voorwaarden : 1 o de concentraties van stoffen in de uitgegraven bodem zijn lager dan of gelijk aan de waarden, vermeld in bijlage VI; 2 o de uitloogbaarheidswaarden van stoffen in de uitgegraven bodem zijn lager dan of gelijk aan de uitloogbaarheidswaarden, vermeld in bijlage VII; 3 o de uitgegraven bodem wordt voor het gebruik voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product gereinigd door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen indien hij concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden, vermeld in bijlage VI. Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwijderd. 3. Uitgegraven bodem waarvan men weet of redelijkerwijs kan aannemen dat hij verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage V, kan worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product onder de twee volgende voorwaarden : 1 o het gebruik van de uitgegraven bodem kan geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaken; 2 o mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen levert geen bijkomend risico op. Als de uitgegraven bodem voor het gebruik voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt de uitgegraven bodem gereinigd door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen. Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwijderd. Aan de hand van een conform verklaard technisch verslag wordt nagegaan of aan die voorwaarden is voldaan. Art Met behoud van de toepassing van de voorwaarden van artikel 168 kan uitgegraven bodem alleen voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product worden gebruikt, op voorwaarde dat het gehalte aan bodemvreemde materialen, andere dan stenen of steenachtig materiaal, maximaal één massa- en volumeprocent bedraagt.

29 21386 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art Uitgegraven bodem die niet voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 168, 2, 2 o, kan toch worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product op voorwaarde dat het beoogde gebruik geen bijkomende verontreiniging van de onderliggende bodem kan veroorzaken en dat een mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen geen bijkomend risico kan opleveren. Dat wordt aangetoond aan de hand van een aanvullend onderzoek dat ter beoordeling en goedkeuring aan de OVAM wordt bezorgd. Art De minister stelt een lijst vast van bouwkundig bodemgebruik van uitgegraven bodem waarin de functie van de uitgegraven bodem duidelijk te onderscheiden is van de functie van de onderliggende of omringende bodem. De minister stelt een lijst vast van vormvaste toepassingen van uitgegraven bodem. B. Gebruik binnen een kadastrale werkzone Art In afwijking van de voorwaarden van artikel 168 kan uitgegraven bodem die voldoet aan de voorwaarden voor gebruik als bodem binnen de kadastrale werkzone, vermeld in artikel 164 en 165, voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product worden gebruikt binnen de kadastrale werkzone. Afdeling IV. Traceerbaarheidsprocedure Onderafdeling I. Algemene bepalingen A. Verplichtingen Art Voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem en voor het gebruik van uitgegraven bodem voor bouwkundig bodemgebruik en in een vormvast product wordt een technisch verslag opgemaakt en worden een grondverzettoelating en een bodembeheerrapport uitgereikt, behalve in de volgende gevallen : 1 o de uitgegraven bodem is afkomstig van een niet-verdachte grond en de totale uitgraving bedraagt minder dan 250 m 3 ; 2 o de uitgegraven bodem is afkomstig van een verdachte grond, de totale uitgraving bedraagt minder dan 250 m 3 en de uitgegraven bodem wordt binnen de kadastrale werkzone gebruikt volgens de code van goede praktijk inzake het gebruik van uitgegraven bodem binnen een kadastrale werkzone; 3 o de uitgegraven bodem wordt binnen de zone voor het gebruik ter plaatse opnieuw gebruikt volgens de code van goede praktijk inzake het gebruik van uitgegraven bodem binnen een zone voor het gebruik ter plaatse; 4 o de uitgegraven bodem is afkomstig van een uitgraving in het kader van een bodemsanering en wordt gebruikt volgens de voorwaarden van het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject of beperkt bodemsaneringsproject. 2. In afwijking van de gevallen, vermeld in 1, 1 o en 2 o, wordt toch een technisch verslag opgemaakt en worden een grondverzettoelating en een bodembeheerrapport uitgereikt als de uitgegraven bodem afkomstig is van een samengestelde partij uitgegraven bodem die op zijn beurt afkomstig is van een of meer uitgravingen, het totale volume van de samengestelde partij uitgegraven bodem groter is of was dan 250 m 3 en die partij niet binnen de kadastrale werkzone of de zone voor het gebruik ter plaatse opnieuw gebruikt wordt. 3. Voor het transport van uitgegraven bodem naar een tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum moet geen technisch verslag worden opgemaakt. Art De initiatiefnemer grondwerken neemt in de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag of de contractuele documenten clausules op die waarborgen dat de regelen met betrekking tot het gebruik van uitgegraven bodem, vermeld in dit hoofdstuk, toegepast worden. B. Opmaak van het technisch verslag Art De verplichting om het technisch verslag op te maken berust bij de initiatiefnemer grondwerken. 2. De verplichting om het technisch verslag op te maken kan met toestemming van de initiatiefnemer grondwerken door de volgende inrichtingen worden overgenomen : 1 o een vergunde inrichting als vermeld in subrubriek of rubriek 30 van bijlage 1 van Vlarem I, voor de door die inrichting aanvaarde uitgegraven bodem met het oog op de verwerking ervan. Ze legt een register aan voor de identificatie van de grond waar de te verwerken bodem uitgegraven werd; 2 o een grondreinigingscentrum, vergund conform de bepalingen van de bevoegde overheid, voor de door dat centrum aanvaarde uitgegraven bodem met het oog op de reiniging ervan; 3 o een tussentijdse opslagplaats, waarbij aan de vergunnings- of meldingsplicht voldaan is, voor de door die opslagplaats aanvaarde uitgegraven bodem. Art Het technisch verslag wordt opgemaakt voordat de uitgegraven bodem wordt gebruikt. C. Opmaak van de studie van de ontvangende grond Art Voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem overeenkomstig artikel 161, 2, die concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden, vermeld in bijlage V, of waarvan men weet of redelijkerwijs kan aannemen dat hij verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage V, wordt een studie van de ontvangende grond opgemaakt. Art De verplichting om de studie van de ontvangende grond op te maken berust bij de eigenaar, exploitant of gebruiker van de ontvangende grond, die opdracht heeft gegeven tot het gebruik van de uitgegraven bodem op de ontvangende grond. Art De studie van de ontvangende grond wordt opgemaakt voordat de uitgegraven bodem op de ontvangende grond gebruikt wordt. Onderafdeling II. Documenten grondverzet A. Technisch verslag Art Het technisch verslag wordt opgemaakt onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige op basis van een representatieve bemonstering volgens de standaardprocedure voor de opmaak van een technisch verslag. 2. Het technisch verslag bevat de volgende gegevens : 1 o de identificatie van de grond waar de bodem uitgegraven werd of zal worden; 2 o de identiteit van de eigenaar van de grond waar de bodem uitgegraven werd of zal worden; 3 o de identiteit van de initiatiefnemer grondwerken; 4 o de beknopte omschrijving van de grondwerken; 5 o het zoneringsplan en de opmetingstabel, indien van toepassing; 6 o het verslag met de analyseresultaten van representatieve mengmonsters met vermelding van de naam van het laboratorium;

30 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o de verklaring van de bodemsaneringsdeskundige dat de uitgegraven bodem werd bemonsterd en geanalyseerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit; 8 o de onderstaande gegevens, als de uitgegraven bodem binnen de kadastrale werkzone gebruikt zal worden : a) de afbakening van de kadastrale werkzone; b) de voorwaarden waaronder de uitgegraven bodem binnen de kadastrale werkzone gebruikt mag worden, indien van toepassing; c) de voorwaarden voor de tussentijdse opslag van de uitgegraven bodem, indien van toepassing; 9 o het gehalte aan stenen, steenachtig materiaal en andere bodemvreemde materialen in de uitgegraven bodem; 10 o de interpretatie en de besluiten op basis van de analyseresultaten; 11 o de voorwaarden en uitvoeringsbepalingen waaronder de bodem kan worden uitgegraven; 12 o de voorwaarden en uitvoeringsbepalingen waaronder de uitgegraven bodem kan worden gebruikt. B. Studie van de ontvangende grond Art De studie van de ontvangende grond wordt opgemaakt onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige volgens een standaardprocedure die vastgesteld wordt door de minister op voorstel van de OVAM. 2. De studie van de ontvangende grond bepaalt op basis van de kenmerken van de ontvangende grond de kenmerken waaraan de aangevoerde uitgegraven bodem moet voldoen opdat het gebruik ervan als bodem geen bijkomende verontreiniging in het grondwater kan veroorzaken en mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen geen bijkomend risico oplevert op de ontvangende grond. 3. De studie van de ontvangende grond bevat de volgende gegevens : 1 o de identificatie van de ontvangende grond; 2 o de identiteit van de eigenaar, exploitant en gebruiker van de ontvangende grond; 3 o de voorwaarden waaronder de te aanvaarden uitgegraven bodem op de ontvangende grond kan worden gebruikt. C. Grondverzettoelating Art De grondverzettoelating wordt opgemaakt door een erkende bodembeheerorganisatie. De grondverzettoelating kan ook worden opgemaakt door een erkende tussentijdse opslagplaats of een erkend grondreinigingscentrum voor de uitgegraven bodem die door haar werd aanvaard. 2. De grondverzettoelating wordt uitgereikt op basis van een beschrijving van het beoogde gebruik van de uitgegraven bodem en de verklaringen ter zake, zoals opgelegd in de conformverklaring van het technisch verslag. Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt de grondverzettoelating bij de procedure kleine hoeveelheden, vermeld in artikel 197 tot en met 199, uitgereikt op basis van een verklaring dat de uitgegraven bodem op verschillende bestemmingen geleverd zal worden. De grondverzettoelating bevestigt het beoogde gebruik en staat toe dat de uitgegraven bodem verplaatst wordt. 3. De grondverzettoelating bevat de volgende gegevens : 1 o de identiteit van de uitvoerder grondwerken; 2 o de nodige verwijzingen naar het technisch verslag en de conformverklaring van het technisch verslag; 3 o de plaats van bestemming van de uitgegraven bodem; 4 o de beschrijving van het beoogde gebruik van de uitgegraven bodem; 5 o indien van toepassing : de nodige verwijzingen naar de studie van de ontvangende grond, de acceptatievoorwaarden van een groeve of graverij, de gebruiksvoorwaarden van het conformiteitsattest van een bodemsaneringsproject, of de gebruiksvoorwaarden voor het gebruik voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product; 6 o aanvullende voorwaarden en uitvoeringsbepalingen die afhankelijk zijn van het beoogde gebruik, indien van toepassing. D. Transportdocument Art Het transportdocument wordt opgemaakt door de vervoerder, de uitvoerder grondwerken, de tussentijdse opslagplaats of het grondreinigingscentrum. 2. Het transportdocument bevat de volgende gegevens : 1 o de identiteit van de uitvoerder grondwerken, indien van toepassing; 2 o de identiteit van de vervoerder; 3 o de datum van transport van de uitgegraven bodem; 4 o de plaats van vertrek van de uitgegraven bodem; 5 o de plaats van bestemming van de uitgegraven bodem; 6 o de hoeveelheid uitgegraven bodem; 7 o de nodige verwijzingen naar de grondverzettoelating, indien van toepassing. 3. De uitvoerder grondwerken bewaart het volledig ingevulde transportdocument gedurende een periode van minstens vijf jaar. E. Bodembeheerrapport Art Het bodembeheerrapport wordt opgemaakt door een erkende bodembeheerorganisatie. Het bodembeheerrapport kan ook worden opgemaakt door een erkende tussentijdse opslagplaats of een erkend grondreinigingscentrum voor de uitgegraven bodem die de opslagplaats of het centrum heeft aanvaard. 2. Het bodembeheerrapport attesteert de levering van de uitgegraven bodem op de plaats van het beoogde gebruik en bevestigt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in de conformverklaring van het technisch verslag en in de grondverzettoelating. 3. Het bodembeheerrapport bevat minstens de volgende gegevens : 1 o de nodige verwijzingen naar de grondverzettoelating; 2 o de datum van de levering; 3 o het volume geleverde uitgegraven bodem.

31 21388 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Onderafdeling III. Administratieve procedure grondverzet A. Procedure via een erkende bodembeheerorganisatie Art De initiatiefnemer grondwerken of een inrichting als vermeld in artikel 175, 2, bezorgt het technisch verslag aan een erkende bodembeheerorganisatie. De erkende bodembeheerorganisatie registreert het technisch verslag en bevestigt uiterlijk binnen vijf werkdagen de ontvangst ervan aan de initiatiefnemer grondwerken of de inrichting, vermeld in het eerste lid. Art Binnen een termijn van dertig werkdagen na ontvangst van het technisch verslag spreekt de erkende bodembeheerorganisatie zich uit over de conformiteit ervan met de bepalingen van dit besluit en bezorgt het conformiteitsattest aan de initiatiefnemer grondwerken of de inrichting, vermeld in artikel 175, 2, 1 o tot en met 3 o,of legt aanvullingen op. 2. De erkende bodembeheerorganisatie beoordeelt de conformiteit van het technisch verslag met de bepalingen van dit besluit op basis van de volgende elementen : 1 o de controle op de administratieve volledigheid; 2 o de controle op de representatieve bemonstering volgens de standaardprocedure van het technisch verslag; 3 o de interpretatie van de besluiten van het technisch verslag, met inbegrip van de vertaling van de beoordeling van de analyseresultaten naar de opmetingstabel, en indien van toepassing het zoneringsplan; 4 o de controle op de uitvoerbaarheid van de selectieve uitgraving van de verschillende ontgravingsvakken, indien van toepassing; 5 o de controle op de afbakening van de kadastrale werkzone, indien van toepassing. 3. Als in het technisch verslag de gebruiksmogelijkheden van de uitgegraven bodem overeenkomstig dit hoofdstuk, de bijbehorende codes van goede praktijk en de bijbehorende standaardprocedures onvoldoende onderzocht werden, kan de erkende bodembeheerorganisatie in de conformverklaring van het technisch verslag voorwaarden en uitvoeringsbepalingen opleggen voor het beoogde gebruik van de uitgegraven bodem. Art Als de erkende bodembeheerorganisatie aanvullingen op het technisch verslag oplegt, wordt de termijn, vermeld in artikel 186, 1, gestuit. Als de erkende bodembeheerorganisatie het technisch verslag gemotiveerd niet- conform verklaart, wordt de procedure hervat vanaf artikel 185, eerste lid. Art Een conformverklaring van het technisch verslag door een erkende bodembeheerorganisatie is tegenstelbaar aan andere erkende bodembeheerorganisaties. De erkende bodembeheerorganisatie die niet akkoord gaat met de conformverklaring van het technisch verslag door een andere erkende bodembeheerorganisatie, kan binnen een termijn van dertig dagen nadat de conformverklaring haar werd aangeboden, tegen die conformverklaring beroep aantekenen bij de OVAM. Het beroepschrift wordt aangetekend met ontvangstbewijs verzonden. Het beroep is schorsend. De OVAM doet uitspraak binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het beroepschrift. Art Voor de start van de grondwerken meldt de uitvoerder grondwerken de startdatum aan een erkende bodembeheerorganisatie. Art Voordat de uitgegraven bodem wordt verplaatst, vraagt de uitvoerder grondwerken een grondverzettoelating aan bij de erkende bodembeheerorganisatie, aan wie de startdatum van de grondwerken werd gemeld. Binnen een termijn van vijf werkdagen na de aanvraag reikt de erkende bodembeheerorganisatie een grondverzettoelating uit. In geval van beroep tegen de conformverklaring van het technisch verslag overeenkomstig artikel 188, tweede lid, wordt de termijn opgeschort. Art Tijdens het transport wordt een transportdocument bij de uitgegraven bodem gevoegd. Art De uitvoerder grondwerken, de tussentijdse opslagplaats of het grondreinigingscentrum bezorgt een ontvangstverklaring aan de erkende bodembeheerorganisatie. Daarin wordt bevestigd dat de uitgegraven bodem overeenkomstig de grondverzettoelating is geleverd. Op basis van de ontvangstverklaring levert de erkende bodembeheerorganisatie het bodembeheerrapport af aan de uitvoerder grondwerken, de tussentijdse opslagplaats of het grondreinigingscentrum. De uitvoerder grondwerken, de tussentijdse opslagplaats of het grondreinigingscentrum bezorgt een kopie van het bodembeheerrapport aan de initiatiefnemer grondwerken en aan de eindgebruiker. B. Procedure bij gebruik of verhandeling van uitgegraven bodem door een erkende tussentijdse opslagplaats of door een erkend grondreinigingscentrum Art De erkende tussentijdse opslagplaats of het erkende grondreinigingscentrum beschikt over een technisch verslag van de aanvaarde uitgegraven bodem en spreekt zich uit over de conformiteit ervan met de bepalingen van dit besluit, of legt aanvullingen op. 2. De erkende tussentijdse opslagplaats of het erkende grondreinigingscentrum beoordeelt de conformiteit van het technisch verslag met de bepalingen van dit besluit op basis van de volgende elementen : 1 o de controle op de administratieve volledigheid; 2 o de controle op de representatieve bemonstering volgens de standaardprocedure van het technisch verslag; 3 o de interpretatie van de besluiten van het technisch verslag, met inbegrip van de vertaling van de beoordeling van de analyseresultaten naar de opmetingstabel, en indien van toepassing het zoneringsplan. Art Voordat de uitgegraven bodem wordt verhandeld, maakt de erkende tussentijdse opslagplaats of het erkende grondreinigingscentrum een grondverzettoelating op. Art Tijdens het transport wordt een transportdocument bij de uitgegraven bodem gevoegd. Art Op basis van de ontvangstverklaring maakt de erkende tussentijdse opslagplaats of het erkende grondreinigingscentrum het bodembeheerrapport op en bezorgt een kopie ervan aan de eindgebruiker.

32 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE C. Procedure kleine hoeveelheden Art In afwijking van artikelen 192 en 196 kan voor het gebruik van een hoeveelheid uitgegraven bodem kleiner dan 250 m 3 die voldoet aan de voorwaarden van artikel 161, 1 en 162 of aan de voorwaarden van artikelen 168 en 169, voor het uitreiken van een bodembeheerrapport de procedure, vermeld in artikel 198 en 199, gevolgd worden. Art De uitvoerder grondwerken, de tussentijdse opslagplaats of het grondreinigingscentrum bezorgt een ontvangstverklaring aan de erkende bodembeheerorganisatie, erkende tussentijdse opslagplaats of erkend grondreinigingscentrum die de grondverzettoelating heeft uitgereikt. Daarin wordt bevestigd dat de uitgegraven bodem op de plaats van bestemming is geleverd of gebruikt zal worden overeenkomstig de grondverzettoelating. Art Op basis van de ontvangstverklaring en een lijst met verschillende bestemmingen reikt de erkende bodembeheerorganisatie, de erkende tussentijdse opslagplaats of het erkende grondreinigingscentrum een bodembeheerrapport uit. De uitvoerder grondwerken bezorgt een kopie van het bodembeheerrapport aan de initiatiefnemer grondwerken. D. Procedure bij transport van uitgegraven bodem naar een tussentijdse opslagplaats of een grondreinigingscentrum Art Bij het transport naar een tussentijdse opslagplaats of een grondreinigingscentrum van meer dan 250 m 3 uitgegraven bodem of van meer dan 50 m 3 uitgegraven bodem waarvoor de opmaak van een technisch verslag verplicht is, meldt de uitvoerder grondwerken dat transport aan een erkende bodembeheerorganisatie. Tijdens het transport wordt een transportdocument bij de uitgegraven bodem gevoegd. De tussentijdse opslagplaats of het grondreinigingscentrum meldt de ontvangst van de uitgegraven bodem aan de erkende bodembeheerorganisatie. Bij de opslag van de uitgegraven bodem volgt de niet-erkende tussentijdse opslagplaats of het niet-erkende grondreinigingscentrum een procedure die een erkende bodembeheerorganisatie in staat stelt de uitgegraven bodem te traceren. Art Voor het gebruik van de aangevoerde uitgegraven bodem, waarvoor de opmaak van een technisch verslag verplicht is, volgt de niet-erkende tussentijdse opslagplaats of het niet-erkende grondreinigingscentrum de procedure via een erkende bodembeheerorganisatie, vermeld in artikelen 185 tot en met Voor het gebruik van de aangevoerde uitgegraven bodem, waarvoor de opmaak van een technisch verslag verplicht is, volgt de erkende tussentijdse opslagplaats of het erkende grondreinigingscentrum de procedure, vermeld in artikelen 193 tot en met 196. Afdeling V. Bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats en grondreinigingscentrum : erkenning in het kader van de regeling over het gebruik van uitgegraven bodem Onderafdeling I. Voorwaarden voor de erkenning en het gebruik van de erkenning Art Om als bodembeheerorganisatie erkend te worden en erkend te blijven moet de organisatie aan de volgende voorwaarden voldoen : 1 o opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002; 2 o voldoende representatief zijn voor de verschillende sectoren die betrokken zijn bij het gebruik van uitgegraven bodem. Een bodembeheerorganisatie is representatief als in de raad van bestuur twee of meer beroepsorganisaties die voldoende representatief zijn voor de sectoren die bij het gebruik van uitgegraven bodem betrokken zijn, een mandaat bekleden; 3 o uitsluitend als statutair doel hebben, het uitvoeren van de taken die in dit besluit zijn toegewezen, het leveren van studiewerk over uitgegraven of uit te graven bodem en het verstrekken van informatie en advies over uitgegraven bodem; 4 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van bodemkunde of geologie, fysica en scheikunde; 5 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die minstens drie jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor de uitvoering van bodemsanering of het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof gedurende de zes jaar die aan de datum van de erkenningsaanvraag voorafgaan; 6 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die een grondige kennis hebben van dit hoofdstuk; 7 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben met de nodige ervaring in het beoordelen van bemonsteringsprocedures en analyseresultaten en in het beoordelen van het technisch verslag op de praktische uitvoerbaarheid ervan; 8 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben die samen een grondige kennis en ervaring hebben om het gebruik van uitgegraven bodem overeenkomstig dit hoofdstuk te garanderen; 9 o voldoen aan een intern systeem dat de organisatie in staat stelt de taken die opgelegd zijn door of krachtens dit besluit, correct en kwaliteitsvol uit te voeren, met inbegrip van het uitvoeren van steekproefsgewijze werfcontroles en van het bijhouden van de volgende registers die ter inzage van de toezichthoudende overheid liggen : a) een klachtenregister; b) een register van de technische verslagen, met inbegrip van de opmerkingen van de organisatie op die technische verslagen. De technische verslagen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; c) een register van de grondverzettoelatingen. De grondverzettoelatingen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; d) een register van conformverklaringen van technische verslagen. De conformverklaringen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; e) een register van bodembeheerrapporten. De bodembeheerrapporten worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; 10 o beschikken over een procedure die de organisatie in staat stelt uitgegraven bodem te traceren, met inbegrip van het traceren van uitgegraven bodem via een niet-erkende tussentijdse opslagplaats of een niet-erkend grondreinigingscentrum; 11 o beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;

33 21390 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 12 o wat de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden betreft : beschikken over hun burgerlijke en politieke rechten en geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie; 13 o op verzoek van de OVAM de gegevens betreffende verontreinigde gronden, optredende grondstromen en hun kwaliteit ter beschikking stellen van de OVAM. Als documenten door middel van een geïnformatiseerd systeem worden opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of bewaard, worden die op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm aan de OVAM bezorgd. 2. De grondige kennis, vermeld in 1, 4 o, wordt aangetoond met academische diploma s, diploma s van het hoger onderwijs van het lange type of met daarmee gelijkgestelde diploma s, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie. 3. De ervaring, vermeld in 1, 5 o,7 o en 8 o, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae. 4. De grondige kennis, vermeld in 1, 6 o en 8 o, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae of aan de hand van een interview, afgenomen door en op verzoek van de OVAM. Art Om als tussentijdse opslagplaats of als grondreinigingscentrum voor uitgegraven bodem erkend te worden en erkend te blijven, moet de opslagplaats of het centrum aan de volgende voorwaarden voldoen : 1 o a) als tussentijdse opslagplaats : een rechtspersoon zijn, opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest, of een openbaar bestuur of intergemeentelijk samenwerkingsverband in het Vlaamse Gewest zijn; b) als grondreinigingscentrum : een rechtspersoon zijn die opgericht is in de vorm van een handelsvennootschap, met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest; 2 o voor de handelsvennootschappen : niet in staat van faillissement verkeren, noch het voorwerp uitmaken van een procedure tot faillietverklaring, noch een gerechtelijk akkoord hebben aangevraagd of verkregen; 3 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van fysica en scheikunde; 4 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die minstens drie jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor de uitvoering van bodemsanering of het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof gedurende de zes jaar die aan de datum van de erkenningsaanvraag voorafgaan; 5 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die een grondige kennis hebben van dit hoofdstuk; 6 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben met de nodige ervaring in het beoordelen van bemonsteringsprocedures en analyseresultaten en voor het beoordelen van het technisch verslag op de praktische uitvoerbaarheid ervan; 7 o een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben die samen een grondige kennis en ervaring hebben om het gebruik van uitgegraven bodem overeenkomstig dit hoofdstuk te garanderen; 8 o voldoen aan een door de OVAM goedgekeurd kwaliteitsreglement dat administratieve en technische bepalingen bevat over de interne organisatie van de verhandeling van uitgegraven bodem. Dat kwaliteitsreglement bevat minstens : a) een procedure voor het in ontvangst nemen van, het opslaan van, het fysisch scheiden of reinigen en het afleveren van uitgegraven bodem; b) bepalingen in verband met de opmaak van registers voor aan- en afvoer van uitgegraven bodem; c) bepalingen in verband met de opmaak van een dossier per aanvaarde partij uitgegraven bodem; d) bepalingen in verband met het naleven van de codes van goede praktijk inzake aanvaarding, opslag, samenvoeging, reiniging, bemonstering en analyse van uitgegraven bodem; 9 o voldoen aan een intern systeem dat de opslagplaats of het centrum in staat stelt de taken die opgelegd zijn door of krachtens dit besluit, correct en kwaliteitsvol uit te voeren, met inbegrip van het bijhouden van de volgende registers die ter inzage van de toezichthoudende overheid liggen : a) een klachtenregister; b) een register van de technische verslagen, met inbegrip van de opmerkingen van de organisatie op die technische verslagen. De technische verslagen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; c) een register van de grondverzettoelatingen. De grondverzettoelatingen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; d) een register van conformverklaringen van technische verslagen. De conformverklaringen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; e) een register van bodembeheerrapporten. De bodembeheerrapporten worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; 10 o beschikken over een procedure die de opslagplaats of het centrum in staat stelt de door haar verhandelde uitgegraven bodem te traceren; 11 o beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt; 12 o wat de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden betreft : beschikken over hun burgerlijke en politieke rechten en geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie; 13 o op verzoek van de OVAM de gegevens betreffende verontreinigde gronden, optredende grondstromen en hun kwaliteit ter beschikking stellen van de OVAM. Als documenten door middel van een geïnformatiseerd systeem worden opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of bewaard, worden die op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm aan de OVAM bezorgd; 14 o beschikken over de nodige infrastructuur en installaties voor de exploitatie van de inrichting; 15 o beschikken over de nodige vergunningen overeenkomstig de bepalingen van de geldende wetgeving; 16 o beschikken over een keuringsattest waarin een erkende bodembeheerorganisatie attesteert dat aan de voorwaarden, vermeld in punt 1 o tot en met 15 o, is voldaan. Het keuringsattest is maximaal honderd zestig dagen oud. De keuring voldoet aan de procedure die de OVAM heeft goedgekeurd; 17 o voldoen aan de voorwaarden die opgelegd zijn door of krachtens Vlarem I en II.

34 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De grondige kennis, vermeld in 1, 3 o, wordt aangetoond met academische diploma s, met diploma s van het hoger onderwijs van het lange type of met daarmee gelijkgestelde diploma s, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie. 3. De ervaring, vermeld in 1, 4 o,6 o en 7 o, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae. 4. De grondige kennis, vermeld in 1, 5 o en 7 o, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae of aan de hand van een interview, afgenomen door en op verzoek van de OVAM. Onderafdeling II. Procedure tot erkenning als bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum A. Ontvankelijkheid van de aanvraag tot erkenning Art De aanvraag om erkend te worden als bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum, vermeld in artikelen 202 en 203, wordt bij aangetekende brief gericht aan de minister, op het adres van de OVAM. Art Om ontvankelijk te zijn, bevat de aanvraag voor erkenning minstens de volgende gegevens : 1 o de statuten van de rechtspersoon; 2 o de namen van de natuurlijke personen die door de rechtspersoon aangesteld zijn als verantwoordelijk persoon; 3 o een kopie van de diploma s, vermeld in artikel 202, 2, respectievelijk artikel 203, 2; 4 o een curriculum vitae van de personen die over de kennis en ervaring, vermeld in artikel 202, 1, 4 o tot en met 8 o, respectievelijk artikel 203, 1, 3 o tot en met 7 o, beschikken, waaruit die kennis en ervaring blijkt; 5 o een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij de gegevens waarover hij zal beschikken, toegankelijk zal beheren; 6 o een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij binnen dertig dagen na de erkenning een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid zal sluiten, als vermeld in artikel 202, 1, 11 o, respectievelijk artikel 203, 1, 11 o, en de OVAM van de gesloten polis op de hoogte zal brengen; 7 o een recent getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de personen, als vermeld in artikel 202, 1, 12 o, respectievelijk artikel 203, 1, 12 o ; 8 o een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij binnen drie maanden na de erkenning de personen, vermeld in artikel 202, 1, 4 o tot en met 8 o en artikel 203, 1, 3 o tot en met 7 o, in dienst zal hebben; 9 o wat de handelsverenigingen en de verenigingen zonder winstgevend oogmerk betreft : een recent attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft; 10 o wat de tussentijdse opslagplaatsen en grondreinigingscentra betreft : een beschrijving van de infrastructuur en installaties als vermeld in artikel 203, 1, 14 o. B. Behandeling, advies en beslissing over de aanvraag tot erkenning Art De procedure voor de behandeling van de aanvragen tot erkenning als bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum is als volgt : 1 o de OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij ze zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag; 2 o de OVAM verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige aanvullingen. Als de OVAM niet binnen de termijn, vermeld in 1 o, om aanvullingen heeft verzocht, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn. Als de OVAM binnen de termijn, vermeld in 1 o, om aanvullingen verzoekt, wordt de aangevulde aanvraag opnieuw bij aangetekende brief aan de OVAM toegestuurd. De OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangevulde aanvraag; 3 o de OVAM onderzoekt de ontvankelijke aanvraag en stuurt die samen met haar advies binnen een termijn van negentig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag naar de minister; 4 o de minister neemt binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag een beslissing over de erkenning; 5 o binnen een termijn van honderdvijftig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag wordt de beslissing over de erkenning door de OVAM bij aangetekende brief aan de aanvrager betekend. De erkenningsbeslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Onderafdeling III. Schorsing, opheffing en niet-overdraagbaarheid van de erkenning A. Schorsing van de erkenning Art De minister kan te allen tijde de erkenning, vermeld in artikelen 202 en 203, schorsen voor een termijn van maximaal zes maanden in de volgende gevallen : 1 o de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij is belast krachtens dit besluit niet reglementair of niet objectief uit; 2 o de houder van de erkenning voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 202 of 203; 3 o de houder van de erkenning begaat onregelmatigheden bij het conform verklaren van technische verslagen, bij het uitreiken van grondverzettoelatingen en bodembeheerrapporten, en bij het toepassen van de procedures van dit besluit; 4 o de houder van de erkenning is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon aantast; 5 o bij een erkende bodembeheerorganisatie wordt de onafhankelijkheid tegenover de betrokkenen bij een project niet gegarandeerd. 2. De minister brengt de houder van de erkenning bij aangetekende brief op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot schorsing, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de schorsing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken. 3. De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM bij aangetekende brief aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 4. De schorsing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.

