ERVARINGEN MET EN EFFECTEN VAN DE REKENTOOL BEROEPSKRACHT-KINDRATIO

Vergelijkbare documenten
HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Werkbelevingsonderzoek 2013

Inspectierapport Kinderdagverblijf t Kleine Huis. d.d. 13 juli GGD Hart voor Brabant Toezichthouder: B. van Dommelen

Inspectierapport Kinderopvang De Hooiberg (KDV) Vinckenweg PN VRIEZENVEEN Registratienummer

Rapportage BMKO Panelonderzoek Internetgebruik op de BSO. april Drs. M. Jongsma R. H. Rijnks BSc. Paterswolde, april 2009

Inspectierapport Abeltje Meijhorst (KDV) Meijhorst KT NIJMEGEN Registratienummer

Inspectierapport Kinderopvang Blerick (KDV) 1e Graaf van Loonstraat JC Venlo Registratienummer

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MONITOR CAPACITEIT KINDEROPVANG Capaciteitsgegevens in het jaar 2008

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Inspectierapport Kinderdagverblijf Pi, locatie Hanzeland (KDV) Zuiderzeelaan JV Zwolle Registratienummer

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Inspectierapport Korein Kinderplein Don Boscostraat 2 (BSO) Don Boscostraat KW Eindhoven Registratienummer

Inspectierapport Stichting Kinderdagverblijf Maarheeze (KDV) Kijkakkers 1a 6026ER MAARHEEZE Registratienummer

Inspectierapport BSO ZoWieZo Korteweide VL ZUID-SCHARWOUDE Registratienummer

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Inspectierapport Kinderdagverblijf De Boerderij (KDV) Oosterstraat EE STADSKANAAL Registratienummer

SBO-LEERLINGEN EN KINDEROPVANG

Eindrapport Streng aan de Poort. Resultaten evaluatie toepassing werkwijze Streng aan de Poort en effectmeting

Inspectierapport nader onderzoek Kinderopvang De Vlindertuin (KDV) Broekgeuterweg AV Kampen Registratienummer

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE AMERSFOORT

Inspectierapport Kinderdagverblijf Klokhuis. d.d. 1 september GGD Hart voor Brabant Toezichthouder: Mevr. A.M. Oostveen

Klanttevredenheidsonderzoek Warmtenet (2015)

Inspectierapport Kinderdagverblijf Het Telraam Voorburg

Inspectierapport De Kweekvijver (KDV) Paling LK OOSTZAAN Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagverblijf Kindervilla Reyntje Industrieweg GH HULST Registratienummer

Inspectierapport Bambino Lieve Luitjes (KDV) Provincialeweg KP Dordrecht Registratienummer

Inspectierapport. Kinderdagverblijf ZoWieZo Kinderopvang Heerhugowaard (KDV) Deimoslaan CK Heerhugowaard Registratienummer

Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer

- Enquêteresultaten -

gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders

Inspectierapport De Kopakker (BSO) Dijkgraafhof EB ZWOLLE Registratienummer

Inspectierapport De Kinderopvang (KDV) Van Duivenvoordestraat 5A 4901VT Oosterhout Registratienummer

Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagverblijf De Vlieger (KDV) Langstraat 14A 5481VP SCHIJNDEL Registratienummer

Instructie LRKP. Combigroepen BSO/KDV. Achtergrond, uitleg registratie en inspecties op combigroepen

Inspectierapport De Kangoeroe (BSO) Kruisstraat 9a 7573GJ Oldenzaal Registratienummer

Inspectierapport Berenpels (KDV) Beerensteinerlaan NR Bussum Registratienummer

Kinderopvang in Helmond

Inspectierapport BSO Dondersteentjes (BSO) Willem Smuldersplein 4a 5582JJ WAALRE Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagverblijf De Komeet (KDV) Hemelboog Binnen SM Heerhugowaard Registratienummer

Inspectierapport Goudlokje (KDV) Vissersstraat VE Huizen Registratienummer

Inspectierapport KDV Dondersteentjes (KDV) Willem Smuldersplein 4a 5582JJ WAALRE Registratienummer

Inspectierapport Doomijn KDV Staatssecretarislaan (KDV) Staatssecretarislaan BX ZWOLLE Registratienummer

Inspectierapport t Olefantje (Nieuwegracht) (KDV) Nieuwegracht LE UTRECHT Registratienummer

