Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.



Vergelijkbare documenten
Eindexamen economie havo II

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie havo II

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen havo economie oud programma I

Correctievoorschrift HAVO

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 vrijdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-I

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Eindexamen economie havo I

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie havo I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei uur

Examen HAVO - Compex. economie 1

Examen VWO. economie 1. tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Examen HAVO. economie 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2001-II

Examen HAVO. economie 1,2. tijdvak 1 maandag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie havo I

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Examen HAVO. wiskunde A1,2. tijdvak 1 woensdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO en VHBO. Economie

Examen HAVO. economie 1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Eindexamen economie havo II

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

bruto inkomen (per persoon)

Examen VWO. economie. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

Examen HAVO. tijdvak 1 maandag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 1 dinsdag 18 mei uur

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

economie 1 Compex Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur

Examen HAVO - Compex. economie 1 Compex

Examen HAVO en VHBO. Economie

Examen VWO. economie 1,2

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

UIT theorie ASAD

Eindexamen economie havo I

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Eindexamen economie havo II

Correctievoorschrift HAVO. economie 1,2

Correctievoorschrift HAVO en VHBO. Economie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Examen VWO. economie 1,2

UIT personele inkomensverdeling

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan euro.

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 maandag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Examen HAVO. economie 1,2

Examen VWO. economie 1,2

Examen VWO. economie. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Bruto binnenlands product

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 woensdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Eindexamen vwo economie II

Examen VWO. Economische wetenschappen 1 en recht

Examen HAVO. economie 1. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur

Examencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Examen HAVO. economie 1,2

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Economische conjunctuur

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Examen HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

Transcriptie:

Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 55 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. HA-1022-a-10-2-o

Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een land wordt weergegeven. In het onderstaande kringloopschema staan uitsluitend geldstromen tussen economische sectoren weergegeven. Voor iedere sector is het totaal van de inkomende geldstromen gelijk aan het totaal van de uitgaande geldstromen. De bedragen luiden in miljarden euro s en betreffen het jaar 2007. Niet bij iedere pijl is het bedrag en de toelichting ingevuld. De richting van de geldstroom tussen financiële instellingen en overheid is niet aangegeven. 2p 1 Bereken de import in 2007 in miljarden euro s. De richting van de geldstroom tussen financiële instellingen en overheid wordt uitsluitend bepaald door het overheidssaldo. 2p 2 Loopt die geldstroom van financiële instellingen naar overheid of van overheid naar financiële instellingen? Verklaar het antwoord. HA-1022-a-10-2-o 2 lees verder

Een economisch onderzoeksbureau voorspelt dat de export in 2008 25 miljard hoger ligt dan in 2007. Dit leidt in 2008 ten opzichte van 2007 tot de onderstaande veranderingen (bedragen in miljarden euro s). particuliere consumptie netto investeringen overheidsbestedingen import +15 +10 0 +5 Het onderzoeksbureau berekent dat de hogere export tot een stijging van het netto nationaal inkomen leidt van meer dan 25 miljard en verklaart dit met behulp van het multipliereffect. 2p 3 Bereken het bedrag waarmee het netto nationaal inkomen door de toename van de export in 2008 is gestegen. 2p 4 Leg uit hoe een stijging van de export van 25 miljard tot een stijging van het netto nationaal inkomen van meer dan 25 miljard kan leiden. Het kringloopschema in deze opgave kan realistischer worden gemaakt door pijlen toe te voegen. Zo heeft de overheid naast de overheidsbestedingen bij bedrijven in de praktijk ook andere uitgaven. 2p 5 Welke pijl kan worden toegevoegd om een van die andere uitgaven weer te geven? Licht toe welke uitgave met die pijl wordt bedoeld. HA-1022-a-10-2-o 3 lees verder