35 21392 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE B. Opheffing van de erkenning Art De minister kan te allen tijde de erkenning, vermeld in artikelen 202 en 203, opheffen in de volgende gevallen : 1 o als de houder van de erkenning de taken waarmee hij is belast krachtens dit besluit herhaaldelijk niet reglementair of niet objectief uitvoert; 2 o als de houder van de erkenning bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog steeds niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij op grond van artikel 207, 1, 2 o, geschorst werd; 3 o als de houder van de erkenning ernstige onregelmatigheden of bij herhaling onregelmatigheden begaat bij het conform verklaren van technische verslagen, bij het uitreiken van grondverzettoelatingen en van bodembeheerrapporten, en bij het toepassen van de procedures van dit besluit; 4 o als de houder van de erkenning bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon in ernstige mate aantast; 5 o als bij een erkende bodembeheerorganisatie de onafhankelijkheid tegenover de betrokkenen bij een project bij herhaling niet gegarandeerd wordt. 2. De minister brengt de houder van de erkenning bij aangetekende brief op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot opheffing, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de opheffing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken. 3. De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM bij aangetekende brief aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 4. De opheffing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene. C. Overdraagbaarheid van de erkenning Art Erkenningen zijn niet overdraagbaar. Onderafdeling IV. Overname door de OVAM van de taken van een erkende bodembeheerorganisatie Art De OVAM kan in geval van schorsing of opheffing van de erkenning van een bodembeheerorganisatie de volgende taken overnemen : 1 o technische verslagen conform verklaren; 2 o grondverzettoelatingen uitreiken; 3 o bodembeheerrapporten uitreiken; 4 o keuringsattesten als vermeld in artikel 203, 1, 16 o, uitreiken. HOOFDSTUK XV. Administratief beroep Afdeling I. Ontvankelijkheid van het beroep Art Het beroep, vermeld in artikel 146 en 153 van het Bodemdecreet, wordt bij ter post aangetekende zending tegen ontvangstbewijs betekend of tegen ontvangstbewijs afgegeven aan de Vlaamse Regering, per adres van de juridische dienst. Bij het beroep, vermeld in artikel 153 van het Bodemdecreet, wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, een afschrift van de bestreden beslissing gevoegd. Art De juridische dienst onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. Als de juridische dienst van oordeel is dat het beroep onontvankelijk is, deelt het hoofd van de juridische dienst die beslissing bij aangetekende brief mee aan de indiener van het beroep en de OVAM. Als de juridische dienst van oordeel is dat het beroep ontvankelijk is, deelt ze die beslissing bij aangetekende brief mee aan de indiener van het beroep, de OVAM en de volgende personen : 1 o als het gaat om een beroep als vermeld in artikel 146 van het Bodemdecreet, dat schorsend is : de personen, vermeld in artikel 50, 2, van het Bodemdecreet; 2 o in de andere gevallen : a) de plichtige, vermeld in artikel 11 of 22 van het Bodemdecreet; b) de opdrachtgever van het beschrijvend bodemonderzoek, het oriënterende en beschrijvend bodemonderzoek, het bodemsaneringsproject, het beperkt bodemsaneringsproject, het risicobeheer of het waterbodemonderzoek waarop het beroep betrekking heeft. Afdeling II. Nota met opmerkingen en stavingsstukken Art Binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van ontvankelijkheid van het beroep kunnen de personen, vermeld in artikel 212, met uitzondering van de indiener van het beroep, bij ter post aangetekende zending tegen ontvangstbewijs of bij afgifte tegen ontvangstbewijs een nota met opmerkingen en stavingstukken indienen bij de Vlaamse Regering, per adres van de juridische dienst. HOOFDSTUK XVII. Retributies Afdeling I. Toegang tot het Grondeninformatieregister Onderafdeling I. Algemene bepaling Art De toegankelijkheid van het Grondeninformatieregister is afhankelijk van de betaling van een retributie. Onderafdeling II. Bodemattest Art Het bedrag van de retributie voor de uitreiking van een bodemattest op aanvraag krachtens artikel 5, 2, tweede lid, en artikel 101, 1, van het Bodemdecreet is vastgesteld als volgt : 1 o voor een grond die een of meer kadastrale percelen omvat, bedraagt de retributie 30 euro per kadastraal perceel; 2 o voor een grond zonder kadastraal perceelnummer : a) als er in het Grondeninformatieregister geen gegevens met betrekking tot delen van die grond beschikbaar zijn, bedraagt de retributie 30 euro per sectie, of bij gebrek aan indeling per sectie, 30 euro per afdeling; b) als er in het Grondeninformatieregister gegevens met betrekking tot delen van die grond beschikbaar zijn, bedraagt de retributie 30 euro per deel van die grond waarvoor gegevens beschikbaar zijn; 3 o voor een grond die een of meer delen van een kadastraal perceel omvat, bedraagt de retributie 120 euro per deel van een kadastraal perceel.

36 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Voor de vaststelling van het bedrag van de retributie voor de uitreiking van een bodemattest op aanvraag krachtens artikel 119 van het Bodemdecreet zijn de bepalingen van 1, 2 o, a) en b), van overeenkomstige toepassing. Art De aanvrager moet de verschuldigde retributie storten op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van zijn naam en de identificatie van de grond waarop de aanvraag betrekking heeft. In geval van een onontvankelijke aanvraag wordt de retributie niet teruggestort, tenzij de aanvrager hierom schriftelijk verzoekt binnen een termijn van zestig dagen na datum van ontvangst van de beslissing van de OVAM waarbij de aanvraag onontvankelijk wordt verklaard. In ieder geval wordt een retributie van 30 euro per aanvraag ingehouden. Art Het bedrag van de retributie wordt tweejaarlijks aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt : het bedrag van de retributie wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het vigerende bedrag; het zo verkregen getal wordt afgerond tot het gehele getal. Uiterlijk op 1 januari wordt het aangepaste bedrag van de retributie door de minister bekendgemaakt. Onderafdeling III. Specifieke informatie Art Het bedrag van de retributie voor specifieke informatie als vermeld in artikel 20 is gelijk aan de kosten voor het verstrekken van de gevraagde informatie en wordt bepaald door de OVAM na de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vraag tot maatwerk. 2. Voor de berekening van de kosten doet de OVAM een zo realistisch mogelijke inschatting van het aantal werkuren die verricht zullen moeten worden om de gevraagde informatie aan te leveren, en vermenigvuldigt ze die met het uurtarief van de in te zetten personeelsleden. Dit uurtarief is enkel afhankelijk van het niveau van de ingezette personeelsleden. Per niveau is dit uurtarief gelijk aan de gemiddelde kost van een werkuur van de diverse personeelsleden van de OVAM binnen dit niveau, met inbegrip van de overheadkosten. De OVAM maakt deze uurtarieven bekend op haar website en bezorgt ze op eerste verzoek aan iedereen die er om vraagt. Onderafdeling IV. Digitale informatie via het e-loket van de OVAM Art Het bedrag van de retributie voor verstrekken van digitale informatie uit het Grondeninformatieregister via het e-loket van de OVAM krachtens artikel 20 is vastgesteld als volgt : 1 o voor het verstrekken van de informatie opgenomen in een rapport dat reeds volledig werd gedigitaliseerd in het Grondeninformatieregister : 50 euro per rapport; 2 o voor het verstrekken van de informatie opgenomen in een rapport dat nog niet volledig werd gedigitaliseerd in het Grondeninformatieregister : 100 euro per rapport. Het bedrag van de retributie wordt betaald via een lopende rekening bij de OVAM. De bepalingen van artikel 217 zijn van overeenkomstige toepassing. Afdeling II. Ambtshalve optreden van de OVAM ten laste van een in gebreke blijvende plichtige Art De retributie, vermeld in artikel 162, 8, van het Bodemdecreet, bedraagt 10 % van de kosten van het ambtshalve uitgevoerde oriënterend bodemonderzoek, het siteonderzoek, het beschrijvend bodemonderzoek, de bodemsanering of andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI van het Bodemdecreet. Art De in gebreke blijvende moet de verschuldigde retributie storten op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van zijn naam en de identificatie van de grond waarop het ambtshalve optreden van de OVAM betrekking heeft. Afdeling III. Beoordeling van een aanvraag tot toepassing van bevoegdheden van de Vlaamse Regering Art De beoordeling van een aanvraag tot het toestaan van een afwijking door de Vlaamse Regering krachtens artikel 164 of 165 van het Bodemdecreet is afhankelijk van de betaling van een retributie. De persoon die een aanvraag als vermeld in het eerste lid wenst in te dienen, contacteert voorafgaandelijk de OVAM met het verzoek het bedrag van de retributie vast te stellen. Het bedrag van de retributie is gelijk aan de kosten voor het behandelen van de aanvraag en wordt door de OVAM binnen tien dagen na hogervermeld verzoek meegedeeld aan deze persoon. De bepalingen van artikel 218, 2, zijn van overeenkomstige toepassing. De aanvrager moet de verschuldigde retributie storten op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van zijn naam en de identificatie van de grond waarop de aanvraag betrekking heeft. HOOFDSTUK XVIII. Bevoegdheden van de Vlaamse Regering Art Het verzoek tot toepassing van de bevoegdheden, vermeld in artikelen 164 en 165 van het Bodemdecreet, wordt bij aangetekende brief bij de Vlaamse Regering ingediend, per adres van de OVAM. Titel V. Toezicht Art De minister wijst de ambtenaren en de contractuele personeelsleden van de OVAM aan die toezicht uitoefenen op de uitvoering van de bodemsanering en op de naleving van de bepalingen van het Bodemdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten. Titel VI. Slotbepalingen HOOFDSTUK I. Opheffingsbepalingen Art Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 28 november 2003, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004, 22 september 2006, 15 december 2006 en 7 september 2007, wordt opgeheven.

37 21394 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK II. Overgangsbepalingen Art Artikel 45, eerste lid, is alleen van toepassing op bodemsaneringsdeskundigen die krachtens dit besluit werden erkend. Bodemsaneringsdeskundigen die krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering werden erkend, moeten binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de volgende erkenningsvoorwaarden : 1 o voor een bodemsaneringsdeskundige van type 1 : a) natuurlijk persoon : de voorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, 1 o tot en met 3 o,en5 o ; b) rechtspersoon : de voorwaarden, vermeld in artikel 30, 2, 3 o tot en met 5 o en 7 o ; 2 o voor een bodemsaneringsdeskundige van type 2 : de voorwaarden, vermeld in artikel 31, 1, 3 o,5 o tot en met 9 o. Art De formaliteit, vermeld in artikel 19, 3, van het Bodemdecreet, hoeft niet te worden vervuld voor de gronden die krachtens artikel 30, 2, van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering door de Vlaamse Regering of bij delegatie door de minister werden aangewezen als gronden met historische bodemverontreiniging waar bodemsanering moet plaatsvinden en waarop bij de inwerkingtreding van het Bodemdecreet bodemsanering of nazorg in uitvoering was voor die historische bodemverontreiniging. Art Voor de bodemverontreiniging die in het kader van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering door de OVAM werd gekwalificeerd als een niet te onderscheiden gemengde bodemverontreiniging, blijven uitsluitend de bepalingen voor nieuwe bodemverontreiniging gelden tot wanneer de OVAM, op initiatief van de saneringsplichtige op basis van een gemotiveerd voorstel van een bodemsaneringsdeskundige in een verslag van bodemonderzoek, een uitspraak heeft gedaan over een verdeling als vermeld in artikel 27, 1, van het Bodemdecreet. Art Bodemonderzoeken, bodemsaneringsprojecten en eindevaluatieonderzoeken die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij de OVAM werden ingediend en die na de inwerkingtreding ervan door de OVAM worden beoordeeld, worden getoetst aan de decretale bepalingen en aan de standaardprocedures of codes van goede praktijk die golden op het ogenblik dat het bodemonderzoek, bodemsaneringsproject of eindevaluatieonderzoek werd ingediend. Art De meldingen van de overdracht van een risicogrond, van de onteigening van een grond en van de sluiting van een risico-inrichting die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij de OVAM werden ingediend, worden door de OVAM beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat de melding werd ingediend. Art De technische verslagen die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij een erkende bodembeheerorganisatie of bij een tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum voor uitgegraven bodem werden ingediend, worden beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de procedures en normen die van toepassing waren op het ogenblik dat het technisch verslag werd ingediend, voor zover de uitgegraven bodem wordt gebruikt binnen hondertachtig dagen na de inwerkingtreding van dit besluit. Art De ontvankelijkheid van de administratieve beroepen die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit werden ingediend, wordt beoordeeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat het administratief beroep werd ingediend. Art De aanvragen voor een bodemattest die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij de OVAM werden ingediend, worden beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat de aanvraag voor een bodemattest werd ingediend. Art Met behoud van de toepassing van artikelen 61 en 62 zijn de exploitanten die hun periodieke onderzoeksplicht als bepaald in artikel 2 en 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering nog niet zijn nagekomen voor de inwerkingtreding van dit besluit, ertoe gehouden om die verplichting alsnog uit te voeren binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit. Art De aanvragen tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige, als bodembeheerorganisatie, als tussentijdse opslagplaats, als grondreinigingscentrum of als bodemsaneringsorganisatie die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit werden ingediend en waarover nog geen beslissing genomen werd, worden beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat de aanvraag werd ingediend. HOOFDSTUK III. Inwerkingstredingsbepalingen Art Het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, met uitzondering van artikel 176, 2, en dit besluit treden in werking op 1 juni HOOFDSTUK IV. Uitvoeringsbepaling Art De Minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 14 december 2007 De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

38 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bijlage I. Lijst van risico-inrichtingen

39 21396 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

40 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21397

41 21398 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

42 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21399

43 21400 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

44 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21401

45 21402 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

46 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21403

47 21404 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

48 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21405

49 21406 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

50 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21407

51 21408 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

52 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21409

53 21410 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

54 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21411

55 21412 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

56 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21413

57 21414 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

58 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21415

59 21416 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

60 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21417

61 21418 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

62 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21419

63 21420 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

64 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21421

65 21422 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

66 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21423

67 21424 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. Brussel, 14 december De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

68 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21425

69 21426 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

70 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21427

71 21428 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

72 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. Brussel, 14 december De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

73 21430 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

74 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21431

75 21432 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

76 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21433

77 21434 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

78 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21435

79 21436 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Brussel, 14 december De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

80 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21437

81 21438 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

82 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21439

83 21440 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Brussel, 14 december De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

84 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [2008/200841] 14 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand fixant le règlement flamand relatif à l assainissement du sol et à la protection du sol Le Gouvernement flamand, Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, notamment l article 20; Vu le décret du 27 octobre 2006 relatif à l assainissement du sol et à la protection du sol, notamment les articles 2, 9 o,3, 2et3,5, 4, 6, 7, 2et3,8, 2, 9, 1 er, 10, 6, 12, 2et5,19, 3, 23, 2 et 5, 27, 28, 2 et 4, 29, 30, 33, 36, 38, 2, 39, 2, 45, 2, 47, 2, 48, 49, 51, 57, 62, 63, 2, 66, 67, 3, 71, 2, 84, 2 et 3, 89, 90, 91, 1 er et 2, 95, 2, 97, 1 er, 98, 99, 100, 103, 104, 2, 3 o, 106, 107, 109, 2, 3 o, 111, 114, 115, 4, 2 o, 120, 3, 122, 3, 125, 3, 126, 138, 139, 2 et 3, 152, 155, 2, 162, 1 er, 163, 1 er, 164, 165, 172, 1 er, et 178, lus ou non en cohérence avec l article 20 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 5 mars 1996 fixant le Règlement flamand relatif à l assainissement du sol, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 décembre 1998, 9 février 1999, 12 octobre 2001, 7décembre 2001, 14 juin 2002, 5 décembre 2003, 9 janvier 2004, 23 avril 2004, 22 septembre 2006, 15 décembre 2006 et 7 septembre 2007; Vu l accord du Ministre flamand chargé du Budget, donné le 4 octobre 2007; Vu l avis du Conseil de l Environnement et de la Nature de la Flandre, rendu le 30 août 2007; Vu l avis du Conseil socio-économique de la Flandre, rendu le 31 août 2007; Vu l avis /3 du Conseil d Etat, donné le 7 novembre 2007, en application de l article 84, 1 er, alinéa premier, 1 o, des lois coordonnées sur le Conseil d Etat; Sur la proposition de la Ministre flamande des Travaux publics, de l Energie, de l Environnement et de la Nature; Après délibération, Arrête : Titre I er. Définitions Article 1 er. Dans le présent arrêté, on entend par : 1 o Décret relatif au sol : décret du 27 octobre 2006 relatif à l assainissement du sol et à la protection du sol; 2 o Ministre : Ministre flamand chargé de l Environnement et la Gestion des Eaux; 3 o service juridique : Service juridique de la division compétente en matière d affaires juridiques du Département de l Environnement, de la Nature et de l Energie de l Autorité flamande; 4 o Décret sur l autorisation écologique : décret du 28 juin 1985 concernant l autorisation écologique; 5 o Vlarem I:arrêté du Gouvernement flamand du 6 février 1991 fixant le règlement flamand relatif à l autorisation écologique; 6 o Vlarem II : arrêté du Gouvernement flamand du 1 er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d hygiène de l environnement; 7 o CEA : Compendium pour l Echantillonnage et l Analyse, tel que visé à l article de l arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2003 fixant le règlement flamand relatif à la prévention et à la gestion des déchets. Titre II. Objectifs et dispositions générales CHAPITRE I er. Objectifs Section I re. Valeurs guides pour la qualité du sol Art. 2. Les valeurs guides pour la qualité du sol, visées à l article 3, 2duDécret relatif au sol, sont fixées à l annexe II, jointe au présent décret. Section II. Valeurs cibles pour la qualité du sol Art. 3. Les valeurs cibles pour la qualité du sol, visées à l article 3, 3duDécret relatif au sol, sont fixées à l annexe III, jointe au présent décret. CHAPITRE II. Dispositions générales Section I re. Constructions n étant pas des terrains Art. 4. Pour l application du Décret relatif au sol, les suivantes constructions ne sont pas considérées en tant que terrains dans le sens de l article 2, 9 o du Décret relatif au sol : 1 o murs de séparation et clôtures; 2 o panneaux et colonnes porte-affiches; 3 o mobilier urbain et abribus;

85 21442 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 4 o antennes et pylônes; 5 o pylônes à haute tension, compteurs, armoires basse tension; 6 o installations pour la production d énergie hydraulique, éolienne et solaire; 7 o réseau de distribution d eau, d électricité et de gaz; 8 o réseau de télécommunication, de téléinformatique et de télédistribution; 9 o voies ferrées, voies de tramway et de métro. Section II. Echantillonnages et analyses Art. 5. Les échantillonnages dans le cadre du Décret relatif au sol et du présent arrêté sont effectués selon les méthodes fixées dans le CEA. Art. 6. Les analyses dans le cadre du Décret relatif au sol et du présent arrêté sont effectuées selon les méthodes fixées dans le CEA ou selon une méthode déclarée équivalente par l OVAM. L OVAM se prononce dans un délai de nonante jours après laréception de la demande de déclarer une méthode équivalente. A défaut d une décision dans ce délai, la méthode est réputée nepasêtre équivalente. Lorsque l OVAM déclare une méthode équivalente, cette déclaration est valable uniquement pour le laboratoire ayant introduit la demande et uniquement pour la durée restante de l agrément de ce laboratoire. Section III. Procédures standard Art. 7. Les procédures standard, mentionnées dans le Décret relatif au sol, sont fixées par le Ministre. Les arrêtés fixant les procédures standard sont publiés par extrait au Moniteur belge. Section IV. Sûretés financières Sous-section I re. Forme de la sûreté financière Art. 8. Une sûreté financière dans le cadre du Décret relatif au sol peut prendre les formes suivantes, séparées ou combinées : 1 o une garantie irrévocable des établissements de crédit suivants : a) un établissement de crédit autorisé en vertu de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit; b) un établissement de crédit qui ressortit à un autre Etat membre de l Union européenne et qui, en vertu de la loi précitée du 22 mars 1993, peut exercer ses activités sur le territoire belge; 2 o une garantie irrévocable d une entreprise d assurances autorisée en vertu de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d assurances; 3 o un compte engagé d un établissement de crédit, visé au point 1 o. L OVAM peut également accepter une autre sûreté financière s il a été démontré que cette sûreté financière offre suffisamment de garanties que les obligations imposées par ou en vertu du Décret relatif au sol peuvent être respectées. Sous-section II. Montant et durée delasûreté financière Art. 9. Le montant de la sûreté financière est fixé par l OVAM sur la base d une estimation approuvée par elle des frais d exécution des obligations pour lesquelles la sûreté financière doit être constituée en vertu du Décret relatif au sol. L OVAM peut accepter un montant inférieur à celui mentionné dans le premier alinéa sur la base d éléments apportés par le donneur de la sûreté afin de motiver que le risque que l OVAM ne doive faire appel à la sûreté est limité. L OVAM peut fixer un montant supérieur à celui mentionné dans le premier alinéa sur la base d une évaluation des risques que la technique choisie pour traiter la pollution du sol ne conduise pas ou de façon insuffisante à la réalisation des objectifs du Décret relatif au sol. Art. 10. La durée delasûreté financière doit au moins couvrir la durée del exécution des obligations pour lesquelles la sûreté financière doit être constituée en vertu du Décret relatif au sol. Sous-section III. Ajustement de la sûreté financière constituée Art. 11. Le donneur de la sûreté peut introduire une demande écrite auprèsdel OVAM afinderéduire le montant ou la durée de la sûreté financière constituée. L OVAM statue sur la demande, tenant compte des résultats de l exécution des obligations pour lesquelles la sûreté financière a été constituée en vertu du Décret relatif au sol ainsi que des obligations restant à exécuter. Art. 12. Entre autres dans les cas suivants, l OVAM peut imposer au donneur de la sûreté l obligation d ajuster la forme, le montant ou la durée delasûreté financière constituée, dans un délai fixé par elle : 1 o lorsque le délai d exécution des obligations pour lesquelles la sûreté financière a été constituée en vertu du Décret relatif au sol n est pas ou insuffisamment respecté; 2 o lorsque l OVAM estime que la proposition de grande modification ou complément du projet d assainissement du sol déclaré conforme, du projet limité d assainissement du sol déclaré conforme ou du plan de gestion des risques déclaré conforme justifie un ajustement de la sûreté financière constituée; 3 o lorsque l OVAM estime que le nouveau projet d assainissement du sol ou le nouveau projet limité d assainissement du sol, imposé en vertu de l article 64, deuxième alinéa dudécret relatif au sol, justifie un ajustement de la sûreté financière constituée;

86 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o lorsque l OVAM estime que le projet d assainissement du sol ou le projet limité d assainissement du sol établi dans le cadre de la procédure de cession accélérée, visée à l article 115 du Décret relatif au sol, justifie un ajustement de la sûreté financière constituée; 5 o lorsque l OVAM estime sur la base de l évaluation finale que les résultats des travaux d assainissement du sol justifient un ajustement de la sûreté financière constituée. Titre III. Assainissement du sol CHAPITRE I er. Identification et inventaire des terrains Section I re. Registre d Information sur les Terrains Sous-section I re. Gestion du Registre d Information sur les Terrains Art. 13. L OVAM reprend un terrain dans le Registre d Information sur les Terrains lorsqu elle dispose des informations suivantes : 1 o la localisation du terrain : les données cadastrales du terrain ou une délimitation spatiale claire du terrain sur la base du système de coordonnées utilisé en Région flamande qui détermine de façon incontestable la position par rapport aux limites de la parcelle; 2 o l identité du propriétaire du terrain; 3 o au moins une des données suivantes concernant le terrain : a) informations au sujet du terrain, provenant de l inventaire communal; b) données pertinentes relatives à la qualité du sol du terrain, établies par des experts en assainissement du sol, des instances compétentes telles que visées dans le décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l administration, ou des services policiers. Art. 14. Les informations reprises dans le Registre d Information sur les Terrains sont complétées ou actualisées sur la base d informations pertinentes établies par les personnes, services et instances mentionnés à l article 13, ou par des fonctionnaires instrumentants. Art. 15. Sur première demande, tous les services de l Autorité flamande, des communes et des provinces fournissent à l OVAM et à l expert en assainissement du sol qui agit sur ordre de l OVAM toutes les données utiles, en vue de la gestion du Registre d Information sur les Terrains. Sous-section II. Accessibilité du Registre d Information sur les Terrains Art. 16. L information du registre d information sur les terrains est accessible après une demande d attestation du sol, une demande d information spécifique ou via le guichet électronique de l OVAM, et ce conformément à la procédure et aux conditions, visées aux articles 17 à 20. A. Attestation du sol Art. 17. Sous peine d irrecevabilité, la demande d attestation du sol doit être introduite auprès del OVAM au moyen d un formulaire de demande d attestation du sol dûment rempli. Le modèle de ce formulaire de demande est fixé par arrêté du Ministre et prévoit en tout cas la fourniture des données suivantes : 1 o les coordonnées du demandeur; 2 o les coordonnées du terrain faisant l objet de la demande d attestation du sol; 3 o si la demande porte sur un terrain sans numéro cadastral : un plan cadastral indiquant le périmètre du terrain. Conformément à l article 162, 9duDécret relatif au sol, la demande d attestation du sol doit être accompagnée d une preuve de paiement de la rétribution, visée à l article 162, 1 er du Décret relatif au sol, sous peine d irrecevabilité. Art. 18. Si l OVAM déclare la demande d attestation du sol irrecevable, elle envoie cette décision au demandeur dans les trente jours de la réception de la demande, avec mention du motif de l irrecevabilité. Dans un délai de soixante jours de la réception de la décision, le demandeur prend les mesures de mise en conformité de la demande aux exigences de recevabilité visées au premier alinéa. Dans le cas contraire, la demande est réputée définitivement irrecevable. L attestation du sol demandée est délivrée par l OVAM dans un délai de trente jours de la réception de la demande recevable. Si la demande concerne un terrain à risque, l attestation du sol est délivrée par l OVAM dans un délai de soixante jours de la réception de la demande recevable. B. Information spécifique Art. 19. Sur demande écrite, l OVAM peut procurer des informations spécifiques du Registre d Information sur les Terrains. Dans un délai de trente jours de la réception de la demande d information spécifique, l OVAM envoie au demandeur un projet de contrat contenant les modalités du service demandé. Ces modalités portent au moins sur le délai dans lequel l information demandée est livrée ainsi que le prix du service. C. Information numérique via le guichet électronique de l OVAM Art. 20. Dans le cadre de l exécution des tâches visées aux articles 28 et 29, un expert en assainissement du sol peut obtenir via le guichet électronique de l OVAM les informations suivantes du Registre d Information des Terrains : les rapports de reconnaissances du sol et les rapports d assainissements du sol et d autres mesures, mentionnées au chapitre VI du titre III du Décret relatif au sol, sous forme numérique. Section II. Liste des établissements à risque Art. 21. La liste des établissements à risque est fixée en annexe I re au présent arrêté. Les établissements temporaires et les installations mobiles, telles que mentionnées dans le Décret sur l autorisation écologique, ne sont pas considérées comme des établissements à risque pour l application du Décret relatif au sol et du présent arrêté.

87 21444 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Section III. Inventaire communal des terrains à risque Sous-section I re. Gestion de l inventaire communal Art. 22. Une commune reprend un terrain dans l inventaire communal des terrains à risque sur la base d informations pertinentes sur les établissements à risque qui sont ou ont été exploités dans la commune. Il s agit d informations dont elle dispose ou qui lui sont fournies par des experts en assainissement du sol, des fonctionnaires instrumentants, des instances compétentes, telles que mentionnées dans le décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l administration, ou des services policiers. Les informations reprises dans l inventaire communal sont complétées ou actualisées sur la base d informations pertinentes provenant des personnes, des instances et des services, mentionnés au premier alinéa. Art. 23. Pour chaque terrain à risque, au moins l information suivante est reprise et gérée dans l inventaire communal : 1 o la localisation du terrain : les données cadastrales du terrain ou une délimitation spatiale claire du terrain sur la base du système de coordonnées utilisé en Région flamande qui détermine de façon incontestable la position par rapport aux limites de la parcelle; 2 o les établissements à risque qui sont ou étaient situés sur le terrain : a) numéro, description et catégorie de l établissement à risque, suivant la classification dans la liste des établissements à risque; b) les dates de début et de fin del exploitation de l établissement à risque, pour autant qu elles soient connues; 3 o l identité du propriétaire. Art. 24. La commune n est pas responsable de l exactitude des informations qui lui sont fournies directement ou indirectement conformément au présent arrêté. Art. 25. Le Ministre arrête le contenu et la forme de l extrait, visé àl article 7, 2, du Décret relatif au sol, ainsi que les modalités de transmission de l extrait à l OVAM. Sous-section II. Accessibilité de l inventaire communal Art. 26. Conformément à l article 7 du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l administration, la commune procure sur simple demande écrite des informations de l inventaire communal à quiconque en fait la demande. CHAPITRE II. Agrément des experts en assainissement du sol Section I re. Tâches de l expert en assainissement du sol Art. 27. On distingue deux types d expert en assainissement du sol : l expert en assainissement du sol du type 1 et du type 2. L expert en assainissement du sol du type 1 peut être aussi bien une personne physique qu une personne morale. Peuvent être expert en assainissement du sol du type 2 seules les personnes morales. L OVAM est agréée de plein droit comme expert en assainissement du sol du type 2. Art. 28. Dans le cadre du Décret relatif au sol et du présent arrêté, l expert en assainissement du sol du type 1 est agréé pour l exécution des tâches suivantes : 1 o diriger l exécution d une reconnaissance d orientation du sol; 2 o proposer et diriger l exécution de mesures de précaution et de sécurité, pour autant que ces mesures ne comportent pas le captage d eau souterraine; 3 o diriger l établissement d un rapport technique; 4 o diriger l établissement d une étude du terrain receveur; 5 o établir un rapport d évaluation tel que visé àl article 78 du Décret relatif au sol. Art. 29. Dans le cadre du Décret relatif au sol et du présent arrêté, l expert en assainissement du sol du type 2 est agréé pour l exécution des tâches suivantes : 1 o diriger l exécution d une reconnaissance d orientation du sol; 2 o diriger l exécution d une reconnaissance d orientation et descriptive du sol; 3 o diriger l exécution d une reconnaissance descriptive du sol; 4 o diriger l établissement d un projet d assainissement du sol ou d un projet limité d assainissement du sol, ainsi que l établissement de propositions de petite ou grande modification ou complément, telles que visées à l article 63, 1 er,dudécret relatif au sol; 5 o diriger l exécution des travaux d assainissement du sol; 6 o diriger l exécution du suivi; 7 o diriger l exécution de l évaluation finale; 8 o diriger l exécution de la reconnaissance du site; 9 o proposer et diriger l exécution de mesures de précaution et de sécurité;

88 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o diriger la proposition de restrictions d utilisation et de destination; 11 o diriger l exécution d un plan de gestion des risques; 12 o diriger l exécution des mesures de gestion des risques et établir les rapports de suivi, tels que visés à l article 88 du Décret relatif au sol; 13 o établir un rapport d évaluation tel que visé àl article 78 du Décret relatif au sol; 14 o diriger l exécution d une reconnaissance du sol aquatique et des tâches, mentionnées aux 4 o à 13 o, concernant les sols aquatiques pollués; 15 o diriger l établissement d un rapport technique; 16 o diriger l établissement d une étude du terrain receveur; 17 o établir un plan individuel de prévention et de gestion du sol. Section II. Conditions d agrément des experts en assainissement du sol Sous-section I re. Expert en assainissement du sol du type 1 Art er. En vue de l agrément d expert en assainissement du sol du type 1, la personne physique doit répondre aux conditions suivantes : 1 o avoir une connaissance approfondie des disciplines suivantes : pédologie, géologie et chimie; 2 o avoir au moins trois ans d expérience professionnelle dans un secteur environnemental qui soit pertinent pour la recherche en matière de pollution du sol au cours des six années précédant la date de la demande d agrément; 3 o avoir une connaissance approfondie du Décret relatif au sol, de ses arrêtésd exécution, des procédures standard et des codes de bonne pratique, établis en vertu du Décret relatif au sol et du présent arrêté; 4 o disposer lui-même d un modèle d analyse des risques de pollution du sol qui soit accepté par l OVAM; 5 o avoir l expérience nécessaire pour appliquer le modèle, visé au 4 o, et pour en interpréter les résultats; 6 o avoir une assurance responsabilité professionnelle qui couvre les activités del expert en assainissement du sol; 7 o disposer des droits civils et politiques et n avoir encouru pendant les cinq dernières années aucune condamnation pénale pour infraction à la législation en matière d environnement d un Etat membre de l Union européenne; 8 o si l expert en assainissement du sol : a) est commerçant : 1) ne pas être en état de faillite, ni avoir obtenu un concordat judiciaire, ni se trouver dans un état similaire à la suite d une procédure similaire valable dans le pays où il est basé; 2) ne pas faire l objet d une procédure dedéclaration de faillite ou d un concordat judiciaire ou d une autre procédure similaire prévue par les lois et les règlements du pays où il est basé; b) n est pas commerçant : 1) ne pas être en état d insolvabilité, ni se trouver dans un état similaire à la suite d une procédure quelconque valable dans le pays où il est basé; 2) ne pas faire l objet d une procédure derèglement collectif de dettes ou d une autre procédure similaire prévue par les lois et les règlements du pays où il est basé; 9 o disposer d un manuel de qualité dans l année suivant la date d agrément. 2. En vue de l agrément d expert en assainissement du sol du type 1, la personne morale doit répondre aux conditions suivantes : 1 o avoir été établi en conformité àla législation du pays où il est basé; 2 o s il s agit d un commerçant : être inscrit dans le registre de commerce ou professionnel conformément aux exigences du pays où il est basé; 3 o employer une ou plusieurs personnes physiques qui possèdent ensemble une connaissance approfondie des disciplines suivantes : pédologie, géologie, chimie; 4 o employer au moins une personne physique ayant au moins trois ans d expérience professionnelle dans un secteur environnemental qui soit pertinent pour la recherche en matière de pollution du sol au cours des six années précédant la date de la demande d agrément; 5 o employer au moins une personne physique ayant une connaissance approfondie du Décret relatif au sol et de ses arrêtés d exécution, des procédures standard et des codes de bonne pratique, établis en vertu du Décret relatif au sol et du présent arrêté; 6 o disposer lui-même d un modèle d analyse des risques de pollution du sol qui soit accepté par l OVAM; 7 o employer une personne qualifiée ayant l expérience nécessaire pour appliquer le modèle, visé au 6 o, et pour en interpréter les résultats; 8 o avoir une assurance responsabilité professionnelle qui couvre les activités del expert en assainissement du sol; 9 o pour les administrateurs et les personnes pouvant engager la personne morale : disposer de leurs droits civils et politiques et n avoir encouru pendant les cinq dernières années aucune condamnation pénale pour infraction à la législation en matière d environnement d un Etat membre de l Union européenne; 10 o la condition, mentionnée au 1 er,8 o,s applique par analogie; 11 o disposer d un manuel de qualité dans l année suivant la date d agrément.

