Samenstelling en lay-out F. Ho Sam Sooi.

Transcriptie

1 Samenstelling en lay-out F. Ho Sam Sooi.

2 1. Inleiding: In deze map staan diverse oefeningen die gedaan kunnen worden als voorbereiding op het mondelinge deel van het schoolonderzoek Engels. Sommige oefeningen zijn individueel en andere oefeningen worden in tweetallen gedaan. Voor alle oefeningen geldt hetzelfde: als leerling moet je zelf gaan praten, in het Engels en als je een woord niet weet, dan ga je het omschrijven. Gebruik voorbeelden of leg uit wat je er mee kan doen of waar je het tegen komt. Het heeft geen zin om iets in het Nederlands te zeggen omdat je praat met iemand die alléén Engels spreekt. 2 inhoud: blz nuttige uitdrukkingen. blz how do you say? blz one minute subjects. blz gesprekken voor tweetallen. blz voorbeelden van Taaldorp opdrachten. blz telefoonopdrachten. blz. 18 2

3 2.1 Nuttige uitdrukkingen: 1. goedemorgen. good morning. 2. goedemiddag. good afternoon. 3. tot ziens. goodbye. 4. telefoonnummer. telephone number. 5. ik heet.. my name is.. 6. ik woon in.. I live in.. 7. ik kom uit.. I am from.. 8. ik ben.. jaar I am.. years old. 9. ik zoek naar.. I m looking for T-shirt T-shirt. 11. een spijkerbroek. a pair of jeans. 12. een jurk. a dress. 13. een rok. a skirt. 14. een trui. a sweater. 15. ik heb maat.. my size is een cadeautje. a gift. 17. een souvenir. a souvenir. 18. warenhuis. a department store. 19. mag ik een.. can I have groentes. vegetables. 21. aardappels. potatoes. 22. vlees. meat. 23. een toetje. sweet / desert. 24. ijs. ice-cream. 25. patat. chips. 26. vis en patat. fish n chips. 27. cafe (Engels). pub. 28. glas (water). a glass of.. (water). 29. hotel. hotel. 30. waar kan ik overnachten? where can I spend the night? 31. logies met ontbijt. bed and breakfast (B&B). 32. hoe duur is het? how much is it? 33. goedkoop. cheap. 34. weinig geld. little money. 35. te duur. too expensive. 36. hoe kom ik daar? how do I get there? 37. hoe ver is dat? how far is that? 38. hoe lang loop ik erover? how long will it take to walk there? 39. welke bus gaat daar naar toe? which bus goes there? 40. gaat lijn.. daar ook naar toe? does line.. go there too? 41. hoe laat vertrekt lijn..? what time does the.. leave? 42. waar moet ik overstappen? where do I have to change? 43. waar is de ondergrondse? where is the tube? (underground) 44. bezienswaardigheden bekijken to see the sights. 45. en fiets huren. to rent a bike. 46. een rondvaart maken. to make a canal tour. 47. bioscoop. cinema. 48. schouwburg / theater. theatre. 49. voetbalstadion. football stadium. 50. concertzaal. concerthall. 3

4 51. paardenraces. horse races. 52. gokkantoor. betting shop 53. dierentuin. zoo 54. museum. museum 55. disco. disco 56. boekenwinkel. book shop. 57. tijdschrift. magazine. 58. krant. newspaper. 59. kaartje. ticket. 60. toegangsprijs. entrance fee. 61. hoe laat gaat het open? at what time does it open? 62. hoe laat begint het? at what time does it begin? 63. hoe laat sluit het? at what time does it end? 64. museum. museum. 65. versturen. to send. 66. ansichtkaart. postcard. 67. brief. letter. 68. telegram. telegram. 69. gelukstelegram. greetings telegram. 70. postzegels. stamps. 71. telefoonboek. telephone guide 72. telefooncel. telephone box. 73. klein geld. change. 74. bankbiljetten. banknotes. 75. met geld betalen. to pay cash. 76. pinnen. to pay by machine. 77. dokter. doctor 78. verpleegster. nurse. 79. ziekenhuis. hospital. 80. dokterspraktijk. surgery. 81. apotheek. chemist s. 82. recept. prescription. 83. gewond. injured. 84. hoofdpijn. headache 85. keelpijn. a sore throat. 86. verkouden zijn. to have a cold. 87. mijn knie doet zeer. my knee hurts. 88. mijn broertje is gevallen. my brother has fallen. 89. tabletten. tablets. 90. drankje. tonic. 91. vitaminepillen. vitamin pills 92. portemonnee. purse. 93. portefeuille. wallet. 94. paspoort. passport. 95. rijbewijs. driving license. 96. identiteitskaart. identity card. 97. op het politiebureau. at the police station ik ben mijn ID kaart kwijt. I ve lost my ID-card ik wil aangeven. I want to report de diefstal van. the theft of.. 4

