Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer

2016D Lijst van vragen

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Administratiekantoor Bouw-Mouw

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag S Reactie op verzoek 08-DEF-B-183

Tweede Kamer der Staters-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Algemene voorwaarden Rocks recherchediensten te Zevenaar

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het is noodzakelijk om dit proces zorgvuldig te doorlopen en de rapportages en het voorstel voor het alternatief zorgvuldig te beoordelen.

- De bloemist: De bloemist handelend op deze website en waarvan de contact gegevens op deze website staan.

99ste Vergadering. Dinsdag 30 augustus 1983 Aanvang uur

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de gemeente Schiermonnikoog deels gegrond.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

Hypotheekverstrekking aan mensen met een studieschuld

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling. h2>klacht

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft F-35 programma en Nederlandse testtoestellen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DEN HAAG. Aandachtspunten bij de begroting 2014 van de minister van Defensie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Wie betaalt de rekening? Een onderzoek naar het niet betalen van een aantal facturen door het. Ministerie van Economische Zaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 18840 Besluitvorming inzake de aanschaf van YPR 765 pantserrupsvoertuigen Nr.4 ' Samenstelling: Leden: Joekes (VVD), Scholten, Van der Hek (PvdA), K. G. de Vries (PvdA), Kombrink (PvdA), Meijer (PvdA), Engwirda (D'66), voorzitter, Eversdijk (CDA), Wöltgens (PvdA), De Korte (VVD), Gerritse (CDA), Van Dijk (CDA), Van Muiden (CDA), Mateman (CDA), Wagenaar, Van Rey (VVD), Voorhoeve (VVD), Hummel (PvdA), ondervoorzitter, Vermeend (PvdA), Bruggeman (VVD). Plv. leden: Weisglas (VVD), Rienks (PvdA), Müller-van Ast (PvdA), Stemerdink (PvdA), Van den Bergh (PvdA), Van Dis (SGP), Cornelissen (CDA), Tazelaar (PvdA), Van Erp (VVD), Schartman (CDA), Kraaijeveld-Wouters (CDA), Frinking (CDA), Couprie (CDA), Schutte (GPV), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Nijhuïs (VVD), Herfkens (PvdA), De Visser (PvdA), ünschoten (VVD). 2 Samenstelling: Leden: S/an der Spek (PSP), Van Dis (SGP), Ter Beek (PvdA), Keja (VVD), K. G. de Vries (PvdA), De Kwaadsteniet (CDA), Evenhuis (VVD), voorzitter, Engwirda (D'66), Stemerdink (PvdA), Van den Bergh (PvdA), ondervoorzitter, Frinking (CDA), Blaauw (VVD), M. P. A. van Dam (PvdA), Borgman (CDA), Jabaaij (PvdA), Couprie (CDA), Van Vlijmen (CDA), Wagenaar, De Waart (PvdA), Brouwer (CPN), Ubels-Veen (EVP), Janmaat, Voorhoeve (VVD), Van Heemskerck-Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA). Plv. leden: Van der Doef (PvdA), Den Ouden- Dekkers (VVD), Vos (PvdA), De Boer (CDA), Korthals (VVD), Nypels (D'66), Tazelaar (PvdA), Meijer (PvdA), Aarts (CDA), Metz (VVD), Knol (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), De Visser (PvdA), Mateman (CDA), Krajenbrink (CDA), Schutte (GPV), Scholten, Beckers-de Bruijn (PPR), Dijkstal (VVD), Weisglas (VVD), Paulis (CDA). VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 19 november 1985 De commissie voor de rijksuitgaven 1 en de vaste commissies voor Defensie 2 en voor Economische Zaken 3 hebben op 24 oktober 1985 mondeling overleg gevoerd met de staatssecretaris van Defensie, de heer Van Houwelingen, over het rapport van de Algemene Rekenkamer (18 840) en de brief van de staatssecretaris van Defensie van 13 september 1985 (18 600 X, nr. 56). De staatssecretaris was daarbij vergezeld van Generaalmajoor ir. J. C. M. van den Bergh (Directeur materieel Koninklijke landmacht), de heer L Klaassen (Directoraat-Generaal Materieel) en drs. C. van Vliet (Directie Voorlichting). De commissies brengen als volgt verslag uit. De heer Vos (P.v.d.A.) memoreerde in een schets van de voorgeschiedenis van dit project dat het besluit voor bestelling van de YPR 765 was genomen op 18 mei 1981, toevallig enkele dagen voordat er landelijke verkiezingen werden gehouden. Het bijzondere bij deze bestelling was dat een zeer brede interdepartementale groep, en ook het Ministerie van Defensie, een advies had gegeven dat door het kabinet niet was gevolgd, toen het kabinet besloot de order te gunnen aan een Nederlandse industriegroep. De meerkosten van maar liefst f 500 000 per manjaar werden aanvaard, ook door de vaste Commissie voor Defensie. Nu moet geconstateerd worden dat de regering destijds een niet te verantwoorden besluit heeft genomen. Klaarblijkelijk was de Nederlandse industrie nog niet klaar voor een dergelijke order, hetgeen moge blijken uit de resultaten van de sindsdien gehouden kwaliteitsonderzoeken. Zowel in 1983 als tweemaal in 1984 is gebleken dat de industrie geen produkten van voldoende kwaliteit kon leveren. Is hier voor 1981 ooit naar gekeken, of heeft het kabinet destijds in den blinde beslist zonder zich ervan vergewist te hebbenof de Nederlandse industrie betrokken produkten ook goed zou kunnen leveren? Is het overigens niet wat laat dat deze aangelegenheid pas in september 1985 aan de Kamer wordt gemeld? 3 Samenstelling: Leden: Van der Spek (PSP), Van Dis (SGP), Salomons (PvdA), Van der Hek (PvdA), voorzitter. Kombrink (PvdA), Van der Doef (PvdA), Engwirda (D'66), Braams (VVD), Jacobse (VVD), ondervoorzitter, Van der Linden (CDA), Spieker (PvdA), Lansink (CDA), De Korte (VVD), Van Erp (VVD), Gerritse (CDA), Zijlstra (PvdA), Mateman (CDA), Van lersel (CDA), Van Vlijmen (CDA), Lankhorst (PPR), Schartman (CDA), Eshuis (CPN), Van der Kooij (VVD), Alders (PvdA). Plv. leden: Groenman (D'66), Wagenaar, Vermeend (PvdA), Castricum (PvdA), Toussaint (PvdA), Rienks (PvdA), Tommei (D'66), Linschoten (VVD), De Grave (VVD), Oomen- Ruijten (CDA), Vos (PvdA), Van Muiden (CDA), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Nijhuis (VVD), B. de Vries (CDA), Wöltgens (PvdA), De Boer (CDA), Van den Toorn (CDA), Couprie (CDA), Joekes (VVD), Tazelaar (PvdA). Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18840, nr. 4 1