Opgave 2 Levensonderhoud is kostbaar In januari 2006 is in Nederland een opinieonderzoek onder 17.000 Nederlanders gehouden. Een van de vragen in dat onderzoek luidde: Over welk onderwerp maakt u zich de grootste zorgen? Het meest voorkomende antwoord op deze vraag luidde: De kosten van levensonderhoud, want de prijzen blijven maar stijgen. In februari 2006 stonden in een krantenartikel de onderstaande figuren. consumentenprijs in Nederland en in de eurozone 6 procentuele verandering ten opzichte van het 5 voorafgaande jaar 4 5,1 3,9 3 2 2,3 2,3 2,2 2,0 2,2 2,2 1,3 1,5 1 0 2001 2002 2003 2004 2005 Legenda: jaar Nederland eurozone lonen in Nederland procentuele 5,0 verandering ten 4,5 opzichte van het 4,0 voorafgaande jaar 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 4,3 3,7 2,8 1,2 1,3 2001 2002 2003 2004 2005 jaar In 2005 zijn de kosten van levensonderhoud in de eurozone hoger dan in 2000. 2p 6 Bereken hoeveel procent de kosten van levensonderhoud in de eurozone in 2005 hoger zijn dan in 2000. HA-1022-a-10-2-o 4 lees verder

2p 7 In welk jaar of in welke jaren is in Nederland de koopkracht van de lonen hoger dan in het voorafgaande jaar? Loon is een vorm van primair inkomen. Om te bepalen of Nederlanders zich terecht zorgen maken over de kosten van levensonderhoud, is de ontwikkeling van de koopkracht van het secundaire inkomen een betere maatstaf dan de koopkracht van het primaire inkomen. 2p 8 Noem, naast het loon, twee andere vormen van primair inkomen. 2p 9 Leg uit dat de koopkracht van het secundaire inkomen een betere maatstaf is dan de koopkracht van het primaire inkomen als het gaat om zorgen over de kosten van levensonderhoud. HA-1022-a-10-2-o 5 lees verder

Opgave 3 uit een krant: Vermogen wereldwijd ongelijk verdeeld Uit een wetenschappelijk rapport blijkt dat het vermogen 1) ongelijker over de wereldbevolking verdeeld is dan het inkomen. Volgens dit rapport zijn er in de wereld 499 mensen die een vermogen van meer dan 1 miljard dollar hebben. De rijkste 1% van de wereldbevolking heeft 40% van het vermogen in de wereld in handen, terwijl de armste 50% van de wereldbevolking slechts 1% van dit vermogen in handen heeft. noot 1 vermogen = waarde van alle bezittingen bedrag van alle schulden Stel dat op grond van de gegevens uit bovenstaand krantenartikel een lorenzcurve van de verdeling van het vermogen over de wereldbevolking getekend zou worden. Behalve de punten met de coördinaten (0;0) en (100;100) ligt ook het punt met de coördinaten (50;1) op die curve. 1p 10 Ligt de lorenzcurve van de verdeling van het inkomen over de wereldbevolking dichterbij of verder verwijderd van de diagonaal dan de lorenzcurve van de verdeling van het vermogen over de wereldbevolking? Licht het antwoord toe. 2p 11 Bereken op basis van de gegevens de coördinaten van het andere punt op de lorenzcurve van de verdeling van het vermogen over de wereldbevolking. 2p 12 Leg uit hoe een ongelijke inkomensverdeling kan leiden tot een ongelijke vermogensverdeling. 2p 13 Leg uit hoe een ongelijke vermogensverdeling kan leiden tot een ongelijke inkomensverdeling. HA-1022-a-10-2-o 6 lees verder