5 2.2 How do you say? Hoe zeg je dit in het Engels? 1. je bent in boekwinkel en vraagt naar een boek over Londen. 2. je vraagt in een hotel of er nog een kamer vrij is. 3. op een station in Engeland vraag je of dit de trein is naar Liverpool. 4. je vraagt een vriend of hij je vanavond komt opzoeken. 5. je vraagt iemand waar je de dokter kunt vinden. 6. je vraagt of er ergens in de buurt een goede camping is. 7. je vraagt in een platenzaak of je de cd mag beluisteren. 8. je vraagt iemand een taxi voor je te bellen. 9. je vraag iemand met je mee te gaan naar de film. 10. je vraagt iemand de weg naar Tower Bridge. 11. je belt op en vraag of je John kunt spreken. 12. vraag in een modezaak of je iets mag passen. 13. vraag iemand of je hem/haar kunt helpen. 14. vraag iemand of je zijn/haar potlood mag lenen. 15. vraag iemand hoe het met hem/haar gaat. 16. vraag iemand wat harder te spreken. 17. vraag iemand zijn naam te spellen. 18. iemand maak veel herrie, vraag of het wat zachter kan. 19. vraag iemand langzamer te spreken. 20. vraag iemand of hij/zij een goede reis heeft gehad. 21. vraag iemand hoe laat het is. 22. vraag hoeveel iets kost. 23. vraag wat er vanavond op tv is. 24. vraag je vriend(in) waar hij/zij dat gekocht heeft. 25. vraag wat er aan de hand is. 26. begroet iemand die je tegen komt. 27. wens iemand een prettige avond. 28. vertel iemand de weg naar het station. 29. verontschuldig je omdat je te laat bent. 30. bied een ouder iemand je zitplaats aan in de bus. 31. bel je vriend(in) op en zeg dat je niet naar het feestje kan komen. 32. iemand dringt voor in een winkel, zeg dat jij aan de beurt bent. 33. bied iemand aan de zware koffer te dragen. 34. stel iemand voor om naar een (pop)concert te gaan. 35. je wil op straat iemand iets vragen, hoe spreek je die persoon aan? 36. vertel een agent dat je portemonnee gestolen is. 37. vertel iemand dat je op vakantie bent geweest. 38. feliciteer iemand met 39. je zegt aan de telefoon dat je het verkeerde nummer hebt gedraaid. 40. stel je zus aan iemand voor. 41. bied iemand iets te drinken aan. 42. vertel iemand hoe laat het is. 43. bedank iemand voor hoe zeg je : tot ziens. 45. zeg tegen iemand dat je het fantastisch vindt. 46. vertel waar je vandaan komt. 47. zeg dat je niet van die muziek houdt. 48. vertel iemand hoe oud je bent. 49. vertel iemand waar je op school zit. 50. vertel iemand welk beroep je wil gaan doen. 5

