1 HANDLEIDING STUREN VAN TRANSPORTBANDEN 1. INLEIDING Hiermede willen wij pogen een kleine hulp te geven om bij scheeflopende banden de oorzaak of eventuele oplossingen hiervan te vinden. Als een band scheef loopt, moet men eerst en vooral uitzoeken waarom deze scheef loopt. Het is niet altijd gemakkelijk om de oorzaak te vinden. 2. OORZAKEN a) De band is niet recht. b) Een scheve (niet uitgelijnde) bandinstallatie. c) De verbinding is niet recht. d) De verschillende trommels staan niet haaks t.o.v. de installatie. e) De verschillende boven- en onderrollen staan niet haaks t.o.v. de installatie. f) De belading van de band gebeurt niet in het bandmidden. g) Boven- of onderbandrollen bakken aan. h) De bekleding van een berubberde trommel is gedeeltelijk versleten. i) De band heeft door zwaar zijdelings aan te lopen een abnormale rek verkregen langs één zijde.
2 3. ALGEMEENHEDEN Een band moet altijd eerst en eigenlijk alleen leeg geregeld worden. Loopt hij leeg goed, maar onder belading slecht, dan zijn hiervoor twee redenen : 1) Hij wordt niet in het midden beladen. 2) Doordat hij beladen is, weegt hij zwaarder en wordt het contact met de bovenrollen groter, daardoor kunnen deze een groter stuureffect veroorzaken met scheefloop als gevolg. 4. VERHELPEN VAN BANDSCHEEFLOOP a) De band is niet recht Als de band op een volledige omwenteling altijd op één plaats scheefloopt en dit op dezelfde plaats na iedere volledige bandomwenteling, dan is te vermoeden dat er een scheef stuk in de band aanwezig is. Met een stuk krijt tekent men de draaiende band vanaf het moment van scheefloop tot hij weer rechtloopt. Er is weinig kans dat de band in zijn geheel, door de rollen of trommels te verzetten, recht zal lopen. Eventueel kan men een compromis vinden waarbij het rechte gedeelte iets meer naar de ene kant en daardoor het scheve gedeelte minder naar de andere kant zal lopen. Waarschijnlijk zal het plaatsen van een tussenstuk ter vervanging van het scheve bandgedeelte de definitieve en goede oplossing zijn. b) Een scheve (niet uitgelijnde) bandinstallatie Dit is mits een dunne koord te spannen op langere afstand gemakkelijk vast te stellen en indien het vast staat dat de installatie scheef is, moet men trachten deze in één lijn te krijgen. Hierbij is vermeld dat bij het gereedschap ook een waterpas bestaat. Bijzonder bij banden die ook in de heenloop over vlakke rollen lopen, kan het niet waterpas zijn in de dwarsrichting een mogelijke scheefloopreden zijn. In dit geval dient men deze rollen eerst waterpas te brengen. c) De verbinding is niet recht Dit is ook met behulp van krijt vast te stellen. Indien de verbinding scheef is, dan zal men eenzelfde scheefloop voor en achter de verbinding vaststellen. Ook hier zal een nieuwe rechte verbinding de oplossing zijn. Indien de spantrommel een nieuwe verbinding niet toelaat, dient een tussenstuk geplaatst te worden.
3 d) De trommels, boven- en onderrollen staan niet haaks t.o.v. de installatie Zoals reeds gezegd werd, dienen alle trommels en rollen haaks te staan t.o.v. de installatie. Dit moet altijd de basis zijn van waaruit men start met het bandrichten. e) De belading van de band gebeurt niet in het bandmidden Dit gebeurt vooral indien het materiaal niet in dezelfde lijn wordt opgegeven, bv. belading uit een andere richting. Hier zal men, nadat de band bij leegloop goed gericht werd, aan het beladingspunt gewerkt moeten worden, bv. verlengen of verkorten van de schuifplaten, eventueel de hoek van deze platen veranderen. U zult zien dat dit direct resultaten oplevert. Helpt dit niet voor 100% dan moet men weer via een compromisoplossing werken. De beladen band regelen d.m.v. de schuif of klep en verder bijsturen via de draagrollen. Geen enkele band draait alleen maar beladen. Er zijn altijd momenten dat hij ook leeg draait. Bij deze compromisoplossing mag hij dan leeg wel een beetje scheeflopen, maar niet te veel, anders beschadigt de band zich door zijdelings aan te lopen. f) Boven- en onder bandrollen bakken aan
4 Dit gebeurt meer dan men denkt. Door aanbakking vergroot de rol- of trommeldiameter wat directe invloed op de bandrechtloop heeft. Bovendien ontstaan er verschillende snelheden wat ook slijtage van de band betekent. Hier is de oplossing: Schoonmaken en bij gevaar van herhaling, de rollen en/of trommels berubberen. Voor aandrijftrommels gebruikt men meestal een normale rubberbekleding van +/- 65 Sh. Voor de andere trommels en draagrollen gebruikt men best een zachte rubber van +/- 45 Sh. Bij teruglooprollen kunnen ook steunringen een oplossing bieden. g) De bekleding van een berubberde trommel is gedeeltelijk versleten Ook hier verkrijgt men zoals in punt f) omschreven verschillende doormeters, waardoor de band kan scheeflopen. Ofwel moet de rubber geheel verwijderd of geheel vervangen worden. Voor Na (Keramiek)
5 h) De band heeft door zwaar zijdelings aan te lopen een abnormale rek verkregen Hier is niets aan te doen, en vervanging van de band zal de beste oplossing zijn.
