Correctievoorschrift HAVO en VHBO Cl) 'tj C :::::s J:.- Cl).c u en Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs 9 HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 90 nhoud Algemene regels 2 Scoringsvoorschrift 2. Scoringsregels 2.2 Antwoordmodel 93207 CV7 Begin
Algemene regels n het Eindexamenbesluit dagscholen VWO/HAVO/MAVO zijn twee artikelen opgenomen die betrekking hebben op de scoring van het schriftelijk werk, namelijk artikel 27 en artikel 28. Deze artikelen moeten als volgt worden geïnterpreteerd: De examinator en de gecommitteerde zijn verplicht het scoringsvoorschrift voor de scoring van het schriftelijk werk toe te passen. 2 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg de score voor het schriftelijk werk vast. Komen ze daarbij na mondeling overleg op basis van het scoringsvoorschrift niet tot overeenstemming, dan wordt de score vastgelegd op het rekenkundig gemiddelde van beide voorgestelde scores, (indien nodig) naar boven afgerond op een geheel getal. 2 Scoringsvoorschrift Voor de beoordeling van het schriftelijk werk heeft de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO) het volgende scoringsvoorschrift opgesteld. 2. Scoringsregels De examinator vermeldt de scores per vraag en de totaalscores op een aparte lijst. 2 Bij de scoring van een onderdeel van het schriftelijk werk zijn alleen gehele punten geoorloofd. Een toegekende score kan nooit lager zijn dan o. 3 Een volledig juiste beantwoording van een vraag levert het aantal punten op dat in het antwoordmodel als maximumscore staat aangegeven. 4 Voor het schriftelijk werk kunnen maximaal 00 scorepunten toegekend worden. De kandidaat krijgt 0 scorepunten vooraf. De score voor het schriftelijk werk wordt dus uitgedrukt op een schaal van 0 tot en met 00 punten. 5 ndien een gegeven antwoord niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist gekwalificeerd kan worden, moet het aantal beschikbare punten geheel of gedeeltelijk aan het gegeven antwoord worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel. 6 ndien in een gegeven antwoord een gevraagde verklaring, uitleg of berekening ontbreekt, dan wel foutief is, kunnen geen punten worden toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven. 7 ndien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 8 ndien een kandidaat meer antwoorden (in de vorm van voorbeelden, redenen e.d.) geeft dan er expliciet gevraagd worden, dan komen alleen de eerstgegeven antwoorden voor beoordeling in aanmerking. ndien er slechts één antwoord expliciet gevraagd wordt, wordt dus alleen het eerstgegeven antwoord in de beoordeling betrokken. 9 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer in rekening gebracht worden, ook al werkt ze verder in de uitwerking door, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt, of tenzij in het antwoordmodel anders is vermeld. JO dentieke fouten in verschillende vragen moeten steeds in rekening worden gebracht, tenzij in het antwoordmodel anders is vermeld. 93207 CV7 2 Lees verder