6 2.2 One Minute Subjects Kies één onderwerp uit en over dit onderwerp moet je in het Engels minimaal één minuut kunnen vertellen en de vragen van je klasgenoten beantwoorden. 1. my favourite meal. restaurant. clothes. music. pop/film star. TV-programme. sport. shop. 2. a book I liked very much 3. a book I didn t like at all. 4. I read in the newspaper.. 5. my holiday in.. 6. my trip to.. 7. something strange happened when.. 8. plans for the future. 9. pets. 10. the weekend. 11. Something I like very much. 12. something I hate very much. 13. a funny dream. 14. an interesting museum. 15. the weather. 16. the news. 17. pocket money. 18. if I were rich. 19. an interesting job. 20.??? pick a subject yourself! 6

7 2.4 Gesprekken voor tweetallen. 1a Hello, my name is Sue Hello my name is Sue. I m thirteen years old. My father is thirty-eight. My mother is thirty-seven. I m from Scotland. I live in a small house. I have no animals. I like judo and disco music. My favourite food is fish and chips. 1b Hello, my name is John Hello my name is John, what s your name? What country are you from? How old are you? How old are your parents? Have you got any animals? What s your favourite kind of music? What s your favourite sport? What is your favourite food? What do you do in the weekends? 1c Hello, my name is Groet Zeg hoe je heet en vraag haar naam. Vertel het haar en vraag haar leeftijd. Vraag wat ze in Nederland doet. Vraag of haar ouders hier ook zijn. Vraag waar ze logeert. Vertel dat je een pen pal hebt in Schotland Vraag of ze graag winkelt. Stel voor om samen iets te gaan drinken. Hello, my I m My A girl from Canada Groet terug. Zeg je naam, en vraag waar you vandaan komt Beantwoord de vraag Zeg dat je op vakantie bent. Je ouders en broertje zijn nog in Canada. Je logeert bij een pen pal. Reageer en zeg dat je de winkels mooi vindt. Je winkelt graag, maar je woont in een dorp. Ga akkoord. 7

8 2a What is your hobby? A friend Do you have any hobbies? What are your hobbies? What sort of music do you like? Do you ever listen to classical music? Not really classical music, but I sometimes listen to film music For instance the music of The sound of music, have you seen that film? I think everybody should see it. What kind of drawings do you make? Bevestig dit. Zeg dat je van tekenen en muziek houdt Beantwoord Geef antwoord en vraag of hij/zij wel eens naar klassieke muziek luistert Vraag om een voorbeeld. Zeg dat je niet van dat soort films houdt. Zeg dat je graag gezichten tekent. 2b What s your hobby? Vraag of hij/zij van sport houdt. Vraag of hij/zij hobby s heeft. Vraag om wat voor posters het gaat. Vraag wat zijn/haar oudste poster is. Vraag of hij/zij nog meer hobby s heeft. Vraag welke muziek hij/zij het leukst vindt. Zeg dat je daar helemaal niet van houdt. Vertel het. 2c What s your hobby? Vraag hem/haar of hij/zij hobby s heeft. Vraag welke sport. Zeg dat je nog nooit een cricket wedstrijd hebt gezien. Vraag of hij/zij voetbalt. Vraag welk team hij/zij wil zien spelen? Zeg dat die kaartjes erg duur zijn. Zeg dat het goed is. A friend from England. Yes, I do. I play tennis in summer and I do gymnastics in winter. I collect old posters. Well, for instance posters of old movies or sport matches. It s a poster of a soccer match between England and Germany in Not really, I like all sorts of music, but you don t call that a hobby, do you? I like the music of the sixties, Rolling Stones, Beatles. What kind of music do you like? A boy /girl from England Zeg dat je geen hobby s hebt, maar wel van sport houdt. s Winters tafeltennis en in de zomer cricket. In Engeland is men er gek op. Nee, te ruw, maar wil wel een wedstrijd in Nederland zien. Ajax of Feijenoord. Zeg dat jij betaalt als you voor de kaartjes zorgt. Zal ik je nu wat over cricket vertellen? 8