6 De band zit in het knikje van de trogstellen en kan nooit meer goed lopen. We zullen eerst de band dus op de zijrollen moeten leggen. 5. HET BANDRICHTEN DOOR STURING MET BOVEN- OF ONDERROLLEN Vooreerst dient de omkeertrommel haaks op de installatie te staan. (dit controleren, door links en rechts de ingestelde spanweg te meten.) Het stuureffect op de band wordt groter naarmate we een langere installatie hebben. Daarom zal men bij korte banden ook de omkeertrommel moeten bijregelen om een goede bandrechtloop te verkrijgen. De reden is dat met het verplaatsen van de stations (rollen) geen spanningsverschillen in de band voorkomen. Bij het verplaatsen van een trommel is dit wel het geval. Op de plaats waar de band scheefloopt, beter zelfs even daarvoor, moet ook met het verplaatsen van de stations (rollen) begonnen worden. In de meeste gevallen zijn de trogstations en ook de onderbandhouders van slipgaten voorzien. Loopt bv. de band boven te veel naar rechts dan dient men het trogstation aan de rechterkant naar voor te verplaatsen. D.w.z. in looprichting. Is dit niet voldoende, dan kan de andere kant van hetzelfde trogstation naar achter verplaatst worden. Meestal is het verplaatsen van één station niet voldoende. Men moet het dan op meerdere plaatsen doen.
7 De Truc voor het sturen van de band, kan u best leren met een potlood en een boek. De potlood stelt de draaiende rol voor en het boek de transportband. De boek (band) gaat zich verplaatsen naar daar waar hij het eerst de potlood (rol) raakt.
8 Belangrijk: a) De te bewegen stations met krijt aanduiden zodat men weet met welke stations men gewerkt heeft. b) Voordat men een station verplaatst, met krijt op de rol van dit station een streep trekken op het niveau waar de band zich bevindt. Zo kan men onmiddellijk daarna zien wat of hoeveel afwijking de bandloop bereikt is door het verplaatsen van het station. c) Voordat men ander stations verplaatst, minimum één complete omwenteling van de band afwachten. Aan de zijde waar de band te veel uitloopt, het station in de looprichting aan dezelfde kant naar voor of aan de andere kant naar achter brengen. Zo dient men, indien men de band wil richten, alle paar meters, zowel de boven- als onderband te controleren en eventueel bij te corrigeren. 6. REGELEN VAN ONDERBANDSTATIONS Doordat de onderbandrollen vlak zijn, is het contact en daarmede het stuureffect minder groot dan in de bovenband-trogstations. Zoals voorheen al omschreven bestaan er onderbandrollen voorzien van steunringen. Hier zal, gezien het geringe contact met de band, het verplaatsen van de rol weinig stuureffect hebben. Als bij zulke rollen op de onderband scheefloopproblemen zijn, is het aan te raden op de nodige plaatsen vlakke rollen te installeren. Maar dan hoog genoeg geplaatst, zodat zij voldoende bandcontact hebben. Beter is het om vlakke berubberde rollen te plaatsen. De wrijving tussen rubber en rubber is groter dan tussen metaal en rubber.
9 7. AUTOMATISCHE STUURSTATIONS Bij lange banden, die dan eventueel ook nog in de twee richtingen draaien, kunnen zelfregelende boven- of onderbandstations geplaatst worden. Het voordeel is, dat zij automatisch reageren op zowel linkse als rechtse scheefloop. De aan te raden onderlinge afstand van zulke stations bedraagt +/- 15-20 m of daar waar de grootste scheefloopproblemen zijn. Bij in 2 richtingen draaiende banden zijn zelfregelende stations de enige oplossing indien het haaks zetten van rollen en trommels nog geen voldoening heeft gegeven. 8. OMGEKEERDE V-STATIONS Een andere mogelijkheid bij scheefloop van de onderband is het plaatsen van een omgekeerd V- station.