Een antwoord mag één cijfer meer of minder bevatten dan op grond van de nauwkeurigheid van de verstrekte gegevens verantwoord is. Bij grotere (on)nauwkeurigheid moet één punt worden afgetrokken. Voor een rekenfout in een berekening wordt ook één punt afgetrokken. Maximaal wordt voor een fout in de nauwkeurigheid van het antwoord en voor rekenfouten in de berekening samen één punt van het aantal punten van het desbetreffende onderdeel afgetrokken. 2 ndien in een vraag niet naar toestandsaanduidingen wordt gevraagd, behoeven deze in de antwoorden niet in beschouwing te worden genomen (fouten in toestandsaanduidingen worden dan dus niet in rekening gebracht). Het verdient aanbeveling de scoring van het examenwerk per vraag uit te voeren en tijdens de scoringsprocedure de volgorde van examen werken enkele keren te wijzigen. Dit om ongewenste beoordelingseffecten tegen te gaan. 2.2 Antwoordmodel Antwoorden Opgave! D aantal protonen: aantal elektronen: 2 aantal protonen juist aantal elektronen = aantal protonen + 2 D lading lithiumion is + lading aluminiumion is 3 + conclusie over x in overeenstemming met opgegeven ladingen 3 D de stof is opgebouwd uit ionen of de stof is een zout dus vast Opgave 2 4 D CH3-CH-CH2-CH3 SH SH-groep aan tweede koolstofatoom rest van de structuurformule Aan structuurformules zonder -SH groep geen punten toekennen. 93207 CV7 3 Lees verder
Oeelscores * 5 0 CHj-CHZ-CHz-CHzBr + SH- --+ CHj-CHZ-CHz-CHzSH + Br: formule l-broombutaan voor de pijl --=2=-- Be- na de pijl -'------ rest van de vergelijking : indien voor en na de pijl een koolstofverbinding met een onjuist aantal C-atomen staat, maar overigens juist indien voor en na de pijl een koolstofverbinding met de substituent op de verkeerde plaats, maar overigens juist --=3=-- --=3=-- Opgave 3 6 0 de palladium-elektrode staat elektronen af (aan DzO) dus: palladium-elektrode is verbonden met de negatieve pool 7 0 400- --+ 0z + 2Op + 4e-.00- voor de pijl rest van de vergelijking H in plaats van D is toegestaan. 8 0 ~He massagetal 3 atoomnummer 2 en symbool He * 9 0 Een juiste berekening leidt tot het antwoord: 2,4 0j (liter) berekening aantal mol oz:,0 delen door 4 berekening aantal molekulen Oz: aantal mol D, vermenigvuldigen met 6,0 023 berekening aantal Joule: aantal molekulen D, vermenigvuldigen met 5,3.0-3 berekening aantal liter benzine: aantal joule delen door 3,3 07 o Opgave 4 0 0 Een juiste berekening leidt tot het antwoord 2,5.0-7 (mol -) berekening poh: pkw - 7,40 berekening [OH-j uit lo-poh 93207 CV7 4 Lees verder
D Eén van de twee volgende: (Een oplossing van ongeveer gelijke hoeveelheden van) een zwak zuur en zijn geconjugeerde base Een oplossing waarvan de ph weinig/niet verandert als een (kleine hoeveelheid) zuur of base wordt toegevoegd (of als water wordt toegevoegd). Antwoorden als "oplossing waarvan de ph niet verandert" 0 punten. 2 D HC03- indien ionlading fout maar overigens juist indien naam in plaats van formule.co/- o Opgave 5 3 D H H \ c=c \ H Cl koolstofskelet C = C rest van de structuurformule 4 D C8H604 Voor een structuurformule zonder C=C geen punten toekennen. juiste index bij H rest van de formule 5 D o H H H H H H H H H H H H rc-o-?-?-?-?-h C-O-C-C-C-C-H o H H H H een estergroep op de juiste manier getekend aan de benzeenring rest van de structuurformule Aan een structuurformule zonder een estergroep geen punten toekennen. 6 D DBF is een apolaire stof ----'--- olie is apolair en (een oplossing van azijnzuur in) water is polair (dus lost DBF beter op in olie dan in water) ----''-- 93207 CV7 5 Lees verder