89 21446 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Sous-section II. Expert en assainissement du sol du type 2 Art. 31. En vue de l agrément d expert en assainissement du sol du type 2, les conditions suivantes s appliquent : 1 o avoir été établi en conformité àla législation du pays où il est basé; 2 o s il s agit d un commerçant : être inscrit dans le registre de commerce ou professionnel conformément aux exigences du pays où il est basé; 3 o employer une ou plusieurs personnes physiques qui possèdent ensemble une connaissance approfondie des disciplines suivantes : biologie, pédologie, géologie, microbiologie et chimie; 4 o employer ou avoir contractuellement à son service une ou plusieurs personnes physiques ayant une connaissance approfondie des disciplines de l architectonique et de la mécanique des sols; 5 o employer au moins une personne physique ayant au moins trois ans d expérience professionnelle dans un secteur environnemental qui soit pertinent tant pour l exécution des reconnaissances du sol que pour la recherche en matière de risques de pollution du sol au cours des six années précédant la date de la demande d agrément; 6 o employer au moins une personne physique ayant au moins cinq ans d expérience professionnelle dans un secteur environnemental qui soit pertinent pour la direction de l assainissement du sol au cours des dix années précédant la date de la demande d agrément; 7 o employer au moins une personne physique ayant une connaissance et au moins cinq ans d expérience professionnelle en matière de suivi de chantiers au cours des dix années précédant la date de demande d agrément; 8 o employer au moins une personne physique ayant au moins deux ans d expérience dans l établissement de devis pour l adjudication de travaux au cours des cinq années précédant la date de demande d agrément; 9 o employer une ou plusieurs personnes qui possèdent ensemble une connaissance approfondie du Décret relatif au sol, de ses arrêtés d exécution, des procédures standard et des codes de bonne pratique, établis en vertu du Décret relatif au sol et du présent arrêté, ainsi que des réglementations flamandes relatives à l autorisation écologique, à la gestion des eaux souterraines et à l urbanisme; 10 o disposer lui-même d un modèle d analyse des risques de pollution du sol qui soit accepté par l OVAM, et employer au moins une personne physique ayant l expérience nécessaire pour appliquer le modèle et en interpréter les résultats; 11 o disposer lui-même de, ou avoir contractuellement à sa disposition un modèle mathématique des eaux souterraines qui soit accepté par l OVAM, et employer ou avoir contractuellement à sa disposition au moins une personne physique ayant l expérience nécessaire pour appliquer le modèle et en interpréter les résultats; 12 o disposer lui-même des ressources nécessaires pour la conception et l accompagnement des travaux d infrastructure, ou les avoir contractuellement à sa disposition; 13 o avoir une assurance responsabilité professionnelle qui couvre les activitésdel expert en assainissement du sol; 14 o pour les administrateurs et les personnes pouvant engager la personne morale : disposer de leurs droits civils et politiques et n avoir encouru pendant les cinq dernières années aucune condamnation pénale pour infraction à la législation en matière d environnement d un Etat membre de l Union européenne; 16 o la condition, mentionnée à l article 30, 1 er,8 o,s applique par analogie; 17 o disposer d un manuel de qualité dans l année suivant la date d agrément. Sous-section III. Dispositions générales Art. 32. La connaissance approfondie, mentionnée à l article 30, 1 er,1 o,et 2, 3 o,etàl article 31, 3 o et 4 o, doit être démontrée à l aide de diplômes académiques ou de l enseignement supérieur du type long ou de diplômes équivalents. La connaissance approfondie, mentionnée à l article 30, 1 er,3 o,et 2, 5 o,etàl article 31, 9 o, peut être démontrée à l aide de diplômes académiques ou de l enseignement supérieur du type long ou de diplômes équivalents, ou doit ressortir d un curriculum vitae, d une liste de références ou d un certificat. L expérience professionnelle, visée à l article 30, 1 er,2 o,et 2, 4 o,età l article 31, 5 o jusqu à 8 o,et11 o, doit ressortir d un curriculum vitae, d un certificat, d une liste de références ou d une description de l expérience pertinente acquise. L OVAM juge si les personnes proposées par l expert en assainissement du sol disposent de cette connaissance approfondie ou de cette expérience professionnelle requises. La disponibilité, visée à l article 31, 4 o,11 o et 12 o, doit être telle que les délais découlant du Décret relatif au sol puissent être respectés. L emploi, visé àl article 30, 2, 3 o jusqu à 5 o,et7,età l article 31, 4 o jusqu à 9 o,et11 o, doit être entendu comme la disponibilité du travail d un employé en relation subordonnée sous contrat de travail, ou la disponibilité continuelle des services d un indépendant à condition que, par le biais de ce service, cette personne mette la connaissance ou l expérience, visées aux articles 30 ou 31, à la disposition d au plus trois experts en assainissement du sol. Section III. Procédure d agrément des experts en assainissement du sol Sous-section I re. Recevabilité de la demande d agrément Art. 33. La demande d agrément d expert en assainissement du sol est adressée par lettre recommandée au Ministre, à l attention de l OVAM. Art er. Pour être recevable, la demande d agrément d expert en assainissement du sol doit au moins comporter les informations suivantes : 1 o s il s agit d une personne morale : a) les statuts de la personne morale; b) les noms des personnes physiques autorisées par la personne morale à engager la personne morale à l égard des tiers; 2 o une copie des diplômes démontrant la connaissance approfondie, visée à l article 30, 1 er,1 o,et 2, 3 o,età l article 31, 3 o et 4 o,etlecaséchéant la connaissance approfondie, visée à l article 30, 1 er,3 o,et 2, 5 o,età l article 31, 9 o.

90 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o un curriculum vitae, un certificat, une liste de références ou une description de l expérience pertinente acquise des personnes ayant la connaissance approfondie, visée à l article 30, 1 er,3 o,et 2, 5 o,età l article 31, 9 o,et l expérience professionnelle, visée à l article 30, 1 er,2 o et 2, 4 o,etàl article 31, 5 o jusqu à 8 o,et11 o, qui témoignent de cette connaissance et cette expérience; 4 o une preuve que le demandeur dispose des modèles, mentionnés aux articles 30 ou 31; 5 o un engagement inconditionnel dans lequel le demandeur prend les engagements suivants : a) souscrire une assurance responsabilité professionnelle telle que visée aux articles 30 ou 31 et informer l OVAM de la police souscrite, dans un délai de trente jours de la date de la décision d agrément; b) embaucher ou avoir contractuellement à sa disposition les personnes nécessaires, visées aux articles 30 ou 31, pour autant que ces personnes ne soient pas déjà employées par lui ou contractuellement à sa disposition, dans un délai de cent quatre-vingts jours de la date de la décision d agrément; c) (faire) effectuer toutes les analyses d échantillons et tout le travail sur le terrain, tel que visé àl article 36, 2 o ; 6 o un certificat récent de bonne vie et mœurs de la personne, visée à l article 30, 1 er, ou des administrateurs et des personnes pouvant engager la personne morale; 7 o si le demandeur est commerçant, une preuve récente démontrant que le demandeur : a) n est pas en état de faillite ou de liquidation, n a pas obtenu un concordat judiciaire, ni se trouve dans un état similaire à la suite d une procédure similaire valable dans le pays où il est basé; 2) ne fait l objet ni d une procédurededéclaration de faillite, ni d un concordat judiciaire ni d une autre procédure similaire prévue par les lois et les règlements du pays où il est basé; 8 o une attestation récente démontrant que le demandeur a rempli ses obligations sociales et fiscales. 2. Pour être recevable, la demande d agrément d expert en assainissement du sol du type 2 doit comprendre, outre les informations mentionnées au 1 er, une preuve que le demandeur dispose lui-même des ressources pour la conception et l accompagnement des travaux d infrastructure, ou les a contractuellement à sa disposition. 3. L OVAM peut mettre à disposition un modèle de formulaire de demande d agrément d expert en assainissement du sol. Sous-section II. Evaluation, avis et décision concernant la demande d agrément Art. 35. La procédure de traitement des demandes d agrément d expert en assainissement du sol est la suivante : 1 o dans les trente jours suivant la date de réception de la demande, l OVAM fait parvenir au demandeur un récépissé, dans lequel l OVAM se prononce également sur la recevabilité de la demande; 2 o l OVAM déclare la demande recevable ou demande les compléments nécessaires. Si l OVAM ne demande pas de compléments dans le délai visé au 1 o, la demande est réputée recevable. Si l OVAM demande des compléments dans le délai visé au 1 o, la demande complétée est à nouveau envoyée par lettre recommandée à l OVAM. Dans les trente jours suivant la date de réception de la demande complétée, l OVAM fait parvenir au demandeur le récépissé, dans lequel l OVAM se prononce également sur la recevabilité de la demande complétée; 3 o l OVAM examine la demande recevable et l envoie, accompagnée de son avis, au Ministre dans un délai de nonante jours suivant la date du récépissé de la demande recevable; 4 o le Ministre prend une décision sur l agrément, dans un délai de cent vingt jours suivant la date du récépissé de la demande recevable; 5 o dans les cent cinquante jours suivant la date du récépissé de la demande recevable, l OVAM notifie ladécision sur l agrément par lettre recommandée au demandeur. La décision d agrément est publiée par extrait au Moniteur belge. Section IV. Conditions d utilisation de l agrément d expert en assainissement du sol Art. 36. Dans le cadre de l utilisation de l agrément, l expert en assainissement du sol est tenu aux obligations suivantes : 1 o faire analyser tous les échantillons recueillis dans le cadre du Décret relatif au sol conformément au CEA ou suivant une méthode déclarée équivalente par l OVAM dans un laboratoire agréé pour les mesures à effectuer en vertu du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l environnement; 2 o effectuer le travail sur le terrain, ou veiller à ce que le travail sur le terrain soit effectué conformément au CEA ou suivant une méthode déclarée équivalente par l OVAM; 3 o sur simple demande, communiquer immédiatement à l OVAM les lieux où le travail sur le terrain est envisagé dans le cadre du Décret relatif au sol et du présent arrêté dans la période indiquée dans la demande de l OVAM; 4 o exécuter les tâches, mentionnées aux articles 28 ou 29, conformément aux procédures standard ou aux codes de bonne pratique, visés dans le Décret relatif au sol et le présent arrêté; 5 o déclarer dans chaque rapport ou chaque projet, établi en vertu du Décret relatif au sol ou du présent arrêté,qu il ne se trouve pas dans l un des cas d incompatibilité prévus à l article 46; 6 o faire contresigner les rapports et projets, établis en vertu du Décret relatif au sol et du présent arrêté, en qualité d auteurs par les personnes ayant la connaissance ou l expérience, visées aux articles 30 ou 31, comme prévu dans les procédures standard, visées dans le Décret relatif au sol. L OVAM évalue si les personnes proposées par l expert en assainissement du sol disposent de la connaissance et de l expérience requises, et elle leur accorde la compétence de contresigner en qualité d auteur certains rapports et projets, visés dans le Décret relatif au sol et le présent arrêté ou leur refuse cette compétence;

91 21448 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 7 o communiquer sans délai à l OVAM les modifications suivantes : a) modification des personnes ayant pouvoir de signature, visées au point 6 o ; b) modification des modèles, visés aux articles 30 ou 31, ou modification des personnes ayant l expérience nécessaire pour appliquer ces modèles et en interpréter les résultats; 8 o tenir un registre de réclamations qui peut être consulté par l autorité de tutelle; 9 o établir chaque année un rapport annuel. Le rapport annuel comporte au moins les éléments suivants : a) un aperçu des personnes, visées aux articles 30 ou 31, ayant la connaissance et l expérience professionnelle requises; b) une évaluation des actions entreprises en matière d assurance qualité, de la formation du personnel et du contenu du registre de réclamations. L expert en assainissement du sol transmet les rapports annuels à l OVAM sur simple demande; 10 o élaborer un manuel de qualité et le mettre à jour. Section V. Suspension et annulation du pouvoir de signature et de l agrément d expert en assainissement du sol Sous-section I re. Suspension et annulation du pouvoir de signature Art. 37. A la suite d une faute grave ou de fautes répétées dans les rapports ou projets de l expert en assainissement du sol, ou à la suite de ses propres actes d enquête, l OVAM peut procéder à une réévaluation en vue de vérifier si les personnes ayant pouvoir de signature disposent bien de la connaissance et de l expérience requises, visées aux articles 30 ou 31. Sur base de cette réévaluation, l OVAM peut suspendre, pour une période de trente à cent quatre-vingts jours, le pouvoir de signature des personnes visées à l article 36, 6 o,oul annuler. Art. 38. L OVAM informe l expert en assainissement du sol et le détenteur du pouvoir de signature, à l attention de l expert en assainissement du sol, par lettre recommandée de la décision envisagée de suspension ou d annulation du pouvoir de signature. Dans un délai de trente jours suivant la date de réception de ladite lettre, le détenteur du pouvoir de signature peut accomplir toutes les formalités nécessaires afin d éviter la suspension ou l annulation du pouvoir de signature ou transmettre ses moyens de défense à l OVAM. L OVAM statue sur la suspension ou l annulation, en tenant compte des éventuelles formalités accomplies ou des éventuels moyens de défense transmis. En cas de suspension ou d annulation du pouvoir de signature, l OVAM notifie cette décision par lettre recommandée à l expert en assainissement du sol et au détenteur du pouvoir de signature, à l attention de l expert en assainissement du sol. Sous-section II. Suspension de l agrément d expert en assainissement du sol Art. 39. Le Ministre peut à tout temps suspendre l agrément d expert en assainissement du sol pour une période d au plus cent quatre-vingts jours dans les cas suivants : 1 o l expert en assainissement du sol n accomplit pas de manière réglementaire ou objective les tâches, prévues aux articles 28 ou 29; 2 o l expert en assainissement du sol surveille de manière insuffisante le travail sur le terrain ou l utilisation de la méthode adéquate d analyse; 3 o l expert en assainissement du sol ne répond plus aux conditions d agrément prévues aux articles 30 ou 31; 4 o l expert en assainissement du sol ne respecte pas les conditions d utilisation de l agrément, prévues à l article 36; 5 o l expert en assainissement du sol commet des irrégularités dans l exécution des tâches, prévues aux articles 28 ou 29; 6 o l expert en assainissement du sol a été condamné en vertu d un jugement ou d un arrêt passé en force de chose jugée pour un délit qui, de par sa nature, porte atteinte à l éthique professionnelle de l expert en assainissement du sol concerné. Art. 40. Le Ministre informe l expert en assainissement du sol par lettre recommandée de son intention de suspendre l agrément avec mention des motifs. Dans un délai de trente jours suivant la date de réception de ladite lettre, l expert en assainissement du sol peut accomplir toutes les formalités nécessaires afin d éviter la suspension ou transmettre ses moyens de défense au Ministre. Le Ministre statue sur la suspension de l agrément, en tenant compte des éventuelles formalités accomplies ou des éventuels moyens de défense transmis. En cas de suspension de l agrément, cette décision est notifiée par le Ministre à l expert en assainissement du sol par lettre recommandée, et publiée par extrait au Moniteur belge. Sous-section III. Annulation de l agrément d expert en assainissement du sol Art. 41. Le Ministre peut à tout temps annuler l agrément d expert en assainissement du sol dans les cas suivants : 1 o l expert en assainissement du sol n accomplit pas de manière réglementaire ou objective les tâches, prévues aux articles 28 ou 29, et ce à plusieurs reprises; 2 o l expert en assainissement du sol surveille de manière insuffisante le travail sur le terrain ou l utilisation de la méthode adéquate d analyse, et ce à plusieurs reprises;

92 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o à l expiration de la période de suspension, l expert en assainissement du sol ne répond toujours pas aux conditions d agrément pour lesquelles il a été suspendu en vertu de l article 39, 3 o ; 4 o l expert en assainissement du sol ne respecte pas les conditions d utilisation de l agrément, prévues à l article 36, et ce à plusieurs reprises; 5 o l expert en assainissement du sol commet de graves irrégularités ou des irrégularités répétées dans l exécution des tâches, prévues aux articles 28 ou 29; 6 o l expert en assainissement du sol est condamné en vertu d un jugement ou d un arrêt passé en force de chose jugée pour un délit qui, de par sa nature, porte gravement atteinte à l éthique professionnelle de l expert en assainissement du sol. Art. 42. Les dispositions de l article 40 s appliquent par analogie. Sous-section IV. Annulation de plein droit de l agrément d expert en assainissement du sol Art er.l agrément d expert en assainissement du sol du type 1 est annulé de plein droit lorsque, durant deux années calendaires complètes consécutives, l expert en assainissement du sol a établi moins de dix rapports techniques et moins de dix rapports de reconnaissance d orientation du sol, et les a introduits auprès d une organisation de gestion du sol, respectivement auprès del OVAM. L agrément d expert en assainissement du sol du type 2 est annulé de plein droit lorsque, durant deux années calendaires complètes consécutives, l expert en assainissement du sol a établi et introduit auprès del OVAM moins de dix rapports de reconnaissance d orientation du sol, moins de cinq rapports de reconnaissance d orientation et descriptive du sol ou de reconnaissance descriptive du sol, et moins de trois projets d assainissement du sol ou projets limités d assainissement du sol. Les décisions fixant l annulation de l agrément sont notifiées par le Ministre à l expert en assainissement du sol par lettre recommandée, et publiée par extrait au Moniteur belge. 2. Les dispositions du 1 er ne s appliquent pas aux experts en assainissement du sol agréés de plein droit. Art er.l agrément d expert en assainissement du sol est annulé de plein droit dans les cas suivants : 1 o l expert en assainissement du sol n a pas fourni la preuve, à l expiration du délai de trente jours suivant la date de la décision d agrément, qu il a souscrit l assurance responsabilité professionnelle prescrite; 2 o l expert en assainissement du sol n a pas fourni la preuve, à l expiration du délai de cent quatre-vingts jours suivant la date de la décision d agrément, qu il emploie ou qu il a contractuellement à sa disposition les personnes, visées aux articles 30 ou 31; 3 o l expert en assainissement du sol ne dispose pas encore, à l expiration du délai d un an suivant la date de la décision d agrément, d un manuel de qualité tel que prévu aux articles 30 ou 31; 4 o l expert en assainissement du sol a cessé ces activités en tant qu expert en assainissement du sol. Les décisions fixant l annulation de l agrément sont notifiées par le Ministre à l expert en assainissement du sol par lettre recommandée, et publiée par extrait au Moniteur belge. 2. Les dispositions du 1 er ne s appliquent pas aux experts en assainissement du sol agréés de plein droit. Section VI. Durée et cessibilité de l agrément d expert en assainissement du sol Art. 45. L agrément d expert en assainissement du sol est valable pour une durée indéterminée, pour autant qu il ne soit pas suspendu ou annulé. L agrément ne peut pas être cédé àdes tiers. Section VII. Incompatibilités Art. 46. L agrément d expert en assainissement du sol ne peut pas être utilisé dans les cas suivants : 1 o l expert en assainissement du sol ou une personne exerçant une compétence de direction ou de gestion pour le compte de l expert en assainissement du sol est parent ou allié en ligne directe jusqu au troisième degré et en ligne collatérale jusqu au quatrième degré, du donneur d ordre, ou - s il s agit de la direction des travaux d assainissement ou des mesures de gestion des risques - du donneur d ordre ou du réalisateur des travaux ou des mesures, ou de toute autre personne exerçant une compétence de direction ou de gestion pour le compte dudit donneur d ordre, respectivement dudit réalisateur. 2 o l expert en assainissement du sol ou une personne exerçant une compétence de direction ou de gestion pour le compte de l expert en assainissement du sol, est lui-même ou par personne interposée propriétaire, copropriétaire ou associé actif du donneur d ordre, ou - s il s agit de la direction des travaux d assainissement ou des mesures de gestion des risques - du donneur d ordre ou du réalisateur des travaux ou des mesures; 3 o l expert en assainissement du sol ou une personne exerçant une compétence de direction ou de gestion pour le compte de l expert en assainissement du sol, exerce lui-même ou par personne interposée, de droit ou de fait une compétence de direction ou de gestion auprès dudit donneur d ordre, ou - s il s agit de la direction des travaux d assainissement du sol ou des mesures de gestion des risques - du donneur d ordre ou du réalisateur; 4 o les activités del expert en assainissement du sol, en cette qualité, comme personne physique ou morale, directement ou indirectement, en tout ou en partie, sont financées, contrôlées ou gérées, sous quelle forme que ce soit, par le donneur d ordre ou le réalisateur des travaux d assainissement du sol ou des mesures de gestion des risques; 5 o tant l expert en assainissement du sol que le donneur d ordre, ou - s il s agit de la direction des travaux d assainissement du sol ou des mesures de gestion des risques - tant l expert en assainissement du sol que le réalisateur des travaux d assainissement du sol ou des mesures de gestion des risques, sont directement ou indirectement, en tout ou en partie financés, contrôlés ou gérés par une personne.

93 21450 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Par dérogation à l alinéa premier, le Ministre peut décider sur demande écrite et motivée du donneur d ordre ou de l expert en assainissement du sol, que dans les cas d incompatibilité, prévus à l alinéa premier, l agrément d expert en assainissement du sol peut tout de même être utilisé, s il estime que la qualité de l exécution des travaux peut être garantie, et que le demandeur s engage à rembourser les frais de contrôle supplémentaires de l OVAM. Le Ministre statue dans les quarante-cinq jours suivant la réception de la demande écrite motivée. CHAPITRE III. Obligation d exécuter et de (pré)financer la reconnaissance descriptive du sol et l assainissement du sol Section I re. Critère d assainissement du sol en cas de pollution récente du sol Art. 47. Les normes d assainissement du sol, prévues à l article 9, 1 er du Décret relatif au sol, sont fixées à l annexe IV, jointe au présent décret. Section II. Objectif d assainissement Art. 48. Dans l évaluation des meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas des coûts excessifs, il doit être tenu compte des éléments suivants : 1 o les différents critères d hygiène environnementale des techniques considérées, tels que : a) la mesure dans laquelle elles permettent d atteindre les objectifs décrétaux; b) les éventuelles restrictions d utilisation du terrain après l assainissement du sol; c) les différents bénéfices environnementaux; d) le temps que nécessitera l assainissement du sol; 2 o les différents critères techniques des techniques considérées, tels que : a) les éventuelles nuisances de voisinage; b) les prévisions au niveau des dommages futurs; c) la mesure dans laquelle les dommages involontaires peuvent être évités dans l exécution; d) les mesures nécessaires pour assurer la sécurité tant de l environnement que du travail dans l exécution des travaux d assainissement du sol; 3 o le coût d exécution de l assainissement du sol et les éventuels coûts supplémentaires liés à la pollution résiduelle. Art. 49. Les règles pour l analyse comparative des différentes techniques sont déterminées dans la procédure standard, mentionnée à l article 47, 2, du Décret relatif au sol. Section III. Exemption de l obligation d effectuer la reconnaissance descriptive du sol et l assainissement du sol Sous-section I re. Condition de connaissance Art. 50. La question, visée à l article 12, 2, 3 o et à l article 23, 2, 3 o,dudécret relatif au sol, de savoir si le propriétaire était, ou était tenu d être au courant de la pollution du sol au moment de l acquisition est évaluée en particulier sur la base des éléments suivants : 1 o le moment de l acquisition; 2 o mentions ou indications dans l acte d achat; 3 o la qualité du propriétaire; 4 o l expérience ou la connaissance professionnelle du propriétaire; 5 o la nature, la perceptibilité sensorielle ou la connaissance générale de la pollution du sol; 6 o la nature de l établissement à l origine de la pollution du sol; 7 o l état et la connaissance préalable du terrain pollué; 8 o les documents disponibles relatifs au terrain pollué. Sous-section II. Procédure de demande d exemption de l obligation d effectuer la reconnaissance descriptive du sol et l assainissement du sol A. Pollution récente du sol Art. 51. La personne, visée à l article 11 du Décret relatif au sol, notifie son point de vue motivé en vue de l exemption de l obligation, comme prévu à l article 12 du Décret relatif au sol, par lettre recommandée à l OVAM. Il le fait, sous peine d irrecevabilité, dans un délai de nonante jours suivant la réception de la lettre de l OVAM dans laquelle il est informé de son obligation autonome d effectuer une reconnaissance descriptive du sol ou de procéder à l assainissement du sol. L OVAM évalue le point de vue motivé et juge si la personne, visée à l article 11 du Décret relatif au sol, répond aux conditions d exemption, prévues à l article 12, 1 er ou 2, du Décret relatif au sol, ou que la dérogation, prévue à l article 12, 3, du Décret relatif au sol, est d application. L OVAM communique sa décision à ladite personne dans un délai de soixante jours suivant la réception du point de vue motivé. B. Pollution historique du sol Art. 52. En ce qui concerne la sommation, visée à l article 22 du Décret relatif au sol, les personnes, mentionnées à l article 22 du Décret relatif au sol, peuvent à tout moment notifier à l OVAM par lettre recommandée leurs points de vue motivés en vue de l exemption de l obligation, telle que prévue à l article 23 du Décret relatif au sol. L OVAM reprend le point de vue motivé dans le dossier du terrain. A la suite de la sommation, la personne sommée en vertu de l article 22 du Décret relatif au sol, notifie par lettre recommandée son point de vue motivé àl OVAM. Il le fait, sous peine d irrecevabilité, dans un délai de nonante jours suivant la réception de la sommation.