Inspectierapport 2: De Bron (KDV) Rijksstraatweg 50b 2988BK RIDDERKERK Registratienummer

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Inspectierapport 't Vrythofje (KDV) Burgemeester Martenssingel CX GOUDA Registratienummer

KOSTEN GEMEENTELIJK APPARAAT. Buitenonderhoud en aanpassingen schoolgebouwen po

Kinderopvang in aandachtswijken

Inspectierapport Kindcentra Wolderwijs IKC Het Groene Hart (KDV) Schoolbrink HG Zuidwolde Registratienummer

Inspectierapport Kindcentra Wolderwijs IKC Het Groene Hart (KDV) Schoolbrink HG Zuidwolde Registratienummer

Toezichtinformatie Kinderopvang Gouda in 2015

Inspectierapport Het Kinderatelier (BSO) Hedemanplein WJ ALMELO Registratienummer

Inspectierapport incidenteel onderzoek de 7 dwergen (KDV) Zwaardvegerstraat DW Zwolle Registratienummer

Inspectierapport Nader onderzoek

Inspectierapport MAM's Kinderopvang Canadalaan (KDV) Canadalaan BV APELDOORN Registratienummer

IMPACTMETING VAN HET FINANCIEEL STUDIEPLAN

Inspectierapport Villa Vondel Nader onderzoek Definitief rapport

Inspectierapport De Waterlelie (KDV) P A van Meverstraat 1 buko 1507XE ZAANDAM Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagverblijf Het Vosje (KDV) Linschotenstraat VD HAARLEM Registratienummer

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Inspectierapport Kindercentrum Deinum (KDV) Spoorstrjitte WJ Deinum Registratienummer

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

Inspectierapport Happynest kinderopvang (KDV) Oranjeplein PW 's-gravenhage Registratienummer

Inspectierapport Nader onderzoek Buitenschoolse opvang Kids2Ellens HAARLEM

Inspectierapport Kinderdagverblijf Pluk (KDV) Darwinhof CR ZANDVOORT Registratienummer

Inspectierapport De Kasteeltuin (KDV) Borgerstraat EA ROTTERDAM Registratienummer

Inspectierapport Het Woldkasteel (BSO) Tukseweg RW TUK Registratienummer

Inspectierapport PO/KDV Baloe Weremere (KDV) Kameelstraat EK Wormer Registratienummer

Inspectierapport BSO Het Korfje (BSO) Eperweg 33w 8181 ET Heerde Registratienummer

Inspectierapport Kraaiennest (BSO) Admiraal de Ruyterlaan 35a 1215LV HILVERSUM Registratienummer Dit is een publicatie van:

Toezichtinformatie Kinderopvang Assen in 2015

Inspectierapport Doomijn KDV Burg. van Walsumlaan (KDV) Burgemeester van Walsumlaan CC ZWOLLE Registratienummer

Inspectierapport. Bambini (KDV) Overdam CG AMSTERDAM Registratienummer:

Inspectierapport Kinderdagverblijf Petteflet (KDV) Nijenhuislaan WB ZWOLLE Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagveblijf De Wigwam (KDV) Dokter Stolteweg AZ ZWOLLE Registratienummer

Inspectierapport De Octopus (BSO) Robijnstraat VK Swalmen Registratienummer

Monitor capaciteit kinderopvang

Inspectierapport Calluna (KDV) Arena NW HILVERSUM Registratienummer Dit is een publicatie van:

Inspectierapport Olles Huis (KDV) Mozartlaan JK 's-gravenhage Registratienummer

Inspectierapport. KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. (KDV) Charlotte Brontestraat XE AMSTERDAM ZUIDOOST Registratienummer:

Inspectierapport Kinderopvang de Sleutel (BSO) Groningenhof CA Helmond Registratienummer

Inspectierapport Doomijn BSO Tichelmeesterlaan (BSO) Tichelmeesterlaan LA Zwolle Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagverblijf Het Vosje (KDV) Linschotenstraat VD HAARLEM Registratienummer

Inspectierapport Het kleine huis aan het plein. nader onderzoek

Inspectierapport De Koningsbeer (BSO) Alphenseweg 4e 5133NE Riel Registratienummer

Inspectierapport Stichting Christelijk Kinderdagverblijf Benjamin (KDV) Regentesseplantsoen 22d 2801CL GOUDA Registratienummer