9 3a Are you being served? Shop assistant Good morning, can I help you? What colour would you like? What about these socks? These socks are three pounds. Those socks are two pounds fifty These socks always fit. Thank you, here s fifty pence change. Customer Groet, je wil sokken kopen. Rood. Vraag naar de prijs. Je vindt ze te duur, vraag naar de prijs van een ander paar. Vraag of de maat goed is. Geef drie pond. Groet. 3b Are you being served? Shop assistant Good morning, can I help you? Let me see, yes, here, what size? What colour would you like? What about this one? Here are some more would you like to try it on? The fitting room is in the corner. Do you need any help? 3c Are you being served? Groet Je wilt een trui Zeg een kleur Je vindt hem wel leuk. Vraag waar de paskamer is. Zeg dat de trui te klein is. Deze is beter, vraag naar de prijs. Je vindt hem duur, maar wel mooi. Koop de trui. Customer Je zoekt een trui. Reageer. Reageer. Je vindt het niks, leg uit waarom niet. Vraag waar de paskamer is. Zeg dat het ziet en bedank. Nee! A shop assistant Groet en vraag of je kan helpen. Wijs aan waar de truien liggen. Vraag naar de kleur. Laat een trui zien en vraag wat de klant ervan vindt. Vraag of ze hem wil passen. Vertel dat de paskamer in de hoek is. Geef een maat groter. 25 pond. Reageer. Reken af. 9

10 4a How are you today? A friend Hello I m not feeling well. I ve got a bad cold. I can t, I ve got an exam today. I ll take an aspirin and hope for the best. Thanks a lot, bye. 4b How are you today? A friend Hi, how are you today? I m pleased to hear that, how s your sister? I m sorry to hear that, what s the matter? What happened? How serious is it? How long will she have to stay in hospital? I m glad to hear that. Wish her all the best. 4c How are you today? Groet en vraag hoe het ermee gaat. Vraag wat er met die broer aan de hand is. Vraag of het ernstig is. Vraag hoe lang hij in het ziekenhuis moet blijven. Vraag je vriend of hij met je mee naar huis gaat om het hele verhaal te vertellen. Vraag of hij/zij zijn/haar broer het beste wil wensen en groet. Groet en vraag hoe het ermee is. Vraag wat er aan de hand is. Vraag waarom hij/zij niet in bed blijft. Zeg dat je dat jammer vindt. Wens hem/haar het beste Groet. Zeg dat alles goed met je gaat. Vertel dat ze in het ziekenhuis ligt. Zeg dat ze haar arm heeft gebroken. Vertel dat ze van haar fiets is gevallen. Zeg dat het niet al te erg is. Vertel dat ze morgen thuis komt. Bedank en groet. A friend Goed, maar niet met zijn/haar broer. Zeg dat die broer een ongeluk met de auto heeft gehad. Zijn/haar broer ligt in het ziekenhuis. Hij heeft een gebroken been en een gebroken arm. Dat weet hij/zij niet. Dat kan helaas niet, hij/zij wil nog een boek kopen voor zijn/haar broer in het ziekenhuis. Bedank en groet. 10

11 5a On the telephone. Operator Operator, can I help you? A collect call to What s the number, please. And your name? Could you spell that please? Thank you, hold the line please. Here s your call. 5b On the telephone. r friend s mother London Oh hello, how are you? Pam, let me see. Yes believe she is in, one moment please. I ve tried to call her, but her radio is too loud. I ll have to go upstairs to get her. I m sorry, but she isn t in her room. She must have taken boomer out and let her radio on. Je wilt naar bellen (collect call). Noem het telefoonnummer. Noem je naam. Spel je naam. Noem je naam. Zeg dat het goed met je gaat en vraag of je Pam kan spreken. Bedank haar nogmaals. Zeg dat je dat jammer vindt en dat je later terug zal bellen. Groet. 5c On the telephone Noem je naam en vraag of je met John spreekt. Vraag hoe het met hem gaat. Nog niet, je bent nog hard aan het werk op school. Vraag of hij nog tijd heeft om een week naar Nederland te komen. Vraag wanneer hij wil komen. Zeg dat het in orde is en dat je nog zult schrijven. Groet. r pen friend Noem je nummer, Bevestig dat en zeg dat je het leuk vindt dat hij/zij belt. Zeg dat het goed gaat, vraag of de vakantie al begonnen is. Vertel dat je een baantje hebt in een supermarkt. Je vindt dit een geweldig idee en wilt graag komen. Stel de laatste week van juli voor. Bedank voor de uitnodiging en groet 11

