Inhoud. Aflevering 7 25 juni 2010 Jaargang 14



Vergelijkbare documenten
GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6694

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994)

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis


De enkelvoudige kamer: de politierechter

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ontnemingsbeslissing

vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 24 november 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

Transcriptie:

Aflevering 7 25 juni 2010 Jaargang 14 Redactie: prof. mr. G.P.M.F. Mols mr. J. Anker mr. J.A.A.C. Claessen mr. M.P. de Graaf prof. mr. T. Spronken mr. J.H. Wesselink prof. mr. J.H.M. Willems Inhoud Redactioneel Opgedrongen tongzoen niet als verkrachting bestempelen p. 542 Regelgeving. Verdrag tussen Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk p. 544 Spanje, de Italiaanse Republiek, de Portugese Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland tot oprichting van een Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen. Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel p. 544. Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen p. 544. Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen p. 545 tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van p. 545 terrorisme. Wet Beëindiging tbs-maatregel met dwangverpleging p. 545. Besluit tot aanpassing van het Besluit justitiële gegevens in verband met p. 546 onder meer verstrekking van justitiële gegevens met het oog op deelname aan nationale programma s voor geautomatiseerde grenspassage van andere landen. Aanwijzing elektronisch toezicht p. 546. Verlenging tijdelijke regeling stroomstootwapens p. 547. Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld p. 547. Verlenging OM-beleidsregels p. 548 Rechtspraak 182 Hoge Raad 20 april 2010, nr. 3527.08, LJN BL7689 Het oordeel van het Hof dat de kennisneming van de inleidende p. 549

NbSr INHOUD dagvaarding na de dag van de terechtzitting in eerste aanleg moet worden aangemerkt als een omstandigheid waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. [Sv art. 408] 183 Hoge Raad 20 april 2010, nr. 3809.08 J, LJN BL5628 Het Hof heeft niet voldaan aan de eis dat de motivering van de bewezenverklaring behoudens indien sprake is van een bekennende verdachte op zijn minst dient te bestaan uit de weergave in het vonnis van die onderdelen van de bewijsmiddelen die de rechter redengevend acht voor de bewezenverklaring. [Sv art. 359 lid 3] 184 Hoge Raad 20 april 2010, nr. 3863.08, LJN BL5643 Art. 60 Sr noch enige andere wettelijke bepaling voorziet in de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor meer dan één misdrijf. Voorts kan die bevoegdheid niet worden ontzegd voor feiten als onder 3 en 4 bewezenverklaard. [Sr art. 28, 60; Wegenverkeerswet 1994 art. 179, 179a] 185 Hoge Raad 20 april 2010, nr. 5146.08, LJN BK6345 De aanhaling van niet toepasselijke wetsartikelen heeft geen nietigheid tot gevolg. Beginselen van behoorlijke rechtspleging staan eraan in de weg dat de rechter, die vaststelt dat een daartoe strekkende vordering is gedaan in strijd met de Richtlijn, niettemin de ISD-maatregel oplegt. De combinatie van de ISD-maatregel en oplegging van bijkomende straf is mogelijk. [Wet RO art. 79, 130 lid 4; Sr art. 9 lid 5, 38m; Sv art. 358] 186 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 12144.07 P, LJN BL7660 De opvatting dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van soortgelijke feiten zoals bedoeld in art. 36e lid 2 Sr en andere strafbare feiten als bedoeld in art. 36e lid 3 Sr niet mogelijk is, indien vervolging ter zake van die soortgelijke of andere feiten wegens verjaring niet meer mogelijk zou zijn, is onjuist. De opvatting dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van een strafbaar feit waarvoor de betrokkene is veroordeeld, zoals bedoeld in art. 36e leden 1 en 2 Sr, niet meer mogelijk is indien inmiddels de in art. 72 lid 2 Sr bedoelde termijn van verjaring van het recht tot strafvordering is verstreken, is eveneens onjuist. [Sr art. 36e, 70, 72 lid 2] 187 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 697.08, LJN BL7662 De in art. 343 Sr gebezigde bewoordingen ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers brengen tot uitdrukking dat de verdachte het opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen p. 549 p. 550 p. 551 p. 554 p. 555 530 Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 Sdu Uitgevers www.nieuwsbriefstrafrecht.nl

