Instelling. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Hof van Cassatie. Onderwerp. Valsheid in geschrifte - Wegverkeer, algemeen. Datum. 17 juni 2014

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België. Arrest

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Rechten en verplichtingen. Echtgenoten. Feitelijke scheiding. Hulp- en bijstandsverplichting. Vordering tot onderhoudsbijdrage. Ontstaan of voortduren van de scheiding. Opschorting samenwoningsverplichting. Oorzaak. Bewijslast Datum 22 december 2006 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars 2007 M&D CONSULT BVBA ARTHUR VERHAEGENSTRAAT 26 9000 GENT TEL 09/224 31 46 FAX 09/225 32 17 E-mail: info@mdseminars.be www.mdseminars.be

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.06.0098.N V.H.V., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1060 Brussel, Henri Wafelaertsstraat 47-51, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen T.L. verweerster. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 5 oktober 2005 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen. Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/2 Advocaat-generaal met opdracht Pierre Cornelis heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 149 van de gecoördineerde Belgische Grondwet; - de artikelen 23, 24, 25, 26, 27, 28, 584, 1039 en 1280 van het Gerechtelijk Wetboek; - de artikelen 213, 229, 1319, 1320, 1322, 1350 en 1352 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen De eiser had voor het hof van beroep aangevoerd dat bij de beoordeling van de persoonlijke onderhoudsvordering van verweerster rekening moest worden gehouden met de vaststelling van overspel door verweerster in het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 27 juni 2001 (cf. p. 3 e.v. van de vervangende syntheseberoepsbesluiten van de eiser). Het hof van beroep beoordeelt deze grief als volgt: 6. De heer V.H. werpt op dat in casu de schuld van mevrouw T. inmiddels vaststaat ingevolge het arrest van de derde kamer van dit hof van 27 juni 2001 dat in kracht van gewijsde is getreden. De onderhoudsuitkering tijdens de echtscheidingsprocedure heeft evenwel een zuiver alimentair karakter en vindt zijn grondslag in de tussen echtgenoten bestaande plicht tot hulpverlening waartoe elk der echtgenoten krachtens artikel 213 B.W. gehouden is zolang het huwelijk niet is ontbonden. De in artikel 213 B.W. opgenomen wederzijdse verplichtingen zijn daarenboven van openbare orde en van elkaar gescheiden. Artikel 213 B.W. wordt miskend als een echtgenoot voorhoudt dat de verbintenissen voortvloeiende uit het huwelijk, in het bijzonder het betalen van onderhoudsgeld, niet meer moeten worden nageleefd louter op grond van het feit dat de andere echtgenoot is gaan samenwonen met een andere partner. Ten overvloede dient trouwens te worden vastgesteld dat de samenwoonst van mevrouw T. met de heer V.P.niet bewezen is aan de hand van de voorgelegd stukken (cf. p. 4 en 5, nr. 6 van het arrest). Grieven Eerste onderdeel Schending van artikel 149 van de Grondwet en van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek. 1. De eiser had in zijn conclusie voor het hof van beroep aangevoerd dat hij slechts voor de korte periode tussen de dagvaarding in echtscheiding en de vaststelling van het