* 7 0 Een juiste berekening leidt tot het antwoord: 5,0.0-5 (mol -). berekening maximaal aantal mmol DBF per kg olijfolie: 5 delen door 278 --,- berekening maximaal aantal mmol DBF per m3 olijfolie: maximaal aantal mmol DBF per kg olijfolie vermenigvuldigen met 0,92 03 ---=. berekening maximaal aantal mol DBF in één liter olijfolie: maximaal aantal mmol DBF per m! olijfolie delen door 06 ---=. Opgave 6 * 8 0 Mn04- + 8H+ + 5e-...Mn2+ + 4HzO HZCP4...2COz + 2H+ + 2e- 2 Mn04- + 6 H+ + 5 HZCP4...2 Mn2+ + 8 HP + 0 COz eerste halfvergelijking tweede halfvergelijking correct optellen van halfvergelijkingen 'wegstrepen' van H+ 9 0 bij het bereiken van het eindpunt verandert de kleur van de oplossing van kleurloos in paars want bij het eindpunt (is oxaalzuur op en dus) reageert permanganaat niet meer * 20 0 Een juiste berekening leidt tot het antwoord 0,707 M. berekening aantal mol OH- dat met oxaalzuur in 0,00 ml oplossing reageert: 3,60.0-4 vermenigvuldigen met 2 --='-- berekening aantal mol OH- dat met azijnzuur plus oxaalzuur reageert: 23,8 vermenigvuldigen met,020.0- en delen door 000. ---=. berekening aantal mol azijnzuur in 0,00 ml oplossing ;; berekening molariteit azijnzuur: vermenigvuldigen met 00 --='-- 2 0 er is meer permanganaat afgelezen dan uit de buret gestroomd is ;;-- daardoor wordt een te hoge waarde berekend :; Opgave 7 Een antwoord als: "er is meer permanganaat toegevoegd dan afgelezen en daardoor wordt een te hoge waarde berekend" geheel fout rekenen. 22 0 2 Mg + 0z...2 MgO formule zuurstof rest van de vergelijking 93207 CV7 6 Lees verder
23 0 K = [N2 ndien alleen de concentratiebreuk is gegeven, dus zonder K = ::. ndien geen concentratiehaken zijn gebruikt, maar overigens correct ;=------ ndien een onjuiste exponent is gebruikt, maar overigens correct ;:. ndien de concentraties van beide vaste stoffen zijn opgenomen, maar overigens correct ;=---- ndien de concentratie van één van beide vaste stoffen is opgenomen ::O:. K = [N) ook goed rekenen. 24 0 Mg3N2 + 8 H+...3 Mg2+ + 2 NH4 + formule NH4 + rest van de vergelijking Opgave 8 25D.X=C Y = CaO 3 C in plaats van C goed rekenen. 26 0 HP.OH- 27 0 2 CH4... C2H2 + 3 H2 formule methaan voor de pijl en formule waterstof na de pijl rest van de vergelijking 28 0 reactiemengsel door aceton leiden (bij lagere temperatuur) verkregen oplossing (van ethyn in aceton) verwarmen -Opgave 9 29 0 klein negatief * 30 0 Een juiste berekening leidt tot het antwoord: 5,9 03 (dm") berekening aantal liters lege ruimte: 40 vermenigvuldigen met 75/00 ;=---- berekening aantal liters ethyn-acetonoplossing: aantal liters lege ruimte vermenigvuldigen met 85/00 :. berekening aantal mol ethyn: aantal liters ethyn-acetonoplossing vermenigvuldigen met 9,4 :. berekening aantal dm- ethyn: aantal mol ethyn vermenigvuldigen met 24,5 ::. 93207 CV7 7 Lees verder
3 0 OpgavelO 2-aminopropaanzuur onaam koolstofskelet en uitgang "zuur" onaam substituent oplaatsaanduiding substituent 32 0 H +H3N-C -COOH CH3 komt het meest voor bij ph =,0 H H2N - C - coo CH3 komt het meest voor bij ph = 3,0 ojuiste structuurformule Ala + ojuiste structuurformule Ala : oaangegeven dat Ala" het meest voorkomt bij ph =,0 en Ala- bij ph = 3,0 33 0 34 0 0 Opgavell H 0 H 0 H 0 H~-C-C-NH-C-C-NH-C-C-OH H CH2 - OH CH3 ojuiste weergave peptidebindingen ojuiste weergave van de restgroepen ojuiste volgorde aminozuureenheden, dus met vrije carboxylgroep aan alanine Ala-Ser-Gly oser-ala-gly Opgave2 35 0 0 S20/- + 2 e-...2 SO/- 02-...2 + 2 e- 36 0 Een juiste berekening leidt tot het antwoord: 0,050 0-4 (mol 2) oaflezen van [2] op tijdstip t = 60 s en t = 20 s oberekening van het verschil in [2] oberekening aantal mol 2 in reactiemengsel : delen door 20 37 0 Een antwoord als "de concentratie van (kalium)persulfaat (en van kaliumjodide) wordt kleiner" is voldoende. ':urn. ode hoeveelheid of aantal mol van (kalium)persulfaat (en van kaliumjodide) wordt kleiner. 93207 CV7 8