10 Hierbij zal de trogvorm niet meer dan 15 bedragen. Het station wordt van bovenuit in de onderband gedrukt en kan, vermits het slipgaten heeft, ook nog zijdelings geplaatst worden. Het is wel belangrijk dat de afstand tussen dit V-station en de andere rollen en trommels minimum 2 m bedraagt. Zoniet heeft de band te weinig plaats om zich in het V-station te leggen. Zo een V-station niet te ver van de voettrommel gemonteerd is, is een goede hulp om de band in het midden van de trommel en zomede ook in het midden van de daaropvolgende beladingspunt te verkrijgen. 9. ZIJDELINGSE STUURROLLEN Klanten gebruiken dikwijls als stuurmiddel verticaal geplaatste korte stuurrollen. Behalve bij golfrandbanden, waar de band dwarsstijf is, heeft dit bij de huidige flexibele transportbanden geen nut en kan eerder beschadiging veroorzaken dan een hulpmiddel zijn. De band loopt over of onder zulk een stuurrol. Zware bandbeschadiging kan voorkomen worden door een scheefloopbeveiliging te installeren.
11 10. BOMBEREN VAN DE TROMMELS De aandrijftrommel moet altijd haaks blijven. Voor men start met het verplaatsen van de voet-, knik- of insnoertrommels nog het volgende : Trommels, die in het midden een grotere diameter hebben dan aan de buitenzijde, (wij noemen dit gebombeerd ) hebben een goed centreringseffect. Controleer daarom met een rechte lat of de trommels gebombeerd of cilindrisch zijn. Zijn ze cilindrisch, dan kan men deze bomberen met rubber of weefsel in het trommelmidden. Dit kan reeds voldoende zijn om de band te doen rechtlopen. Dit telt natuurlijk ook voor lange banden. Is dit bovenvernoemde niet voldoende dan kan men ook nog een betere bandregeling verkrijgen door het regelen van omkeer insnoer of spantrommels. Uitgaande van de plaats waar de scheefloop zich voordoet, kan de dichtst bij gelegen trommel bijgeregeld worden. De kant waar u de spanning verhoogt, zal de band in de andere richting sturen. Het nadeel van het verzetten van span- of voettrommels is dat er verschillende spanningen in de band komen. Opmerking: Men moet bij het verzetten van een trommel niet altijd spannen, men kan ook de andere kant lossen. Hoge spanning waarborgt niet de rechtloop en heeft voor de band zeker geen enkel voordeel. Alles, vooral de verbinding lijdt meer onder deze hoge spanning.
12 11. BANDREGELEN VAN GOLFRANDBANDEN - Belangrijk voor het regelen van dit bandtype is de juiste spanning van de band. Een controlemogelijkheid vinden wij bij de horizontaal geplaatste rollen, bij een tussenafstand van 1 meter, mogen we een doorhanging van 10 mm hebben. Dit is de ideale bandspanning. - Controleren dat aandrijf- en voettrommel haaks staan t.o.v. de installatie. - Controleren dat keertrommel en knikschijven in de richtingen zoals op onderstaande tekening aangeduid, verplaatsbaar zijn. Zoniet moet men eventueel onder de lagerblokken metaalplaatjes bijleggen.
13 - Men begint eerst bij de bovenste rollencurve of de bovenste keertrommel als er geen rollencurve geplaatst is. Hier moet de band goed in het midden geregeld worden. - Vervolgens is het volgende punt, de knikschijven aan de bandonderkant. Zo gaat men verder via de onderste rollencurve of keertrommel via de voet (spantrommel). Omdat deze banden dwarsstabiel zijn, mogen ze wél gestuurd worden met zijkantrollen. Hiervoor heeft Narviflex/SBS de GW300/80 zijkantrollen : Besluit: Bijzonder bij golfrandbanden is het aan te raden de eerste bandregeloefeningen niet alleen te doen. Zoals met zoveel, maakt de ervaring de meester. Wij zullen trachten bij volgende bandrichtsituaties afwisselend een amateur bij een professional te voegen, zodat we in afzienbare tijd alleen professionals hebben. Deze kleine handleiding zal u al een beetje de weg wijzen waarbij de praktijk zeker nog situaties kan geven die ik hier niet opgesomd heb, of ook zelf niet gekend heb.