Inspectierapport BSO Stroom Esch (BSO) Fioringras DR Borne

Inspectierapport. Kinderopvang Allkidsz (KDV) Admiraal de Ruijterweg GL AMSTERDAM Registratienummer:

Inspectierapport Het Krugerpark (KDV) Krugerstraat AL UTRECHT Registratienummer

Inspectierapport Kinderdagverblijf Kumari (BSO) Kruis 21a 5591LA HEEZE Registratienummer

Inspectierapport. Kinderhonk Nassau (KDV) Nassaukade LT AMSTERDAM Registratienummer:

Transcriptie:

ERVARINGEN MET EN EFFECTEN VAN DE REKENTOOL BEROEPSKRACHT-KINDRATIO

ERVARINGEN MET EN EFFECTEN VAN DE REKENTOOL BEROEPSKRACHT-KINDRATIO -eindrapport- dr. M.C. Paulussen-Hoogeboom dr. M. de Weerd drs. P.J. Krooneman Regioplan Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20-5315315 Fax : +31 (0)20-6265199

Amsterdam, november 2013 Publicatienr.2434 2013 Regioplan, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Regioplan. Regioplan aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 1 2 Bekendheid met en gebruik van de rekentool... 3 2.1 Inleiding... 3 2.2 Bekendheid en gebruik bij kinderopvangorganisaties... 3 2.3 GGD-inspecteurs... 6 2.4 Conclusie... 8 3 Beoogde effecten van de rekentool... 9 3.1 Inleiding... 9 3.2 Effecten volgens kinderopvangorganisaties... 9 3.3 Effecten volgens GGD-inspecteurs... 11 3.4 Aantal overtredingen... 14 3.5 Conclusie... 15 4 Neveneffecten van de rekentool... 17 4.1 Inleiding... 17 4.2 Veranderde groepssamenstelling in de dagopvang... 17 4.3 Effecten in de buitenschoolse opvang... 21 4.4 Effecten in de combinatieopvang... 23 4.5 Conclusie... 24 5 Conclusies... 25 Bijlagen... 27 Bijlage 1 Respons en representativiteit... 29 Bijlage 2 Aanpak verdiepende interviews... 31

1 INLEIDING Per 1 januari 2013 geldt de rekentool beroepskracht-kindratio 1 als de enige berekeningswijze voor de bepaling van het maximale aantal kinderen per beroepskracht. 2 De invoering van deze rekentool moest een eind maken aan de onduidelijkheid die er in de praktijk bestond over de interpretatie van de regels over de beroepskracht-kindratio. De rekentool is in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontwikkeld. Uitgangspunt voor de rekentool vormden de afspraken die de Brancheorganisatie Kinderopvang en de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en Peuterspeelzalen (BOinK) in april 2012 vastlegden in het Convenant Kwaliteit Kinderopvang over de basiskwaliteit die de kinderopvang minimaal moet bieden. Dit convenant vormt de basis voor de kwaliteitseisen in de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. Met de invoering van de rekentool is afgesproken deze na een half jaar te evalueren. Ten behoeve van deze evaluatie heeft Regioplan in opdracht van het ministerie van SZW onderzoek gedaan dat inzicht geeft in de bekendheid en het gebruiksgemak van de rekentool en de eventuele effecten van de rekentool op de samenstelling van de groepen en de inzet van beroepskrachten. Voor dit onderzoek zijn gegevens verzameld bij kinderopvangorganisaties en GGD-inspecteurs door middel van digitale vragenlijsten en verdiepende telefonische interviews. Daarnaast is een groepsgesprek gevoerd met GGD-inspecteurs die deel uit maken van de vakgroep van inspecteurs van GGD-Nederland. Ten slotte zijn gegevens uit de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR) geanalyseerd. Het onderzoek werd begeleid door een klankbordgroep die was samengesteld uit vertegenwoordigers van BOinK, de Brancheorganisatie Kinderopvang, GGD-Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de directie kinderopvang van het ministerie van SZW. In de bijeenkomsten van de onderzoekers met de klankbordgroep zijn de conceptvragenlijsten en het conceptrapport besproken. In dit rapport presenteren we de uitkomsten van het onderzoek. In hoofdstuk 2 beschrijven we de bekendheid en het gebruik van de rekentool onder en door GGD-inspecteurs en kinderopvangorganisaties. In hoofdstuk 3 gaan we in op de beoogde effecten van de invoering van de rekentool. In hoofdstuk 4 bespreken we de neveneffecten die de rekentool mogelijk heeft gehad, met 1 De rekentool beroepskracht-kindratio is te benaderen via www.1ratio.nl. 2 Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 oktober 2012, nr. KO/B/2012/14340, tot wijziging van de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 in verband met de vastlegging van het vierogenprincipe en enige andere wijzigingen. 1