94 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE L OVAM évalue le point de vue motivé et juge si la personne sommée répond aux conditions d exemption, prévues à l article 23, 1 er ou 2, du Décret relatif au sol, ou que la dérogation, prévue à l article 23, 3, du Décret relatif au sol, est d application. L OVAM communique sa décision à ladite personne dans un délai de soixante jours suivant la réception du point de vue motivé. Sous-section III. Cession de l exemption de l obligation d effectuer la reconnaissance descriptive du sol et l assainissement du sol Art. 53. Si la personne cédant le terrain a obtenu pour une certaine pollution du sol une exemption de l obligation d effectuer la reconnaissance descriptive du sol et l assainissement du sol en vertu des articles 12 ou 23 du Décret relatif au sol, cette exemption est transférée de plein droit à l acquéreur, s il est satisfait aux conditions suivantes : 1 o l acquéreur ou son prédécesseur n a pas causé lui-même la pollution du sol; 2 o la pollution ne s est pas produite dans une période pendant laquelle l acquéreur ou son prédécesseur avait des droits de propriété ou d usage sur le terrain; 3 o au moment de la cession du terrain, l acquéreur n a pas de droits de propriété sur le terrain. Art. 54. L exemption de l obligation d effectuer la reconnaissance descriptive et l assainissement du sol transférée sur l acquéreur en vertu de l article 53, est annulée de plein droit lorsque la pollution du sol qualifiée de non grave dans la déclaration de conformité de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol ou de la reconnaissance descriptive du sol ou dans la déclaration finale, présente ou peut présenter à nouveau un risque de préjudice pour l homme ou l environnement à la suite d une modification des caractéristiques, des fonctions ou des propriétés du sol. CHAPITRE IV. Reconnaissance d orientation du sol et reconnaissance descriptive du sol Section I re. Reconnaissance d orientation du sol Sous-section I re. Reconnaissance complémentaire et déclaration de conformité de la reconnaissance d orientation du sol Art. 55. Une reconnaissance d orientation du sol est effectuée conformément aux dispositions de l article 28 du Décret relatif au sol. Lorsque l OVAM estime que la reconnaissance d orientation du sol n a pas été effectuée en conformité auxdites dispositions, elle peut imposer à tout moment une reconnaissance administrative ou technique complémentaire conformément à l article 28, 3, du Décret relatif au sol. Lorsque l OVAM impose une reconnaissance complémentaire, elle peut fixer un délai dans lequel la reconnaissance complémentaire doit être effectuée et le rapport y afférent introduit auprès del OVAM. Art. 56. Lorsque l OVAM estime que la reconnaissance complémentaire ainsi que la reconnaissance du sol effectuée, visée à l article 28, 3, du Décret relatif au sol, répondent aux exigences de l article 28 du Décret relatif au sol, elle délivre au donneur d ordre de la reconnaissance d orientation du sol une attestation du sol qui en fait mention. Cette attestation du sol tient lieu d attestation de conformité pour la reconnaissance d orientation du sol. Art. 57. Si l OVAM ne s est pas prononcée dans un délai de soixante jours suivant la réception du rapport de la reconnaissance complémentaire, la reconnaissance complémentaire ainsi que la reconnaissance du sol effectuée, visée à l article 28, 3, du Décret relatif au sol, sont réputées conformes aux dispositions de l article 28 du Décret relatif au sol. Sous-section II. Obligation d effectuer une reconnaissance d orientation du sol A. Cession de terrains à risque en cas de copropriété forcée Art. 58. Une reconnaissance d orientation du sol est effectuée dans les cas suivants à l initiative de, et aux frais du cédant ou du mandataire avant la cession d une partie privative d un ensemble immobilier relevant du régime de la copropriété forcée, prévu à l article du Code civil : 1 o un établissement à risque est ou était établi dans cette partie privative; 2 o un établissement à risque destiné exclusivement à ladite partie privative est ou était établi dans les parties communes. Art. 59. Une reconnaissance d orientation unique du sol est effectuée dans les cas suivants à l initiative et aux frais de l association des copropriétaires : 1 o avant que la copropriété forcée ne soit conférée, un établissement à risque était établi sur le terrain sur lequel la copropriété forcée est conférée; 2 o un établissement à risque destiné àla copropriété était établi dans les parties communes. La reconnaissance d orientation unique du sol est effectuée avant le 31 décembre 2014, à moins qu un transfert d une partie privative ou commune n ait lieu avant cette date. Dans ce cas, la reconnaissance d orientation unique du sol est effectuée avant le premier transfert. Lorsque l association des copropriétaires néglige d effectuer la reconnaissance d orientation du sol, même dans les trente jours après avoir été mise en demeure par lettre recommandée ducédant, ce dernier peut lui-même donner l ordre d effectuer la reconnaissance d orientation du sol et récupérer les frais y afférents de l association des copropriétaires. Il peut également réclamer à l association des copropriétaires une avance en règlement des frais de la reconnaissance d orientation du sol. Art. 60. La reconnaissance d orientation du sol ne doit pas être effectuée avant la cession d une partie privative ou commune si un établissement à risque destiné exclusivement à la copropriété est établi dans les parties communes, pour autant qu aucun des cas, prévus aux articles 58 et 59, est d application. B. Obligation périodique d effectuer une reconnaissance d orientation du sol Art. 61. Les exploitants des établissements à risque, désignés par la lettre B sous la colonne catégorie de la liste en annexe Ire au présent arrêté, doivent effectuer à leurs frais une reconnaissance d orientation du sol selon le calendrier suivant : 1 o une première fois : a) les établissements à risque dont l exploitation a démarré avant le 29 octobre 1995 : avant le 31 décembre 2011; b) les établissements à risque dont l exploitation a démarré entre le 29 octobre 1995 et l entrée en vigueur du présent arrêté : avant le 31 décembre 2015;

95 21452 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE c) les établissements à risque dont l exploitation a démarré après l entrée en vigueur du présent arrêté et où aucune reconnaissance d orientation du sol n a été effectuée sur le terrain dans une période de dix ans avant le début de l exploitation : dans les six ans après ledébut de l exploitation; d) les établissements à risque dont l exploitation a démarré après l entrée en vigueur du présent arrêté et où une reconnaissance d orientation du sol a été effectuée sur le terrain dans la période de dix ans avant le début de l exploitation : dans les dix ans après ledébut de l exploitation; 2 o ensuite périodiquement tous les dix ans. Art. 62. Les exploitants des établissements à risque, désignés par la lettre A sous la colonne catégorie de la liste en annexe Ire au présent arrêté, doivent effectuer à leurs frais une reconnaissance d orientation du sol selon le calendrier suivant : 1 o une première fois : a) les établissements à risque dont l exploitation a démarré avant le 29 octobre 1995 : avant le 31 décembre 2013; b) les établissements à risque dont l exploitation a démarré entre le 29 octobre 1995 et l entrée en vigueur du présent arrêté : avant le 31 décembre 2017; c) les établissements à risque dont l exploitation a démarré après l entrée en vigueur du présent arrêté et où aucune reconnaissance d orientation du sol n a été effectuée sur le terrain dans une période de dix ans avant le début de l exploitation : dans les douze ans après ledébut de l exploitation; c) les établissements à risque dont l exploitation a démarré après l entrée en vigueur du présent arrêté et où une reconnaissance d orientation du sol a été effectuée sur le terrain dans la période de dix ans avant le début de l exploitation : dans les vingt ans après ledébut de l exploitation; 2 o ensuite périodiquement tous les vingt ans. Art. 63. L obligation périodique d effectuer une reconnaissance d orientation du sol ne s applique pas aux installations temporaires ou mobiles, telles que visées au Décret sur l autorisation écologique. Sous-section III. Exception à l obligation d effectuer une reconnaissance d orientation du sol entièrement nouvelle A. Pas de nouvelle reconnaissance d orientation du sol Art. 64. Une nouvelle reconnaissance d orientation du sol ne doit pas être effectuée s il est satisfait aux deux conditions suivantes : 1 o depuis la date de signature du plus récent rapport de reconnaissance d orientation du sol, aucun établissement à risque n est ou n était établi sur le terrain à examiner; 2 o depuis la date de signature du plus récent rapport de reconnaissance d orientation du sol, la destination du terrain à examiner, conformément aux plans d aménagement ou aux plans d exécution spatiaux en vigueur, n a pas été modifiée à ce point qu un type de destination ayant une norme d assainissement du sol inférieure soit d application. Art. 65. Lorsque, depuis la date de signature du plus récent rapport de reconnaissance d orientation du sol, un établissement à risque est ou était établi sur le terrain à examiner, une nouvelle reconnaissance d orientation du sol ne doit pas être effectuée, s il est satisfait aux deux conditions suivantes : 1 o la signature du plus récent rapport de reconnaissance d orientation du sol date de moins d un an avant l acte ou fait juridique dont résulte, en vertu du Décret relatif au sol, l obligation d effectuer une reconnaissance d orientation du sol; 2 o depuis la date de signature du plus récent rapport de reconnaissance d orientation du sol aucun sinistre ne s est produit sur le terrain. B. Complément limité de la reconnaissance d orientation du sol Art. 66. Dans les cas, prévus aux articles 64 et 65, un complément limité de la plus récente reconnaissance d orientation du sol doit être effectué lorsque la description spatiale du terrain examiné ne correspond plus à la description spatiale du terrain sur lequel porte l obligation de reconnaissance. Le complément limité est effectué sous la direction d un expert en assainissement du sol conformément à la procédure standard, mentionnée à l article 28, 2, du Décret relatif au sol. C. Rassemblement et complément des données de reconnaissance disponibles Art. 67. Si, depuis la date de signature du plus récent rapport de reconnaissance d orientation du sol, un établissement à risque est ou était établi sur le terrain, la reconnaissance d orientation du sol peut être limitée au rassemblement et au complément des données de reconnaissance disponibles, s il est satisfait à l une des conditions suivantes : 1 o une reconnaissance descriptive du sol, examinant entre autres la possible pollution du sol de tous les établissements à risque établis sur le terrain, a été effectuée moins d un an avant l acte ou fait juridique dont résulte, en vertu du Décret relatif au sol, l obligation d effectuer une reconnaissance d orientation du sol; 2 o un assainissement du sol, ayant pour objet la pollution du sol de tous les établissements à risque établis sur le terrain, est en cours d exécution; 3 o moins d un an avant l acte ou fait juridique dont résulte, en vertu du Décret relatif au sol, l obligation d effectuer une reconnaissance d orientation du sol, l OVAM a délivré une déclaration finale pour un assainissement du sol ayant pour objet la pollution du sol de tous les établissements à risque établis sur le terrain. Section II. Reconnaissance descriptive du sol Art. 68. Conformément à l article 39, 1 er,dudécret relatif au sol, l OVAM se prononce, dans un délai de soixante jours suivant la réception du rapport de la reconnaissance descriptive du sol, sur la conformité de la reconnaissance descriptive du sol aux dispositions de l article 38 du Décret relatif au sol. Art. 69. Lorsque l OVAM estime que la reconnaissance descriptive du sol a été effectuée en conformité aux exigences de l article 38 du Décret relatif au sol, elle délivre une attestation de conformité pour la reconnaissance descriptive du sol.

96 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Si le rapport de la reconnaissance descriptive du sol comprend des données, mentionnées à l article 38, 1 er, alinéa deux, du Décret relatif au sol, l OVAM peut reprendre un jugement sur ces données dans l attestation de conformité de la reconnaissance descriptive du sol. Art. 70. Si l OVAM estime que la reconnaissance descriptive du sol n a pas été effectuée en conformité aux exigences de l article 38 du Décret relatif au sol, elle impose une reconnaissance complémentaire. L OVAM peut fixer un délai dans lequel la reconnaissance complémentaire doit être effectuée et le rapport y afférent soumis à l OVAM. Art. 71. L OVAM communique les décisions, visées aux articles 69 et 70, au donneur d ordre de la reconnaissance descriptive du sol. Section III. Reconnaissance d orientation et descriptive du sol Art. 72. Conformément à l article 45, 1 er,dudécret relatif au sol, l OVAM se prononce, dans un délai de soixante jours suivant la réception du rapport de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol, sur la conformité de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol aux dispositions de l article 44 du Décret relatif au sol. Art. 73. Lorsque l OVAM estime que la reconnaissance d orientation et descriptive du sol a été effectuée en conformité aux exigences de l article 44 du Décret relatif au sol, elle délivre une attestation de conformité pour la reconnaissance d orientation et descriptive du sol. La disposition de l article 69, deuxième alinéa, s applique par analogie. Art. 74. Lorsque l OVAM estime que la reconnaissance d orientation et descriptive du sol n a pas été effectuée conformément aux exigences de l article 44 du Décret relatif au sol, mais répond aux exigences de l article 28 du Décret relatif au sol, elle considère le rapport de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol comme un rapport de reconnaissance d orientation du sol. Afin de rendre la reconnaissance du sol introduite conforme aux exigences de l article 44 du Décret relatif au sol, une reconnaissance complémentaire peut être effectuée et le rapport y afférent soumis à l OVAM. Art. 75. Si l OVAM estime que la reconnaissance d orientation et descriptive du sol n a pas été effectuée conformément aux exigences de l article 44 du Décret relatif au sol et qu elle ne répond pas aux exigences de l article 28 du Décret relatif au sol, l OVAM impose une reconnaissance complémentaire afin de rendre la reconnaissance du sol introduite conforme aux exigences de l article 28 du Décret relatif au sol. L OVAM peut fixer un délai dans lequel cette reconnaissance complémentaire doit être effectuée et le rapport y afférent soumis à l OVAM. Afin de rendre la reconnaissance du sol introduite conforme aux exigences de l article 44 du Décret relatif au sol, une reconnaissance complémentaire supplémentaire peut être effectuée et le rapport y afférent soumis à l OVAM, outre la reconnaissance complémentaire, visée au premier alinéa. Art. 76. L OVAM communique les décisions, visées aux articles 73 à 75, au donneur d ordre de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol. CHAPITRE V. Assainissement du sol Section I re. Projet d assainissement du sol Sous-section I re. Notification du projet d assainissement du sol à l OVAM Art. 77. Le projet d assainissement du sol est notifié à l OVAM par envoi recommandé à la poste contre récépissé ou remis au siège de l OVAM contre récépissé. Le projet d assainissement du sol est introduit auprès de l OVAM dans le nombre d exemplaires et signé conformément à la procédure standard, visée à l article 47, 2, du Décret relatif au sol. Sous-section II. Contenu du projet d assainissement du sol Art. 78. Un projet d assainissement du sol comporte au moins les éléments suivants : 1 o un résumé non technique du projet d assainissement du sol; 2 o les données d identification suivantes : a) l identification des terrains à assainir qui font l objet du projet d assainissement du sol; b) l identification des terrains nécessitant des travaux en vue d effectuer l assainissement du sol, y compris les coordonnées de leur propriétaire et utilisateur et, si applicable, les coordonnées de l association des copropriétaires; 3 o l information spécifique suivante dans les cas suivants : a) projet d assainissement du sol effectué en phases : les motifs pour l établissement d un projet d assainissement du sol effectué en phases; b) compléments ou modifications au projet d assainissement du sol : les compléments ou modifications au projet d assainissement du sol; c) un nouveau projet d assainissement du sol : les motifs pour l établissement d un nouveau projet d assainissement du sol;

97 21454 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 4 o un aperçu del état de pollution et des mesures et essais pilotes éventuellement exécutés: a) les résultats des reconnaissances d orientation et descriptives du sol, des reconnaissances descriptives du sol ou des reconnaissances du sol aquatique, pertinentes et déclarées conformes, qui, le cas échéant, ont été actualisées; b) les résultats des autres mesures, mentionnées au chapitre VI du Titre III du Décret relatif au sol, qui, le cas échéant, ont été prises, pour autant qu elles aient un impact sur le projet d assainissement du sol; c) les résultats des essais pilotes qui, le cas échéant, ont été effectués; 5 o l information suivante concernant le traitement de la pollution du sol et le suivi éventuel : a) quant aux possibilités techniques de traitement de la pollution du sol : 1) les différentes possibilités techniques de traitement de la pollution du sol et les résultats des études de faisabilité éventuellement effectuées de ces possibilités techniques; 2) une estimation du coût de ces possibilités techniques; 3) une indication de l impact de ces possibilités techniques sur l environnement et des résultats auxquels elles aboutiront, en tenant compte des dispositions des articles 10 ou 21 du Décret relatif au sol et des éventuelles restrictions qui en résulteront pour l utilisation future des terrains pollués; 4) une analyse comparative des possibilités techniques pertinentes prises en considération, en vue de proposer la meilleure technique disponible conformément à l article 48; b) les mesures que l auteur du projet d assainissement du sol propose de prendre conformément aux articles 10 ou 21 du Décret relatif au sol, ainsi que les délais dans lesquels ces mesures seront prises; c) la compatibilité de l utilisation potentielle des terrains pollués après l assainissement du sol avec leur destination en vigueur ou provisoirement déterminée; d) les restrictions qui seront en vigueur pendant ou après l exécution de l assainissement du sol en vertu de l article 72 du Décret relatif au sol; e) la manière dont les substances polluantes ou parties du sol ou constructions, enlevées à titre provisoire ou définitif, seront traitées ou transformées; f) la description des mesures qui seront prises en vue d assurer la sécurité tant de l environnement que du travail dans l exécution des travaux d assainissement du sol; g) l impact de l exécution des travaux d assainissement du sol sur les terrains avoisinants; h) les activités sur les terrains avoisinants pour autant qu elles puissent avoir un impact sur l assainissement du sol; i) le suivi éventuel et le délai pendant lequel il sera effectué; 6 o les informations suivantes concernant les éventuelles activités soumises à autorisation dans le cadre des travaux d assainissement du sol : a) si l exécution des travaux d assainissement du sol comprend des activités soumises à déclaration ou à autorisation en vertu du Décret sur l autorisation écologique, ou soumises à autorisation en vertu du décret du 18 mai 1999 portant organisation de l aménagement du territoire : les données pertinentes concernant ces activités soumises à autorisation; b) si l exécution des travaux d assainissement du sol implique l exploitation ou la modification d une installation pour laquelle une évaluation des incidences sur l environnement ou un rapport de sécurité de l environnement sont requis en vertu de la législation en vigueur : les données pertinentes à ce sujet. Sous-section III. Recevabilité et complétude du projet d assainissement du sol Art. 79. Le projet d assainissement du sol est irrecevable si la notification du projet d assainissement du sol n est pas conforme aux dispositions de l article 77. Le projet d assainissement du sol est incomplet si le projet d assainissement du sol ne comprend pas au moins les informations, mentionnées à l article 78. Art. 80. L OVAM vérifie la recevabilité et la complétude du projet d assainissement du sol. Lorsque l OVAM estime que le projet d assainissement du sol est irrecevable ou incomplet, elle notifie sadécision au donneur d ordre du projet d assainissement du sol dans un délai de quatorze jours de la réception du projet d assainissement du sol. Sous-section IV. Notification par l OVAM de l introduction d un projet d assainissement du sol recevable et complet Art. 81. Dans un délai de quatorze jours de la réception du projet d assainissement du sol, l OVAM informe les propriétaires et les utilisateurs des terrains nécessitant des travaux en vue de poursuivre l assainissement du sol, qu un projet d assainissement du sol recevable et complet a été introduit auprès del OVAM. Dans sa notification, l OVAM mentionne qu ils ont la possibilité de : 1 o prendre connaissance du projet d assainissement du sol au siège de l OVAM, et auprès des services de la commune, si les travaux d assainissement du sol comprennent des installations soumises à autorisation en vertu du Décret sur l autorisation écologique; 2 o communiquer par lettre recommandée des réclamations ou des remarques concernant le projet d assainissement du sol à l OVAM dans un délai de quatorze jours suivant la réception de ladite notification. Si le terrain nécessitant des travaux en vue de poursuivre l assainissement du sol est une copropriété telle que prévue à l article du Code civil, l OVAM notifie uniquement, par dérogation à l alinéa premier, l association des copropriétaires. L association des copropriétaires informe les propriétaires et utilisateurs de cette copropriété de la notification de l OVAM dans un délai de dix jours suivant sa réception.

98 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 82. L obligation de notification, prévue à l article 81, ne s applique pas aux propriétaires et utilisateurs dont l accord daté et signé ou les réclamations ou remarques datées et signées sont repris dans le projet d assainissement du sol. Sous-section V. Enquête publique et avis Art. 83. Lorsque le projet d assainissement du sol comprend des installations soumises à autorisation en vertu du Décret sur l autorisation écologique, l OVAM soumet le projet d assainissement du sol recevable et complet à l avis des instances suivantes dans un délai de quatorze jours de sa réception : 1 o le collège des bourgmestre et échevins de la commune où sont situés les terrains sur lesquels seront établies les installations soumises à autorisation; 2 o les autres organes publics désignés en vertu de l article 12, 1 er du Décret sur l autorisation écologique pour émettre un avis sur une demande d autorisation écologique pour ces installations, à l exception de l OVAM. Art. 84. Lorsque le projet d assainissement du sol comprend des travaux soumis à autorisation en vertu du décret du 18 mai 1999 portant organisation de l aménagement du territoire, l OVAM soumet le projet d assainissement du sol recevable et complet dans les quatorze jours de sa réception à l avis du fonctionnaire urbaniste régional, compétent en vertu du décret précité. Art. 85. Lorsque le projet d assainissement du sol comprend des travaux pour lesquels une évaluation des incidences sur l environnement ou un rapport de sécurité sont requis, l OVAM soumet le projet d assainissement du sol recevable et complet dans un délai de quatorze jours de sa réception à l avis de l administration compétente. Art. 86. Dans les cas, visés aux articles 83 jusqu à 85, l OVAM transmet le projet d assainissement du sol dans les quatorze jours de sa réception au collège des bourgmestre et échevins de la commune où sont situés les terrains sur lesquels les installations ou travaux soumis à autorisation sont établis ou exécutés, et sur lesquels des travaux nécessitant une évaluation des incidences sur l environnement ou un rapport de sécurité sont exécutés. Dans un délai de dix jours suivant sa réception, le bourgmestre rend public le projet d assainissement du sol pendant trente jours par affichage d un avis sur le lieu où sont projetés les travaux d assainissement du sol et sur les lieux réservés aux avis officiels de publication. Durant la même période de trente jours, il rend le projet d assainissement du sol consultable auprès des services de l administration communale. Pendant cette période de publication, toute personne peut adresser par écrit ses réclamations et remarques au collège des bourgmestre et échevins. A l issue de la période de publication, le bourgmestre dresse un procès-verbal des réclamations et remarques introduites. Au plus tard cinquante jours après la réception du projet d assainissement du sol, le procès-verbal est transmis à l OVAM. Les instances consultatives, mentionnées aux articles 83 jusqu à 85, communiquent leurs avis sur le projet d assainissement du sol à l OVAM au plus tard cinquante jours après la réception du projet d assainissement du sol. Faute d avis dans ce délai, il est admis qu un avis favorable a été émis et la procédure peut être poursuivie. Sous-section VI. Déclaration de conformité du projet d assainissement du sol Art. 87. Conformément à l article 50, 1 er,dudécret relatif au sol, l OVAM se prononce sur la conformité du projet d assainissement du sol aux exigences des articles 47 et 48 du Décret relatif au sol, et à la procédure, fixée en vertu de l article 49 du Décret relatif au sol. Art er. Lorsque l OVAM estime que le projet d assainissement du sol a été établi conformément aux exigences des articles 47 et 48 du Décret relatif au sol et que la procédure, visée à l article 49 du Décret relatif au sol, a été respectée, elle délivre une attestation de conformité pour le projet d assainissement du sol. Sans préjudice de la possibilité pour l OVAM d imposer des modifications ou des compléments, l OVAM peut unilatéralement reprendre des compléments ou des conditions particulières dans l attestation de conformité du projet d assainissement du sol. 2. La notification de la décision sur l attestation de conformité du projet d assainissement du sol est faite conformément à l article 50, 2, du Décret relatif au sol. Art er. Lorsque l OVAM estime que le projet d assainissement du sol n a pas été établi conformément aux exigences des articles 47 et 48 du Décret relatif au sol et que la procédure, visée à l article 49 du Décret relatif au sol, n a pas été respectée, elle impose des compléments ou des modifications au projet d assainissement du sol. Lorsque l OVAM impose des compléments ou des modifications, elle peut fixer un délai dans lequel le projet d assainissement du sol adapté doit être transmis à l OVAM. Le projet d assainissement du sol adapté est transmis à l OVAM de la même manière que prévue à l article 77 du présent arrêté. 2. L OVAM informe le donneur d ordre du projet d assainissement du sol de la décision d imposer des compléments ou modifications au projet d assainissement du sol. Section II. Projet limité d assainissement du sol Sous-section I re. Notification du projet limité d assainissement du sol à l OVAM Art. 90. Le projet limité d assainissement du sol est notifié à l OVAM par envoi recommandé à la poste contre récépissé ou remis au siège de l OVAM contre récépissé. Le projet limité d assainissement du sol est introduit auprès de l OVAM dans le nombre d exemplaires et signé conformément à la procédure standard, visée à l article 57 en liaison avec l article 47, 2, du Décret relatif au sol. Sous-section II. Contenu du projet limité d assainissement du sol Art. 91. Le projet limité d assainissement du sol comporte au moins les éléments suivants : 1 o un résumé non technique du projet limité d assainissement du sol;

99 21456 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2 o les données d identification suivantes : a) l identification des terrains à assainir qui font l objet du projet limité d assainissement du sol; b) l identification des terrains nécessitant des travaux en vue d effectuer l assainissement du sol, y compris les coordonnées de leur propriétaire et utilisateur et, si applicable, les coordonnées de l association des copropriétaires; 3 o l information spécifique suivante dans les cas suivants : a) projet limité d assainissement du sol effectué en phases : les motifs pour l établissement d un projet limité d assainissement du sol effectué en phases; b) compléments ou modifications au projet limité d assainissement du sol : les compléments ou modifications au projet limité d assainissement du sol; c) un nouveau projet limité d assainissement du sol : les motifs pour l établissement d un nouveau projet limité d assainissement du sol; 4 o l avis de l administration compétente si l exécution des travaux d assainissement du sol implique l exploitation ou la modification d une installation pour laquelle une évaluation des incidences sur l environnement ou un rapport de sécurité de l environnement sont requis en vertu de la législation en vigueur; 5 o un aperçu del état de pollution et des autres conditions-cadres : a) les résultats des reconnaissances d orientation et descriptives du sol, des reconnaissances descriptives du sol ou des reconnaissances du sol aquatique, pertinentes et déclarées conformes, qui, le cas échéant, ont été actualisées; b) les résultats des autres mesures, mentionnées au chapitre VI du Titre III du Décret relatif au sol, qui, le cas échéant, ont été prises, pour autant qu elles aient un impact sur le projet limité d assainissement du sol; c) les résultats des essais pilotes qui, le cas échéant, ont été effectués; 6 o l information suivante concernant le traitement de la pollution du sol et le suivi éventuel : a) quant aux possibilités techniques de traitement de la pollution du sol : 1) les différentes possibilités techniques pertinentes de traitement de la pollution du sol et les résultats des études de faisabilité éventuellement effectuées de ces possibilités techniques; 2) une estimation du coût de ces possibilités techniques; 3) une indication de l impact de ces possibilités techniques sur l environnement et des résultats auxquels elles aboutiront, en tenant compte des dispositions des articles 10 ou 21 du Décret relatif au sol et des éventuelles restrictions qui en résulteront pour l utilisation future des terrains pollués; 4) une analyse comparative des possibilités techniques pertinentes prises en considération, en vue de proposer la meilleure technique disponible conformément à l article 48; b) les mesures que l auteur du projet d assainissement du sol propose de prendre conformément aux articles 10 ou 21 du Décret relatif au sol, ainsi que les délais dans lesquels ces mesures seront prises; c) la compatibilité de l utilisation potentielle des terrains pollués après l assainissement du sol avec leur destination en vigueur ou provisoirement déterminée; d) les restrictions qui seront en vigueur pendant ou après l exécution de l assainissement du sol en vertu de l article 72 du Décret relatif au sol; e) la manière dont les substances polluantes ou parties du sol ou constructions, enlevées à titre provisoire ou définitif, seront traitées ou transformées; f) la description des mesures qui seront prises en vue d assurer la sécurité tant de l environnement que du travail dans l exécution des travaux d assainissement du sol; g) l impact de l exécution des travaux d assainissement du sol sur les terrains avoisinants; h) les activités sur les terrains avoisinants pour autant qu elles puissent avoir un impact sur l assainissement du sol; i) le suivi éventuel et le délai pendant lequel il sera effectué. Sous-section III. Recevabilité et complétude du projet limité d assainissement du sol Art. 92. Le projet limité d assainissement du sol est irrecevable dans les cas suivants : 1 o la notification du projet limité d assainissement du sol n est pas faite conformément à l article 90; 2 o l OVAM estime que les travaux d assainissement du sol proposés ne peuvent pas être exécutés dans un délai de cent quatre-vingts jours. Le projet limité d assainissement du sol est incomplet s il ne comprend pas au moins les informations, mentionnées à l article 91. Art. 93. L OVAM vérifie la recevabilité et la complétude du projet limité d assainissement du sol. Lorsque l OVAM estime que le projet limité d assainissement du sol est irrecevable ou incomplet, elle notifie sadécision au donneur d ordre du projet limité d assainissement du sol dans un délai de trente jours suivant la réception du projet limité d assainissement du sol et de l accord écrit des propriétaires et utilisateurs des terrains sur lesquels auront lieu les travaux d assainissement du sol nécessaires à l exécution du projet limité d assainissement du sol. Sous-section IV. Déclaration de conformité du projet limité d assainissement du sol Art. 94. Conformément à l article 58, 1 er,dudécret relatif au sol, l OVAM se prononce sur la conformité du projet limité d assainissement du sol aux exigences, prévues aux articles 56 et 57 du Décret relatif au sol, au plus tard trente jours après la réception du projet limité d assainissement du sol et de l accord écrit des propriétaires et utilisateurs des terrains sur lesquels auront lieu les travaux d assainissement du sol nécessaires à l exécution du projet limité d assainissement du sol.

100 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art er. Lorsque l OVAM estime que le projet limité d assainissement du sol a été établi en conformité aux exigences des articles 56 et 57 du Décret relatif au sol, elle délivre une attestation de conformité pour le projet limité d assainissement du sol. Sans préjudice de la possibilité pour l OVAM d imposer des modifications ou des compléments, l OVAM peut unilatéralement reprendre des compléments ou des conditions particulières dans l attestation de conformité du projet limité d assainissement du sol. 2. L OVAM notifie l attestation de conformité du projet limité d assainissement du sol : 1 o au donneur d ordre du projet limité d assainissement du sol; 2 o au collège des bourgmestre et échevins de la commune où sont situés les terrains sur lesquels seront effectués les travaux d assainissement du sol; Sur l ordre du bourgmestre l attestation de conformité du projet limité d assainissement du sol est rendue publique dans un délai de dix jours suivant sa réception, par affichage d un avis sur le lieu où sont projetés les travaux d assainissement du sol et sur les lieux réservés aux avis officiels de publication. L attestation de conformité du projet limité d assainissement du sol est consultable pendant trente jours auprès des services de l administration communale. Art er. Lorsque l OVAM estime que le projet limité d assainissement du sol n a pas été établi en conformité aux exigences des articles 56 et 57 du Décret relatif au sol, elle impose des compléments ou modifications au projet limité d assainissement du sol. 2. L OVAM informe le donneur d ordre du projet limité d assainissement du sol de la décision d imposer des compléments ou modifications au projet limité d assainissement du sol. Lorsque l OVAM impose des modifications ou compléments au projet limité d assainissement du sol, elle fixe le délai dans lequel le projet limité d assainissement du sol adapté doit lui être transmis. Le projet limité d assainissement du sol adapté est transmis à l OVAM de la même manière que prévue à l article 90. Section III. Travaux d assainissement du sol Sous-section I re. Modification ou complément, au cours des travaux d assainissement du sol, du projet d assainissement du sol déclaré conforme A. Petite modification ou complément Art. 97. Le donneur d ordre du projet d assainissement du sol ou des travaux d assainissement du sol peut effectuer une petite modification ou complément du projet d assainissement du sol déclaré conforme, au cours de l exécution des travaux d assainissement du sol, s il est satisfait aux trois conditions suivantes : 1 o l adaptation n entraîne pas de modification des conditions de l attestation de conformité du projet d assainissement du sol; 2 o l adaptation n entraîne pas de rajout de terrains supplémentaires à l assainissement du sol; 3 o l adaptation ne relève d aucun des cas prévus à l article 102. Art. 98. Une petite modification ou complément du projet d assainissement du sol est établie sous la direction d un expert en assainissement du sol et est notifiée à l OVAM conformément à la procédure standard, visée à l article 62 du Décret relatif au sol. B. Grande modification ou complément Art. 99. Le donneur d ordre du projet d assainissement du sol ou des travaux d assainissement du sol peut introduire auprès de l OVAM, au cours de l exécution des travaux d assainissement du sol, une proposition de grande modification ou complément du projet d assainissement du sol déclaré conforme, si l adaptation proposée ne relève d aucun des cas prévus à l article 102. Art Une proposition de grande modification ou complément du projet d assainissement du sol déclaré conforme est établie sous la direction d un expert en assainissement du sol et est transmise à l OVAM conformément à la procédure standard, visée à l article 62 du Décret relatif au sol. Au plus tard nonante jours après laréception de la proposition de grande modification ou complément, l OVAM approuve ou désapprouve la proposition. En cas d approbation de la proposition de grande modification ou complément du projet d assainissement du sol, l OVAM peut modifier ou compléter les conditions de l attestation de conformité du projet d assainissement du sol. L OVAM informe le donneur d ordre du projet d assainissement du sol ou des travaux d assainissement du sol de sa décision sur la proposition de grande modification ou complément avec, le cas échéant, les conditions adaptées de l attestation de conformité. Sous-section II. Modification ou complément, au cours des travaux d assainissement du sol, du projet limité d assainissement du sol déclaré conforme Art Les dispositions des articles 97 à 100 inclus s appliquent par analogie. Sous-section III. Nouveau projet d assainissement du sol ou nouveau projet limité d assainissement du sol au cours des travaux d assainissement du sol Art Dans les cas suivants le donneur d ordre du projet d assainissement du sol, du projet limité d assainissement du sol ou des travaux d assainissement du sol ne peut pas introduire, au cours de l exécution des travaux d assainissement du sol, une proposition de petite ou grande modification ou complément auprès del OVAM, mais il doit demander l adaptation proposée par l établissement d un nouveau projet d assainissement du sol ou d un nouveau projet limité d assainissement du sol : 1 o l adaptation proposée entraîne une telle modification des mesures de traitement de la pollution du sol, reprises dans le projet d assainissement du sol déclaré conforme ou le projet limité d assainissement du sol déclaré conforme, qu une autorisation supplémentaire devient nécessaire;

101 21458 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2 o il résulte de l adaptation proposée que l installation soumise à déclaration ou à autorisation écologique, reprise dans le projet d assainissement du sol déclaré conforme ou le projet limité d assainissement du sol déclaré conforme, est classée dans une catégorie supérieure en vertu des dispositions du Décret sur l autorisation écologique; 3 o il résulte de l adaptation proposée que l installation soumise à déclaration ou à autorisation écologique, reprise dans le projet d assainissement du sol déclaré conforme ou le projet limité d assainissement du sol déclaré conforme, nécessite une évaluation des incidences sur l environnement ou un rapport de sécurité en vertu de la réglementation en vigueur; 4 o l adaptation proposée porte sur la manière de déverser ou implique une adaptation des valeurs limites d émission; 5 o l adaptation proposée entraîne le rajout à l assainissement du sol d un noyau de pollution du sol clairement distinct qui ne soit pas repris dans le projet d assainissement du sol déclaré conforme ou le projet limité d assainissement du sol déclaré conforme; 6 o l adaptation proposée entraîne le rajout à l assainissement du sol d une pollution du sol avec des substances polluantes dont les caractéristiques diffèrent nettement de celles des substances polluantes reprises dans le projet d assainissement du sol déclaré conforme ou le projet limité d assainissement du sol déclaré conforme; 7 o l adaptation proposée entraîne le rajout de terrains supplémentaires à l assainissement du sol sans que l accord des propriétaires et utilisateurs de ces terrains ait été obtenu. Sous-section IV. Notification des travaux d assainissement du sol et état des lieux Art Le donneur d ordre des travaux d assainissement du sol informe à temps les personnes suivantes du début d exécution des travaux d assainissement du sol : 1 o les propriétaires et utilisateurs des terrains sur lesquels auront lieu des travaux nécessaires à l exécution de l assainissement du sol; 2 o les propriétaires et utilisateurs des terrains sur lesquels l exécution des travaux d assainissement du sol pourraient avoir un impact négatif. La notification mentionne sommairement l objectif des travaux d assainissement du sol et comprend une invitation à l état des lieux. Art Au moins huit jours avant le début d exécution des travaux d assainissement du sol, un géomètre assermenté dresse, sur demande du donneur d ordre des travaux d assainissement du sol, un état des lieux des terrains où auront lieu des travaux nécessaires à l exécution de l assainissement du sol ainsi que des lieux sur lesquels un possible impact négatif peut être attendu à la suite de l exécution des travaux d assainissement du sol. Les propriétaires et utilisateurs de ces terrains peuvent faire ajouter des remarques dans le procès-verbal de l état des lieux. CHAPITRE VI. Autres mesures Section I re. Gestion des risques Sous-section I re. Demande d application de la gestion des risques Art Conformément à l article 84, 2, premier alinéa, du Décret relatif au sol, la personne qui souhaite procéder à la gestion des risques, introduit une demande d application de la gestion des risques auprèsdel OVAM par lettre recommandée. Art La demande d application de la gestion des risques est établie sous la direction d un expert en assainissement du sol. La demande comprend au moins les éléments suivants : 1 o l identification des terrains faisant l objet de la demande d application de la gestion des risques; 2 o la description de la pollution du sol faisant l objet de la demande d application de la gestion des risques, et des risques émanant de la pollution du sol; 3 o les objectifs du plan de gestion des risques; 4 o les motifs dont il ressort que le cas concret de pollution du sol relève du champ d application de la gestion des risques tel que fixé par et en vertu du Décret relatif au sol; 5 o un calendrier argumenté pour l introduction du plan de gestion des risques et le début des mesures de gestion des risques, et une évaluation argumentée de la durée attendue de la gestion des risques. Art L OVAM se prononce sur la demande d application de la gestion des risques dans un délai de soixante jours suivant sa réception. Lorsque l OVAM approuve la demande d application de la gestion des risques, elle peut fixer un délai dans lequel le plan de gestion des risques doit être établi et introduit auprès del OVAM. Si dans ce délai, aucun plan de gestion des risques n est introduit auprès de l OVAM, l approbation de l application de la gestion des risques est annulée de plein droit. A. Notification du plan de gestion des risques Sous-section II. Plan de gestion des risques Art Le plan de gestion des risques est notifié à l OVAM par envoi recommandé à la poste contre récépissé ou remis au siège de l OVAM contre récépissé. Le plan de gestion des risques est introduit auprès de l OVAM dans le nombre d exemplaires et signé conformément à la procédure standard, visée à l article 84, 2, alinéa deux, du Décret relatif au sol.