12 6a Bed & Breakfast. Zeg dat je op zoek bent naar een Bed & Breakfast. Vraag waar het is. Vraag of het ver weg is. Bevestig dat. Herhaal haar instructies. Vraag of zij denkt dat er een kamer vrij is. Vraag of zij nog andere adressen weet Bedank haar en groet. Shopkeeper Bed & Breakfast / Let me think. Yes, I know a very good address. Mr. And Mrs.Jones live in King s lane. Have you got a car? Well, follow this road until the traffic lights, then turn right. It s the fourth house on you left. I ve no idea. We have lots of tourists at this time of the year. If they re full up, come back here and we ll see what we can do. 6b Bed & Breakfast. Wens goedemiddag. Zeg dat je het bordje Bed & Breakfast in de tuin hebt gezien. Zeg dat je een kamer voor twee personen zoekt. Vraag hoeveel de kamer kost. Vraag of het ontbijt daar bij inbegrepen is. Zeg dat je de kamer graag wilt en vraag waar jullie de auto kunnen parkeren. bedank Mrs. Jones Good afternoon, can I help you? That s right, are you looking for a room? re lucky, a couple from Germany left this morning. This room is fifteen pounds. Yes, a real English breakfast is included. can park your car across the street. I ll help you with your luggage. 6c Bed & Breakfast. Groet en zeg dat je het bordje B&B in haar tuin hebt gezien. Zeg dat je een kamer zoekt voor twee personen. Vraag hoeveel de kamer kost. Vraag waar je kan parkeren. Zeg dat het een mooi oud huis is. Vraag of het er altijd zo rustig is. Zeg dat je je vriend(in) gaat vertellen dat je een kamer hebt gevonden. An English lady Vraag of hij/zij een kamer zoekt. Zeg dat er nog een kamer vrij is. De kamer kost 15 pond, inclusief ontbijt. Zeg dat ze in de tuin kunnen parkeren, die is groot genoeg. Vertel dat het huis 300 jaar oud is. Zeg dat het zelfs in juli en augustus rustig is. Zeg dat je zoon de koffer naar de kamer zal brengen 12

13 7a booking a room. Hotel clerk that s right, can I help you? for when? I m afraid we re full on Saturday. Next Friday, let me see. Friday is no problem. One single bedroom for next Friday. What name, please? Could you spell that please? Thank you, goodbye. 7b booking a room. Hotel clerk Pandorra hotel, can I help you? Oh, from Holland, what can I do for you? For what date? A single room or a double room? Would you like a double room with a bathroom and a toilet? Yhat s no problem, for how many nights? A double room with shower and toilet for June 7 and 8. Thirty-five pounds. No, breakfast is extra. Vraag of je met het Alpha hotel spreekt. Zeg dat je een kamer wilt reserveren. As zaterdag. Vraag of a.s. vrijdag wel mogelijk is. Reserveer een éénpersoonskamer. Noem je naam. Spel je naam. Groet. Noem je naam en zeg waar je vandaan komt. Zeg dat je een kamer wil reserveren. 7 juni. Je wilt een tweepersoonskamer. Zeg dat je een kamer met douche en toilet wil. 2 nachten. Vraag wat de kamer kost. Vraag of ontbijt is inbegrepen. Bedank en groet. Thank you, goodbye. 7c booking a room. Vraag of je met het Taft hotel spreekt. Zeg dat je twee kamers wilt reserveren. Noem een datum. Vraag om een éénpersoonskamer en een twéépersoonskamer. Vraag naar de prijs. Vraag of het ontbijt bij de prijs is inbegrepen. Zeg dat je de kamers neemt. Bedank en groet. Hotel clerk Bevestig dit en vraag of je hem/haar kan helpen. Vraag voor welke datum. Vraag of hij/zij een moment kan wachten. Zeg dan dat er nog kamers vrij zijn. Vraag of hij/zij kamers met douche en toilet wil. Een tweepersoonskamer kost 35 pond, een eenpersoonskamer kost 25 pond. Dat is het geval. Zeg dat ze op de afgesproken datum verwacht worden en groet. 13