INHOUD NbSr ontstaan. Het Hof heeft het bewezenverklaarde opzet uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. [Sr art. 343] 188 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 2845.08, LJN BL5584 Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt niet in dat de advocaat-generaal bij het Hof en de verdachte hebben ingestemd met hervatting van het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin dat zich bevond ten tijde van de schorsing daarvan. Het moet er daarom in cassatie voor worden gehouden dat die instemming niet is gegeven. Bij die stand van zaken had het Hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw moeten aanvangen. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. [Sv art. 322 lid 3] 189 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 3208.08, LJN BL7682 Het cassatieberoep tegen het arrest van 17 januari 2006 was onbeperkt ingesteld. Gelet daarop bestond er bij de behandeling van de zaak na terugwijzing door de Hoge Raad geen grond voor (analogische) toepassing van art. 423 lid 4 Sv. Het Hof heeft dus ten onrechte overwogen dat op voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de straf met betrekking tot de feiten 1 primair, 2, 3, 5, 6 en 7 opnieuw [zal] moeten worden bepaald. Nu evenwel uit de overige inhoud van het bestreden arrest volgt dat het Hof de straf niet op de voet van art. 423 lid 4 Sv heeft bepaald, doch opnieuw heeft opgelegd, moet worden aangenomen dat evenbedoelde overweging op een misslag berust. De Hoge Raad leest het bestreden arrest met herstel van die misslag. Daardoor komt aan de klacht de feitelijke grondslag te ontvallen zodat zij niet tot cassatie kan leiden. [Sv art. 423 lid 4] 190 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 3668.08, LJN BL7699 De strafrechter dient zich in het kader van een strafrechtelijke vervolging inzake een onjuiste of onvolledige belastingaangifte een zelfstandig oordeel te vormen over het antwoord op de vraag of de verdachte een te laag belastbaar inkomen heeft opgegeven. Daaraan doet niet af dat de verdachte bezwaar heeft gemaakt tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen en hierop nog niet is beslist. [Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 68, 69] 191 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 4914.08, LJN BL6738 In aanmerking genomen dat onder 1 en 2 is bewezenverklaard het aanwezig hebben van verdovende middelen en het voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd waren om een feit als bedoeld in het vierde lid van art. 10 van de Opiumwet te plegen, is het oordeel van het Hof dat het in het middel bedoelde geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is verkregen, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. [Sr art. 33] p. 557 p. 558 p. 560 p. 562 www.nieuwsbriefstrafrecht.nl Sdu Uitgevers Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 531

NbSr INHOUD 192 Hoge Raad 11 mei 2010, nr. 5132.08, LJN BL2853 De opvatting dat het naleven van de gebruiksbeperkingen, zoals ten aanzien van de belading, van een luchtvaartuig (mede) bepalend is voor de luchtwaardigheid van dat luchtvaartuig, is onjuist. [Wet luchtvaart art 3.8 lid 1 aanhef en onder a; Regeling Toezicht Luchtvaart art. 76] 193 Hoge Raad 11 mei 2010, 2478.09, LJN BL7812 In aanmerking genomen dat het Hof de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, terwijl de Rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren had opgelegd, is de overweging van het Hof voor zover inhoudende Met de rechtbank is het hof van oordeel, dat de door de officier van justitie en de advocaat-generaal geëiste straf te licht is. Het hof zal echter een enigszins lichtere straf opleggen dan de rechtbank deed, niet zonder meer begrijpelijk. De Hoge Raad neemt echter aan dat het Hof de hiervoor genoemde overweging tengevolge van een kennelijke misslag in het bestreden arrest heeft opgenomen en leest het arrest met verbetering van die misslag. Aan het middel komt daardoor de feitelijke grondslag te ontvallen. [Sv art. 351] 194 Hoge Raad 18 mei 2010, nr. 11779.07, LJN BK6910 Gelet op hetgeen het Hof heeft vastgesteld met betrekking tot de door de verdachte verrichte handelingen, geeft zijn oordeel dat de verdachte zijn dochter heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is toereikend gemotiveerd (zie ook het Redactioneel in deze aflevering]. [Sr art. 242] 195 Hoge Raad 18 mei 2010, nr. 12613.07, LJN BK6942 Het Hof heeft bij de beoordeling van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie terecht tot uitgangspunt genomen dat bijzondere omstandigheden van het geval het mogelijk maken af te wijken van de strafvorderingsrichtlijnen. Het oordeel van het Hof dat de door de advocaat-generaal gegeven motivering voor de beslissing van het Openbaar Ministerie om in dit geval van de richtlijnen af te wijken en tot vervolging over te gaan, toereikend is te achten, is niet zonder meer begrijpelijk nu op dit punt een gespecificeerd verweer is gevoerd terwijl de advocaat-generaal de door hem genoemde bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak niet heeft geconcretiseerd. Ten overvloede geldt dat de advocaat-generaal en het Hof in het ongewisse hebben gelaten om welke richtlijn(en) het gaat. [Sv art. 348, 351; Kader voor strafvordering] 196 Hoge Raad 25 mei 2010, nr. 699.08, LJN BL5563 Hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd, is p. 563 p. 566 p. 566 p. 572 p. 573 532 Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 Sdu Uitgevers www.nieuwsbriefstrafrecht.nl