Inmiddels is er grote achterstand opgetreden in de aflevering van het defensiematerieel. Moet niet gevreesd worden dat er een nog grotere vertraging gaat ontstaan, omdat - zoals dit lid had vernomen - het te leveren laswerk wederom is afgekeurd? Kan ook het nieuwe afleveringsschema niet gehaald worden? Er zijn externe onderzoeken geweest bij KMS en bij Scheldebouw naar de kwaliteit van het management, de organisatie, etc. Deze onderzoekingen zouden hebben geleid tot vernietigende rapporten, zonder dat er echter een ander gevolg aan was gegeven dan dat geen zaken meer gedaan worden met de betrokken externe bureaus. Als dit juist is, moet gevreesd worden dat de slechte situatie bij de betrokken bedrijven niet zal verbeteren. De staatssecretaris deelt mee dat de meerkosten van het langer in dienst houden van het te vervangen pantservoertuig, de YP 408, niet voor rekening van Defensie zullen komen. Betekent dit dat deze meerkosten door de betrokken bedrijven gedragen moeten worden? In 1981 is een zeer verontrustend beeld geschetst over de toestand waarin de YP 408 zich in 1985 zou bevinden, reden waarom de vervanging toen moest worden besloten. Thans is de situatie dat dat kennelijk niet meer geschikte voertuig door de vertraging nog langer in dienst moet blijven. Wat zijn hiervan de operationele consequenties? De staatssecretaris heeft de boeteclausules in het contract met PMO in werking gesteld. Om welke bedragen gaat het hierbij en voor welke bedragen kan dit bij verdere vertraging nog oplopen? Hoe stelt de bewindsman zich de inning voor? Wat voor gevolgen kan dit hebben voor de continuïteit van PMO? Dit lid taxeerde de situatie zó, dat de vraag gesteld moet worden of PMO ooit wel in staat zal blijken te zijn tot levering over te gaan. Dit kan overigens niet alleen aan PMO toegerekend worden: ook het kabinet draagt daar schuld aan, door destijds te lichtvaardig de bestelling bij PMO geplaatst te hebben. Hoe groot schat de bewindsman het risico dat de order geannuleerd moet worden? Het kan toch niet zo zijn dat er een keuze gemaakt zou moeten worden tussen het afnemen van suboptimaal defensiemateriaal of het faillissement van PMO met alle gevolgen van dien voor de moedermaatschappijen? De bewindsman geeft een financieel overzicht in nogal globale termen, waar in de voertuigen hulpapparatuur, bewapening en verdere bijkomende bestellingen ineen gevoegd zijn. Wat is naar de huidige stand van zaken de prijs van het voertuig zelf geworden? Over materieelaangelegenheden rapporteert de regering jaarlijks aan de Kamer. Voor dit project zal dat echter te laat zijn. Is de regering bereid direct na 1 januari 1986 de stand van zaken en de voortgang aan de Kamer te melden? Ook bij de richt- en waarnemingsapparatuur is zodanige vertraging opgetreden, dat de regering nu een alternatief systeem in beschouwing heeft genomen. Welk systeem is dat, welke industrie zou het produceren en wat zullen de industriële gevolgen zijn van het maken van een alternatieve keuze? Welke extra kosten zouden met het alternatief gemoeid zijn? De heer Blaauw (V.V.D.) stelde dat de behoefte van de landmacht destijds is gesteld op 2300 tot 2500 pantserrupsvoertuigen, tot ver in de negentiger jaren. Met de nu opgetreden vertraging zou dat een wel zeer lange produktielijn moeten gaan worden als blijvend gekozen wordt voor de YPR 765. Moet aangenomen worden dat volstaan zal worden met de eerste bestelling van 841 stuks en dat de rest van de behoefte gedekt zal worden met een ander, wellicht Europees voertuig? Is voor de eerdere bestelling van de YPR 765 bij de Amerikaanse producent FMC reeds alle compensatie geleverd? Dat zou uiterlijk in 1985 rond moeten zijn. Zijn er voldoende reservedelen beschikbaar voor het langer in dienst houden van de YP 408 of worden de meerkosten juist veroorzaakt door de noodzaak nog nieuwe reservedelen in te kopen? Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18840, nr. 4 2