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/3 overspel van de verweerster op 22 augustus 1998 een persoonlijke onderhoudsbijdrage verschuldigd was. De eiser voerde meer in het bijzonder met verwijzing naar het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 27 juni 2001 aan dat de echtscheiding wegens overspel ook in het nadeel van de verweerster uitgesproken was. De vaststelling van overspel in een in kracht van gewijsde getreden echtscheidingsarrest verhinderde volgens de eiser om voor de periode na de vaststelling van overspel nog een persoonlijke onderhoudsuitkering aan zijn overspelige echtgenote toe te kennen (cf. p. 3 en 4 van de vervangende syntheseberoepsbesluiten van de eiser). 2. Het hof van beroep overweegt in voorliggend geval dat artikel 213 B.W. wordt miskend als een echtgenoot voorhoudt dat de verbintenissen voortvloeiende uit het huwelijk, in het bijzonder het betalen van onderhoudsgeld, niet meer moeten worden nageleefd louter op grond van het feit dat de andere echtgenoot is gaan samenwonen met een andere partner en dat dergelijk samenwonen van de verweerster met een derde, de heer Van Parijs, aan de hand van de voorgelegde stukken niet bewezen wordt. De eiser beriep zich in zijn beroepsconclusie evenwel niet op een louter samenwonen van de verweerster met een derde, maar had daarentegen verwezen naar haar betrapping op overspel, vastgesteld in het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 27 juni 2001. In zoverre het hof van beroep oordeelt dat artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek wordt miskend indien een echtgenoot voorhoudt - hiermee impliciet maar zeker verwijzend naar de eiser - dat hij geen onderhoudsgeld moet betalen omdat de andere echtgenoot is gaan samenwonen met een andere partner, geeft het de vervangende syntheseberoepsbesluiten van eiser en de daarin uiteengezette grief dan ook weer op een wijze die onverenigbaar is met de bewoordingen ervan en schendt het hof aldus de bewijskracht van deze akte (schending van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek). Minstens antwoordt het hof van beroep niet op het middel van de eiser dat het Hof van Beroep te Antwerpen bij arrest van 27 juni 2001 de echtscheiding wegens overspel ook in het nadeel van de verweerster uitgesproken had en dat, gelet op het overspel van verweerster vastgesteld op 22 augustus 1998, er vanaf die datum geen persoonlijke onderhoudsbijdrage meer verschuldigd kon zijn (schending van artikel 149 van de Grondwet). Tweede onderdeel Schending van de artikelen 23, 24, 25, 26, 27, 28, 584, 1039 en 1280 van het Gerechtelijk Wetboek en van de artikelen 213, 229, 1350 en 1352 van het Burgerlijk Wetboek. 3. Luidens artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek neemt de voorzitter van de rechtbank, rechtsprekend in kort geding, in iedere stand van het geding, tot de ontbinding van het huwelijk, kennis van de voorlopige maatregelen die betrekking hebben op de

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/4 persoon, op het levensonderhoud en op de goederen, zowel van de partijen als van de kinderen. Deze bevoegdheid strekt zich uit vanaf de dagvaarding tot echtscheiding tot de datum waarop de echtscheidingsuitspraak in kracht van gewijsde is getreden. Tijdens de hele duur van de echtscheidingsprocedure en zolang het huwelijk niet ontbonden is, blijft de hulpplicht tussen echtgenoten in beginsel bestaan (cf. artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek). Het komt de voorzitter van de rechtbank, zetelend in kort geding op basis van artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek, in de regel dus niet toe om bij de beoordeling van de vordering van een echtgenoot tot het verkrijgen van een persoonlijk onderhoudsgeld de schuldvraag te stellen. De kortgedingrechter zou daardoor immers vooruitlopen op de beslissing van de echtscheidingsrechter. Indien, op het ogenblik dat de vordering tot het verkrijgen van een persoonlijk onderhoudsgeld moet worden beoordeeld, de schuld van de echtgenoot die deze vordering instelt reeds vaststaat, doet het risico om op de echtscheidingsbeslissing vooruit te lopen zich evenwel niet meer voor. Zo uit een in kracht van gewijsde getreden echtscheidingsbeslissing de schuld blijkt van de echtgenoot die de persoonlijke onderhoudsvordering instelt, moet de kortgedingrechter daarmee bij de beoordeling van de vraag of er een recht op persoonlijke onderhoud bestaat dus toch rekening houden. 4. In voorliggend geval had eiser voor het hof van beroep aangevoerd dat verweerster vanaf 22 augustus 1998 hoe dan ook geen persoonlijk onderhoudsgeld meer kon verkrijgen, vermits het Hof van Beroep te Antwerpen in het arrest van 27 juni 2001 vastgesteld had dat de verweerster op die datum op overspel betrapt was en op grond daarvan de echtscheiding ook in het nadeel van de verweerster uitgesproken had (cf. p. 3 en 4 van de vervangende syntheseberoepsbesluiten van de eiser, met verwijzing naar het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 27 juni 2001). De verweerster betwistte tijdens de procedure voor het hof van beroep niet dat dit echtscheidingsarrest gezag van gewijsde had en daarenboven in kracht van gewijsde getreden was. Het hof van beroep stelt in het thans bestreden arrest evenmin vast dat het arrest van 27 juni 2001 niet in kracht van gewijsde getreden is. Toch oordeelt het hof van beroep dat de onderhoudsuitkering tijdens de echtscheidingsprocedure evenwel een zuiver alimentair karakter (heeft) en zijn grondslag (vindt) in de tussen echtgenoten bestaande plicht tot hulpverlening waartoe elk der echtgenoten krachtens artikel 213 B.W. gehouden is zolang het huwelijk niet is ontbonden. De in artikel 213 B.W. opgenomen wederzijdse verplichtingen zijn daarenboven van openbare orde en van elkaar gescheiden. Artikel 213 B.W. wordt miskend als een echtgenoot voorhoudt dat de verbintenissen voortvloeiende uit het