INHOUD NbSr niet van louter feitelijke aard maar stelt daarnaast de rechtsvraag aan de orde of het betasten door de verdachte een (opzettelijk gepleegde) ontuchtige handeling in de zin van art. 246 Sr is. Daarmee is een uitdrukkelijk van grondslag voorzien standpunt in de zin van art. 359 lid 2 tweede volzin Sv ingenomen. Bij niet aanvaarding daarvan dienen in het bijzonder de redenen die daartoe hebben geleid in het arrest te worden opgenomen. De feitenrechter was op grond van de jurisprudentie op zo een verweer een zogenoemd dakdekkerverweer ook vóór de wijziging van art. 359 Sv al gehouden uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen en wat betreft de mate van motivering van zulk een door de verdediging gevoerd verweer worden thans geen andere en dus geen zwaardere eisen gesteld dan onder het voordien geldende recht daaraan werden gesteld. Het Hof had nader behoren te motiveren waarom het van oordeel was dat de genoemde vraag bevestigend diende te worden beantwoord. [Sr art. 246] 197 Hoge Raad 25 mei 2010, nr. 2078.08, LJN BL7668 De verdachte heeft geen schriftuur houdende grieven ingediend. Het procesverbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de gemachtigde raadsman het woord tot verdediging heeft gevoerd. Gelet daarop is de vaststelling van het Hof dat de verdachte niet mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, zodat het middel dat kennelijk mede daarover beoogt te klagen, slaagt. [Sv art. 416 lid 2] 198 Hoge Raad 25 mei 2010, nr. 2082.08 E, LJN BL9018 Het Hof kon het verzoek tot het horen van getuigen slechts afwijzen op de in art. 288 lid 1 Sv genoemde gronden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het Hof onder ogen had te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het afzien van de oproeping van de verzochte getuigen de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Uit zijn op het verzoek genomen beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering kan niet zonder meer volgen dat het Hof die maatstaf heeft aangelegd. Voor zover het middel daarover beoogt te klagen is het terecht voorgesteld. [Sv art. 288, 418] 199 Hoge Raad 25 mei 2010, nr. 3713.08, LJN BL5625 Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen. In aanmerking genomen dat de verdachte de fiets heeft gekocht van een particulier via de internetsite marktplaats.nl, is niet zonder meer begrijpelijk waarom het Hof redengevend heeft geacht dat de verdachte geen aankoopbon van de fiets heeft gekregen en hij niet erop heeft gelet dat op de fiets geen sticker meer zat van de rijwielhandelaar. [Sr art. 417 bis] 200 Hoge Raad 25 mei 2010, nr. 4954.08, LJN BL6741 Gelet op de tekst van de bijsluiter die aan de verdachte is uitgereikt en aan diens p. 576 p. 578 p. 580 p. 582 www.nieuwsbriefstrafrecht.nl Sdu Uitgevers Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 533