De meerkosten, zo stelt de bewindsman, komen niet ten laste van Defensie. Wie betaalt ze dan wel? Is dat de PMO? De PMO zal wellicht de prijs al moeten verlagen op grond van het ingestelde accountantsonderzoek en belanceerde al op de grens van het mogelijke met meerkosten van een half miljoen per manjaar. Als dit er nog bijkomt, worden die manjaren wel extreem duur. Over de beproevingen met de pre-serie voertuigen stelt de bewindsman dat er tekortkomingen zijn aangetoond in het functioneren van het systeem als geheel. Is daarmee bedoeld het wapensysteem YPR 765 of het kwaliteitscontrolesysteem? Klopt het dat er tot op heden geen enkele TPR 765 door PMO is afgeleverd? Is de kwaliteitscontrole inmiddels in orde bevonden? Bestaat er wat betreft de richt- en waarnemingsapparatuur vertrouwen dat het alternatieve systeem wel zonder meer leverbaar is of staat ook dat niet vast? Wat dit betreft vroeg dit lid overigens of de maximale contractprijs die de regering noemt, alleen betrekking heeft op het PMO-deel of op het totaal voor het wapensysteem. Dit lid was het eens met de vragen die gesteld waren over operationele gevolgen. Waarom is de wisseling van wapensystemen ineens duurder? De TOW-munitie is op zich zelf erg duur. Heeft deze wisseling op andere posten een voordeel gegeven? Er is reeds f567 min. voorgefinancierd, en er is nog niets geleverd. Éénderde van de totale kosten zijn dus reeds gemaakt en wat heeft men daarvoor gekregen? Wat is het inmiddels ontstane renteverlies? De ellende die kan ontstaan met vooruitbetalingen is maar al te zeer bekend vanuit de RSV-enquête. Wie overigens heeft de eerder opgelopen verliezen van f77 min. gedragen, die bij RSV verloren gingen? Ten slotte vroeg dit lid waarom in dit geval niet gebruik is gemaakt van aankoop van termijndollars om aan de koersfluctuatie te ontkomen. De heer Mateman (C.D.A.) achtte met dit project de spanning duidelijk aangetoond die bestaat tussen het militair nodige en het economisch wenselijke. Bij de kwestie van richt- en waarnemingsapparatuur is dat wel heel triest. Is er nu enig uitzicht op mogelijkheid van levering? Is de tweede opdracht overigens ook aan een Nederlands bedrijf gegeven? Hoewel dit lid het een goede zaak achtte dat de order in 1981 aan een Nederlands bedrijf is gegund, vroeg hij zich wel af hoe het mogelijk was dat het bedrijf niet aan redelijk te stellen kwaliteitseisen kon voldoen. Zijn de kwaliteitseisen wellicht intussen verhoogd? Of wist het bedrijf niet waar het aan begon? Waar schort het eigenlijk aan? Zeer zorgelijk is het dat de aflevering vertraagd is, want de landmacht heeft recht op eerste klas materieel. Komt de paraatheid en de kwaliteit van onze verdediging niet in gevaar door deze vertraging? Is het nog wel mogelijk de YP 408 op peil te houden? Wat de financiële implicaties betreft zei dit lid dat de kostprijs weliswaar nog niet omhoog is, maar dat duidelijk is dat voor deze prijs niet geleverd kan worden. Hoeveel heeft defensie inmiddels al in het project gestoken? Hoe groot acht de staatssecretaris de kans dat hij een prijsverhoging zal moeten toestaan eerder dan claims op grond van boeteclausules binnen te halen? Het rapport van de Algemene Rekenkamer voegt naar de mening van dit lid weinig aan de kennis toe, behalve dan de opmerkingen over het begrip «project». Is dat hier niet wat al te diffuus geworden? Ten slotte vroeg dit lid of de regering van dag tot dag op de hoogte is van de inzetbaarheid van het huidige materieel. Kunnen daar mededelingen over gedaan worden? Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 840, nr. 4 3