102 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE B. Contenu du plan de gestion des risques Art Un plan de gestion des risques comporte au moins les éléments suivants : 1 o un résumé non technique du plan de gestion des risques; 2 o les données d identification suivantes : a) l identification des terrains qui font l objet de la gestion des risques; b) l identification des terrains nécessitant des travaux en vue d effectuer la gestion des risques et les coordonnées de leur propriétaire et utilisateur et, le cas échéant, les coordonnées de l association des copropriétaires; 3 o l information spécifique suivante dans les cas suivants : a) compléments ou modifications au plan de gestion des risques : les compléments ou modifications au plan de gestion des risques; b) un nouveau plan de gestion des risques : les motifs pour l établissement d un nouveau plan de gestion des risques; 4 o un aperçu del état de pollution et des autres conditions-cadres : a) les résultats des reconnaissances d orientation et descriptives du sol, des reconnaissances descriptives du sol ou des reconnaissances du sol aquatique, pertinentes et déclarées conformes, qui, le cas échéant, ont été actualisées; b) les résultats des autres mesures, mentionnées au chapitre VI du Titre III du Décret relatif au sol, qui, le cas échéant, ont été prises, pour autant que ces autres mesures aient un impact sur le plan de gestion des risques; c) les résultats des essais pilotes qui, le cas échéant, ont été effectués; 5 o l information suivante concernant la maîtrise des risques liés à la pollution du sol et leur suivi : a) en ce qui concerne les mesures de gestion des risques : 1) une évaluation des différentes possibilités techniques pertinentes pour maîtriser les risques liés à la pollution du sol et les résultats des éventuelles études de faisabilité de ces possibilités techniques; 2) les mesures de gestion des risques que l auteur propose de prendre en vue de maîtriser les risques liés à la pollution du sol; 3) une estimation du coût des mesures de gestion des risques; 4) les délais dans lesquels les mesures de gestion des risques seront prises; 5) le cas échéant, une proposition de durée maximale des mesures de gestion des risques; 6) l impact de l exécution des mesures de gestion des risques sur les terrains avoisinants et l environnement; b) les objectifs du plan de gestion des risques; c) les restrictions qui seront en vigueur pendant la gestion des risques en vertu de l article 72 du Décret relatif au sol; d) la manière dont les substances polluées ou parties du sol ou constructions, enlevées à titre provisoire ou définitif, seront traitées ou transformées; e) la description des mesures qui seront prises en vue d assurer la sécurité tant de l environnement que du travail dans l exécution des mesures de gestion des risques; f) les activités sur les terrains avoisinants pour autant qu elles puissent avoir un impact sur la gestion des risques; g) en ce qui concerne le suivi de la gestion des risques : 1) une description des mesures que l auteur propose de prendre en vue de suivre l efficacité des mesures de gestion des risques, et une proposition de périodicité des rapports de suivi concernant l exécution de ces mesures; 2) un schéma de décision indiquant la manière de surveiller les risques de la pollution du sol et quelles mesures seront prises en fonction des résultats de cette surveillance; 3) des lacunes éventuelles concernant la pollution du sol et un planning pour remédier à ces lacunes; 6 o les informations suivantes concernant les éventuelles activités soumises à autorisation dans le cadre de la gestion des risques : a) si l exécution des mesures de gestion des risques comprend des activités soumises à déclaration ou à autorisation en vertu du Décret sur l autorisation écologique, ou soumises à autorisation en vertu du décret du 18 mai 1999 portant organisation de l aménagement du territoire : les données pertinentes concernant ces activités soumises à autorisation; b) si l exécution des mesures de gestion des risques implique l exploitation ou la modification d une installation pour laquelle une évaluation des incidences sur l environnement ou un rapport de sécurité de l environnement sont requis en vertu de la législation en vigueur : les données pertinentes à ce sujet. C. Recevabilité et complétude du plan de gestion des risques Art Le plan de gestion des risques est irrecevable dans les cas suivants : 1 o la notification du plan de gestion des risques n est pas faite conformément aux dispositions de l article 108; 2 o le plan de gestion des risques est introduit sans que l OVAM ait reçu ou approuvé une demande d application de la gestion des risques. Le plan de gestion des risques est incomplet s il ne comprend pas au moins les informations, mentionnées à l article 109. Art L OVAM vérifie la recevabilité et la complétude du plan de gestion des risques. Lorsque l OVAM estime que le plan de gestion des risques est irrecevable ou incomplet, elle notifie sa décision au donneur d ordre du plan de gestion des risques dans un délai de quatorze jours de la réception du plan de gestion des risques.

103 21460 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE D. Notification par l OVAM de l introduction d un plan de gestion des risques recevable et complet Art Les dispositions des articles 81 et 82 s appliquent par analogie. E. Enquête publique et avis Art Les dispositions des articles 83 à 86 inclus s appliquent par analogie. F. Déclaration de conformité du plan de gestion des risques Art Les dispositions des articles 87 à 89 inclus s appliquent par analogie. Art Une proposition de sûreté financière, telle que visée à l article 90 du Décret relatif au sol, est introduite auprès del OVAM en même temps que le plan de gestion des risques. Au plus tard au moment de la déclaration de conformité du plan de gestion des risques, l OVAM se prononce sur la proposition de sûreté financière. L OVAM peut fixer un délai dans lequel la sûreté financière doit être constituée. Lorsque la sûreté financière n est pas constituée et acceptée par l OVAM dans ledit délai, la déclaration de conformité du plan de gestion des risques est annulée de plein droit. Sous-section III. Rapports de suivi Art Les rapports de suivi sont établis sous la direction d un expert en assainissement du sol conformément à la procédure standard, mentionnée à l article 84, 2, alinéa deux, du Décret relatif au sol. Les rapports de suivi sont établis et introduits auprès de l OVAM conformément à la périodicité telle qu elle a été fixée dans l attestation de conformité du plan de gestion des risques. Art Les dispositions des articles 97 à 100 inclus, et des articles 102 à 104 inclus, s appliquent par analogie. Sous-section IV. Rapport entre la gestion des risques et l obligation d assainissement Art En cas d application de la gestion des risques pour une pollution du sol bien déterminée, l obligation d assainissement du sol à l égard de cette pollution du sol est suspendue à partir de la date de décision de l OVAM sur la déclaration de conformité du plan de gestion des risques. Art La suspension de l obligation d assainissement du sol est annulée dans les cas suivants : 1 o l OVAM estime sur la base des rapports de suivi que l exécution des mesures de gestion des risques ne conduit pas ou insuffisamment à la maîtrise des risques liés à la pollution du sol; 2 o l OVAM constate que les mesures de gestion des risques ne sont pas ou insuffisamment exécutés; 3 o l OVAM estime sur la base des rapports de suivi que les objectifs de la politique en matière d assainissement du sol, mentionnées à l article 3, 1 er et 2, du Décret relatif au sol, ne sont plus atteints; 4 o l OVAM constate que le plan de gestion des risques n est pas ou insuffisamment actualisé dans le délai, visé à l article 86 du Décret relatif au sol; 5 o l OVAM constate que la sûreté financière ne répond plus aux conditions de l article 90 du Décret relatif au sol; 6 o l OVAM constate que les rapports de suivi ne sont pas ou insuffisamment établis et introduits auprèsdel OVAM suivant la périodicité fixée; 7 o le terrain sur lequel la gestion des risques est exécutée, est cédé, à moins que l acquéreur se soit engagé envers l OVAM avant la cession à poursuivre la gestion des risques conformément à la procédure, visée aux articles 84 à 89 inclus du Décret relatif au sol, et que l acquéreur ait satisfait aux obligations, prévues à l article 109, 2, ou à l article 115, 4, du Décret relatif au sol. 8 o le donneur d ordre de la gestion des risques demande l arrêt de la gestion des risques. Art L OVAM informe la personne soumise à l obligation d assainissement et le donneur d ordre de la gestion des risques, de sa décision d annuler la suspension de l obligation d assainissement du sol. Section II. Obligation de prévention et de gestion du sol Sous-section I re. Plan individuel de prévention et de gestion du sol Art Pour les activités suivantes, la personne exerçant l activité doit établir un plan individuel de prévention et de gestion du sol et le soumettre à l OVAM : 1 o le nettoyage chimique du textile, ainsi que toute activité industrielle ou commerciale utilisant des COV dans une installation de nettoyage des vêtements, de tissus d ameublement et de produits de consommation similaires, à l exception de l élimination manuelle des taches dans l industrie textile et des vêtements; Pour l accomplissement de cette obligation, la personne exerçant une activité, mentionnée à l alinéa premier, peut faire appel à une organisation d assainissement du sol agréée, conformément à l article 91, 1 er,dudécret relatif au sol. Art Le plan individuel de prévention et de gestion du sol, visé àl article 91, 1 er,dudécret relatif au sol, est établi sous la direction d un expert en assainissement du sol agréé du type 2, et doit être actualisé annuellement. Le plan individuel de prévention et de gestion du sol doit comprendre les mesures et les documents suivants, pour autant qu ils soient pertinents dans le cas considéré : 1 o un rapport sur les aspects suivants de prévention de la pollution du sol : a) l état de l autorisation écologique; b) les équipements d infrastructure en vue de la protection du sol; c) les mesures déjà prises en vue de la prévention d une nouvelle pollution du sol; d) les mesures à prendre en vue de la prévention d une nouvelle pollution du sol;

104 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o un rapport sur les aspects suivants de maîtrise de la pollution du sol existante résultant des activités pour lesquelles le plan de prévention et de gestion du sol doit être établi : a) les résultats des mesurages orientés sur les risques, qui ont été effectués le cas échéant comme une mesure de précaution; b) les mesures déjà prises en vue de maîtriser la pollution du sol et de prévenir sa diffusion; c) les mesures à prendre en vue de maîtriser la pollution du sol et de prévenir sa diffusion; d) les mesures à prendre pour une approche optimale de la pollution du sol; e) les conséquences éventuelles de la pollution du sol pour l exploitant, le propriétaire, l utilisateur et le personnel de l installation, ainsi que pour l environnement; 3 o les mesures visant à informer et à sensibiliser le personnel et l environnement en ce qui concerne les mesures reprises dans le rapport, visé aux points 1 o et 2 o ; 4 o un plan financier comportant la preuve de la constitution d une réserve financière qui correspond au coût estimé de la reconnaissance d orientation du sol, de la reconnaissance descriptive du sol et de l assainissement du sol résultant de la pollution du sol causée par l activité pour laquelle le plan de prévention et de gestion du sol doit être établi. La réserve financière doit être constituée annuellement avec au moins 10 % des coûts estimés; 5 o une planification de toutes les reconnaissances du sol périodiques devant être effectuées. Art Le plan individuel de prévention et de gestion du sol est notifié annuellement à l OVAM par lettre recommandée contre récépissé, au plus tard le 31 décembre. Le premier plan individuel de prévention et de gestion du sol est soumis à l OVAM au plus tard le 31 décembre de l année suivant la publication au Moniteur belge de l arrêté du Gouvernement flamand, visé àl article 91, 1 er,dudécret relatif au sol. Dans un délai de cent vingt jours suivant sa réception, l OVAM déclare que le plan individuel de prévention et de gestion du sol est conforme aux dispositions du Décret relatif au sol et de ses arrêtés d exécution, ou elle impose des compléments ou modifications au plan. Lorsque l OVAM impose des compléments ou des modifications, le plan individuel de prévention et de gestion du sol adapté est notifié à l OVAM par lettre recommandée contre récépissé dans un délai fixé par l OVAM. Dans un délai de soixante jours de la réception du plan adapté, l OVAM se prononce sur sa conformité, comme prévu au deuxième alinéa. Sous-section II. Plan sectoriel de prévention et de gestion du sol Art Le plan sectoriel de prévention et de gestion du sol, prévu à l article 91, 3, du Décret relatif au sol, est établi par une organisation d assainissement du sol agréée. Le plan sectoriel de prévention et de gestion du sol doit comporter une partie générale et une partie individuelle, et est actualisé annuellement. La partie générale du plan sectoriel de prévention et de gestion du sol doit comprendre les documents suivants : 1 o un inventaire de la pollution spécifique du sol connue, causée par l activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol a été créée; 2 o une description de la nature spécifique de la pollution, mentionnée au point 1 o ; 3 o un récapitulatif des mesures pouvant être formulées de manière générale afin de prévenir une nouvelle pollution du sol et de maîtriser la pollution du sol existante, causée par l activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol a été créée; 4 o un plan financier reprenant les coûts cumulés estimés des reconnaissances descriptives du sol et des assainissements du sol résultant de la pollution du sol, causée par l activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol a été créée, pour toutes les personnes qui font appel à l organisation d assainissement du sol pour l exécution de leurs obligations, visées à l article 91, 1 er,dudécret relatif au sol. La partie individuelle du plan sectoriel de prévention et de gestion du sol doit comprendre les documents suivants, pour toute personne faisant appel à l organisation d assainissement du sol pour l exécution de ses obligations, visées à l article 91, 1 er,dudécret relatif au sol. 1 o un récapitulatif des éventuelles mesures dérogatoires ou complémentaires, au sens du deuxième alinéa; 2 o une représentation des résultats des mesurages orientés sur les risques, qui ont été effectués lecaséchéant comme mesure de précaution. Art Le plan sectoral de prévention et de gestion du sol est notifié annuellement à l OVAM par lettre recommandée contre récépissé, au plus tard le 31 décembre. Le premier plan sectoriel de prévention et de gestion du sol est soumis à l OVAM au plus tard le 31 décembre de l année suivant la date de la décision sur l agrément de l organisation d assainissement du sol. Dans un délai de cent vingt jours suivant sa réception, l OVAM déclare que le plan sectoriel de prévention et de gestion du sol est conforme aux dispositions du Décret relatif au sol et de ses arrêtés d exécution, ou elle impose des compléments ou modifications au plan. Lorsque l OVAM impose des compléments ou des modifications, le plan sectoriel de prévention et de gestion du sol adapté est notifié à l OVAM par lettre recommandée contre récépissé dans un délai fixé par l OVAM. Dans un délai de cent vingt jours de la réception du plan adapté, l OVAM se prononce sur sa conformité, comme prévu au deuxième alinéa.

105 21462 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE CHAPITRE VII. Exécution volontaire de la reconnaissance descriptive du sol, de l assainissement du sol ou d autres mesures Section I re. Organisations d assainissement du sol Sous-section I re. Agrément d une organisation d assainissement du sol Art Une organisation d assainissement du sol peut être agréée par le Gouvernement flamand si elle remplit les conditions du Décret relatif au sol, et les conditions d agrément complémentaires suivantes : 1 o une organisation d assainissement du sol est créée comme association sans but lucratif conformément à la loi du 27 juin 1921 relative aux associations sans but lucratif, aux associations internationales sans but lucratif et aux fondations; 2 o une organisation d assainissement du sol a comme objet statutaire l exécution des missions visées aux articles 96 et 97 du Décret relatif au sol; 3 o les administrateurs de l organisation d assainissement du sol et les personnes pouvant engager l organisation d assainissement du sol, jouissent de leurs droits civils et politiques. Art er. La demande d agrément est adressée au Ministre par lettre recommandée contre récépissé. Pour être recevable, la demande doit comporter au moins les informations suivantes : 1 o une copie des statuts tels que publiés aumoniteur belge; 2 o un plan financier reprenant entre autres les informations suivantes : a) la façon dont les moyens de financement sont recouvrés; b) la façon dont les produits sont attribués en faveur du fonctionnement de l organisation d assainissement du sol; c) une estimation des dépenses, y compris les frais de fonctionnement; d) le mode de financement des déficits éventuels; 3 o un modèle de convention pour l accomplissement par l organisation d assainissement du sol de l obligation individuelle d établir le plan de prévention et de gestion du sol tel que visé àl article 91, 1 er,dudécret relatif au sol et selon les conditions visées à l article 132, 1 er ; 4 o un modèle de convention telle que visée à l article 97, 1 er,dudécret relatif au sol, contenant les informations, mentionnées à l article 132, 2; 5 o un plan d entreprise; 6 o la mention de l activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol a été créée; 7 o la preuve de la représentativité des organisations visées à l article 95, 2, du Décret relatif au sol; 8 o un certificat de bonne vie et mœurs des administrateurs et fondateurs de l organisation d assainissement du sol et des personnes pouvant engager l organisation d assainissement du sol. 2. Sur l avis de l OVAM, le Ministre fait parvenir au demandeur dans les trente jours suivant la réception de la demande d agrément un récépissé, dans lequel le Ministre se prononce également sur la recevabilité de la demande. Le Ministre déclare la demande recevable ou demande les modifications ou compléments nécessaires. Si le Ministre demande des modifications ou des compléments, la demande adaptée est envoyée à nouveau par lettre recommandée contre récépissé au Ministre. Dans les trente jours suivant la réception de la demande adaptée, le Ministre fait parvenir au demandeur le récépissé, dans lequel le Ministre, sur l avis de l OVAM, se prononce également sur la recevabilité de la demande adaptée. 3. Le Ministre a le droit de demander à l organisation d assainissement du sol ayant introduit une demande d agrément, de lui fournir des documents supplémentaires. Art Sur l avis de l OVAM, le Ministre transmet une proposition de décision sur l agrément au Gouvernement flamand. Le Gouvernement flamand prend une décision sur l agrément dans les nonante jours de l envoi du récépissé de la demande, celle-ci étant également déclarée recevable. Dans un délai de dix jours suivant la prise de décision, la décision du Gouvernement flamand sur l agrément est notifiée au demandeur par lettre recommandée contre récépissé. Ladécision est publiée par extrait au Moniteur belge. La décision sur l agrément d organisation d assainissement du sol reste suspendue de plein droit jusqu à la présentation du contrat d assurance, visé àl article 129, 3 o. Une organisation d assainissement du sol est agréée pour une période maximale de trente ans. Sous-section II. Conditions d utilisation de l agrément Art Une organisation d assainissement du sol agréée est tenue de : 1 o continuer à remplir les conditions de l agrément, visées à l article 126; 2 o fournir dûment et en temps utile toutes les informations pertinentes; 3 o conclure un contrat d assurance visant à couvrir les dommages découlant de l exercice des tâches, visées aux articles 96 et 97 du Décret relatif au sol, dans un délai de trente jours suivant la publication au Moniteur belge de la décision sur l agrément d organisation d assainissement du sol; 4 o établir et soumettre à l approbation de l OVAM, chaque année avant le 31 décembre, le plan sectoriel de prévention et de gestion du sol; 5 o établir et soumettre à l approbation de l OVAM, chaque année avant le 31 décembre et pour la première fois dans l année suivant l agrément, un programme d assainissement tel que visé àl article 97, 2, du Décret relatif au sol. Le programme annuel d assainissement doit au moins comporter les documents suivants : a) une liste de toutes les tâches auxquelles l organisation d assainissement du sol s est engagée conformément à l article 97, 1 er,dudécret relatif au sol; b) une évaluation de la priorité des tâches à accomplir pendant l année d activité, basée sur le risque de la pollution constatée pour l homme et l environnement, des considérations socio-économiques, et la capacité financière de l organisation d assainissement du sol;

106 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE c) une estimation du coût global des tâches à accomplir pendant l année d activité; d) un rapport circonstancié sur l exécution du programme d assainissement précédent, y compris une explication des dérogations éventuelles à ce programme; e) un aperçu détaillé des travaux réalisés qui étaient subventionnables; 6 o fournir à l OVAM les documents suivants, chaque année avant le 15 mars, et pour la première fois l année suivant la publication au Moniteur belge de la décision sur l agrément d organisation d assainissement du sol : a) un rapport financier annuel, attesté par un réviseur d entreprise; b) une déclaration d un réviseur d entreprise que la comptabilité est tenue selon les bons principes; c) un rapport d un réviseur d entreprise sur les bilans et les comptes de résultats de l année passée; d) le budget pour l année suivante; 7 o introduire annuellement auprès del OVAM toutes les informations et pronostics utiles sur l exécution et le financement des assainissements du sol pendant l année d activité passée et l année d activité en cours. Les informations doivent être rassemblées en annexe au programme annuel d assainissement. Des déviations éventuelles entre les tâches exécutées et celles fixées dans le programme d assainissement de l année passée, doivent être motivées. Par informations utiles, on entend entre autres : a) le nombre de reconnaissances du sol effectuées, projets d assainissement du sol établis, travaux d assainissement du sol commencés, assainissements du sol conclus, mesures de précaution et suivi; b) un rapport statistique des résultats des reconnaissances du sol; c) un rapport statistique au sujet du coût des reconnaissances du sol, des projets d assainissement du sol et des travaux d assainissement du sol, une distinction étant faite entre la partie fixe de la terre et les eaux souterraines; d) un rapport statistique sur les techniques d assainissement du sol utilisées et la fréquence de leur utilisation; e) un rapport statistique sur le bilan du sol par terrain faisant l objet ou ayant fait l objet de travaux d assainissement du sol, avec un aperçu de la quantité des terres excavées, ainsi que le lieu et le mode de traitement; 8 o communiquer toute modification des statuts, de la composition de l assemblée générale ou du conseil d administration, dans les cinq jours ouvrables au Ministre, par lettre recommandée contre récépissé; 9 o tenir un registre de réclamations qui peut être consulté par l OVAM; 10 o conserver tous documents et informations pertinents concernant l exécution des tâches, visées aux articles 96 et 97 du Décret relatif au sol, sur support numérique selon un format déterminé par l OVAM. Sous-section III. Législation relative aux marchés publics Art Une organisation d assainissement du sol agréée doit respecter la réglementation en matière de marchés publics pour tous les marchés de travaux, de fournitures et de services qu elle passera dans le cadre de sa mission, en ce qui concerne la reconnaissance et l assainissement de la pollution du sol, causée par l activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol est créée. Sous-section IV. Contrôle d une organisation d assainissement du sol agréée Art er.l OVAM peut procéder à tout examen qu elle estime nécessaire dans l exercice de ses compétences, visées au Décret relatif au sol et au présent arrêté. A cet effet, l OVAM peut à tout moment demander à l organisation d assainissement du sol agréée de fournir, oralement ou par écrit, tous les renseignements concernant l exécution de ses tâches, prévues aux articles 96 ou 97 du Décret relatif au sol. L OVAM peut se faire communiquer tous les documents et informations d une organisation d assainissement du sol agréée. Les administrateurs et les membres du personnel d une organisation d assainissement du sol doivent fournir à l OVAM toutes les explications et toute forme d information lorsque celle-ci en fait la demande. L OVAM a le droit de se faire communiquer les données enregistrées sur des supports informatiques sous une forme lisible et intelligible, aux fins de consultation. L OVAM peut également demander à l organisation d assainissement du sol agréée de faire des copies, en sa présence et sur son matériel, et sous la forme souhaitée par l OVAM, de l ensemble ou d une partie des données susvisées, ainsi que d effectuer les traitements informatiques jugés nécessaires à l exercice du contrôle du respect des dispositions, visées au Décret relatif au sol et au présent arrêté. 2. Les documents et informations, visés au 1 er, doivent être communiqués sur demande de l OVAM et dans un délai fixé par elle. 3. L OVAM peut à tout moment faire contrôler la comptabilité par un réviseur d entreprise qu elle désigne. Cette mission est alors effectuée aux frais de l organisation d assainissement du sol agréée. 4. L OVAM évalue le programme annuel d assainissement qui lui est soumis par l organisation d assainissement du sol agréée conformément à l article 129, 5 o, et donne son approbation ou refus dans un délai de soixante jours après la soumission du programme. En cas de refus, un programme d assainissement adapté, qui tient compte des observations formulées par l OVAM, doit être introduit dans le délai fixé par l OVAM. 5. L OVAM vérifie lafaçon dont l organisation d assainissement du sol agréée exerce les missions qui lui ont été confiées, ainsi que les informations qui lui doivent être communiquées en vertu du Décret relatif au sol ou du présent arrêté. Sous-section V. Conditions relatives aux conventions Art er.lemodèle de convention, visé àl article 127, 1 er,3 o, doit au moins mentionner les informations suivantes : 1 o le nom des parties; 2 o la mention explicite de la disposition décrétale en exécution de laquelle la convention est conclue; 3 o les tâches de l organisation d assainissement du sol, mentionnées au Décret relatif au sol et au présent arrêté; 4 o l obligation d information réciproque de l organisation d assainissement du sol et du contractant; 5 o la durée de la convention; 6 o les conditions de paiement;

107 21464 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 7 o les sanctions en cas de non-respect des engagements par l organisation d assainissement du sol ou par le contractant. 2. Le modèle de convention, visé àl article 127, 1 er,4 o, doit au moins mentionner les informations suivantes : 1 o le nom des parties; 2 o la mention explicite de la disposition décrétale en exécution de laquelle la convention est conclue; 3 o les obligations de l organisation d assainissement du sol, et au moins : a) la description de la pollution pour laquelle l organisation d assainissement du sol reprend l obligation d assainissement du sol; b) les conditions de notification au contractant par l organisation d assainissement du sol, de l exécution de la convention; c) le mode de fourniture des informations au contractant; d) le mode de paiement par le contractant; e) le mode de cautionnement par le contractant; f) la communication annuelle au contractant de la date prévue de l exécution des reconnaissances et de l assainissement du sol; g) le fait que le contractant sera informé de la suspension ou du retrait éventuels de l agrément de l organisation d assainissement du sol, et de la façon dont cela se fera le cas échéant; 4 o la durée de la convention; 5 o les conditions de paiement et de remboursement entre les parties en cas de déficit ou d excédent à l expiration de la période d agrément de l organisation d assainissement du sol; 6 o les obligations du contractant : a) le paiement correct et à temps des montants convenus selon les conditions àfixer; b) l acceptation explicite du programme d assainissement et du mode d assainissement, mentionnés dans le projet d assainissement du sol déclaré conforme; c) l obligation de déclaration relative à l existence de la convention par le contractant aux tiers intéressés; d) la communication écrite et en temps utile, à l organisation d assainissement du sol, de toute information susceptible d être importante pour ou dans l exécution de la convention; 7 o les sanctions en cas de non-respect des engagements par les parties, entre autres le retour de l obligation d assainissement en cas de manquements du contractant; 8 o le règlement en cas de cession par le contractant de son activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol a été créée. 3. Le contractant, visé au 2, 6 o, est celui qui conclut une convention avec l organisation d assainissement du sol agréée, telle que visée à l article 127, 1 er,3 o et 4 o. 4. L organisation d assainissement du sol agréée peut toujours introduire par lettre recommandée contre récépissé auprès du Gouvernement flamand, une demande de modification des modèles, visés à l article 132, 1 er et 2. Le Gouvernement flamand prend une décision sur la demande dans les nonante jours de sa réception, sur la proposition du Ministre. Sous-section VI. Suspension ou annulation de l agrément d une organisation d assainissement du sol Art er. Lorsqu une organisation d assainissement du sol agréée ne respecte pas ou insuffisamment une des obligations, visées au Décret relatif au sol ou au présent arrêté, le Ministre peut, sur l avis de l OVAM, adresser un avertissement à l organisation d assainissement du sol. 2. Après avis de l OVAM, le Ministre peut proposer au Gouvernement flamand de suspendre ou d annuler l agrément de l organisation d assainissement du sol, pour motifs légitimes, notamment dans les cas suivants : 1 o l organisation d assainissement du sol agréée ne satisfait pas ou insuffisamment aux obligations, visées au présent arrêté, audécret relatif au sol ou dans les conventions conclues, notamment son obligation d assainissement du sol; 2 o l organisation d assainissement du sol agréée ne donne pas suffisamment suite à l avertissement, visé au 1 er ; 3 o l organisation d assainissement du sol agréée n agit pas conformément aux lois, décrets, arrêtés ou ses propres statuts; 4 o un détournement de fonds est constaté. 3. Le Ministre informe l organisation d assainissement du sol agréée par lettre recommandée contre récépissé de l intention de suspendre ou d annuler l agrément en mentionnant le motif. Dans un délai de trente jours suivant la réception de cette lettre, l organisation d assainissement du sol peut transmettre ses moyens de défense au Ministre. Au cours de la même période, l organisation d assainissement du sol peut également être entendue si elle en fait la demande. 4. Dans les trente jours de l expiration du délai, visé au 3, le Gouvernement flamand décide sur la suspension ou l annulation de l agrément. En cas de suspension ou d annulation de l agrément par le Gouvernement flamand, le Ministre informe l organisation d assainissement du sol agréée par lettre recommandée contre récépissé de cette décision. La décision de suspension ou d annulation de l agrément est publiée par extrait au Moniteur belge. 5. La suspension de l agrément ne prend fin qu après que le Ministre en a informé, sur l avis de l OVAM, l organisation d assainissement du sol par lettre recommandée contre récépissé. Lafin de la suspension de l agrément est publiée par extrait au Moniteur belge. 6. En cas d annulation de l agrément, l organisation d assainissement du sol ne dispose de la possibilité d être agréée à nouveau qu après avoir parcouru une nouvelle procédure d agrément, telle que fixée aux articles 126 à 128 inclus.