NbSr INHOUD raadsman is gezonden, is de beslissing van het Hof om de verdachte mede op grond van de omstandigheid dat hij ter terechtzitting niet mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, niet toereikend gemotiveerd. Die bijsluiter kan immers bezwaarlijk anders worden verstaan dan als inhoudende de mededeling dat de strafzaak in ieder geval op een latere terechtzitting verder en dan voor de eerste maal inhoudelijk zou worden behandeld, zodat de verdachte dan alsnog op de voet van art. 416 lid 1 Sv de gelegenheid zou hebben zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. [Sv art. 416 lid 1] 201 Hoge Raad 25 mei 2010, nr. 5001.08, LJN BL6742 Het bestreden arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2008 en 10 september 2008. Het onderhavige advies van twee gedragsdeskundigen is gedagtekend 11 juni 2007, derhalve eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting van 8 juli 2008. De verdediging heeft niet ingestemd met het gebruik van het desbetreffende advies, zodat het Hof ten onrechte de beslissing tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling op dit advies heeft gebaseerd. [Sr art. 37 lid 2, 37a lid 3] 202 Hof Amsterdam 26 maart 2010, nr. 553.09 R Hells Angels zaak. Lettend op de van belang zijnde feiten, op hetgeen namens de verzoeker aan het verzoek ten grondslag is gelegd en overigens op alle omstandigheden, acht het Hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een schadevergoeding vanwege ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis. [Sv art. 89] 203 Hof Amsterdam 12 april 2010, rolnr. 23.1010.08 In aanmerking genomen dat de verdachte zijn problemen meer en meer onder ogen ziet en bereid en gemotiveerd is gebleken behandeling te ondergaan en dat een voorwaardelijke gevangenisstraf de motivatie en structuur voor behandeling dient vast te houden, is met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als uitgangspunt, een ambulante behandeling thans het meest aangewezen. Nu niet aannemelijk is dat een behandelingsplek in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden binnen afzienbare termijn gevonden kan worden, is deze maatregel, hoewel wellicht geboden, niet passend. [Sr art. 38; Sv art. 351] 204 Hof Amsterdam 13 april 2010, rolnr. 23.122.09 Het beroep op noodweer faalt omdat de verdachte niet heeft gehandeld ter verdediging tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. Op die grond faalt ook reeds het beroep op noodweerexces. Gelet op de omstandigheden waaronder de openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden, wordt geen straf of maatregel opgelegd. [Sr art. 9a, 41] p. 584 p. 585 p. 588 p. 590 534 Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 Sdu Uitgevers www.nieuwsbriefstrafrecht.nl

INHOUD NbSr 205 Hof Arnhem 13 april 2010, rolnr. 21.3909.09 Wat de ten laste gelegde mishandeling, al of niet met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, betreft, is noch sprake van opzet noch van voorwaardelijk opzet, zodat de verdachte wordt vrijgesproken. [Sr art. 300, 302; Sv art. 352 lid 1] 206 Hof Arnhem (te Leeuwarden) 29 april 2010, rolnr. 24.2566.09, LJN BM3049 In het licht van de verklaringen van de verdachte leveren de vastgestelde omstandigheden weliswaar sterke aanwijzingen op dat de verdachte de betreffende auto heeft gestolen, maar die aanwijzingen zijn onvoldoende specifiek om buiten redelijke twijfel te stellen dat de verdachte de auto ook daadwerkelijk zelf heeft gestolen. Wat de ten laste gelegde poging tot doodslag betreft is niet aannemelijk geworden dat op enig moment sprake is geweest van een noodweersituatie, waardoor het beroep op noodweer(exces) niet kan slagen. [Sr art. 41, 287, 310; Sv art. 352 lid 1] 207 Hof s-gravenhage 5 februari 2010, rolnr. 22.4530.09 De verdachte is op 14 januari 2009 aangehouden en diezelfde dag in verzekering gesteld en verhoord. De verdachte is niet door een raadsman bezocht op het politiebureau. Het verweer van de verdediging in zoverre dat de verklaring van de verdachte, onder bovengenoemde omstandigheden afgelegd, niet tot het bewijs kan worden gebezigd, slaagt. [EVRM art. 6; Sv art. 352 lid 1] 208 Hof s-gravenhage 22 maart 2010, rolnr. 22.4631.09 Op 28 november 2002 is de uitspraak van de Politierechter te s-gravenhage rechtsgeldig doch niet in persoon betekend aan de verdachte. Vanaf 29 november 2002 is de verjaringstermijn van zes jaar gaan lopen en derhalve op 29 november 2008 verstreken zonder te zijn gestuit. Daarmee is de zaak verjaard op grond van art. 70 Sr. Dat de mededeling uitspraak nadien, te weten op 30 augustus 2009 aan de verdachte in persoon is uitgereikt doet daaraan niet af. [Sr art. 70; Sv art. 348] p. 591 p. 593 p. 595 p. 595 209 Hof s-gravenhage 22 april 2010, rolnr. 22.5435.09 Gezien de wijze van totstandkoming van de verklaringen van een tweetal personen is het niet noodzakelijk hen te horen. De onregelmatige wijze van p. 596 totstandkoming van hun eerdere verklaringen kan daarmee immers niet ongedaan worden gemaakt, terwijl in die onregelmatigheid aanleiding is gelegen deze verklaringen voor het bewijs van het tenlastegelegde onvoldoende te achten. Het verzoek van de advocaat-generaal tot het heropenen van het onderzoek teneinde hen als getuigen te horen wordt dan ook afgewezen. [Sv art. 315, 352 lid 1] www.nieuwsbriefstrafrecht.nl Sdu Uitgevers Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 535