14 8a Talking about the weather. Zeg dat het mooi weer is. Vertel dat het gisteren regende toen je uit Nederland vertrok. Vraag hoe de zomers in Engeland zijn. Vraag hoe de winters in Engeland zijn. Zeg van niet, er is meer regen dan sneeuw. Enkele buien, maar ook zonnige periodes. Je biedt aan hem te helpen. 8b Talking about the weather. An English visitor What was the weather like when you were on the ferry yesterday? Does it often rain in Holland? What was the weather like last winter? We had a terrible snow storm. must have seen it on television. What s the summer like in you country? We sometimes go to Spain in summer. Have you ever been to Spain? Italy! The weather can be very hot there, can t it? 8c Vertel het haar. Talking about the weather. Zeg dat de zon scheen toen je uit Nederland vertrok. Vertel haar dat het niet zo erg is. Vraag of ze daar vaak komt. Vraag of ze daar vaak heen gaat. Vraag wat de weersverwachting voor morgen is. Zeg dat het goed weer is voor uitstapjes. Vertel dat je de Tower gaat bezichtigen. Bedank en groet. An English friend Yes, it s not bad for this time of the year. Yesterday, let me think. Yes we had some rain here too. I think they are like the summers in your country. Not very cold. We sometimes have snow in the north. Do you have much snow in Holland? We had lots of rain last year. Did you hear the weather forecast for tomorrow? Not bad, I promised to help my dad in the garden. That s very kind of you.. Zeg dat het regende, mar dat er geen wind was. Zeg van wel. Een beetje sneeuw, een beetje ijs en veel regen. Bevestig dit. Kan soms mooi zijn, maar vaak ook koud en nat. Zeg van niet, maar vertel dat je wel in Italië bent geweest. Bevestig dit. An English lady. Vraag waar hij/zij vandaan komt. Vraag hoe het weer daar nu is. Zeg dat je dacht dat het altijd regent in Nederland. Vertel dat het in Schotland vaak regent. Zeg dat je broer daar woont. Niet zo vaak, je houdt niet van regen. Een beetje zon en een beetje wind. Vraag hoe hij/zij daar naar toe gaat. Wens hem/haar veel plezier. 14

15 9a at a restaurant. Waiter Good evening. A table for four, have you booked a table? I don t think so, let me take our coats. This way please, will this table do? Would like to order a drink first? Two red wine and two white wine, thank you here s the menu. The telephone is over there in the corner. 9b at a reataurant. Waiter Good afternoon, a table for two? Have you booked? Let me see, yes, that s right. This way please. This is your table, here s the menu. Very well, what would you like to drink? Thank you, I hope you don t mind being in the nonsmoking section. Fine, I ll be right back. Here are your drinks. Are you ready to order? Thank you. 9c Groet. at a restaurant Vraag of er een tafel voor twee personen vrij is. Zeg van niet. Zeg dat de tafel goed is. Bestel een sinaasappelsap en een glas witte wijn. Vraag of de ober iets kan aanbevelen. Vraag wat het dagmenu is. Groet en vraag om een tafel voor vier personen. Zeg van niet en vraag of dat een probleem is. Zeg dat je het een prima tafel vindt. Bestel 2 rode en 2 witte wijn en een glas water. Bedank en vraag of je even kan telefoneren. Ja, graag een tafel bij het raam. Ja, noem je naam. Je wil iets te drinken bestellen. Een glas sherry en een rode wijn. Zeg dat jullie niet roken. Bestel twee keer het menu van de dag. Waiter Groet. Vraag of er gereserveerd is. Vraag of ze even willen wachten. Zeg dat er nog een tafel vrij is. Vraag hem/haar te volgen, wijs een tafel aan en vraag of die goed is. Vraag of ze iets willen drinken. Geef de menukaarten. Vraag of ze iets willen bestellen. Zeg dat het dagmenu erg goed is. 15