Opgave 4 Samen werken, samen leven In Nederland is veel discussie over de gevolgen van de vergrijzing. Door de vergrijzing dreigt namelijk de verhouding tussen de aantallen inactieven en actieven zo sterk te stijgen dat de betaalbaarheid van de sociale zekerheid in gevaar komt. Ook dreigt de arbeidsmarkt door de vergrijzing steeds krapper te worden. In een krantenartikel pleit econoom Van Keulen voor overheidsingrijpen in de kinderopvang. Van Keulen vindt de kinderopvang te duur en de kwaliteit onvoldoende. Hij wil bereiken dat mensen de zorg voor kinderen beter kunnen combineren met het maken van carrière. Het artikel eindigt als volgt: Kinderopvang moet een voorziening worden, vergelijkbaar met het basisonderwijs. Kinderopvang moet door de overheid beschikbaar worden gesteld zonder eigen bijdrage van degenen die er gebruik van maken. Stel je de volgende situatie voor: Jij ziet in het voorstel van Van Keulen een manier om de gevolgen van de vergrijzing te bestrijden. Daarnaast heeft dit voorstel volgens jou ook andere positieve gevolgen voor de Nederlandse economie. Jij besluit via een ingezonden brief jouw steun voor het voorstel toe te lichten. De brief begint als volgt: Het voorstel van Van Keulen om de kinderopvang uit te breiden en te subsidiëren, steun ik. Ik wil de voordelen graag verder toelichten. 6p 14 Schrijf het vervolg van de brief. In de brief moeten de volgende aspecten aan de orde komen. a De wijze waarop, via een verandering van de participatiegraad, de krapte op de arbeidsmarkt wordt verminderd. b De wijze waarop, via een verandering van de verhouding tussen inactieven en actieven, de betaalbaarheid van de sociale zekerheid wordt verbeterd. Daarnaast moet in de brief naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in de brief past. 1 Het multipliereffect van toenemende overheidsbestedingen als gevolg van extra nieuwbouw van crèches. 2 Het inverdieneffect van toenemende overheidsbestedingen als gevolg van de toegenomen vraag naar kinderopvang. 3 Een voorbeeld van een fiscale maatregel en de manier waarop die kan leiden tot het vergroten van het aantal werkende vrouwen met kinderen. Aanwijzingen: De onderdelen van de brief moeten logisch op elkaar aansluiten. Gebruik voor het vervolg van de brief 120 woorden; een afwijking van 20 woorden is toegestaan. HA-1022-a-10-2-o 7 lees verder

Opgave 5 De schuld van het Rijk Bij de presentatie van de rijksbegroting voor 2007 zegt de Nederlandse regering tevreden te zijn over het gevoerde beleid. In de voorafgaande jaren heeft zij bezuinigd op de rijksuitgaven om het begrotingstekort en de overheidsschuld niet te laten stijgen. Dat is gelukt, want uitgedrukt in euro s stijgt de staatsschuld in 2007 nauwelijks. Uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlands product (bbp), daalt de staatsschuld van 41,7% eind 2006 naar 39,9% eind 2007. De regering streeft naar een lagere staatsschuld omdat daardoor ruimte kan ontstaan voor nieuwe rijksuitgaven. rijksinkomsten in 2007 in miljarden euro s: 157,4 niet-belastingontvangsten 26,6 kostprijsverhogende belastingen 71,0 belasting op inkomen, winst en vermogen 59,8 rijksuitgaven in 2007 in miljarden euro s: 162,2 onderwijs 28,9 overige uitgaven 71,3 sociale zekerheid 32,4 aflossingen 4,5 rente 9,3 lagere overheid 15,8 De rijksinkomsten zijn in de figuur verdeeld in drie categorieën. 2p 15 Neem de categorieën niet-belastingontvangsten en kostprijsverhogende belastingen over en schrijf achter elke categorie een daarbij horend voorbeeld. Eind 2006 bedroeg de staatsschuld 220,6 miljard. 2p 16 Bereken de verwachte staatsschuld eind 2007. 2p 17 Leg uit hoe door een lagere staatsschuld ruimte kan ontstaan voor nieuwe rijksuitgaven. HA-1022-a-10-2-o 8 lees verder