De staatssecretaris van Defensie, de heer Van Houwelingen, beaamde dat het om een belangrijk project gaat voor onze verdediging en dat economische aspecten van belang zijn, maar dat niet uit het oog verloren moet worden dat defensiematerieel primair wordt aangeschaft voor de landsverdediging en niet voor economische stimulering. Dat deze laatste doelstelling spanningen kan opleveren is nu wel duidelijk zichtbaar geworden. Hij wilde niet afdoen aan de argumenten die destijds zijn gebruikt om tot deze keuze te komen (die overigens gemaakt is in volledig overleg met de vaste commissie voor Defensie) maar wees er wel op dat thans niet meer op deze wijze gehandeld zou zijn. Het belangrijkste is dat er een goed produkt wordt geleverd ten behoeve van de verdediging. Het kwaliteitszorgsysteem moet tijdens het produktieproces zodanig zijn dat de afnemer zekerheid heeft dat hij een goed produkt geleverd krijgt. Het kwaliteitszorgsysteem wordt vooraf bezien, en er zijn NAVO-normen voor. In 1981 is men tot het oordeel gekomen dat PMÓ goed gekwalificeerd was. Dat geldt ook voor de overige bij dit project betrokken bedrijven, die uit andere leveringen als betrouwbaar bekend staan. Na intensieve besprekingen is onlangs het kwaliteitszorgsysteem goedgekeurd. Defensie heeft daar veel aandacht aan moeten besteden. Er is grote druk op de bedrijven en op de leiding van de bedrijven uitgeoefend om deze zaak in orde te krijgen. Ook de licentiehouder is behulpzaam geweest bij het op peil brengen van het produktiesysteem, evenals DAF-Special Products. Er zijn inderdaad zeer kritische rapporten verschenen over het management bij KMS. Voor de YPR-produktielijn zijn de bezwaren inmiddels weggenomen. De bewindsman had het vertrouwen dat het nieuwe afleveringsschema haalbaar zal blijken. Hij zei persoonlijk de vinger aan de pols te zullen houden bij de bedrijfsleiding en zich op de hoogte te doen stellen van de voortgang. Inderdaad waren juist vanwege de operationele problemen de vertragingen moeilijk aanvaardbaar. Dat kon en mocht er echter niet toe leiden dat de concessies gedaan zouden worden op het punt van kwaliteitscontrole. De stand van zaken is thans dat 55 YPR-voertuigen ongeveer gereed zijn voor aflevering en dat er 70 in een vergevorderd stadium verkeren. Levering en afname kunnen nu gaan beginnen. Daarbij zijn afspraken nodig over garanties en dergelijke voor de voertuigen die reeds geproduceerd waren voordat het kwaliteitszorgsysteem was goedgekeurd. De bewindsman was bereid de Kamer naast de jaarlijkse voortgangsrapportage begin volgend jaar in te lichten over de stand van de levering en dergelijke. Voor het geval dat PMO uiteindelijk toch niet tot levering had kunnen overgaan, was reeds onder ogen gezien wat dan had moeten gebeuren. Dan zou het KMS-deel, dus de aluminium romp van het voertuig, in de VS gekocht moeten worden. Dat was mogelijk, maar het zou een wel zeer kostbare operatie zijn geworden. Gelukkig is dat dus niet nodig. Wat de operationele gevolgen betreft bevestigde de bewindsman dat de YP 408 inderdaad aan vervanging toe is. Overigens heeft de vertraging voor het geheel van de verdediging ertoe geleid dat andere belangrijke knelpunten opgelost konden worden, met name door aankoop van munitie. Dit was mogelijk omdat op basis van het contract met PMO bepaalde betalingen nog niet zijn gedaan. Wat betreft richt- en waarnemingsapparatuur zei de staatssecretaris dat hij op grond van recente gegevens redenen had om aan te nemen dat het oorspronkelijke plan niet onhaalbaar zal zijn. Zekerheid daarover bestaat nog niet en zal pas over enkele maanden gegeven kunnen worden. Het bedrijf dat het alternatieve systeem zou leveren was trouwens ook een Nederlandse onderneming. Dit alternatieve systeem zou naar het eerste oordeel geleverd kunnen worden voor het bedrag dat was uitgetrokken Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18840, nr. 4 4