NbSr INHOUD 210 Hof s-hertogenbosch 15 april 2010, rolnr. 20.2020.09 Gelet op de aard en de inhoud van de ten laste gelegde bewoordingen komt het Hof niet tot een bewezenverklaring dat is bedreigd met één der in art. 285 Sr genoemde misdrijven, zodat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken. [Sr art. 285; Sv art. 352 lid 1] 211 Hof s-hertogenbosch 22 april 2010, rolnr. 20.3668.08 Er is geen wettig bewijs dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat de verdachte wordt vrijgesproken. [Sr art. 47, 287; Sv art. 352 lid 1] 212 Hof Leeuwarden 12 maart 2010, rolnr. 24.409.07 Kosten van een juridisch medewerker worden wat de kosten van de raadsman als bedoeld in art. 591a Sv betreft eveneens in aanmerking genomen (verg. wat de uurvergoeding van de deskundige betreft in andere zin NbSr 2010, 103). [Sv art. 591, 591a] 213 Hof Leeuwarden 14 april 2010, rolnr. 24.1160.06, LJN BM1293 Bewezen is dat de verdachte, anders dan in zijn rol als bedrijfsleider van een coffeeshop op verschillende momenten een hoeveelheid softdrugs van meer dan 500 gram voorhanden heeft gehad. Het moment waarop in deze strafzaak doorzoekingen werden gedaan levert het eerste tijdstip op waarop aantoonbaar en bewijsbaar sprake is van schending van de gedoogcriteria. Deze datum wordt derhalve aangenomen als het begin van de termijn waarop de coffeeshop de bescherming die verbonden is aan het gedoogbeleid moet ontberen. [Opiumwet art. 3] 214 Rechtbank Almelo 15 maart 2010, parketnr. 8.700306.09 Het zogeheten FIT-verslag dient door de officier van justitie aan het dossier te worden toegevoegd, nu de beginselen van behoorlijke procesorde met zich brengen dat zowel de Rechtbank als de verdediging de volledigheid van het onderzoek naar belastend en ontlastend bewijs moet kunnen controleren, terwijl in deze zaak bovendien sprake is van een verdenking van een ernstig feit waarin het technisch onderzoek een belangrijke rol speelt. [Sv art. 30, 31] 215 Rechtbank Almelo 26 maart 2010, parketnr. 8.720025.08, LJN BL9065 Niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is van een valse aangifte nu niet is vast komen te staan dat van de wederrechtelijke vrijheidsberoving of gijzeling van de verdachte in het geheel geen sprake is geweest. [Sr art. 188; Sv art. 352 lid 1] p. 597 p. 597 p. 598 p. 599 p. 600 p. 603 536 Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 Sdu Uitgevers www.nieuwsbriefstrafrecht.nl