108 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Sous-section VII. Subventionnement d une organisation d assainissement du sol A. Subvention dans le cadre de l article 98 du Décret relatif au sol Art Conformément à l article 98 du Décret relatif au sol, et dans les limites des crédits fixés à cet effet dans le budget de la Région flamande, le Gouvernement flamand peut contribuer aux coûts liés à l exécution des tâches, prévues à l article 97 du Décret relatif au sol, ainsi que dans les frais de fonctionnement nécessaires à l exécution de ces tâches. Cette contribution égale au maximum la somme de toutes les contributions perçues par l organisation d assainissement du sol dans le cadre des conventions conclues en exécution de l article 97 du Décret relatif au sol, sans préjudice de l application des dispositions de l alinéa deux. La contribution visée à l alinéa premier, ne peut concerner que les frais liés à l exécution des tâches visées à l article 97 du Décret relatif au sol, dans la mesure où ils concernent et sont affectés à la pollution historique du sol. S il s agit d une pollution mixte du sol, la contribution, visée à l alinéa premier ne peut concerner et être affectée qu au financement partiel des tâches, visées à l article 97 du Décret relatif au sol, et uniquement pour la partie de la pollution du sol qui peut être considérée comme historique. Art Une organisation d assainissement du sol agréée qui souhaite recourir à la possibilité visée à l article 98 du Décret relatif au sol, doit transmettre à cet effet au Gouvernement flamand, par lettre recommandée contre récépissé, au minimum tous les cinq ans, une proposition de programme de subventionnement, à l attention du Ministre, aux conditions visées aux articles 136 et 137. Si le Gouvernement flamand approuve la proposition visée à l alinéa premier, l organisation d assainissement du sol doit, pour la détermination et le paiement de la contribution, soumettre annuellement par lettre recommandée contre récépissé, une demande de subvention au Gouvernement flamand, à l attention du Ministre, aux conditions visées aux articles 138 et 139. Cette demande concerne toujours le subventionnement du fonctionnement de l organisation d assainissement du sol au cours de l année suivant la date de l introduction de la demande de subvention. Par dérogation au deuxième alinéa, l organisation d assainissement du sol peut soumettre, dans l année où elle demande son agrément, une demande de subventionnement de démarrage pour son fonctionnement pendant cette année. Par dérogation à l article 134, premier alinéa, le montant de cette subvention peut excéder les contributions perçues par l organisation d assainissement du sol dans l année où elle est agréée. La différence entre cette subvention et les contributions perçues dans cette année est déduite de la subvention de l année suivante. B. Conditions et procédure d octroi de la subvention Art La première proposition de programme de subventionnement, telle que visée à l article 135, alinéa premier, peut être introduite au plus tôt avec la demande d agrément, visée à l article 127. Les propositions suivantes de programme de subventionnement doivent être introduites au plus tard le 28 février de la quatrième année de subvention du programme de subventionnement en cours. La proposition de programme de subventionnement doit se baser sur les prévisions et rapports suivants : 1 o la prévision de la somme de tous les montants que l organisation d assainissement du sol croit percevoir au cours des cinq années suivantes dans le cadre des conventions, visées à l article 97 du Décret relatif au sol, qu elle a conclues ou qu elle conclura; 2 o une justification du volume des fonds, visés au point 1 o, par rapport à la capacité financière de toutes les personnes physiques ou morales exerçant l activité pour laquelle l organisation d assainissement du sol est créée. Cette capacité doit être déterminée sur la base d un rapport circonstancié relatif à l impact financier des obligations qu aura l application du Décret relatif au sol sur ces personnes, relié àun rapport circonstancié relatif à l analyse financière des personnes avec la détermination de leur capacité financière générale. Art Dans les trente jours de la réception d une proposition de programme de subventionnement, le Ministre transmet un récépissé àl organisation d assainissement du sol, en se prononçant également sur la recevabilité et la complétude de la proposition. Le Ministre peut toujours demander les modifications ou compléments nécessaires. Si le Ministre demande des modifications et compléments, la proposition de programme de subventionnement adaptée est introduite à nouveau conformément à l article 135, alinéa premier. Dans les trente jours de la réception de la proposition adaptée, le Ministre transmet un récépissé àl organisation d assainissement du sol, en se prononçant à nouveau sur la recevabilité et la complétude de la proposition de programme de subventionnement. Sur l avis de l OVAM, le Ministre transmet une proposition de décision sur la proposition de programme de subventionnement au Gouvernement flamand. Le Gouvernement flamand se prononce sur la proposition de programme de subventionnement dans un délai de nonante jours après l envoi du récépissé, à l occasion duquel la proposition de programme de subventionnement a été déclarée recevable et complète. Dans les dix jours de la prise de décision, celle-ci est notifiée à l organisation d assainissement du sol. Tous les documents envoyés en application du présent article, sont envoyés par lettre recommandée contre récépissé. Art Une demande annuelle de subventionnement telle que visée à l article 135 doit se baser sur les prévisions et rapports suivants : 1 o les deux programmes d assainissement les plus récents, visés à l article 129, 5 o ; 2 o la prévision de la somme de tous les montants que l organisation d assainissement du sol croit percevoir au cours de l année en cours et de l année suivante dans le cadre des conventions qu elle a conclues ou qu elle conclura, visées à l article 97 du Décret relatif au sol; 3 o un rapport financier annuel, attesté par un réviseur d entreprise, de l année d activité écoulée. Art Une demande de subventionnement telle que visée à l article 135, alinéa deux, doit être introduite pour la première fois au plus tard le dernier jour du mois qui suit la décision visée à l article 137, alinéa trois. Ensuite, la demande de subventionnement doit être introduite annuellement, au plus tard le 31 mars. Une demande de subvention telle que visée à l article 135, troisième alinéa, peut être soumise au plus tôt enmême temps que la demande d agrément, mentionnée à l article 127, 1 er.

109 21466 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Dans les trente jours de la réception d une demande de subvention, le Ministre transmet un récépissé à l organisation d assainissement du sol, en se prononçant également sur la recevabilité et la complétude de la demande. Le Ministre peut toujours demander les modifications ou compléments nécessaires. Si le Ministre demande des modifications ou compléments, la demande de subventionnement adaptée est introduite à nouveau conformément à l article 135, alinéa deux. Dans les trente jours de la réception de la demande adaptée, le Ministre transmet un récépissé àl organisation d assainissement du sol, en se prononçant à nouveau sur la recevabilité et la complétude de la demande de subventionnement adaptée. Au plus tard le 30 novembre de l année au cours de laquelle la subvention a été demandée, le Gouvernement flamand se prononce sur la demande de subventionnement, sous réserve de l approbation du budget par le Parlement flamand. A cet effet, le Gouvernement flamand tient compte de sa décision relative à la proposition du programme de subventionnement. Sur la base des informations et rapports reçus entre-temps, visés à l article 138, il peut régler le trop-payé ou le moins-payé au cours des années précédentes. Art La subvention est versée au compte de l organisation d assainissement du sol, au plus tard le 31 décembre de l année à laquelle elle se rapporte. CHAPITRE VIII. Cessions Section I re. Avis de cession d un terrain à risque Art L avis de cession d un terrain à risque, visé àl article 103 du Décret relatif au sol, doit être adressé par lettre recommandée à l OVAM. L avis doit être donné par le moyen d un formulaire d avis de cession dûment rempli, daté et signé. Lemodèle de ce formulaire d avis est fixé par arrêté du Ministre et prévoit en tout cas la fourniture des données suivantes : 1 o les données du cédant; 2 o les données de la personne donnant l avis; 3 o l identification du terrain à risque à céder; 4 o la référence au rapport de la reconnaissance d orientation du sol ou de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol, exécutées en dernier lieu; 5 o les données sur la base desquelles il peut être déterminé si, en vertu des dispositions du Décret relatif au sol, une nouvelle reconnaissance d orientation du sol doit être exécutée avant la cession du terrain à risque; 6 o la preuve du mandat si l avis n est pas donné par le cédant. Conformément à l article 103 du Décret relatif au sol, le cédant joint à l avis un rapport de reconnaissance d orientation du sol ou de reconnaissance d orientation et descriptive du sol qui, conformément aux articles 28, 29, 30, 36 ou 44 du Décret relatif au sol, est valable avant la cession du terrain à risque. Art L OVAM vérifie la recevabilité de l avis de cession d un terrain à risque. Lorsque l OVAM estime que l avis de cession est irrecevable, elle communique cette décision dans un délai de soixante jours suivant la réception de l avis de cession par lettre recommandée aucédant ou, le cas échéant, au mandataire. Lorsque l avis de cession est irrecevable, le délai de soixante jours, prévu à l article 104, 1 er,età l article 109, 1 er,dudécret relatif au sol, est interrompu à partir de la date de décision de l OVAM sur l irrecevabilité de l avis de cession. L interruption prend fin le jour de la réception par l OVAM d un avis de cession recevable. Section II. Procédure d exemption de l obligation d assainissement Art Le cédant ou, le cas échéant, le mandataire notifie son point de vue motivé en vue de l exemption de l obligation d assainissement, comme prévu à l article 105, 1 er,ouà l article 110, 1 er,dudécret relatif au sol par lettre recommandée à l OVAM. L OVAM évalue le point de vue motivé et juge s il est satisfait à l un des éléments, prévus à l article 105, 1 er,ou à l article 110, 1 er,dudécret relatif au sol, ou que la dérogation, prévue à l article 105, 2, ou à l article 110, 2, du Décret relatif au sol, est d application. L OVAM communique sa décision au cédant ou au mandataire dans un délai de soixante jours suivant la réception du point de vue motivé. Art Le terrain à risque peut être cédé lorsque l OVAM a communiqué sa décision qu il est satisfait à l un des éléments, prévus à l article 105, 1 er,ouà l article 110, 1 er,dudécret relatif au sol, et que la dérogation, prévue à l article 105, 2, ou à l article 110, 2, du Décret relatif au sol, n est pas d application. Section III. Cession de l exemption de l obligation d assainissement Art Lorsque le cédant d un terrain à risque a obtenu l exemption de l obligation d assainissement pour une certaine pollution du sol en vertu de l article 105, 1 er,2 o ou 3 o, ou en vertu de l article 110, 1 er,2 o ou 3 o,dudécret relatif au sol, cette exemption est transférée de plein droit à l acquéreur au moment de la cession du terrain, s il est satisfait aux trois conditions suivantes : 1 o l acquéreur ou son prédécesseur n a pas causé lui-même la pollution du sol; 2 o la pollution ne s est pas produite dans une période pendant laquelle l acquéreur ou son prédécesseur avait des droits de propriété ou d usage sur le terrain; 3 o au moment de la cession du terrain, l acquéreur n a pas de droits de propriété sur le terrain. Art L exemption de l obligation d assainissement transférée sur l acquéreur en vertu de l article 145, est annulée de plein droit lorsque la pollution du sol qualifiée de non grave dans la déclaration de conformité de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol ou de la reconnaissance descriptive du sol ou dans la déclaration finale, présente ou peut présenter à nouveau un risque de préjudice pour l homme ou l environnement à la suite d une modification des caractéristiques, des fonctions ou des propriétés du sol.

110 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Section IV. Reprise de l exécution des obligations Art Les obligations qui doivent être remplies en vertu des articles 102 à 113 inclus du Décret relatif au sol avant de procéder à la cession d un terrain à risque, peuvent être reprises par les personnes suivantes : 1 o l acquéreur. Dans ce cas, l acquéreur,lecédant ou, le cas échéant, le mandataire avise qu ils souhaitent faire usage, de commun accord, de la possibilité de reprise de l exécution de ces obligations; 2 o une personne disposant d un titre valide pour faire exécuter la cession. Cette personne avise l OVAM qu il souhaite faire usage de la possibilité de reprise de l exécution de ces obligations. Il joint une copie dudit titre valide à cet avis. 3 o un tiers. Dans ce cas, le tiers, le cédant ou, le cas échéant, le mandataire avisent qu ils souhaitent faire usage, de commun accord, de la possibilité de reprise de l exécution de ces obligations. Art En cas de vente publique d un terrain à risque, à l occasion de laquelle l acquéreur reprend l exécution des obligations en vertu de l article 147, la cession du terrain à risque peut avoir lieu avant que l acquéreur n ait rempli les obligations, prévues à l article 104, 2, 2 o et 3 o,dudécret relatif au sol ou à l article 109, 2, 2 o et 3 o du Décret relatif au sol, à condition que, dans les conditions de vente de la vente publique, une condition résolutoire soit reprise selon laquelle la vente du terrain à risque est résolue lorsque l acquéreur n a pas rempli ces obligations dans un délai de quarante cinq jours de la date de cession. Il en va de même pour les obligations, prévues à l article 115, 4, du Décret relatif au sol, en cas de vente publique d un terrain à risque par la procédure de cession accélérée, visée à l article 115 du Décret relatif au sol. CHAPITRE IX. Expropriation de terrains Art L avis d expropriation d un terrain à risque, visé àl article 120, 3, du Décret relatif au sol, doit être adressé par lettre recommandée à l OVAM. L avis doit être donné par le moyen d un formulaire d avis d expropriation dûment rempli, daté et signé. Le modèle de ce formulaire d avis est fixé par arrêté du Ministre et prévoit en tout cas la fourniture des données suivantes : 1 o les données de l autorité expropriante; 2 o les données de la personne donnant l avis; 3 o l identification du terrain à risque à exproprier; 4 o la référence au rapport de la reconnaissance d orientation du sol ou de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol, exécutées en dernier lieu; 5 o une copie de la décision sur l intention d exproprier le terrain à risque; 6 o les données sur la base desquelles il peut être déterminé si, en vertu du Décret relatif au sol, une nouvelle reconnaissance d orientation du sol doit être exécutée avant l expropriation du terrain à risque. Conformément à l article 120, 3, du Décret relatif au sol, l autorité expropriante joint à l avis un rapport de reconnaissance d orientation du sol ou de reconnaissance d orientation et descriptive du sol qui, conformément aux articles 28, 31, 36 ou 44 du Décret relatif au sol, est valable avant la cession du terrain à risque. Art L OVAM vérifie la recevabilité de l avis d expropriation d un terrain à risque. Lorsque l OVAM estime que l avis d expropriation est irrecevable, elle communique cette décision à l autorité expropriante dans un délai de soixante jours de la réception de l avis d expropriation. Lorsque l avis d expropriation est irrecevable, le délai de soixante jours, prévu à l article 121, 1 er,dudécret relatif au sol, est interrompu à partir de la date de décision de l OVAM sur l irrecevabilité de l avis d expropriation. L interruption prend fin le jour de la réception par l OVAM d un avis d expropriation recevable. CHAPITRE X. Fermeture d un établissement à risque Art L avis de fermeture d un établissement à risque, visé àl article 122, 3, du Décret relatif au sol, doit être adressé par lettre recommandée à l OVAM. L avis doit être donné par le moyen d un formulaire d avis de fermeture dûment rempli, daté et signé. Lemodèle de ce formulaire d avis est fixé par arrêté du Ministre et prévoit en tout cas la fourniture des données suivantes : 1 o les données de l exploitant; 2 o les données de la personne donnant l avis; 3 o l identification du terrain où l établissement à risque était implanté; 4 o la référence au rapport de la reconnaissance d orientation du sol ou de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol, exécutées en dernier lieu; 5 o la date de fermeture ou de la fermeture projetée del établissement à risque; 6 o les données sur la base desquelles il peut être déterminé si, en vertu du Décret relatif au sol, une nouvelle reconnaissance d orientation du sol doit être exécutée avant la fermeture de l établissement à risque. 7 o la preuve du mandat si l avis n est pas donné par l exploitant. Conformément à l article 122, 3, du Décret relatif au sol, l exploitant joint à l avis un rapport de reconnaissance d orientation du sol ou de reconnaissance d orientation et descriptive du sol qui, conformément aux articles 28, 36, 44 ou 122, 1 er,dudécret relatif au sol, est valable avant la cession du terrain à risque. Art L OVAM vérifie la recevabilité de l avis de fermeture d un établissement à risque. Lorsque l OVAM estime que l avis de fermeture est irrecevable, elle communique cette décision à l exploitant dans un délai de soixante jours de la réception de l avis. Lorsque l avis de fermeture est irrecevable, le délai de soixante jours, prévu à l article 122, 4, du Décret relatif au sol, en liaison avec l article 104, 1 er,etl article 109, 1 er,dudécret relatif au sol, est interrompu à partir de la date de décision de l OVAM sur l irrecevabilité de l avis de fermeture. L interruption prend fin le jour de la réception par l OVAM d un avis de fermeture recevable.

111 21468 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE CHAPITRE XII. Sols aquatiques Section I re. Notification de la reconnaissance du sol aquatique Art Le rapport de la reconnaissance du sol aquatique, exécutée en vertu de l article 124, 1 er,dudécret relatif au sol, est introduit auprès de l OVAM dans un délai de trente jours de sa conclusion. Section II. Déclaration de conformité de la reconnaissance du sol aquatique Art Conformément à l article 126 du Décret relatif au sol, l OVAM se prononce, dans un délai de nonante jours suivant la réception du rapport de la reconnaissance du sol aquatique, sur la conformité de la reconnaissance du sol aquatique aux dispositions de l article 125 du Décret relatif au sol. Art Lorsque l OVAM estime que la reconnaissance du sol aquatique a été exécutée en conformité aux exigences des articles 125 du Décret relatif au sol, elle délivre une attestation de conformité pour la reconnaissance du sol aquatique. Si le rapport de la reconnaissance du sol aquatique comprend des données, mentionnées à l article 125, 4, alinéa deux, du Décret relatif au sol, l OVAM peut reprendre un jugement sur ces données dans l attestation de conformité de la reconnaissance du sol aquatique. Art Si l OVAM estime que la reconnaissance du sol aquatique n a pas été effectuée en conformité aux exigences de l article 125 du Décret relatif au sol, elle impose une reconnaissance complémentaire. L OVAM fixe un délai dans lequel la reconnaissance complémentaire doit être effectuée et le rapport y afférent soumis à l OVAM. Si la reconnaissance complémentaire n a pas ou insuffisamment été réalisée, le Ministre peut charger l OVAM d effectuer d office la reconnaissance complémentaire nécessaire. Art L OVAM communique les décisions, visées aux articles 155 et 156, au donneur d ordre de la reconnaissance du sol aquatique. CHAPITRE XIII. L utilisation des terres excavées Section I re. Définitions Art Pour l application du présent chapitre, on entend par : 1 o terrain receveur : terrain sur lequel les terres excavées sont utilisées; 2 o terrain suspect : a) terrain à risque; b) terrain repris dans le Registre d Information sur les Terrains, pour autant qu une reconnaissance du sol a établi dans la partie fixe de la terre de ce terrain des concentrations de substances supérieures aux valeurs guides pour la qualité du sol pour la partie fixe de la terre; c) voie publique, ancienne assiette de voirie et accotement; d) terrain pour lequel il existe des indications d une présence dans la partie fixe de la terre de concentrations de substances supérieures aux valeurs guides pour la qualité du sol pour la partie fixe de la terre, et qui a été désigné par le Ministre; 3 o utilisation du sol en construction : utilisation non solide de terres excavées dans un ouvrage hydraulique, corps de digue, infrastructure routière, construction et toute autre utilisation non solide de terres excavées où la fonction de la terre excavée se distingue clairement de la fonction du sol sous-jacent ou environnant; 4 o produit solide : tout produit dans lequel des terres excavées sont utilisées comme matière première et qui a été solidifié par le moyen de liants ou de processus thermiques; 5 o séparer physiquement : enlever des terres excavées tout ou partie de la fraction de pierres et des matériaux étrangers au sol, autres que des pierres; 6 o dépôt provisoire : site utilisé pour le stockage limité dans le temps de terres excavées en attendant l utilisation des terres excavées; 7 o zone de travail cadastrale : zone fixée dans le cadre d un même projet et consistant d un ensemble de terrains à caractéristiques similaires. Il s agit de caractéristiques ayant un effet significatif sur l environnement ou présentant un risque significatif pour la santé publique; 8 o zone d usage sur place : zone dans laquelle les terres excavées sont replacées au même endroit; 9 o initiateur des travaux de terrassement : maître d ouvrage des travaux de terrassement à l endroit de l excavation; 10 o réalisateur des travaux de terrassement : personne physique ou morale qui réalise les travaux de terrassement sur ordre et pour le compte de l initiateur des travaux de terrassement; 11 o utilisateur final : a) propriétaire, exploitant ou utilisateur du terrain receveur, qui a donné l ordre d utiliser les terres excavées; b) propriétaire ou exploitant de l établissement agréé qui accepte les terres excavées en vue de leur utilisation dans un produit solide; 12 o plan de zonage : plan du site de l excavation sur lequel les différentes possibilités d utilisation des terres excavées ou à excaver sont représentées graphiquement; 13 o tableau de mesurage : tableau reprenant les volumes et les possibilités d utilisation des terres excavées ou à excaver. Section II. Champ d application Art Les dispositions du présent chapitre règlent l utilisation comme sol des terres excavées ainsi que l utilisation en construction et dans un produit solide des terres excavées.

112 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Section III. Conditions d utilisation des terres excavées Sous-section I re. Généralités Art Il est interdit de mélanger, pendant ou après leur excavation, des lots distincts de terres excavées de qualité différente d hygiène d environnement, dans le but de faire entrer en considération, par la concentration inférieure d une ou plusieurs substances présentes dans les terres excavées, une méthode d utilisation pour les terres excavées ainsi mélangées non permise pour les terres excavées non mélangées. Sous-section II. Utilisation de terres excavées comme sol A. Utilisation générale Art er. Les terres excavées présentant des concentrations de substances inférieures ou égales aux valeurs, mentionnées à l annexe V, peuvent être utilisées librement comme sol. 2. Les terres excavées présentant des concentrations de substances supérieures aux valeurs, mentionnées à l annexe V, ou dont on sait ou peut raisonnablement admettre qu elles contiennent des substances polluantes qui ne sont pas mentionnées à l annexe V, peuvent être utilisées comme sol lorsque les cinq conditions suivantes sont remplies : 1 o aucune pollution supplémentaire des eaux souterraines n est causée; 2 o la possible exposition aux substances polluantes n engendre pas de risque supplémentaire; 3 o les concentrations de substances dans les terres excavées sont inférieures ou égales à 80 % des normes d assainissement du sol correspondantes du type d affectation dans lequel le terrain receveur est classé conformément aux dispositions de l annexe IV; 4 o les concentrations moyennes des substances dans les terres excavées sont inférieures ou égales aux concentrations dans le terrain receveur. Pour le remblayage d une carrière ou minière agréées, il peut être dérogé de cette condition, au plus jusqu aux valeurs de l annexe IV pour le type d affectation III. 5 o les terres excavées sont nettoyées avant l utilisation comme sol, à l aide des meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas de coûts excessifs, si elles contiennent des concentrations de substances supérieures aux valeurs de l annexe IV pour le type d affectation III ou si elles contiennent des concentrations de substances polluées qui ne sont pas reprises dans l annexe V, suite à quoi ces terres ne répondent plus aux conditions, prévues aux points 1 o et 2 o, pour l utilisation comme sol. Si les terres excavées ne sont pas nettoyables en utilisant les meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas de coûts excessifs, les terres excavées sont enlevées. Al aide d un rapport technique déclaré conforme et d une étude du terrain receveur, il est vérifié qu il est satisfait à ces conditions. Art Sans préjudice de l application des conditions de l article 161, les terres excavées ne peuvent être utilisées comme sol qu à condition que la teneur en pierres qui ne sont pas naturellement présentes n excède pas cinq pour cent en masse, que la dimension des pierres qui ne sont pas naturellement présentes n excède pas cinquante millimètres, et que la teneur en autres matériaux étrangers au sol n excède pas un pour cent en masse et en volume. B. Utilisation au sein d une zone de travail cadastrale Art Une zone de travail cadastrale est délimitée selon un code de bonne pratique qui est concrétisé sur la base de caractéristiques ayant un effet significatif sur l environnement ou présentant un risque significatif pour la santé publique. Le code de bonne pratique pour la délimitation d une zone de travail cadastrale est fixé par le Ministre sur la proposition de l OVAM. Art Par dérogation à l article 161, 2, et à l article 162, l utilisation des terres excavées comme sol au sein d une zone de travail cadastrale est permise sous les conditions suivantes : 1 o les terres excavées présentant des concentrations de substances inférieures ou égales à 80 % des normes d assainissement du sol correspondantes du type d affectation dans lequel le terrain receveur est classé conformément aux dispositions de l annexe IV, peuvent être utilisées librement au sein de la zone de travail cadastrale; 2 o les terres excavées présentant des concentrations de substances supérieures à 80 % des normes d assainissement du sol correspondantes du type d affectation dans lequel le terrain receveur est classé conformément aux dispositions de l annexe IV, ou dont on sait ou peut raisonnablement admettre qu elles contiennent des substances polluantes qui ne sont pas reprises dans l annexe IV, peuvent être utilisées au sein de la zone de travail cadastrale sous les conditions suivantes : a) aucune pollution supplémentaire des eaux souterraines n est causée; b) la possible exposition aux substances polluantes n engendre pas de risque supplémentaire; c) les terres excavées sont utilisées selon un code de bonne pratique. Le code de bonne pratique pour l utilisation des terres excavées au sein d une zone de travail cadastrale est fixé par le Ministre sur la proposition de l OVAM. Art Sans préjudice de l application des conditions de l article 164, les terres excavées ne peuvent être utilisées comme sol au sein d une zone de travail cadastrale, qu à condition que la teneur en matériaux étrangers au sol, autres que les pierres ou les matériaux pierreux, n excède pas un pour cent en masse et en volume. C. Utilisation au sein d une zone d usage sur place Art Une zone d usage sur place est délimitée selon un code de bonne pratique. Le code de bonne pratique pour la délimitation d une zone d usage sur place est fixé par le Ministre sur la proposition de l OVAM. Art Par dérogation aux conditions des articles 161 et 162, les terres excavées peuvent être utilisées au sein d une zone d usage sur place selon un code de bonne pratique. Le code de bonne pratique pour l utilisation des terres excavées au sein d une zone d usage sur place est fixé par le Ministre sur la proposition de l OVAM.

113 21470 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Sous-section III. Utilisation de terres excavées en construction ou dans un produit solide A. Utilisation générale Art er. Les terres excavées présentant des concentrations de substances inférieures ou égales aux valeurs, mentionnées à l annexe V, peuvent être utilisées librement en construction ou dans un produit solide. 2. Les terres excavées présentant des concentrations de substances supérieures aux valeurs, mentionnées à l annexe V, peuvent être utilisées en construction ou dans un produit solide, s il est satisfait aux trois conditions suivantes : 1 o les concentrations de substances dans les terres excavées sont inférieures ou égales aux valeurs, mentionnées à l annexe VI; 2 o les valeurs de lixiviabilité de substances dans les terres excavées sont inférieures ou égales aux valeurs de lixiviabilité, mentionnées à l annexe VII; 3 o les terres excavées sont nettoyées avant l utilisation en construction ou dans un produit solide, à l aide des meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas de coûts excessifs, si elles contiennent des concentrations de substances supérieures aux valeurs, mentionnées à l annexe VI. Si les terres excavées ne sont pas nettoyables à l aide des meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas de coûts excessifs, les terres excavées sont enlevées. 3. Les terres excavées dont on sait ou peut raisonnablement admettre qu elles contiennent des substances polluantes qui ne sont pas reprises dans l annexe V, peuvent être utilisées en construction ou dans un produit solide, s il est satisfait aux deux conditions suivantes : 1 o l utilisation des terres excavées ne peut pas causer de pollution supplémentaire des eaux souterraines; 2 o la possible exposition aux substances polluantes n engendre pas de risque supplémentaire. Si les terres excavées pour l utilisation en construction ou dans un produit solide ne répondent pas aux conditions, prévues au premier alinéa, les terres excavées sont nettoyées à l aide des meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas de coûts excessifs. Si les terres excavées ne sont pas nettoyables à l aide des meilleures techniques disponibles qui n entraînent pas de coûts excessifs, les terres excavées sont enlevées. Al aide d un rapport technique déclaré conforme, il est vérifié qu il est satisfait à ces conditions. Art Sans préjudice de l application des conditions de l article 168, les terres excavées ne peuvent être utilisées en construction ou dans un produit solide, qu à condition que la teneur en matériaux étrangers au sol, autres que les pierres ou les matériaux pierreux, n excède pas un pour cent en masse et en volume. Art Les terres excavées qui ne répondent pas aux conditions, prévues à l article 168, 2, 2 o, peuvent néanmoins être utilisées en construction ou dans un produit solide, à condition que l utilisation projetée ne puisse causer aucune pollution supplémentaire du sol sous-jacent et qu une possible exposition aux substances polluantes ne puisse engendrer aucun risque supplémentaire. Ceci est démontré par une étude complémentaire qui est soumise à l évaluation et à l approbation de l OVAM. Art Le Ministre arrête une liste des types d utilisation du sol en construction de terres excavées dans lesquels la fonction de la terre excavée se distingue clairement de la fonction du sol sous-jacent ou environnant. Le Ministre arrête une liste d applications solides de terres excavées. B. Utilisation au sein d une zone de travail cadastrale Art Par dérogation aux conditions de l article 168, les terres excavées satisfaisant aux conditions pour l utilisation comme sol au sein de la zone de travail cadastrale, prévues aux articles 164 et 165, peuvent être utilisées en construction ou dans un produit solide au sein d une zone de travail cadastrale. A. Obligations Section IV. Procédure de traçabilité Sous-section I re. Dispositions générales Art er. Pour l utilisation comme sol des terres excavées et pour l utilisation en construction et dans un produit solide des terres excavées, un rapport technique est établi et une autorisation de terrassement et un rapport de gestion du sol sont délivrés, sauf dans les cas suivants : 1 o les terres excavées proviennent d un terrain non suspect et l excavation totale est inférieure à 250 m 3 ; 2 o les terres excavées proviennent d un terrain suspect, l excavation totale est inférieure à 250 m 3 et les terres excavées sont utilisées au sein de la zone de travail cadastrale selon le code de bonne pratique en matière d utilisation des terres excavées au sein d une zone de travail cadastrale; 3 o les terres excavées sont utilisées à nouveau au sein de la zone d usage sur place selon le code de bonne pratique en matière d utilisation des terres excavées au sein d une zone d usage sur place; 4 o les terres excavées proviennent d une excavation dans le cadre d un assainissement du sol et sont utilisées conformément aux conditions de l attestation de conformité du projet d assainissement du sol ou du projet limité d assainissement du sol. 2. Par dérogation aux cas, prévus au 1 er,1 o et 2 o, un rapport technique est établi et une autorisation de terrassement et un rapport de gestion du sol sont délivrés si les terres excavées proviennent d un lot de terres excavées composé provenant à son tour d une ou plusieurs excavations, que le volume total du lot de terres excavées composé est ou était supérieur à 250 m 3 et que ce lot n est pas utilisé ànouveau au sein de la zone de travail cadastrale ou de la zone d usage sur place. 3. Pour le transport des terres excavées vers un dépôt provisoire ou un centre de nettoyage des terres, il n est pas nécessaire d établir un rapport technique. Art L initiateur des travaux de terrassement incorpore dans les documents de l adjudication, la demande de prix ou les documents contractuels des clauses garantissant l application des règles relatives à l utilisation des terres excavées, mentionnées dans le présent chapitre.