voor het bestemde deelbudget. Mocht tot alternatief besloten moeten worden, dan zal een apart situatierapport volgen over dit aspect. Het is te vroeg om nu reeds te zeggen dat geen vervolgbestelling voor PMO zal volgen na de huidige serie van 841 stuks. Een vervolgbestelling zou niet onlogisch zijn, ook logistiek, maar er bestaat ook een duidelijke optie voor een ander Europees produkt. De FMC-compensatie voor de eerdere bestelling in Amerika is nog niet geheel rond. De bewindsman zegde toe dat hij de minister van Economische Zaken zou vragen de commissie hierover mededelingen te doen. 1 De taak van de accountantsdienst is thans om de kostprijsberekeningen bij de bedrijven door te nemen en te bezien of men uitkomt op de gecontracteerde maximumprijs, of dat het lager moet zijn. De verwachting is dat men onder de maximumprijs uit zal komen. De overheid sluit voor de eigen in dollars staande contracten een termijncontract af, maar doet dat niet ten behoeve van de Nederlandse industrie. Als die daar behoefte aan zou hebben zou die dat zelf moeten doen. De kosten van de vertraging moeten gezien worden als eigen ondernemersrisico, waardoor het rendement wellicht zal worden verlaagd. Het begrip «project» is in dit geval ruim genomen. De bewapening en munitie zitten daarin. In het nieuwe Defensiematerieel planningsproces is daar ook een heldere definitie voor gekozen. De wijziging in de bewapening is verwerkt en kan geschieden min of meer binnen het vastgestelde deelbudget. Het is waar dat al veel betaald is en dat nog niets is afgeleverd. Zou men pas bij aflevering willen betalen, dan zal de stukprijs hoger moeten worden, omdat het bedrijf dan zelf in zijn financiering moet voorzien. Bij dergelijke projecten is voorfinanciering echter gebruikelijk. Uit de aanbetalingen zijn de genoemde 55 en 70 stuks geproduceerd en verder zijn er machines voor aangeschaft en de licentierechten betaald. Door de vertraging heeft het bedrijf meer rentevoordeel dan eerder was overeengekomen en daarover wordt thans onderhandeld. Er is f77 min. verloren gegaan door de RSV-deconfiture. Dit is deels exogeen gefinancierd en deels binnen Defensie opgevangen en daar verdeeld over de meest betrokken krijgsmachtdelen. Over de warmtebeeldapparatuur zal zoals gezegd een situatierapport verschijnen. Het gaat hierbij overigens niet over een nieuwe ontwikkelingsopdracht maar om bestaande apparatuur. Voor de YP 408 bestaat dankzij de inspanning van de industrie de zekerheid dat voldoende reservedelen beschikbaar zijn. De extra exploitatielast bedraagt enkele miljoenen. Daartegenover staat dat de YPR een ingewikkelder systeem is waardoor de exploitatie wat duurder is. Niet zozeer extra kosten als wel minder gevechtskracht is het gevolg van het uitstel. De inzetbaarheid van de YP 408 wordt zorgvuldig gevolgd. Over alle grote wapensystemen wordt maandelijks gerapporteerd, dat de bewindslieden de stand van zaken kennen betreffende de inzetbaarheid. Zie de bijlage bij dit verslag voor nader schriftelijk antwoord. De heer Vos (P.v.d.A.) was verheugd dat de bewindsman hem had kunnen geruststellen ten aanzien van de zeer verontrustende berichten die hem vóór dit overleg bereikt hadden. Ook was hij blij met de toezegging dat er een extra rapportage komt per 1 januari aanstaande. Kan daarin uitvoerig ingegaan worden op de kwaliteitscontrole, op de aantallen afgeleverde voertuigen, op het ritme van de aflevering in de toekomst en op de afstand van zaken bij de claims? Wat betreft de claims zei hij nog dat deze niet uitsluitend voor de bedrijven gevolgen moeten hebben. Het was een eigen verantwoordelijkheid voor het kabinet om tegen de adviezen in te kiezen voor produktie bij PMO. Ook het kabinet heeft hier dus een verantwoordelijkheid te nemen. Als PMO eraan kapot zou gaan, zou de YP 408-vervanging nog langer duren, hetgeen niet het defensiebelang dient. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,18840, nr. 4 5