Opgave 6 China Nederland In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en grafieken. In het informatieboekje staan zes statistieken die vooral betrekking hebben op China en Nederland. De in de statistieken genoemde renminbi is de nationale munt van China. Naar aanleiding van deze statistieken worden in deze opgave vijf vragen gesteld. De landbouwproductie in Nederland bedroeg in 2003 ruim $ 800 per inwoner. 2p 18 Bereken de landbouwproductie in China in 2003 in dollars per inwoner. In statistiek 5 ontbreekt voor 2005 het bedrag van het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans van China. Dit saldo kan in deze opgave worden berekend met behulp van twee gegevens. 2p 19 Noem deze twee gegevens en vermeld bij elk gegeven de statistiek waarin dat gegeven staat. 2p 20 Is de wisselkoers van de euro uitgedrukt in renminbi s in 2004 ten opzichte van 2003 gedaald of gestegen? Licht het antwoord toe. In China bedroeg de inflatie in 2005 ten opzichte van 2004 (afgerond) 1,8%. 2p 21 Bereken, in één decimaal nauwkeurig, de inflatie in Nederland in 2005 ten opzichte van 2004. In 2003 bedroeg de waarde van de export van goederen van Nederland naar China 2,86 miljard. 2p 22 Bereken voor 2003 de waarde van de totale export van goederen van Nederland. HA-1022-a-10-2-o 9 lees verder

Opgave 7 Druk, druk, druk Nederland vergrijst en ontgroent: er komen relatief meer ouderen en minder jongeren. De mate van vergrijzing en ontgroening kan worden weergegeven met de ontwikkeling van de grijze druk en die van de groene druk. Onder grijze druk wordt hier verstaan de verhouding tussen het percentage personen van 65 jaar of ouder en het percentage personen van 20 tot en met 64 jaar (de productieve leeftijdsgroep ). Onder groene druk wordt hier verstaan de verhouding tussen het percentage personen jonger dan 20 jaar en het percentage personen van 20 tot en met 64 jaar. figuur 1 leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking 100 in % van 90 de totale bevolking 80 70 60 50 40 30 20 10 0 10,1 54,0 35,9 11,5 57,1 31,4 12,8 61,6 25,6 13,6 62,0 24,4 14,0 61,5 24,5 1970 1980 1990 2000 2005 jaar Legenda: 65 jaar of ouder 20 tot en met 64 jaar jonger dan 20 jaar Tussen 1970 en 2005 is de grijze druk gestegen en de groene druk gedaald. 2p 23 Toon met een berekening aan dat de grijze druk in 2000 hoger is dan in 1990. Het aantal jongeren (personen jonger dan 20 jaar) is tussen 1990 en 2000 gestegen. 2p 24 Leg uit dat een stijging van het aantal jongeren gepaard kan gaan met een daling van de groene druk. De verandering van de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking heeft invloed op de uitgaven van de collectieve sector. Normaal gesproken zou een daling van de groene druk gepaard gaan met een daling van collectieve uitgaven. En een stijging van de grijze druk zou gepaard gaan met een stijging van collectieve uitgaven, zoals de AOW-uitkeringen (Algemene Ouderdomswet). 1p 25 Noem een voorbeeld van een collectieve uitgave die kan dalen door de daling van de groene druk. 1p 26 Noem een voorbeeld van een andere collectieve uitgave dan de AOW die kan stijgen door de stijging van de grijze druk. HA-1022-a-10-2-o 10 lees verder

In figuur 2 staat de AOW-uitgavenquote: de AOW-uitgaven in procenten van het bruto binnenlands product (bbp). figuur 2 AOW-uitgavenquote % 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0 0 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 jaar Ondanks de stijging van de AOW-uitgaven is in de periode 1994-2000 de AOWuitgavenquote gedaald. Dat kan verklaard worden door de conjuncturele ontwikkeling in die periode. 2p 27 Was er in de genoemde periode blijkbaar sprake van laagconjunctuur of van hoogconjunctuur? Licht het antwoord toe. HA-1022-a-10-2-o* 11 lees verder einde