114 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE B. Etablissement du rapport technique Art er.l obligation d établir le rapport technique incombe à l initiateur des travaux de terrassement. 2. L obligation d établir le rapport technique peut être reprise par les établissements suivants, avec l accord de l initiateur des travaux de terrassement : 1 o un établissement agréé, tel que visé àla sous-rubrique ou à la rubrique 30 de l annexe 1 re du Vlarem I, pour les terres excavées acceptées par cet établissement en vue de leur transformation. Il tient un registre pour l identification du terrain où les terres à transformer ont été excavées; 2 o un centre de nettoyage des terres, autorisé conformément aux dispositions de l autorité compétente, pour les terres excavées acceptées par ce centre en vue de leur nettoyage; 3 o un dépôt provisoire, l obligation d autorisation ou de déclaration étant satisfaite, pour les terres excavées acceptées par ce dépôt. Art Le rapport technique est établi avant l utilisation des terres excavées. C. Réalisation de l étude du terrain receveur. Art Pour l utilisation comme sol des terres excavées, conformément à l article 161, 2, présentant des concentrations de substances supérieures aux valeurs, mentionnées à l annexe V, ou dont on sait ou peut raisonnablement admettre qu elles contiennent des substances polluantes qui ne sont pas mentionnées à l annexe V, une étude du terrain receveur est réalisée. Art L obligation de réaliser une étude du terrain receveur incombe au propriétaire, à l exploitant ou à l utilisateur du terrain receveur, qui a donné l ordre d utiliser les terres excavées sur le terrain receveur. Art L étude du terrain receveur est réalisée avant l utilisation des terres excavées sur le terrain receveur. Sous-section II. Documents du terrassement A. Rapport technique Art er. Le rapport technique est établi sous la direction d un expert en assainissement du sol sur la base d un échantillonnage représentatif selon la procédure standard pour l établissement d un rapport technique. 2. Le rapport technique comprend les éléments suivants : 1 o l identification du terrain où les terres ont été ou seront excavées; 2 o l identification du propriétaire du terrain où les terres ont été ou seront excavées; 3 o l identité de l initiateur des travaux de terrassement; 4 o précision succincte des travaux de terrassement; 5 o le plan de zonage et le tableau de mesurage, si applicable; 6 o le rapport contenant les résultats d analyse de mélanges représentatifs d échantillons, avec mention du nom du laboratoire; 7 o la déclaration de l expert en assainissement du sol que les terres excavées ont été échantillonnées et analysées conformément aux dispositions du présent arrêté; 8 o les éléments suivants, si les terres excavées seront utilisées au sein de la zone de travail cadastrale : a) la délimitation de la zone de travail cadastrale; b) les conditions sous lesquelles les terres excavées peuvent être utilisées au sein de la zone de travail cadastrale, si applicable; c) les conditions de dépôt provisoire des terres excavées, si applicable; 9 o la teneur en pierres, en matériaux pierreux et en autres matériaux étrangers au sol dans la terre excavée; 10 o l interprétation et les conclusions des résultats d analyse; 11 o les conditions et les dispositions d exécution auxquelles l excavation des terres est soumise; 12 o les conditions et les dispositions d exécution auxquelles l utilisation des terres excavées est soumise. B. Etude du terrain receveur Art er.l étude du terrain receveur est réalisée sous la direction d un expert en assainissement du sol selon une procédure standard fixée par le Ministre sur la proposition de l OVAM. 2. L étude du terrain receveur détermine, sur la base des caractéristiques du terrain receveur, les caractéristiques auxquelles les terres excavées apportées doivent répondre pour que leur utilisation comme sol ne puisse causer une pollution supplémentaire dans les eaux souterraines et que la possible exposition aux substances polluantes ne présente aucun risque supplémentaire sur le terrain receveur. 3. L étude du terrain receveur comprend les éléments suivants : 1 o l identification du terrain receveur; 2 o l identité du propriétaire, de l exploitant et de l utilisateur du terrain receveur; 3 o les conditions sous lesquelles les terres excavées à accepter peuvent être utilisées sur le terrain receveur. C. Autorisation de terrassement Art er. L autorisation de terrassement est établie par une organisation de gestion du sol agréée. L autorisation de terrassement peut également être établie par un dépôt provisoire agréé ou un centre de nettoyage des terres agréé pour les terres excavées acceptées par elles. 2. L autorisation de terrassement est délivrée sur la base d une description de l utilisation projetée des terres excavées et des déclarations y afférentes, telles qu imposées dans la déclaration de conformité du rapport technique. Sans préjudice de l application du premier alinéa, l autorisation de terrassement est délivrée, dans le cas de la procédure relative aux petites quantités, prévue aux articles 197 à 199 inclus, sur la base d une déclaration que les terres excavées seront livrées vers différentes destinations. L autorisation de terrassement confirme l utilisation projetée et autorise que les terres excavées soient déplacées.

115 21472 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3. L autorisation de terrassement comporte les éléments suivants : 1 o l identité du réalisateur des travaux de terrassement; 2 o les nécessaires références au rapport technique et à la déclaration de conformité du rapport technique; 3 o le lieu de destination des terres excavées; 4 o la description de l utilisation projetée des terres excavées; 5 o si applicable : les nécessaires références à l étude du terrain receveur, aux conditions d acceptation d une carrière ou minière, aux conditions d utilisation de l attestation de conformité d un projet d assainissement du sol, ou aux conditions d utilisation en construction ou dans un produit solide; 6 o des conditions et dispositions d exécution complémentaires en fonction de l utilisation projetée, si applicable. D. Document de transport Art er. Le document de transport est établi par le transporteur, le réalisateur des travaux de terrassement, le dépôt provisoire ou le centre de nettoyage des terres. 2. Le document de transport comprend les éléments suivants : 1 o l identité du réalisateur des travaux de terrassement, si applicable; 2 o l identité du transporteur; 3 o la date du transport des terres excavées; 4 o le lieu de départ des terres excavées; 5 o le lieu de destination des terres excavées; 6 o la quantité de terre excavée; 7 o les nécessaires références à l autorisation de terrassement, si applicable. 3. Le réalisateur des travaux de terrassement conserve le document de transport dûment rempli pendant une période d au moins cinq ans. E. Rapport de gestion du sol Art er. Le rapport de gestion du sol est établi par une organisation de gestion du sol agréée. Le rapport de gestion du sol peut également être établi par un dépôt provisoire agréé ou un centre de nettoyage des terres agréé, pour les terres excavées acceptées par le dépôt ou le centre. 2. Le rapport de gestion du sol atteste la livraison des terres excavées sur le lieu de l utilisation projetée et confirme qu il est satisfait aux conditions, mentionnées dans la déclaration de conformité du rapport technique et dans l autorisation de terrassement. 3. Le rapport de gestion du sol comporte au moins les éléments suivants : 1 o les nécessaires références à l autorisation de terrassement; 2 o la date de livraison; 3 o le volume des terres excavées livrées. Sous-section III. Procédure administrative du terrassement A. Procédure via une organisation de gestion du sol agréée Art L initiateur des travaux de terrassement ou un établissement tel que visé àl article 175, 2, transmet le rapport technique à une organisation de gestion du sol agréée. L organisation de gestion du sol agréée enregistre le rapport technique et confirme sa réception au plus tard dans les cinq jours ouvrables à l initiateur des travaux de terrassement ou à l établissement, visé au premier alinéa. Art er. Dans un délai de trente jours ouvrables suivant la réception du rapport technique, l organisation de gestion du sol agréée se prononce sur sa conformité aux dispositions du présent arrêté et transmet l attestation de conformité àl initiateur des travaux de terrassement ou à l établissement, visé àl article 175, 2, 1 o à 3 o inclus, ou impose des compléments. 2. L organisation de gestion du sol agréée évalue la conformité du rapport technique aux dispositions du présent arrêté sur la base des éléments suivants : 1 o le contrôle de la complétude administrative; 2 o le contrôle de l échantillonnage représentatif selon la procédure standard du rapport technique; 3 o l interprétation des conclusions du rapport technique, y compris la traduction de l évaluation des résultats d analyse dans le tableau de mesurage et, si applicable, le plan de zonage; 4 o le contrôle de la faisabilité de l excavation sélective des différents compartiments de déblaiement, si applicable; 5 o le contrôle de la délimitation de la zone de travail cadastrale, si applicable. 3. Si, dans le rapport technique, les possibilités d utilisation des terres excavées conformément au présent chapitre, aux codes de bonne pratique y afférents et aux procédures standard y afférentes ont été insuffisamment étudiées, l organisation de gestion du sol agréée peut imposer dans la déclaration de conformité du rapport technique des conditions et des dispositions d exécution pour l utilisation projetée des terres excavées. Art Lorsque l organisation de gestion du sol agréée impose des compléments au rapport technique, le délai, prévu à l article 186, 1 er, est interrompu. Lorsque l organisation de gestion du sol agréée déclare non conforme le rapport technique de manière motivée, la procédure est reprise à partir de l article 185, premier alinéa. Art Une déclaration de conformité du rapport technique par une organisation de gestion du sol agréée est opposable à d autres organisations de gestion du sol agréées. L organisation de gestion du sol qui est en désaccord avec la déclaration de conformité du rapport technique par une autre organisation de gestion du sol agréée, peut, dans un délai de trente jours après que la déclaration de conformité lui a été soumise, former un recours contre cette déclaration de conformité auprès del OVAM. Le recours est envoyé par lettre recommandée avec récépissé. Le recours est suspensif. L OVAM se prononce dans un délai de nonante jours suivant la réception du recours. Art Avant de commencer les travaux de terrassement, le réalisateur des travaux de terrassement notifie la date de commencement à une organisation de gestion du sol agréée.

116 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art Avant de déplacer les terres excavées, le réalisateur des travaux de terrassement demande l autorisation de terrassement auprès d une organisation de gestion du sol agréée, à laquelle a été notifié le commencement des travaux de terrassement. Dans un délai de cinq jours ouvrables de la demande, l organisation de gestion du sol agréée délivre une autorisation de terrassement. En cas de recours contre la déclaration de conformité du rapport technique conformément à l article 188, deuxième alinéa, le délai est suspendu. Art Pendant le transport, un document de transport accompagne les terres excavées. Art Le réalisateur des travaux de terrassement, le dépôt provisoire ou le centre de nettoyage des terres transmettent une déclaration de réception à l organisation de gestion du sol agréée. Cette déclaration contient la confirmation que les terres excavées ont été livrées conformément à l autorisation de terrassement. Sur la base de la déclaration de réception, l organisation de gestion du sol agréée délivre le rapport de gestion du sol au réalisateur des travaux de terrassement, au dépôt provisoire ou au centre de nettoyage des terres. Le réalisateur des travaux de terrassement, le dépôt provisoire ou le centre de nettoyage des terres transmettent une copie du rapport de gestion du sol à l initiateur des travaux de terrassement et à l utilisateur final. B. Procédure en cas d utilisation ou de commercialisation de terres excavées par un dépôt provisoire agréé ou un centre de nettoyage des terres agréé Art er.ledépôt provisoire agréé ou le centre de nettoyage des terres agréé disposent d un rapport technique des terres excavées acceptées et se prononcent sur sa conformité aux dispositions du présent arrêté, ou imposent des compléments. 2. Le dépôt provisoire agréé ou le centre de nettoyage des terres agréé évaluent la conformité du rapport technique aux dispositions du présent arrêté sur la base des éléments suivants : 1 o le contrôle de la complétude administrative; 2 o le contrôle de l échantillonnage représentatif selon la procédure standard du rapport technique; 3 o l interprétation des conclusions du rapport technique, y compris la traduction de l évaluation des résultats d analyse dans le tableau de mesurage et, si applicable, le plan de zonage. Art Avant la commercialisation des terres excavées, le dépôt provisoire agréé ou le centre de nettoyage des terres agréé établissent une autorisation de terrassement. Art Pendant le transport, un document de transport accompagne les terres excavées. Art Sur la base de la déclaration de réception, le dépôt provisoire agréé ou le centre de nettoyage des terres agréé établissent le rapport de gestion du sol et en transmettent une copie à l utilisateur final. C. Procédure en cas de petites quantités Art Par dérogation aux articles 192 et 196, la procédure, prévue aux articles 198 et 199, peut être suivie pour la délivrance d un rapport de gestion du sol en cas d utilisation d une quantité de terre excavée inférieure à 250 m 3 qui répond aux conditions de l article 161, 1 er et 162 ou aux conditions des articles 168 et 169. Art Le réalisateur des travaux de terrassement, le dépôt provisoire ou le centre de nettoyage des terres transmettent une déclaration de réception à l organisation de gestion du sol agréée, au dépôt provisoire agréé ou au centre de nettoyage des terres agréé qui a délivré l autorisation de terrassement. Cette déclaration contient la confirmation que les terres excavées ont été livrées au lieu de destination ou seront utilisées conformément à l autorisation de terrassement. Art Sur la base de la déclaration de réception et d une liste des différentes destinations, l organisation de gestion du sol agréée, le dépôt provisoire agréé ou le centre de nettoyage des terres agréé délivrent un rapport de gestion du sol. Le réalisateur des travaux de terrassement transmet une copie du rapport de gestion du sol à l initiateur des travaux de terrassement. D. Procédure en cas de transport de terres excavées vers un dépôt provisoire ou un centre de nettoyage des terres Art Pour le transport vers un dépôt provisoire ou un centre de nettoyage des terres de plus de 250 m 3 de terre excavée ou de plus de 50 m 3 de terre excavée pour lequel l établissement d un rapport technique est obligatoire, le réalisateur des travaux de terrassement notifie ce transport à une organisation de gestion du sol agréée. Pendant le transport, un document de transport accompagne les terres excavées. Le dépôt provisoire ou le centre de nettoyage des terres notifient la réception des terres excavées à l organisation de gestion du sol agréée. Pour le stockage des terres excavées, le dépôt provisoire non agréé ou le centre de nettoyage des terres non agréé suivent une procédure qui permet à une organisation de gestion du sol agréée de tracer les terres excavées. Art er. Pour l utilisation des terres excavées apportées, pour lesquelles l établissement d un rapport technique est obligatoire, le dépôt provisoire non agréé ou le centre de nettoyage des terres non agréé suivent la procédure via une organisation de gestion du sol agréée, prévue aux articles 185 à 192 inclus. 2. Pour l utilisation des terres excavées apportées, pour lesquelles l établissement d un rapport technique est obligatoire, le dépôt provisoire agréé ou le centre de nettoyage des terres agréé suivent la procédure, prévue aux articles 193 à 196 inclus. Section V. Organisation de gestion du sol, dépôt provisoire et centre de nettoyage des terres : agrément dans le cadre du règlement en matière d utilisation des terres excavées Sous-section I re. Conditions d agrément et d utilisation de l agrément Art er. Pour être agréée comme organisation de gestion du sol et le rester, l organisation doit répondre aux conditions suivantes : 1 o être créée comme association sans but lucratif conformément à la loi du 27 juin 1921 relative aux associations sans but lucratif, aux associations internationales sans but lucratif et aux fondations, modifiée par la loi du 2 mai 2002; 2 o être suffisamment représentative des différents secteurs concernés par l utilisation des terres excavées. Une organisation de gestion du sol est représentative lorsque deux ou plus des organisations professionnelles, qui sont suffisamment représentatives pour les secteurs concernés par l utilisation des terres excavées, revêtent un mandat dans le conseil d administration.

117 21474 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3 o avoir comme objet statutaire exclusif l exécution des tâches attribuées dans le présent arrêté, laréalisation d études sur les terres excavées ou à excaver et la fourniture d informations et conseils sur les terres excavées; 4 o employer une ou plusieurs personnes physiques qui possèdent ensemble une connaissance approfondie en pédologie ou géologie, en physique et en chimie; 5 o employer une ou plusieurs personnes physiques ayant au moins trois ans d expérience professionnelle dans un secteur environnemental qui soit pertinent à l exécution de l assainissement du sol ou à l utilisation de déchets comme matériau secondaire au cours des six ans qui précédent la date de la demande d agrément; 6 o employer une ou plusieurs personnes physiques ayant une connaissance approfondie du présent chapitre; 7 o employer une ou plusieurs personnes physiques ayant suffisamment d expérience dans l évaluation des procédures d échantillonnage et des résultats d analyse et dans l évaluation du rapport technique sur la faisabilité pratique; 8 o employer ou avoir contractuellement à sa disposition une ou plusieurs personnes physiques ayant ensemble une connaissance et une expérience approfondies pour garantir l utilisation des terres excavées conformément au présent chapitre; 9 o satisfaire à un système interne permettant à l organisation d exécuter les tâches imposées par ou en vertu du présent arrêté de manière correcte et qualitative, y compris l exécution de contrôles des chantiers par sondage et la tenue des registres suivants, qui sont consultables par l autorité de tutelle : a) un registre de réclamations; b) un registre des rapports techniques, y compris les remarques de l organisation à propos de ces rapports techniques. Les rapports techniques sont conservés pendant une période de cinq ans; c) un registre des autorisations de terrassement. Les autorisations de terrassement sont conservées pendant une période de cinq ans; d) un registre de déclarations de conformité de rapports techniques. Les déclarations de conformité sont conservées pendant une période de cinq ans; e) un registre de rapports de gestion du sol. Les rapports de gestion du sol sont conservées pendant une période de cinq ans; 10 o disposer d une procédure permettant à l organisation de tracer les terres excavées, y compris le traçage de terres excavées via un dépôt provisoire non agréé ou un centre de nettoyage des terres non agréé; 11 o disposer d une assurance qui couvre sa responsabilité professionnelle; 12 o pour ce qui concerne les administrateurs et les personnes pouvant engager la personne morale : disposer de leurs droits civils et politiques et n avoir encouru aucune condamnation pénale pour infraction à la législation en matière d environnement d un Etat membre de l Union européenne; 13 o sur demande de l OVAM, mettre à disposition de l OVAM les informations concernant les terres polluées, les flux de terres qui se produisent et leur qualité. Lorsque des documents sont établis, délivrés, reçus ou conservés à l aide d un système informatisé, ces données enregistrées sur des supports de données sont transmises à l OVAM sous une forme lisible et compréhensible. 2. La connaissance approfondie, visée au 1 er,4 o, est démontrée à l aide de diplômes académiques, de diplômes de l enseignement supérieur du type long ou de diplômes équivalents, délivrés dans un Etat membre de l Union européenne. 3. L expérience, visée au 1 er,5 o,7 o et 8 o, est démontrée à l aide d un curriculum vitae. 4. La connaissance approfondie, visée au 1 er,6 o et 8 o, est démontrée à l aide d un curriculum vitae ou à l aide d une entrevue avec et sur demande de l OVAM. Art er. Pour être agréés comme dépôt provisoire ou centre de nettoyage pour des terres excavées et le rester, le dépôt ou le centre doivent satisfaire aux conditions suivantes : 1 o a) comme dépôt provisoire : être une personne morale, créée sous la forme d une société commerciale, avec un siège d exploitation en Région flamande, ou être une administration publique ou une structure de coopération intercommunale en Région flamande; b) comme centre de nettoyage des terres : être une personne morale, créée sous la forme d une société commerciale, avec un siège d exploitation en Région flamande; 2 o pour les sociétés commerciales : ne pas être en état de faillite, ni faire l objet d une procédureendéclaration de faillite, ni avoir demandé ni obtenu un concordat judiciaire; 3 o employer une ou plusieurs personnes physiques qui possèdent ensemble une connaissance approfondie en physique et en chimie; 4 o employer une ou plusieurs personnes physiques ayant au moins trois ans d expérience professionnelle dans un secteur environnemental qui soit pertinent à l exécution de l assainissement du sol ou à l utilisation de déchets comme matériau secondaire au cours des six ans qui précédent la date de la demande d agrément; 5 o employer une ou plusieurs personnes physiques ayant une connaissance approfondie du présent chapitre; 6 o employer une ou plusieurs personnes physiques ayant suffisamment d expérience dans l évaluation des procédures d échantillonnage et des résultats d analyse et dans l évaluation du rapport technique sur la faisabilité pratique; 7 o employer ou avoir contractuellement à sa disposition une ou plusieurs personnes physiques ayant ensemble une connaissance et une expérience approfondies pour garantir l utilisation des terres excavées conformément au présent chapitre; 8 o satisfaire à un règlement d assurance qualité approuvé par l OVAM, comprenant des dispositions administratives et techniques concernant l organisation interne de la commercialisation des terres excavées. Ce règlement d assurance qualité comprend au moins : a) une procédure pour la réception, le stockage, la séparation physique ou le nettoyage et la livraison des terres excavées; b) des dispositions sur la tenue de registres pour la réception et l expédition des terres excavées; c) des dispositions concernant la création d un dossier par lot accepté de terres excavées; d) des dispositions concernant le respect des codes de bonne pratique en matière d acceptation, de stockage, de mélange, de nettoyage, d échantillonnage et d analyse des terres excavées;

118 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o satisfaire à un système interne permettant au dépôt ou au centre d exécuter les tâches imposées par ou en vertu du présent arrêté de manière correcte et qualitative, y compris la tenue des registres suivants, qui sont consultables par l autorité de tutelle : a) un registre de réclamations; b) un registre des rapports techniques, y compris les remarques de l organisation à propos de ces rapports techniques. Les rapports techniques sont conservés pendant une période de cinq ans; c) un registre des autorisations de terrassement. Les autorisations de terrassement sont conservées pendant une période de cinq ans; d) un registre de déclarations de conformité de rapports techniques. Les déclarations de conformité sont conservées pendant une période de cinq ans; e) un registre de rapports de gestion du sol. Les rapports de gestion du sol sont conservées pendant une période de cinq ans; 10 o disposer d une procédure permettant au dépôt ou au centre de tracer les terres excavées commercialisées par elles; 11 o disposer d une assurance qui couvre sa responsabilité professionnelle; 12 o pour ce qui concerne les administrateurs et les personnes pouvant engager la personne morale : disposer de leurs droits civils et politiques et n avoir encouru aucune condamnation pénale pour infraction à la législation en matière d environnement d un Etat membre de l Union européenne; 13 o sur demande de l OVAM, mettre à disposition de l OVAM les informations concernant les terres polluées, les flux de terres qui se produisent et leur qualité. Lorsque des documents sont établis, délivrés, reçus ou conservés à l aide d un système informatisé, ces données enregistrées sur des supports de données sont transmises à l OVAM sous une forme lisible et compréhensible; 14 o disposer de l infrastructure et des installations nécessaires à l exploitation de l établissement; 15 o disposer des autorisations nécessaires conformément aux dispositions de la législation en vigueur; 16 o disposer d un certificat de contrôle dans lequel une organisation de gestion du sol agréée atteste qu il est satisfait aux conditions, prévues aux 1 o à 15 o inclus. Le certificat de contrôle a été délivré au maximum cent soixante jours auparavant. Le contrôle satisfait à la procédure approuvée par l OVAM. 17 o satisfaire aux conditions imposées par ou en vertu du Vlarem I et II. 2. La connaissance approfondie, visée au 1 er,3 o, est démontrée à l aide de diplômes académiques, de diplômes de l enseignement supérieur du type long ou de diplômes équivalents, délivrés dans un Etat membre de l Union européenne. 3. L expérience, visée au 1 er,4 o,6 o et 7 o, est démontrée à l aide d un curriculum vitae. 4. La connaissance approfondie, visée au 1 er,5 o et 7 o, est démontrée à l aide d un curriculum vitae ou à l aide d une entrevue avec et sur demande de l OVAM. Sous-section II. Procédure d agrément comme organisation de gestion du sol, dépôt provisoire ou centre de nettoyage des terres A. Recevabilité de la demande d agrément Art La demande d agrément d organisation de gestion du sol, de dépôt provisoire ou de centre de nettoyage des terres, visés aux articles 202 et 203, est adressée par lettre recommandée au Ministre, à l adresse de l OVAM. Art Pour être recevable, la demande d agrément comporte au moins les éléments suivants : 1 o les statuts de la personne morale; 2 o les noms des personnes physiques désignées en tant que personne responsable par la personne morale; 3 o les copies des diplômes, mentionnés à l article 202, 2, respectivement à l article 203, 2; 4 o un curriculum vitae des personnes disposant de la connaissance et de l expérience, visées à l article 202, 1 er, 4 o à 8 o inclus, respectivement à l article 203, 1 er,3 o à 7 o inclus, démontrant cette connaissance et cette expérience; 5 o un engagement inconditionnel dans lequel le demandeur déclare qu il gérera sous une forme consultable les données dont il disposera; 6 o un engagement inconditionnel dans lequel le demandeur déclare qu il souscrira dans les trente jours suivant l agrément une assurance responsabilité professionnelle, telle que visée à l article 202, 1 er,11 o, respectivement à l article 203, 1 er,11 o,etqu il informera l OVAM de la police souscrite; 7 o un certificat récent de bonne vie et mœurs des personnes, telles que visées à l article 202, 1 er, 12 o, respectivement à l article 203, 1 er,12 o ; 8 o un engagement inconditionnel dans lequel le demandeur déclare qu il emploiera dans les trois mois suivant l agrément les personnes, visées à l article 202, 1 er,4 o à 8 o inclus et à l article 203, 1 er,3 o à 7 o inclus; 9 o pour ce qui concerne les sociétés commerciales et les associations sans but lucratif : une attestation récente démontrant que le demandeur a rempli ses obligations sociales et fiscales; 10 o pour ce qui concerne les dépôts provisoires et les centres de nettoyage des terres : une description de l infrastructure et des installations, visées à l article 203, 1 er,14 o. B. Traitement, avis et décision concernant la demande d agrément Art La procédure de traitement des demandes d agrément d organisation de gestion du sol, de dépôt provisoire ou de centre de nettoyage des terres est la suivante : 1 o dans les trente jours suivant la date de réception de la demande, l OVAM fait parvenir au demandeur un récépissé, dans lequel elle se prononce également sur la recevabilité de la demande; 2 o l OVAM déclare la demande recevable ou demande les compléments nécessaires. Si l OVAM ne demande pas de compléments dans le délai visé au 1 o, la demande est réputée recevable. Si l OVAM demande des compléments dans le délai visé au 1 o, la demande complétée est à nouveau envoyée par lettre recommandée à l OVAM. Dans les trente jours suivant la date de réception de la demande complétée, l OVAM fait parvenir au demandeur le récépissé, dans lequel l OVAM se prononce également sur la recevabilité de la demande complétée; 3 o l OVAM examine la demande recevable et l envoie, accompagnée de son avis, au Ministre dans un délai de nonante jours suivant la date du récépissé de la demande recevable; 4 o le Ministre prend une décision sur l agrément, dans un délai de cent vingt jours suivant la date du récépissé de la demande recevable; 5 o dans les cent cinquante jours suivant la date du récépissé de la demande recevable, l OVAM notifie ladécision sur l agrément par lettre recommandée au demandeur. La décision d agrément est publiée par extrait au Moniteur belge.

119 21476 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Sous-section III. Suspension, annulation et incessibilité de l agrément A. Suspension de l agrément Art er. Le Ministre peut à tout temps suspendre l agrément, visé aux articles 202 et 203, pour une période d au plus six mois dans les cas suivants : 1 o le titulaire de l agrément n exécute pas de manière réglementaire ou objective les tâches dont il a été chargé en vertu du présent arrêté; 2 o le titulaire de l agrément ne répond plus aux conditions d agrément prévues aux articles 202 ou 203; 3 o le titulaire de l agrément commet des irrégularités dans la déclaration de conformité de rapports techniques, dans la délivrance d autorisations de terrassement et de rapports de gestion du sol, et dans l application des procédures du présent arrêté; 4 o le titulaire de l agrément a été condamné en vertu d un jugement ou d un arrêt passé en force de chose jugée pour un délit qui, de par sa nature, porte atteinte à l éthique professionnelle de la personne morale concernée; 5 o dans le cas d une organisation de gestion du sol agréée, l indépendance à l égard des personnes concernées par un projet n est pas garantie. 2. Le Ministre informe le titulaire de l agrément par lettre recommandée deladécision envisagée de suspension, avec mention des motifs. Dans un délai de trente jours suivant la date de réception de ladite lettre, le titulaire de l agrément peut accomplir toutes les formalités nécessaires afin d éviter la suspension ou transmettre ses moyens de défense au Ministre. 3. La décision de suspension est notifiée par l OVAM par lettre recommandée au titulaire de l agrément et est publiée par extrait au Moniteur belge. 4. La suspension prend cours le trentième jour après la date de notification de la décision à la personne concernée. B. Annulation de l agrément Art er. Le Ministre peut à tout temps annuler l agrément, visé aux articles 202 et 203, dans les cas suivants : 1 o lorsque le titulaire de l agrément n exécute pas de manière réglementaire ou objective les tâches dont il a été chargé en vertu du présent arrêté, etceà plusieurs reprises; 2 o lorsque, à l expiration de la période de suspension, le titulaire de l agrément ne répond toujours pas aux conditions d agrément pour lesquelles il a été suspendu en vertu de l article 207, 1 er,2 o ; 3 o lorsque le titulaire de l agrément commet des irrégularités graves ou répétées dans la déclaration de conformité des rapports techniques, la délivrance d autorisations de terrassement et de rapports de gestion du sol, et l application des procédures du présent arrêté; 4 o lorsque le titulaire de l agrément est condamné en vertu d un jugement ou d un arrêt passé en force de chose jugée pour un délit qui, de par sa nature, porte gravement atteinte à l éthique professionnelle de la personne morale concernée; 5 o lorsque, dans le cas d une organisation de gestion du sol agréée, l indépendance à l égard des personnes concernées par un projet n es pas garantie à plusieurs reprises. 2. Le Ministre informe le titulaire de l agrément par lettre recommandée deladécision envisagée d annulation, avec mention des motifs. Dans un délai de trente jours suivant la date de réception de ladite lettre, le titulaire de l agrément peut accomplir toutes les formalités nécessaires afin d éviter l annulation ou transmettre ses moyens de défense au Ministre. 3. La décision d annulation est notifiée par l OVAM par lettre recommandée au titulaire de l agrément et est publiée par extrait au Moniteur belge. 4. L annulation prend cours le trentième jour après la date de notification de la décision à la personne concernée. C. Cessibilité de l agrément Art Les agréments sont incessibles. Sous-section IV. Reprise par l OVAM des tâches d une organisation de gestion du sol agréée Art En cas de suspension ou d annulation de l agrément d une organisation de gestion du sol, l OVAM peut reprendre les tâches suivantes : 1 o déclaration de conformité de rapports techniques; 2 o délivrance d autorisations de terrassement; 3 o délivrance de rapports de gestion du sol; 4 o délivrance de certificats de contrôle, tels que mentionnés à l article 203, 1 er,16 o. CHAPITRE XV. Recours administratif Section I re. Recevabilité du recours Art Le recours, prévu aux articles 146 et 153 du Décret relatif au sol, est notifié par envoi recommandé àla poste contre récépissé ou remis au Gouvernement flamand contre récépissé, à l attention du service juridique. Sous peine d irrecevabilité, une copie de la décision contestée est jointe au recours, prévu à l article 153 du Décret relatif au sol. Art Le service juridique vérifie la recevabilité du recours. Lorsque le service juridique estime le recours irrecevable, le chef du service juridique communique cette décision par lettre recommandée à l auteur du recours et à l OVAM. Lorsque le service juridique estime le recours recevable, il communique cette décision par lettre recommandée à l auteur du recours, à l OVAM et aux personnes suivantes : 1 o s il s agit d un recours tel que prévu à l article 146 du Décret relatif au sol, qui est suspensif : les personnes, visées à l article 50, 2, du Décret relatif au sol; 2 o dans les autres cas : a) la personne obligée, visée aux articles 11 et 22, du Décret relatif au sol; b) le donneur d ordre de la reconnaissance descriptive du sol, de la reconnaissance d orientation et descriptive du sol, du projet d assainissement du sol, du projet limité d assainissement du sol, de la gestion des risques ou de la reconnaissance du sol aquatique, qui font l objet du recours.