INHOUD NbSr 216 Rechtbank Almelo 19 mei 2010, parketnr. 8.710348.10 De vordering tot bewaring wordt afgewezen omdat niet is gebleken van ernstige bezwaren tegen de verdachte. De door de verdachte erkende woorden leveren immers niet zonder meer op bedreiging met een tegen het leven gericht misdrijf of zware mishandeling. [Sv art. 63] 217 Rechtbank Amsterdam 2 februari 2010, nr. 2350.09 R Niet is komen vast te staan dat de strafzaken gevoegd zijn behandeld. De vermelding op het mondeling vonnis (gev.ttz) is in dit geval niet doorslaggevend. In raadkamer heeft de rechter beslist dat de zittingsaantekeningen van de griffier zullen worden opgezocht, om na te gaan of bedoelde strafzaken tegen verzoeker al of niet gevoegd zijn behandeld. Thans is gebleken dat deze stukken niet meer te traceren zijn. Nu de gang van zaken zoals beschreven door de raadsman niet onaannemelijk voorkomt, en uitsluitsel aan de hand van de zittingsaantekeningen niet is te verkrijgen, komt aan verzoeker het voordeel van de twijfel toe. [Sv art. 591a] 218 Rechtbank Amsterdam 22 april 2010, parketnr. 13.528459.09 Uit het gegeven signalement, het vastgestelde telefonisch contact tussen de verdachte en aangever op 28 juni 2009 en de in de woning van aangever aangetroffen sigarettenpeuken met daarop het dna-profiel van de verdachte, kan worden afgeleid dat er die bewuste avond contact is geweest tussen aangever en de verdachte en dat de verdachte zich die avond respectievelijk nacht mogelijk in de woning van aangever heeft bevonden. Deze omstandigheden kunnen evenwel opzichzelfstaand en in onderling verband beschouwd niet tot de conclusie leiden dat het de verdachte is geweest die de verwondingen aan aangever heeft toegebracht. Het feit dat aangever de verdachte in de gehouden fotoconfrontatie voor 70% heeft herkend als de man die hem zo ernstig heeft verwond, maakt dat oordeel niet anders, aangezien een dergelijke herkenning onvoldoende zekerheid omtrent herkenning biedt. [Sr art. 287; Sv art. 352 lid 1] 219 Rechtbank Amsterdam 21 mei 2010 Door de verdachte te horen over de feiten ten aanzien waarvan de verdachte nog niet in de gelegenheid was gesteld met zijn raadsvrouw te overleggen, heeft hij slechts voor een gedeelte van de tenlastelegging zijn raadvrouw kunnen consulteren. De verdachte had op het moment dat hij van poging doodslag, mishandeling en bedreiging verdacht werd, voorafgaand aan het eerste verhoor gewezen moeten worden op zijn recht om zijn raadsvrouw te raadplegen. Doordat dit is nagelaten is het consultatierecht van de verdachte geschonden. Het verzuim kan worden gecompenseerd door een matiging van de aan de verdachte op te leggen straf. [EVRM art. 6; Sv art. 359a] p. 604 p. 605 p. 606 p. 608 www.nieuwsbriefstrafrecht.nl Sdu Uitgevers Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 537

NbSr INHOUD 220 Rechtbank Arnhem 21 april 2010, parketnr. 5.514419 Nu tegen de verdachte in de referteperiode niet meer dan tien processen-verbaal zijn opgemaakt, dient de vordering van de officier van justitie tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar te worden afgewezen (verg. NbSr 2009, 309). [Sr art. 38m; Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (waaronder vordering van de maatregel ISD bij stelselmatige daders)] 221 Rechtbank Assen 15 april 2010, nr. 47.10 R Ingevolge de Circulaire toetsingskader verlof terbeschikkinggestelden is verlof van terbeschikkinggestelden in het buitenland niet toegestaan. [Sr art. 38b; Circulaire toetsingskader verlof terbeschikkinggestelden] 222 Rechtbank Breda 26 maart 2010, parketnr. 2.810005.09 WOTS De tenuitvoerlegging van de beslissing van het Landsgericht te Braunschweig (BRD) van 11 juli 2005 wordt ontoelaatbaar verklaard en het verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van deze beslissing wordt geweigerd. [Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel art. 4 onder 6] 223 Rechtbank Dordrecht 8 april 2010, parketnr. 11.510420.06 Van een doelbewuste obstructie van het onderzoek door niet met bekwame spoed uitvoering te geven aan de door de verdediging gedane verzoeken, terwijl dat wel mogelijk zou zijn geweest, is geen sprake. Er is geen sprake van dat de officier van justitie doelbewust stukken heeft achtergehouden. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging. [Sv art. 348] 224 Rechtbank Dordrecht 22 april 2010, parketnr. 11.510455.09 Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad en niet heeft geschoten in een opwelling. Om in rechte met betrekking tot brandstichting het levensgevaar voor een ander of anderen als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. [Sr art. 45, 157, 289] 225 Rechtbank Dordrecht 22 april 2010, parketnr. 11.510464.09, LJN BM2043 De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging nu er geen sprake is van schending van art. 29 lid 1 Sv en ook overigens niet is gebleken dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Medeplichtigheid aan moord en het voorhanden hebben gehand van een vuurwapen zijn wettig en overtuigend bewezen. [EVRM art. 6; Sr art. 47, 289; Wet wapens en munitie art. 26] p. 609 p. 610 p. 612 p. 613 p. 614 p. 615 538 Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 Sdu Uitgevers www.nieuwsbriefstrafrecht.nl