Het situatierapport uit 1981 was zeer negatief over de waarde van de YP 408 in 1985 en volgende jaren. Het is daarom uiterst zorgelijk dat de YPR-aflevering vertraagd is. De staatssecretaris loopt er nu te lichtvoerig overheen. De redenering van de staatssecretaris met betrekking tot de exploitatielast die voortvloeit uit het langer operationeel houden van de YP 408 is niet correct. Hij deed het voorkomen alsof de exploitatielast YP 408 min of meer weg te strepen is, tegen het later optreden van de exploitatielasten YPR 765. Dat is optisch bedrog, want de kosten voor de YP 408 zijn te beschouwen als stervensbegeleiding, terwijl de kosten voor de YPR 765 investeringen zijn in een optimaal systeem, dat de inzetbaarheid voor het Eerste Legerkorps vergroot. Onopgehelderd bleef voor dit lid waarom PMO er vier jaar over heeft moeten doen voordat de vereiste kwaliteit geleverd kan worden en waarom men in 1981 zo gemakkelijk besloot dit bedrijf de orde te gunnen. De heer Blaauw (V.V.D.) vroeg welke kosten gemoeid zijn geweest met de extra steun die vanuit Defensie is gegeven om de zaak bij de producent te klaren. Voorts vroeg hij de toezegging dat de Kamer een heldere brief zal bereiken waarin uiteengezet wordt hoe de prijsstelling plaats zal vinden naar aanleiding van de bevindingen van het accountantsonderzoek. Hij bleef het een oneigenlijke zaak vinden dat defensiegeld besteed moet worden aan het op peil houden van werkgelegenheid. Kan bij de rapportage in januari ook uiteengezet worden of en hoe bij de landmacht voldoende reservedelen voor de YP 408 aangehouden worden om enkele parate bataljons jaren langer op vervanging van de YP 408 te laten wachten? Zal men YP408's uit het mobilisabele bestand moeten kannibaliseren? Het is een goede zaak geweest voor deze vervangingsoperatie in de projectdefinitie alle bijkomende aanschaffingen mee te nemen, zodat de Kamer juist nu niet voor verrassingen komt te staan op dat punt. De heer Mateman (C.D.A.) memoreerde dat al een kleine f600 min. is uitbetaald voor dit project, waarvan f374 min. aan het PMO; f254,6 min. daarvan is afgedekt met concerngaranties. Slechts een kleine f100 min. is gedekt door bankgaranties. Het kwam hem voor dat in die omstandigheden het point of no return voor wat betreft doorgaan met het PMO-contract reeds lang geleden gepasseerd is. Ten slotte vroeg hij of er voor de in Nederland geproduceerde YPR 765 exportkansen zijn buiten lepg-verband. De staatssecretaris van Defensie, de heer Van Houwelingen, zei in zijn beantwoording allereerst dat het hem niet zou verbazen als in 1981 de toekomstverwachtingen ten aanzien van de YP 408 wel wat erg negatief zouden zijn ingeschat. Niettemin is dit pantservoertuig operationeel niet meer adequaat. De bepantsering is te licht en de bewapening ook, in relatie tot de dreiging. Een vertraging van 1 'fa jaar bij de vervanging is dan geen goede zaak. Dankzij inspanning van de industrie is de verzekering te geven dat voldoende reservedelen beschikbaar zijn. Hierbij is van belang dat PMO ook de producenten omvat van de YP 408. Zij hebben hun verantwoordelijkheid gezien. Het is niet het streven zonder meer af te zien van inning van de claims. De bedrijven komen nu eenmaal hun contracten niet na. Wel is het de bedoeling niet onredelijk te zijn: het is ook een lange-termijn-defensiebelang dat de defensie-industrie in Nederland in stand blijft. Niet te zeggen is wat de extra kosten zijn die gemoeid zijn geweest met de ondersteuning vanuit Defensie voor het op peil brengen van de kwaliteitscontrole bij de bedrijven. Dit heeft in ieder geval grijze haren opgeleverd Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18840, nr. 4 6