120 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Section II. Note de remarques et de pièces justificatives Art Dans un délai de trente jours suivant la réception de la notification de la décision de recevabilité du recours, les personnes, visées à l article 212, à l exception de l auteur du recours, peuvent introduire une note de remarques et de pièces justificatives, par envoi recommandé àla poste contre récépissé ou par remise contre récépissé auprès du Gouvernement flamand, à l adresse du service juridique. CHAPITRE XVII. Rétributions Section I re. Accès au Registre d Information sur les Terrains Sous-section I re. Disposition générale Art L accessibilité du Registre d Information des Terrains est subordonnée au paiement d une rétribution. Sous-section II. Attestation du sol Art er. Le montant de la rétribution pour la délivrance d une attestation du sol sur demande en vertu de l article 5, 2, alinéa deux, et de l article 101, 1 er,dudécret relatif au sol est fixé comme suit : 1 o pour un terrain comprenant une ou plusieurs parcelles cadastrales, la rétribution s élève à 30 euros par parcelle cadastrale; 2 o pour un terrain sans numéro de parcelle cadastrale : a) si le Registre d Information des Terrains ne contient pas de données concernant des parties de ce terrain, la rétribution s élève à 30 euros par section, ou à défaut de répartition par section, 30 euros par division; b) si le Registre d Information des Terrains contient des données concernant des parties de ce terrain, la rétribution s élève à 30 euros par partie de ce terrain sur laquelle des données sont disponibles; 3 o pour un terrain comprenant une ou plusieurs parties d une parcelle cadastrale, la rétribution s élève à 120 euros par partie d une parcelle cadastrale. 2. Pour la fixation du montant de la rétribution pour la délivrance d une attestation du sol sur demande en vertu de l article 119 du Décret relatif au sol, les dispositions du 1 er,2 o, a) et b), s appliquent par analogie. Art Le demandeur doit verser la rétribution due sur le compte de l OVAM, avec mention de son nom et de l identification du terrain faisant l objet de la demande. Dans le cas d une demande irrecevable, la rétribution n est pas remboursée, à moins que le demandeur n en fasse la demande écrite dans un délai de soixante jours suivant la date de réception de la décision de l OVAM déclarant la demande irrecevable. En tout état de cause, une rétribution de 30 euros par demande est prélevée. Art Le montant de la rétribution est adapté tous les deux ans sur la base de l évolution de l indice santé, et ce de la manière suivante : le montant de la rétribution est multiplié par un facteur dont le numérateur est l indice santé qui était d application au 1 er novembre de l année précédant l année dans laquelle le montant est modifié, et dont le dénominateur est l indice santé qui était d application au 1 er novembre de l année précédant la fixation du montant en vigueur; le nombre ainsi obtenu est arrondi au nombre entier. Au plus tard le 1 er janvier, le montant adapté de la rétribution est rendu public par le Ministre. Sous-section III. Information spécifique Art er. Le montant de la rétribution pour l information spécifique telle que visée à l article 20 est égal aux frais de la fourniture de l information demandée etestfixé par l OVAM après avoir évalué la recevabilité de la demande de travail sur mesure. 2. Pour le calcul des frais, l OVAM fait une estimation aussi réaliste que possible des heures de travail à effectuer afin de fournir l information demandée, qu elle multiplie ensuite par le tarif horaire du personnel à déployer. Ce tarif horaire est basé sur le seul niveau des membres du personnel déployés. Pour chaque niveau, ce tarif horaire est égal au coût moyen d une heure de travail des différents membres du personnel de l OVAM au sein de ce niveau, y compris les frais généraux. L OVAM rend ces tarifs horaires publics sur son site internet et les fournit sur première demande à toute personne qui les sollicite. Sous-section IV. Information numérique via le guichet électronique de l OVAM Art Le montant de la rétribution pour la fourniture d information numérique du Registre d Information des Terrains via le guichet électronique de l OVAM en vertu de l article 20 est fixé comme suit : 1 o pour la fourniture de l information reprise dans un rapport qui a déjà été entièrement numérisé dans le Registre d Information des Terrains : 50 euros par rapport; 2 o pour la fourniture de l information reprise dans un rapport qui n a pas encore été entièrement numérisé dans le Registre d Information des Terrains : 100 euros par rapport. Le montant de la rétribution est payé sur un compte courant de l OVAM. Les dispositions de l article 217 s appliquent par analogie. Section II. Intervention d office par l OVAM à charge d une personne obligée restée en défaut Art La rétribution, prévue à l article 162, 8, du Décret relatif au sol, s élève à 10 % des frais de l exécution d office de la reconnaissance d orientation du sol, de la reconnaissance du site, de la reconnaissance descriptive du sol, de l assainissement du sol ou des autres mesures, prévues au chapitre VI du Décret relatif au sol. Art La personne restée endéfaut doit verser la rétribution due sur le compte de l OVAM, avec mention de son nom et de l identification du terrain faisant l objet de l intervention d office par l OVAM. Section III. Evaluation d une demande d application de compétences du Gouvernement flamand Art L évaluation d une demande de dérogation de la part du Gouvernement flamand en vertu des articles 164 ou 165 du Décret relatif au sol est subordonnée au paiement d une rétribution. La personne souhaitant soumettre une demande, telle que visée au premier alinéa, prend contact au préalable avec l OVAM en lui demandant de fixer le montant de la rétribution. Le montant de la rétribution est égal aux frais du traitement de la demande et est communiqué àcette personne par l OVAM dans les dix jours de la susdite demande. Les dispositions de l article 218, 2, s appliquent par analogie. Le demandeur doit verser la rétribution due sur le compte de l OVAM, avec mention de son nom et de l identification du terrain faisant l objet de la demande.

121 21478 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE CHAPITRE XVIII. Compétences du Gouvernement flamand Art La demande d application des compétences, prévues aux articles 164 et 165 du Décret relatif au sol, est soumise par lettre recommandée au Gouvernement flamand, à l attention de l OVAM. Titre V. Contrôle Art Le Ministre désigne les fonctionnaires et le personnel contractuel de l OVAM qui surveillent l exécution de l assainissement du sol et le respect des dispositions du Décret relatif au sol et de ses arrêtés d exécution. Titre VI. Dispositions finales CHAPITRE I er. Dispositions abrogatoires Art L arrêté du Gouvernement flamand du 5 mars 1996 fixant le Règlement flamand relatif à l assainissement du sol, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 décembre 1998, 9 février 1999, 12 octobre 2001, 7 décembre 2001, 14 juin 2002, 28 novembre 2003, 5 décembre 2003, 9 janvier 2004, 23 avril 2004, 22 septembre 2006, 15 décembre 2006 et 7 septembre 2007, est abrogé. CHAPITRE II. Dispositions transitoires Art L article 45, alinéa premier, s applique uniquement aux experts en assainissement du sol qui ont été agréés en vertu du présent arrêté. Les experts en assainissement du sol agréés en vertu de l arrêté du Gouvernement flamand du 5 mars 1996 fixant le règlement flamand relatif à l assainissement du sol, doivent répondre aux suivantes conditions d agrément dans l année qui suit l entrée en vigueur du présent arrêté : 1 o pour un expert en assainissement du sol du type 1 : a) personne physique : les conditions, prévues à l article 30, 1 er,1 o à 3 o inclus, et 5 o ; b) personne morale : les conditions, prévues à l article 30, 2, 3 o à 5 o inclus, et 7 o ; 2 o pour un expert en assainissement du sol du type 2 : les conditions, prévues à l article 31, 1 er,3 o,5 o à 9 o inclus. Art La formalité, prévue à l article 19, 3, du Décret relatif au sol, ne doit pas être accomplie pour les terrains qui, en vertu de l article 30, 2, du décret du 22 février 1995 relatif à l assainissement du sol, ont été désignés par le Gouvernement flamand ou, par délégation, par le Ministre comme terrains à pollution historique du sol, sur lesquels un assainissement du sol doit être effectué et sur lesquels, au moment de l entrée en vigueur du Décret relatif au sol, un assainissement du sol ou un suivi étaient en cours pour cette pollution historique du sol. Art Pour la pollution du sol qui, dans le cadre du décret du 22 février 1995 relatif à l assainissement du sol, a été qualifiée par l OVAM comme une pollution mixte du sol non distinguable, les seules dispositions relatives aux nouvelles pollutions du sol demeurent valables jusqu à ce que l OVAM, à l initiative de la personne soumise à l obligation d assainissement sur la base d une proposition motivée d un expert en assainissement du sol dans un rapport de reconnaissance du sol, se soit prononcée sur une division, telle que prévue à l article 27, 1 er,dudécret relatif au sol. Art Les reconnaissances du sol, les projets d assainissement du sol et les évaluations finales soumis auprès de l OVAM avant l entrée en vigueur du Décret relatif au sol et du présent arrêté,etévalués par l OVAM après cette entrée en vigueur, sont confrontés aux dispositions décrétales et aux procédures standard ou codes de bonne pratique, valables au moment de la soumission de la reconnaissance du sol, du projet d assainissement du sol ou de l évaluation finale. Art Les avis de cession d un terrain à risque, d expropriation d un terrain et de fermeture d un établissement à risque, soumis auprès del OVAM avant l entrée en vigueur du Décret relatif au sol et du présent arrêté, sont évalués et traités par l OVAM conformément aux dispositions valables au moment de la soumission de l avis. Art Les rapports techniques soumis avant l entrée en vigueur du Décret relatif au sol et du présent arrêté auprès d une organisation de gestion du sol agréée ou auprès d un dépôt provisoire ou centre de nettoyage de terres excavées, sont évalués et traités conformément aux procédures et normes, valables au moment de la soumission du rapport technique, pour autant que les terres excavées soient utilisées dans les cent quatre-vingts jours de l entrée en vigueur du présent arrêté. Art La recevabilité des recours administratifs introduits avant l entrée en vigueur du Décret relatif au sol et du présent arrêté, est évaluée conformément aux dispositions valables au moment de l introduction du recours administratif. Art Les demandes d attestation du sol introduites auprès del OVAM avant l entrée en vigueur du Décret relatif au sol et du présent arrêté, sont évaluées et traitées conformément aux dispositions valables au moment de l introduction de la demande d attestation du sol. Art Sans préjudice de l application des articles 61 et 62, les exploitants qui, avant l entrée en vigueur du présent arrêté, n ont pas encore rempli leur obligation de reconnaissance périodique, telle que prévue aux articles 2 et 4del arrêté du Gouvernement flamand du 5 mars 1996 fixant le règlement flamand relatif à l assainissement du sol, sont tenus de remplir cette obligation dans un délai de deux ans après l entrée en vigueur du présent arrêté. Art Les demandes d agrément d expert en assainissement du sol, d organisation de gestion du sol, de dépôt provisoire, de centre de nettoyage des terres ou d organisation d assainissement du sol, introduites avant l entrée en vigueur du Décret relatif au sol et du présent arrêté et sur lesquelles il n a pas encore été statué, sont évaluées et traitées conformément aux dispositions valables au moment de l introduction de la demande. CHAPITRE III. Dispositions d entrée en vigueur Art Le décret du 27 octobre 2006 relatif à l assainissement du sol et à la protection du sol, à l exception de l article 176, 2, et le présent arrêté entrent en vigueur le 1 er juin CHAPITRE IV. Disposition d exécution Art Le Ministre, ayant l Environnement et la Politique des Eaux dans ses attributions, est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K PEETERS La Ministre flamande des Travaux publics, de l Energie, de l Environnement et de la Nature, H. CREVITS

122 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21479

123 21480 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

124 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21481

125 21482 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

126 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21483

127 21484 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

128 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21485

129 21486 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

130 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21487

131 21488 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

132 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21489

133 21490 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

134 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21491

135 21492 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

136 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21493

137 21494 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

138 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21495

139 21496 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

140 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21497

141 21498 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

142 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21499

143 21500 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

144 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21501

145 21502 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

146 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21503

147 21504 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

148 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21505

149 21506 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

150 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21507

151 21508 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

152 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21509

153 21510 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

154 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21511

155 21512 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

156 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21513

157 21514 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

158 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21515

159 21516 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

160 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21517

161 21518 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Gecoördineerd besluit van de Vlaamse regering dd. 5 maart 1996 houdende Vlaams reglement betreffende de bodemsanering 1

Gecoördineerd besluit van de Vlaamse regering dd. 5 maart 1996 houdende Vlaams reglement betreffende de bodemsanering 1 Gecoördineerd besluit van de Vlaamse regering dd. 5 maart 996 houdende Vlaams reglement betreffende de bodemsanering HFDSTUK I. - Definities Artikel. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus

Nadere informatie

Titel I. Definities. Titel II. Doelstellingen en algemene bepalingen. HOOFDSTUK I. Doelstellingen. HOOFDSTUK II. Algemene bepalingen

Titel I. Definities. Titel II. Doelstellingen en algemene bepalingen. HOOFDSTUK I. Doelstellingen. HOOFDSTUK II. Algemene bepalingen 14 DECEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Titel I. Definities Artikel 1. In dit besluit wordt

Nadere informatie

Deel I. Wetgevend kader bodemsanering Bodemdecreet en het VLAREBO... 13

Deel I. Wetgevend kader bodemsanering Bodemdecreet en het VLAREBO... 13 Inleiding... 3 Deel I. Wetgevend kader bodemsanering Bodemdecreet en het VLAREBO... 13 1. Wettelijk kader... 13 2. Definities en doelstellingen in het Bodemdecreet... 15 2.1. Enkele relevante definities...

Nadere informatie

3.3 Overgangsbepaling Verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek Bodemsanering Algemeen Inhoud

3.3 Overgangsbepaling Verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek Bodemsanering Algemeen Inhoud Inhoud...5 Het Vlaamse bodemrecht... 11 Inleiding... 11 Hoofdstuk 1 Een nieuwe wet- en regelgeving?... 13 Hoofdstuk 2 Het Bodemdecreet en het Vlarebo-besluit... 15 1. Saneringsplicht... 15 1.1 Nieuwe bodemverontreiniging...

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 7973 VLAAMSE OVERHEID [C 2018/30163] 8 DECEMBER 2017. Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en artikel 38 van het decreet van 23 december 2011 betreffende

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, BESLUIT: Ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en artikel 38 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 70460 BELGISCH STAATSBLAD 04.09.2014 MONITEUR BELGE Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2014 en treedt buiten werking op 28 februari 2015. Art. 6. De minister bevoegd voor Werk

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van **/**/**** tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de

Nadere informatie

INLEIDING 11 HOOFDSTUK I OVERZICHT VAN DE REGELING BODEMSANERING 13

INLEIDING 11 HOOFDSTUK I OVERZICHT VAN DE REGELING BODEMSANERING 13 JOBNAME: AB.DO.9010 PAGE: 1 SESS: 24 OUTPUT: Tue Jan 6 13:58:21 2009 SUM: 255F2D99 Inhoudsopgave INLEIDING 11 HOOFDSTUK I OVERZICHT VAN DE REGELING BODEMSANERING 13 HOOFDSTUK II DEFINITIES, DOELSTELLINGEN

Nadere informatie

Brussel, 16 oktober 2006. Mijnheer de minister-president,

Brussel, 16 oktober 2006. Mijnheer de minister-president, 867 Brussel, 16 oktober 2006 Mijnheer de minister-president, Wij hebben de eer U ter bekrachtiging door de Vlaamse Regering het ontwerp van decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming,

Nadere informatie

1. Toelichting van de krachtlijnen van de Vlaamse bodemregelgeving: Bodemdecreet en VLAREBO 2. Toekomstige ontwikkelingen voor het Vlaamse

1. Toelichting van de krachtlijnen van de Vlaamse bodemregelgeving: Bodemdecreet en VLAREBO 2. Toekomstige ontwikkelingen voor het Vlaamse 1. Toelichting van de krachtlijnen van de Vlaamse bodemregelgeving: Bodemdecreet en VLAREBO 2. Toekomstige ontwikkelingen voor het Vlaamse bodembeleid 3. Even vergelijken Nederland - Vlaanderen 4. We denken

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 2579 GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID N. 2007 318 [C 2006/37062]

Nadere informatie

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: Koninklijk besluit van 30 januari 2003 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning van de toelage tot ondersteuning van acties die betrekking hebben op de bevordering

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd N. 2001 1162 [C 2001/35430] 20 APRIL 2001. Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 6 maart 2009 betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en het koninklijk besluit

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 augustus 2017;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 augustus 2017; Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de procedure tot toekenning of weigering van de vergunning als private uitbetalingsactor voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid

Nadere informatie

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit Ministerieel besluit van 12 juni 2001 houdende vaststelling van de procedure tot het verlenen, het verlengen, het weigeren of het intrekken van een principieel akkoord, een erkenning en subsidiëring van

Nadere informatie

Bodemdecreet Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Bodemdecreet Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Titel I Inleidende bepaling Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Titel II Definities, doelstellingen en

Nadere informatie

1 Decreet : het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap;

1 Decreet : het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap; 25 MAART 1997. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode

Besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. In dit besluit

Nadere informatie

1.1. Notaris 7. 1.2. Vastgoedkantoren en makelaars 8. 1.3. Overdrager 9. 1.4. Verwerver 10 1.5. OVAM 11. 1.6. Bodemsaneringsdeskundige 12

1.1. Notaris 7. 1.2. Vastgoedkantoren en makelaars 8. 1.3. Overdrager 9. 1.4. Verwerver 10 1.5. OVAM 11. 1.6. Bodemsaneringsdeskundige 12 INHOUDSTAFEL Deel I. Regelgeving bodem en transacties met vastgoed 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 1. Wie doet wat bij een overdracht? 5 1.1. Notaris 7 1.2. Vastgoedkantoren en makelaars 8 1.3. Overdrager 9 1.4.

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 09.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 45477 TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35854] 19 JUIN 2015. Arrêté du Gouvernement flamand portant approbation du cadre de l évaluation institutionnelle

Nadere informatie

45462 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

45462 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 45462 MONITEUR BELGE 09.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35854] 19 JUNI 2015. Besluit van de Vlaamse Regering houdende goedkeuring van het kader van de instellingsreview 2015-2017

Nadere informatie

Nieuwe instrumenten in het bodembeleid

Nieuwe instrumenten in het bodembeleid Nieuwe instrumenten in het bodembeleid ECOnext, Afdelingshoofd Bodembeheer OVAM Programma Nieuwe instrumenten voor de vastgoedsector Regeling cofinanciering Wijzigingen door omzetting Richtlijn Industriële

Nadere informatie

ADVIES DIENST REGULERING

ADVIES DIENST REGULERING DIENST REGULERING ADVIES DR-061117-51 betreffende de aanvraag van een leveringsvergunning door de naamloze vennootschap SPE ten gevolge van haar overname van de naamloze vennootschappen Luminus, ALG Négoce

Nadere informatie

Verbintenis tot beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering en nazorg

Verbintenis tot beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering en nazorg Verbintenis tot beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering en nazorg BOFAS stopzetting/sluiting tankstation Duid aan of de verbintenis wordt aangegaan door een vennootschap of vereniging of door een natuurlijk

Nadere informatie

TITEL I. Juridische gevolgen van het bodemdecreet op de overdracht van gronden. 1

TITEL I. Juridische gevolgen van het bodemdecreet op de overdracht van gronden. 1 TITEL I. Juridische gevolgen van het bodemdecreet op de overdracht van gronden. 1 Hoofdstuk 1. Inleiding.... 3 Hoofdstuk 2. Overdracht van gronden...... 7 2.1. Toepassingsgebied definities...... 9 2.1.1.

Nadere informatie

OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN VOORBEELDFIGUREN

OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN VOORBEELDFIGUREN OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN VOORBEELDFIGUREN OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN Voorbeeldfiguren / 13.10.2017 ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd

Nadere informatie

Art. 1bis. Dit decreet wordt aangehaald als: Bodemdecreet van 27 oktober 2006.

Art. 1bis. Dit decreet wordt aangehaald als: Bodemdecreet van 27 oktober 2006. Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (geconsolideerde versie 1 januari 2015 + voorgenomen wijzigingen van wijziging Bodemdecreet 2016 in groene kleur gemarkeerd)

Nadere informatie

AANVRAAG VOOR VRIJWILLIGE TOETREDING TOT VLABOTEX (Toelichting bij het indienen van een aanvraag)

AANVRAAG VOOR VRIJWILLIGE TOETREDING TOT VLABOTEX (Toelichting bij het indienen van een aanvraag) AANVRAAG VOOR VRIJWILLIGE TOETREDING TOT VLABOTEX (Toelichting bij het indienen van een aanvraag) 1. Inleiding VLABOTEX vzw is de door de Vlaamse regering erkende bodemsaneringsorganisatie voor de droogkuissector.

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE 721 WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE

Nadere informatie

De impact van het Bodemdecreet. op scholen

De impact van het Bodemdecreet. op scholen De impact van het Bodemdecreet 06 op scholen 6.1 Bescherming Het doel van het Bodemdecreet is een overnemer van grond (bijvoorbeeld een koper of concessiehouder) te beschermen tegen de gevolgen van een

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal

Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal Gecoördineerde versie Gewijzigd bij het besluit van de

Nadere informatie

WETGEVING ERKENNING BOORBEDRIJVEN EN BLIK OP NABIJE TOEKOMST. Ywan De Jonghe VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer - Dienst Grondwaterbeheer

WETGEVING ERKENNING BOORBEDRIJVEN EN BLIK OP NABIJE TOEKOMST. Ywan De Jonghe VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer - Dienst Grondwaterbeheer WETGEVING ERKENNING BOORBEDRIJVEN EN BLIK OP NABIJE TOEKOMST Ywan De Jonghe VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer - Dienst Grondwaterbeheer ONTSTAAN ERKENNING Decretale basis zit sinds 1 januari 1997 vervat

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 18 juli

Nadere informatie

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING, Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning als energiedeskundige voor woningen en houdende de uitvoeringsvoorwaarden van de energieaudit voor woningen DE VLAAMSE REGERING, Gelet

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 14/1.1.1 en 14/1.1.2, ingevoegd bij het decreet van 16 november 2018;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 14/1.1.1 en 14/1.1.2, ingevoegd bij het decreet van 16 november 2018; Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de erkenning van regelluwe zones voor energie DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Energiedecreet

Nadere informatie

ERKENNING VAN CERTIFICATEURS DIE EEN EPB- CERTIFICAAT OPSTELLEN

ERKENNING VAN CERTIFICATEURS DIE EEN EPB- CERTIFICAAT OPSTELLEN ERKENNING VAN CERTIFICATEURS DIE EEN EPB- CERTIFICAAT OPSTELLEN 1. WETTELIJKE BASIS In toepassing van Europese Richtlijn 2010/31EU betreffende de Energieprestatie van gebouwen en de ordonnantie van 2 mei

Nadere informatie

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2004 2436 [C 2004/31316] 6 MEI 2004. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de criteria en de procedure tot toekenning, hernieuwing,

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wat de erkenning van dopingcontroleurs

Nadere informatie

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten Bron : Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Nadere informatie

Codex over het welzijn op het werk. Boek II.- Organisatorische structuren en sociaal overleg. Titel 6. Laboratoria

Codex over het welzijn op het werk. Boek II.- Organisatorische structuren en sociaal overleg. Titel 6. Laboratoria Codex over het welzijn op het werk Boek II.- Organisatorische structuren en sociaal overleg Titel 6. Laboratoria Art. II.6-1.- Voor de toepassing van deze titel, wordt verstaan onder: 1 laboratorium: laboratorium

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST MONITEUR BELGE 09.10.2007 BELGISCH STAATSBLAD 52693 MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2007 4057 [C 2007/31424] 20 SEPTEMBER 2007. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende

Nadere informatie

Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming 1

Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming 1 Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming 1 TITEL I. INLEIDENDE BEPALING Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. TITEL II. DEFINITIES, DOELSTELLINGEN

Nadere informatie

MILIEUWETGEVING UIT HET BELGISCH STAATSBLAD

MILIEUWETGEVING UIT HET BELGISCH STAATSBLAD MILIEUWETGEVING UIT HET BELGISCH STAATSBLAD van 15 november 1997 MINISTERIE VAN DE WAALSE REGERING 16 OKTOBER 1997. Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning en de subsidiëring van de revalidatiecentra

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2013/36113] 21 NOVEMBER 2013. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen aan de Yvonne Serruysstraat

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, 86, eerste lid, 1, en 87;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, 86, eerste lid, 1, en 87; Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor

Nadere informatie

15 JUNI Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de distributienetbeheerders voor elektriciteit

15 JUNI Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de distributienetbeheerders voor elektriciteit N. 2001 2436 15 JUNI 2001. Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de distributienetbeheerders voor elektriciteit [C 2001/36000] De Vlaamse regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie MONITEUR BELGE 09.03.2017 BELGISCH STAATSBLAD 34367 VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2017/11062] 22 FEBRUARI 2017. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid

Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal

Nadere informatie

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zitting 2008-2009 18 februari 2009 ONTWERP VAN DECREET betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zie: 1853 (2008-2009)

Nadere informatie

VR DOC.0887/2BIS

VR DOC.0887/2BIS VR 2017 1509 DOC.0887/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de procedure tot toekenning of weigering van de vergunning als private uitbetalingsactor voor de uitbetaling van toelagen

Nadere informatie

VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie

VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2014/36923] 9 DECEMBER 2014. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot ambtshalve uitvoering van een bodemsanering op de gronden

Nadere informatie

16002 MONITEUR BELGE 21.03.2007 BELGISCH STAATSBLAD

16002 MONITEUR BELGE 21.03.2007 BELGISCH STAATSBLAD 16002 MONITEUR BELGE 21.03.2007 BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Ces 342,5 agents sont répartis de la manière suivante : Personnel de niveau A : 112,5. Personnel de niveau B : 32,5. Personnel de niveau C :

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Eindejaarsregeling. Algemene informatie. Opgelet: Wijzigingen bij digitale aanlevering van afgekeurde opdrachten!

Inhoudsopgave. Eindejaarsregeling. Algemene informatie. Opgelet: Wijzigingen bij digitale aanlevering van afgekeurde opdrachten! 24.9.2015 Eindejaarsregeling Ieder jaar komen er veel aanvragen om een dossier nog af te ronden voor het jaareinde. Om hieraan te kunnen voldoen en gelet dat er een interne reorganisatie lopende is bij

Nadere informatie

Gelet op het Jachtdecreet van 24 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 7, 11 en 12;

Gelet op het Jachtdecreet van 24 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 7, 11 en 12; 1 december 1998 - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE 731 MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2010 45 [C 2010/31002] 17 DECEMBER 2009. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 26 MEI Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering (1)

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 26 MEI Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering (1) MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 26 MEI 1998. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering (1) Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering,

Nadere informatie

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer,

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST 5 MAART 1998. Besluit van de Waalse Regering tot vervanging van de artikelen 279 à 283 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium De Waalse

Nadere informatie

BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden

BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden (B.S. 19.II.1999) Art. 1. HOOFDSTUK I. DEFINITIES Voor de toepassing

Nadere informatie

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Kanselarij Boudewijnlaan 30, bus 20 1000 Brussel

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

VR DOC.0286/2BIS

VR DOC.0286/2BIS VR 2017 3103 DOC.0286/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden

Nadere informatie

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied Besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning en een exploitatievergunning voor intramurale en transmurale voorzieningen

Nadere informatie

Ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering houdende de instelling van een gemeenschapswaarborg in het kader van het projectspecifieke DBFM-programma

Ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering houdende de instelling van een gemeenschapswaarborg in het kader van het projectspecifieke DBFM-programma Ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering houdende de instelling van een gemeenschapswaarborg in het kader van het projectspecifieke DBFM-programma DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 november

Nadere informatie

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen versie van kracht op DE VLAAMSE REGERING,

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen versie van kracht op DE VLAAMSE REGERING, Opschrift Datum Gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid 14 september 2012 Besluit van de Vlaamse

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 69119 VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2011/35925] 28 OKTOBER 2011. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van de percelen gelegen in de woonzone

Nadere informatie

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/31457] 24 APRIL 2014. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van meerdere uitvoeringsbesluiten van de

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 15.07.2014 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 15.07.2014 MONITEUR BELGE 53805 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/31492] 10 JUNI 2014. Ministerieel besluit tot vaststelling van de typeinhoud en de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de energieaudit opgelegd door het Besluit

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995

Nadere informatie

Art. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Handhavingsbesluit Baby s en Peuters van 11 december 2015.

Art. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Handhavingsbesluit Baby s en Peuters van 11 december 2015. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 (BS 3 februari 2016) houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby s en peuters

Nadere informatie

SITES OP PARTICULIERE GRONDEN

SITES OP PARTICULIERE GRONDEN Vlaanderen is bodembewust SITES OP PARTICULIERE GRONDEN WWW.OVAM.BE Risicogronden In het verleden kregen oude stortplaatsen of fabrieksterreinen een andere bestemming zoals woon- of landbouwgebied. Ook

Nadere informatie

Overeenkomst tot financiering bodemsanering tankstation bij wijze van overgangsmaatregel in combinatie met een sluiting

Overeenkomst tot financiering bodemsanering tankstation bij wijze van overgangsmaatregel in combinatie met een sluiting Overeenkomst tot financiering bodemsanering tankstation bij wijze van overgangsmaatregel in combinatie met een sluiting De ondergetekenden De vzw Bodemsaneringsfonds voor benzinestations hierna genoemd

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2016/35817] 4 MEI 2016. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen in Middelkerke als site

Nadere informatie

OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN

OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN 1.04.2019 pagina 1 van 34 OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN 1.04.2019 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel publicatie: Overdracht

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 80072 BELGISCH STAATSBLAD 15.10.2014 MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2013/36106] 19 NOVEMBER 2013. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van de percelen gelegen in Kortrijk als

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs met betrekking

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus

Nadere informatie

Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet. 11 JUNI 1998. Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van 18 juli 1996 houdende erkenning van de instellingen die bemiddelen bij schulden (VERTALING).

Nadere informatie

Grondeninformatieregister (GIR) van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) op het internet

Grondeninformatieregister (GIR) van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) op het internet Vlaamse Toezichtcommissie voor het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer Beraadslaging VTC nr. 26/2017 van 17 mei 2017 Betreft: aanvraag tot machtiging voor de mededeling van persoonsgegevens uit

Nadere informatie

VR DOC.1441/2BIS

VR DOC.1441/2BIS VR 2018 0712 DOC.1441/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de inlichtingen van het verslag, het opleggen van concrete beschermende maatregelen, het delen van gegevens, documenten en informatiedragers

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 10.02.2006 MONITEUR BELGE 6883 Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 14 novembre 2005, Vu l accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 21 novembre 2005, Vu l avis

Nadere informatie

VLAAMSE OVERHEID. Omgeving

VLAAMSE OVERHEID. Omgeving 65998 MONITEUR BELGE 19.06.2017 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Omgeving [C 2017/12615] 1 JUNI 2017. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden

Nadere informatie

Waarom onze bodem de beste bescherming verdient. OVAM, uw beleidspartner in afval en bodem

Waarom onze bodem de beste bescherming verdient. OVAM, uw beleidspartner in afval en bodem Waarom onze bodem de beste bescherming verdient. OVAM, uw beleidspartner in afval en bodem Onze bodem beschermen is onze toekomst beschermen. De bodem vervult een onschatbare rol in de voedselproductie,

Nadere informatie

Overwegende dat de geselecteerde gronden vastgesteld worden als site 'Woonzone voormalige stortplaats Baron Moyersoen Park' in Aalst.

Overwegende dat de geselecteerde gronden vastgesteld worden als site 'Woonzone voormalige stortplaats Baron Moyersoen Park' in Aalst. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen in Aalst als site 'Woonzone voormalige stortplaats Baron Moyersoen Park' in Aalst. DE OVAM, Gelet

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 61935 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2018/31590] 12 JULI 2018. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van premies voor de uitvoering van bodemonderzoeken en behandelingswerken

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 65341 N. 2012 3193 VLAAMSE OVERHEID [C 2012/36111] 21 SEPTEMBER 2012. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de modulaire structuur van het secundair volwassenenonderwijs voor het studiegebied toerisme

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie 25 APRIL 2016. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen in Boechout als site Woonzone Boechout

Nadere informatie

4732 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

4732 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 4732 BELGISCH STAATSBLAD 24.01.2012 MONITEUR BELGE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2012 298 [C 2011/31649] 15 DECEMBER 2011. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit van 22 november 2013, het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, het

Nadere informatie

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand Besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

Richtlijnen: overdracht delen van kadastrale percelen

Richtlijnen: overdracht delen van kadastrale percelen Richtlijnen: overdracht delen van kadastrale percelen Richtlijnen: overdracht delen van kadastrale percelen Documentbeschrijving 1. Titel publicatie Richtlijnen: overdracht delen van kadastrale percelen

Nadere informatie