INHOUD NbSr 226 Rechtbank s-gravenhage 23 maart 2010, parketnr. 9.758409.09 Nu uit de pro justitiarapporten onvoldoende naar voren komt waarom een minder ver strekkende TBS met voorwaarden niet tot de mogelijkheden behoort, is het noodzakelijk dat nader over de verdachte wordt gerapporteerd. [Sr art. 37a, 38] 227 Rechtbank s-gravenhage 21 april 2010, parketnr. 9.900842.08 De tenlastegelegde pogingen tot het plegen van ontuchtige handelingen zijn niet wettig en overtuigend bewezen. [Sr art. 246; Sv art. 352 lid 1] 228 Rechtbank s -Gravenhage 22 april 2010, nr. KG ZA 10-407, LJN BM2047 Niet aannemelijk is gemaakt dat er gegronde redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat door zijn uitlevering jegens eiser op flagrante wijze inbreuk zal worden gemaakt op de aan hem ingevolge de art. 6 EVRM toekomende rechten, noch dat indien daarvan toch sprake zou blijken te zijn na zijn uitlevering, niet een rechtsmiddel als bedoeld in art. 13 EVRM ten dienste staat. [EVRM art. 6, 13; Uitleveringswet art. 28, 33] 229 Rechtbank Groningen 9 april 2010, parketnr. 18.30041.03 Het verzoek te verklaren dat de zaak is geëindigd, wordt in verband met het tijdsverloop gegrond verklaard. [Sv art. 36] 230 Rechtbank Haarlem 21 mei 2010, parketnr. 15.76101409 De vervolging van de verdachte is ondanks diens zeer jonge leeftijd niet in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde of art. 3 IVRK. Dat volgens de raadsvrouw niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan worden gekomen, doet daar niet aan af. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte enige seksuele intentie heeft gehad bij de ten laste gelegde handelingen, zodat vrijspraak moet volgen. [IVRK art. 3; Sr art. 246; Sv art. 348, 352 lid 1] 231 Rechtbank s-hertogenbosch 8 maart 2010, parketnr. 1.995400.09, LJN BL6644 De wetgever heeft ingrepen verboden die een dier beschadigen, behalve bepaalde ingrepen, waarvan er hooguit twee plaatsvinden. De wetgever heeft dus voor alles dierenwelzijn voor ogen gehad en vervolgens een regime uitgekiend. Er is dan geen ruimte voor de opvatting van de verdachte over de rechtmatigheid van slaghameren wegens snelle identificatie, ziektepreventie of voedselveiligheid. Het beroep op overmacht in dit verband wordt verworpen. [Sr art. 40; Gezondheids- en welvaartswet voor dieren art. 40, 107; Ingrepenbesluit art. 2 lid 2; Vrijstellingsregeling art. 2] p. 619 p. 619 p. 620 p. 622 p. 623 p. 625 www.nieuwsbriefstrafrecht.nl Sdu Uitgevers Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 539