name de verhouding tussen horizontale en verticale groepen in de dagopvang en de leeftijdssamenstelling van de groepen in de dagopvang, buitenschoolse opvang en combinatieopvang. We besluiten dit rapport met hoofdstuk 5, waarin we de conclusies van het onderzoek formuleren. In de bijlagen vindt u gegevens over de respons en de representativiteit van de onderzoeksgegevens, evenals een beschrijving van de selectie van respondenten voor de verdiepende interviews. 2

2 BEKENDHEID MET EN GEBRUIK VAN DE REKENTOOL 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de bekendheid van de rekentool bij kinderopvangorganisaties en GGD-inspecteurs. Ook gaan we in op mate van gebruik, het ervaren gebruiksgemak, en het nut van de rekentool. De gegevens die in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn afkomstig uit: een enquête die is ingevuld door medewerkers van 1251 kinderopvanglocaties 1. Per kinderopvanglocatie is de enquête ingevuld door de persoon of een van de personen die zich bezig houdt met de planning; een enquête die is ingevuld door 110 GGD-inspecteurs; 2 telefonische interviews met 40 kinderopvangorganisaties; telefonische interviews met 20 GGD-inspecteurs; en een groepsgesprek met de vakgroep van GGD-Nederland. 3 De resultaten van de kinderopvangorganisaties worden beschreven in paragraaf 2.2 en de resultaten van de GGD-inspecteurs in paragraaf 2.3. 4 Paragraaf 2.4 bevat de conclusies. 2.2 Bekendheid en gebruik bij kinderopvangorganisaties Bekendheid bij kinderopvangorganisaties Het overgrote deel van de respondenten in de kinderopvang die zich bezighouden met de planning is goed bekend met de rekentool (zie figuur 2.1). We zien daarbij wel een onderscheid naar functie: clustermanagers zijn het meest bekend met de rekentool (90% is goed bekend met de rekentool) en pedagogisch medewerkers het minst (68% is goed bekend met de rekentool). Verder is men in de dagopvang bekender met de rekentool dan in de buitenschoolse opvang (respectievelijk 88 en 81% is goed bekend met de rekentool). Dit kan worden verklaard door het feit dat de regels voor de 1 De responderende locaties maken ongeveer 10 procent uit van de totale populatie van kinderdagverblijven en locaties voor buitenschoolse opvang in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LKRP). 2 Dit is ongeveer een derde van alle GGD-inspecteurs 3 Zie bijlage 1 voor meer responsgegevens 4 We hebben bij de kinderopvang steeds gekeken naar eventuele verschillen naar: Opvangsoort (dagopvang (kdv)/ buitenschoolse opvang (bso)), functie (clustermanager/ directeur/ locatiemanager/pedagogisch medewerker), locatiegrootte (aantal kindplaatsen) en organisatiegrootte. Organisatiegrootte is getoetst aan de hand van twee variabelen: een variabele met 6 categorieën (1 locatie/ 2 t/m 5 locaties/6 t/m 10 locaties/11 t/m 20 locaties/21 t/m 100 locaties/meer dan 100 locaties), en een variabele met 2 categorieën (1 locatie/ meerdere locaties). Bij alle toetsingen is een significantieniveau van (p < 0,01) gehanteerd. Alleen significante verschillen worden in de tekst besproken. 3

beroepskracht-kindratio in de bso eenvoudiger zijn dan in de dagopvang, waardoor het in de bso minder vaak nodig is om de rekentool te gebruiken. Figuur 2.1 Bekendheid met de rekentool bij kinderopvangorganisaties (n=1227) 12% 3% 85% Goed mee bekend Van gehoord Niet mee bekend Gebruik bij kinderopvangorganisaties Tweederde (67%) van de respondenten van kinderopvangorganisaties geeft aan de tool maandelijks of vaker te gebruiken (zie figuur 2.2). Naarmate een locatie meer kindplaatsen heeft, wordt de rekentool vaker gebruikt. Figuur 2.2 Gebruik van de rekentool bij kinderopvangorganisaties (n=1186) 14% 12% 28% 29% 26% Dagelijks Maandelijks Nog niet gebruikt Wekelijks Minder dan maandelijks 4