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/5 huwelijk, in het bijzonder het betalen van onderhoudsgeld, niet meer moeten worden nageleefd louter op grond van het feit dat de andere echtgenoot is gaan samenwonen met een andere partner. Ten overvloede dient trouwens te worden vastgesteld dat de samenwoonst van (de verweerster) met de heer V.P.niet bewezen is aan de hand van de voorgeleid stukken. In zoverre het hof van beroep op grond van deze overwegingen de vordering van eiser om slechts tot 22 augustus 1998 een persoonlijke onderhoudsbijdrage toe te kennen verwerpt, kent het aan het in kracht van gewijsde getreden echtscheidingsarrest van 27 juni 2001 en de daarin vervatte vaststellingen betreffende het overspel van de verweerster niet de gevolgen toe die deze bij de beoordeling van de persoonlijke onderhoudsvordering van de verweerster moesten hebben en schendt het hof dan ook artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 213 en 229 van het Burgerlijk Wetboek. Het arrest miskent aldus tevens het gezag en de kracht van gewijsde van het echtscheidingsarrest van 27 juni 2001 (schending van de artikelen 23 t.e.m. 28 van het Gerechtelijk Wetboek) en miskent tevens, voor zoveel als nodig, de artikelen 584 en 1039 van het Gerechtelijk Wetboek. 5. In zoverre het hof van beroep overweegt dat de samenwoonst van (de verweerster) met de heer V.P.niet bewezen is aan de hand van de voorgelegd stukken en aldus aanneemt dat de schuld van de verweerster bij de echtscheiding niet bewezen is, miskent het hof het gezag van gewijsde van het arrest van 27 juni 2001 dat de echtscheiding wegens overspel ook in het nadeel van de verweerster uitsprak (schending van de artikelen 23 t.e.m. 28 van het Gerechtelijk Wetboek), en miskent het de waarde van deze beslissing als een onweerlegbaar wettelijk vermoeden tussen de partijen (schending van de artikelen 1350 en 1352 van het Burgerlijk Wetboek). III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Tweede onderdeel 1. De hulp- en bijstandsverplichting van de echtgenoten in de zin van de artikelen 213 en 221, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek moeten in beginsel in natura in de echtelijke woonst worden nagekomen, alwaar de echtgenoten overeenkomstig artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek verplicht samenwonen. 2. In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen, moet de echtgenoot die een vordering instelt die strekt tot nakoming door de andere echtgenoot van de hulp-

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/6 en de bijstandsverplichting en zodoende een onderhoudsbijdrage vordert, bewijzen dat noch het ontstaan noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is en dat hij derhalve niet zelf verhindert dat de andere echtgenoot de hulpen bijstandsverplichting in natura in de echtelijke woonst nakomt. 3. In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen ingevolge een rechterlijke beslissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de voormelde samenwoningsverplichting automatisch opschort, moet de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is. Evenwel staat het in een dergelijk geval de andere echtgenoot vrij het bewijs te leveren dat het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding, al was het ten dele, te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert. 4. Bij de beoordeling van dit bewijs mag niet worden vooruitgelopen op de in voorkomend geval hangende echtscheidingsprocedure en de hierbij door de echtscheidingsrechter te beoordelen fouten. 5. Is er evenwel inmiddels een definitieve echtscheidingsuitspraak dan volstaat de hierdoor vaststaande fout om het voormelde bewijs te leveren. 6. In die omstandigheden moet de rechter die krachtens artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek oordeelt over een vordering tot het verkrijgen van een onderhoudsbijdrage rekening houden met de aangevoerde overspelige relatie van de echtgenoot die de onderhoudsbijdrage vordert en die vaststaat ingevolge een inmiddels definitieve echtscheidingsuitspraak. 7. De appelrechters die dit bewijs uitsluiten, schenden artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek en de artikelen 213 en 229 van het Burgerlijk Wetboek. 8. Het onderdeel is in zoverre gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant het vernietigde arrest.

22 DECEMBER 2006 C.06.0098.N/7 Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Ernest Waûters, en de raadsheren Ghislain Londers, Eric Dirix en Eric Stassijns, en in openbare terechtzitting van 22 december 2006 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Robert Boes, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Pierre Cornelis, met bijstand van griffier Philippe Van Geem. Ph. Van Geem E. Stassijns E. Dirix G. Londers E. Waûters R. Boes