16 10a at the post office. Clerk Good morning, can I help you? That is 35p, anything else? Let me see, that exactly 2 pounds. Anything else? For 10, 40 or 100 units? Alright, 40 units. Here you are. Anything else? I think you ve forgotten something. have forgotten to pay! That ll be 7 pounds fifty altogether. Goodbye 10b at the post office. Clerk Good afternoon. Of course, let me see. One hundred pounds. Can I see your passport, please? We always want to see a person s passport before we cash a cheque. Hurry up a bit please, there are a lot of people waiting behind you. Thank you, that s alright. Here s one hundred pound note. As you wish, ten pound notes, anything else? Ten stamps, that ll be three pounds fifty Thank you. Groet en vraag om een postzegel voor een brief naar Holland. Je wil ook een pakketje naar Nederland versturen. Je wil ook een telefoonkaart. Zeg dat 40 wel genoeg is. Je hebt verder niets nodig./ Groet. Je vraagt wat er aan de hand is. Zeg dat het je spijt en vraag hoeveel je moet betalen. Geef het geld en groet opnieuw. Groet en vraag of je een travellers cheque kan verzilveren. Je vraagt waarom hij/zij je paspoort nodig heeft. Zeg dat het in een van je zakken zit. Zeg dat je je paspoort gevonden hebt. Zeg dat je liever biljetten van 10 hebt. Vraag om tien postzegels voor brieven naar Nederland. Bedank en groet. 10c at the post office. Clerk Groet en vraag of je kan helpen. Dat kan, vraag om een legitimatiebewijs. Vraag om het bankpasje. Vraag om het nummer van het pasje in te vullen. Bedank en vraag hoe de klant het geld wil hebben. Geef het geld en vraag of de klant nog iets wil. Wens een prettige vakantie en groet. Vraag of je een cheque kan verzilveren. Geef je paspoort. Geef het pasje. Goed. Vraag om 5 biljetten van vijf pond. Zeg van niet en groet. 16

17 PUB 2.5 Voorbeelden van Taaldorp opdrachten. Situatie: Je zit in een Engelse pub met een Engelse man/vrouw aan de bar. Opdracht: Spreek hem / haar aan en begin een gesprek en voer een gezellig kroeggesprek.. MAC DONALDS Situatie: Je gaat naar een Mac Donalds in Londen. Je wilt iets eten en drinken, maar je hebt niet voldoende Engels geld bij je, wel Nederlands geld en je pinpas. Opdracht: 1. Los het probleem met het geld op 2. Bestel iets te eten en te drinken. STATION ONDERGRONDSE Situatie: Je staat op het station en je moet ergens naar toe: b.v. Het vliegveld. Het ziekenhuis. De dierentuin. Madam Tussaud s Kies zelf waar je naar toe wilt (je mag ook zelf een andere bestemming kiezen). Opdracht: Koop een kaartje. POSTKANTOOR Situatie: Je hebt een pakje en dat moet naar Nederland gestuurd worden. Bedenk zelf wat er in zit, naar wie het gestuurd moet worden en wanneer het aan moet komen. Opdracht: Ga naar het postkantoor en regel het. 17

18 2.6 telefoonopdrachten: TELEFOON Situatie: Je wilt graag naar een camping iets buiten Londen. Opdracht:. Bel de Camping en vraag of ze komend weekend plek hebben voor 2 personen en een tent. Vraag ook of de camping beschikt over een zwembad en een kantine. DE TELEFOON Situatie: Je bent vanochtend met de veerboot aangekomen in Engeland. Je hebt nog geen onderdak geregeld voor de komende nacht. Opdracht: Bel het hotel en vraag of ze voor vanavond nog een tweepersoonskamer hebben. Geef aan dat je een kamer met douche en toilet wilt. 18