Uit de interviews blijkt dat er verschillen zijn tussen organisaties en locaties in de mate van verbreidheid van het gebruik van de rekentool. De leidsters en ik gebruiken de rekentool bijna dagelijks om te kijken of we qua bezetting goed zitten. (locatiemanager kdv met 40 kindplaatsen, meerpitter). Alleen ik gebruik de tool. Dit kan alleen via de computer en er is maar één computer aanwezig, dus het is niet anders. De pedagogisch medewerkers kijken soms mee. We gebruiken de rekentool alleen voor de planning, en niet als er bijvoorbeeld een kind uitvalt. (locatiemanager kinderdagverblijf met 75 kindplaatsen, meerpitter) De rekentool wordt op alle locaties en door alle pedagogisch medewerkers gebruikt op momenten dat er nieuwe kinderen bijkomen of er kinderen weggaan. Gebruik van de rekentool is niet alleen mogelijk gemaakt voor de pedagogisch medewerkers, het is voor hen ook verplicht gesteld.(directeur kinderdagverblijf die zorg draagt voor de planning op vijf locaties). Gebruiksgemak en nut volgens kinderopvangorganisaties De rekentool is volgens nagenoeg alle kinderopvangrespondenten (heel) makkelijk, of in ieder geval niet moeilijk in het gebruik (zie figuur 2.3). Acht tiende van de respondenten in de kinderopvang vindt de rekentool nuttig voor het vaststellen van de personele bezetting. Figuur 2.3 Gebruiksgemak van de rekentool bij kinderopvangorganisaties (n=1011) 1% 11% 88% (Heel) makkelijk Niet makkelijk, niet moeilijk (Heel) moeilijk 5

2.3 GGD-inspecteurs Bekendheid en gebruik door GGD-inspecteurs Alle responderende GGD-inspecteurs (n=109) zijn bekend met de rekentool beroepskracht-kindratio. Van hen maakt de ene helft (51%) vaak en de andere helft (49%) soms gebruik van de rekentool. De rekentool wordt relatief het meest gebruikt bij inspecties van combinatiegroepen 5 en het minst bij inspecties van buitenschoolse opvang (zie figuur 2.4). Figuur 2.4 Gemiddeld percentage per opvangsoort waarbij inspecteurs de rekentool gebruiken Combinatiegroepen (n=47) Kdv (n=101) Bso (n= 93) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Het moment en de wijze waarop de rekentool gebruikt wordt, kunnen per GGD-kantoor en per inspecteur verschillen, getuige deze uitspraken uit verschillende interviews met GGD-inspecteurs. 5 Een combinatiegroep is een groep waarin zowel kinderen van 0-4 als van 4-12 jaar worden opgevangen. 6

Ik gebruik de rekentool op mijn mobiele telefoon. Ik heb er geen App voor, maar doe dit via 1ratio.nl. Meestal gebruik ik hem op locatie wanneer ik zo mijn twijfels heb over de beroepskracht-kind ratio. In de bso gebruik ik hem nooit, want daar is het niet nodig. In de dagopvang en combinatiegroepen is het wel een handige tool om te gebruiken. Ik gebruik de rekentool niet op de locatie zelf: ik noteer de samenstellingen op papier en check achteraf op kantoor de ratio. We zijn ook bezig om te kijken of we met ipads kunnen werken, maar dat is nu nog niet zo. Als er controle plaatsvindt, gebeurt dat dus altijd achteraf. Het noteren op locatie gebeurt met het blote hoofd en d.m.v. een steekproef: van twee of drie van de zes groepen worden bijvoorbeeld dag- of weeklijsten bekeken. De ratio wordt overigens pas [achteraf] gecontroleerd als er iets merkwaardigs aan de hand is. Gebruiksgemak en nut volgens GGD-inspecteurs Nagenoeg alle inspecteurs vinden het (heel) makkelijk, om met de rekentool te werken (zie figuur 2.5). Net als bij de kinderopvangorganisaties vindt slechts één procent van respondenten het (heel) moeilijk om met de rekentool te werken. Figuur 2.5 Gebruiksgemak van de rekentool volgens GGD-inspecteurs (n=103) 5% 1% 94% (Heel) makkelijk Niet makkelijk, niet moeilijk (Heel) moeilijk Figuur 2.6 laat zien dat acht van de tien inspecteurs van mening zijn dat de rekentool de controle op het gebied van de beroepskracht-kindratio makkelijker heeft gemaakt. 7