en dat is met geen geld te betalen. De verantwoordelijkheid voor de slechte gang van zaken in het afgelopen jaar heeft voornamelijk bij de KMS gelegen, vanwege de reeds in de brief uiteengezette redenen. Bij het kabinetsbesluit in 1981 waren deze niet te voorzien geweest. Wat betreft de reeds verstrekte betalingen en de garanties daarvoor, bevestigde de bewindsman dat er vooral vraagtekens gezet kunnen worden bij de oude RSV-concern-garantie. Daarom is thans voorwaarde dat er bankgaranties worden afgegeven. Dit zat niet in het oorspronkelijke contract, maar is bijkomend geëist. De leveringen in de nabije toekomst zullen in mindering gebracht worden eerst op de concerngaranties. De bankgarantie blijft dan staan. De voorzitter van de commissie voor de rijksuitgaven, Engwirda De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Evenhuis De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Van der Hek De griffier voor dit verslag, Hubert Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18840, nr. 4 7

Bijlage Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 4 november 1985 Bij het mondeling overleg met uw commissie op 24 oktober jl. over het project YPR 765 is gevraagd in hoeverre inmiddels is voldaan aan de compensatieverplichtingen die door de industrie werden aangegaan bij de aanschaf van de in 1975 bij het Amerikaanse bedrijf FMC bestelde YPRvoertuigen. Gebleken is dat FMC in oktober 1983 geheel heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de in 1975 gesloten compensatie-overeenkomst. Het ging daarbij om co-produktie en indirecte compensatie ter waarde van in totaal ongeveer f 110 min., wat overeenkomt met 30% van het bedrag dat met de order voor de voertuigen was gemoeid. Met de leverancier van de boordwapens voor de voertuigen, de Zwitserse firma Oerlikon, werd destijds indirecte compensatie overeengekomen voor een bedrag van ruim f20 min. Dit is 80% van de financiële omvang van de bij dat bedrijf geplaatste bestellingen. Aan deze compensatieverplichting was door Oerlikon al in oktober 1981 voldaan. Ik vertrouw erop U hiermee voldoende te hebben ingelicht. De Staatssecretaris van Defensie, J. van Houwelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18840, nr. 4 8