NbSr INHOUD 232 Rechtbank s-hertogenbosch 11 maart 2010, parketnrs. 1.825374.08 en 1.851697.08, LJN BL6679 Voeging kan op grond van art. 51b lid 2 Sv na aanvang van de terechtzitting geschieden ter terechtzitting door mondelinge of schriftelijke opgave bij de rechter, uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig art. 311 Sv het woord te voeren. Tegen deze achtergrond heeft de benadeelde partij zich tijdig gevoegd. [Sv art. 51b lid 2, 311] 233 Rechtbank s-hertogenbosch 24 maart 2010, parketnr. 1.833094.09, LJN BL8620 Bewezen is dat het opzet van de verdachte ook was gericht op het tenlastegelegde geweld bij een roofoverval. In een bepaalde periode is het contact tussen de verdachte en zijn moeder zonder afdoende motivering aan beperkingen onderworpen geweest. Aan de wet valt niet een algemeen recht te ontlenen op een onderzoek schorsingsvoorwaarden. [Sv art. 50, 490, 493; Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen art. 41, 42, 43, 44, 45] 234 Rechtbank s-hertogenbosch 30 maart 2010, parketnr. 1.821140.09, LJN BL8876 De virtuele afbeeldingen zijn geen kinderporno in de zin van de strafwet (verg. in andere zin NbSr 2008, 107). [Sr art. 240b] 235 Rechtbank s-hertogenbosch 30 maart 2010, parketnr. 1.845165.09, LJN BL9447 De verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot gevaar voor zijn medemensen in het leven geroepen. Hij heeft welbewust onaanvaardbare risico s genomen en is daar op zeer lichtzinnige wijze mee omgegaan. Er is dan ook sprake van roekeloosheid als schuldgradatie in de zin van art. 6 Wegenverkeerswet 1994. Straftoemeting terzake. [Sv art. 351; Wegenverkeerswet 1994 art. 6] 236 Rechtbank Leeuwarden 21 april 2010, parketnr. 17.75421410 Al hetgeen is gevolgd op het geconstateerde vormverzuim vanwege het onrechtmatige binnentreden van de woning moet worden uitgesloten van het bewijs. Dit brengt met zich dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. [Sv art. 352 lid 1; Opiumwet art. 9] 237 Rechtbank Roermond 26 februari 2010, parketnr. 4.850431.08 In de strafzaak is door het Openbaar Ministerie in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde een vervolgingsbeslissing genomen, omdat daarbij niet gehandeld is overeenkomstig het gelijkheidsbeginsel. Daarom wordt de officier van justitie ook niet ontvankelijk verklaard ten aanzien van de ontnemingsvordering. [Sr art. 36e; Sv art. 348] p. 627 p. 627 p. 629 p. 631 p. 632 p. 633 540 Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 Sdu Uitgevers www.nieuwsbriefstrafrecht.nl

INHOUD NbSr 238 Rechtbank Roermond 19 maart 2010, parketnr. 4.993033.04, LJN BL8313 Op grond van de opeenstapeling van onverschoonbare onjuiste betekeningen van stukken, waaraan de verdachte part noch deel heeft gehad en waardoor hij ernstig in zijn belangen is geschaad, in combinatie met het uitzonderlijk lange tijdsverloop in de onderhavige zaak, kan tot geen andere conclusie worden gekomen dan het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging. [Sv art. 244 lid 1, 348] 239 Rechtbank Roermond 21 april 2010, parketnr. 4.860682.09 Het opentrekken van de deur van het vriesvak moet worden aangemerkt als een zoekingshandeling, die nu die niet is geschied door of met machtiging van de rechter-commissaris tijdens een doorzoeking onrechtmatig is geweest. Er is sprake van een vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek dat niet meer kan worden hersteld. Dat leidt tot vrijspraak. [Sv art. 352 lid 1, 359a] 240 Rechtbank Rotterdam 13 april 2010, parketnr. 10.691228.09 Dat sporen op veiliggestelde sigarettenpeuken bleken overeen te komen met het DNA-profiel van de verdachte, bewijst niet dat de verdachte bij de betrokken woningen is geweest of dat hij in die woningen binnen is geweest, nu niet is uit te sluiten dat de sigarettenpeuken op andere wijze dan door toedoen van de verdachte in het trappenhuis bij de woningen zijn terechtgekomen. Nu er onvoldoende overig bewijs is, wordt de verdachte vrijgesproken. [Sv art. 352 lid 1] 241 Rechtbank Zutphen 27 november 2009, parketnr. 6.60568.95 De verpleging van overheidswege van betrokkene wordt onder voorwaarden beëindigd. [Sr art. 38g, 38h] 242 Rechtbank Zwolle-Lelystad 18 maart 2010, parketnrs. 7.284.09 en 7.1210.09 Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting, als bedoeld in art. 242 Sr in de ten laste gelegde periode. [Sr art. 242] 243 Rechtbank Zwolle-Lelystad 21 mei 2010, parketnr. 7.653105.10 Nu het vooralsnog niet is uitgesloten dat geen ISD-maatregel dan wel een ISDmaatregel in een voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd, dient de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding van de verdachte te worden afgewezen. [Sv 67a lid 3] p. 635 p. 637 p. 638 p. 639 p. 641 p. 642 www.nieuwsbriefstrafrecht.nl Sdu Uitgevers Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7 541