Figuur 2.6 Heeft de rekentool de inspecties moeilijker of makkelijk gemaakt voor GGD-inspecteurs? (n=103) 3% 18% 79% Makkelijker Niet makkelijker, niet moeilijker Moeilijker 2.4 Conclusie Zowel bij kinderopvangorganisaties als bij GGD-inspecteurs komt een duidelijk beeld over de rekentool naar voren. De rekentool is bij nagenoeg iedereen bekend, wordt regelmatig gebruikt, is gebruiksvriendelijk en wordt in hoge mate als nuttig ervaren. 8

3 BEOOGDE EFFECTEN VAN DE REKENTOOL 3.1 Inleiding Met de ontwikkeling en invoering van de rekentool werden twee effecten beoogd: meer duidelijkheid c.q. eenduidigheid over de beroepskrachtkindratio, en minder discussie over dit onderwerp tussen houders en GGDinspecteurs. Het was de verwachting dat deze effecten met name zouden optreden in de dagopvang, aangezien de regels rondom de beroepskrachtkindratio daar complexer zijn dan in de buitenschoolse opvang. Een mogelijk gevolg van beide effecten zou vervolgens kunnen zijn dat het aantal overtredingen op het gebied van de beroepskracht-kindratio daalt. In dit hoofdstuk gaan we na of de beoogde effecten inderdaad zijn opgetreden en onderzoeken we tevens of het aantal overtredingen op de voorwaarde van de beroepskracht-kindratio sinds de invoering van de rekentool is verminderd. 3.2 Effecten volgens kinderopvangorganisaties Ervaren duidelijkheid Een ruime meerderheid (60%) van de respondenten uit de kinderopvang is van mening dat de rekentool heeft geleid tot meer duidelijkheid over de beroepskracht-kindratio (zie figuur 3.1). Ook zijn er nauwelijks respondenten die stellen dat er niet meer duidelijkheid is gekomen. Figuur 3.1 Heeft de rekentool geleid volgens kinderopvangrespondenten geleid tot meer duidelijk over de beroepskracht-kindratio? (n=1005) 4% 36% 60% Meer duidelijkheid Neutraal Niet meer duidelijkheid 9

Er is wat betreft de ervaren duidelijkheid geen sprake van (statistisch significante) verschillen tussen respondenten wat betreft opvangsoort 1, organisatiegrootte, locatiegrootte of stedelijkheid. 2 Wel is er een verband tussen de ervaren duidelijkheid en de mate van gebruik: naarmate de rekentool vaker gebruikt, is men eerder van mening dat deze tot meer duidelijkheid heeft geleid over de beroepskracht-kindratio. Discussie met de GGD Het aandeel respondenten dat sinds de invoering van de rekentool minder discussie heeft met de GGD is, gezien het substantiële effect op de ervaren duidelijkheid dat hierboven aan de orde kwam, wellicht minder groot dan verwacht. De enquêteresultaten laten namelijk zien dat een ruime meerderheid van de respondenten uit de kinderopvang (58%) sinds de invoering nog evenveel discussie heeft met de GGD als in de periode daarvoor. Een vijfde (19%) heeft nu minder discussie met de GGD (zie figuur 3.2). Overigens lijkt het omgekeerde van het beoogde effect ook voor te komen: een klein deel (5%) van de respondenten zegt sinds de invoering van de rekentool juist meer discussie te hebben met de GGD-inspecteur. Uit de interviews die gehouden zijn, blijkt overigens dat die discussies geen betrekking hebben op de rekentool zelf maar op de regels achter de rekentool Figuur 3.2 Heeft de invoering van de rekentool volgens respondenten uit de kinderopvang tot meer of minder discussie met de GGD geleid? (n=1003) 18% 19% 5% 58% Minder Evenveel Meer Weet niet In figuur 3.2 is ook te zien dat het aandeel respondenten dat bij deze vraag gekozen heeft voor de optie weet niet relatief groot is. Wanneer we dit 1 Hierbij kon alleen worden getoetst voor verschillen tussen dagopvang en buitenschoolse opvang omdat alleen deze vormen van opvang als zodanig herkenbaar zijn in het LRKP. 2 Mate van verstedelijking van het gebied waar de loactie zich in bevindt. 10

bekijken naar functie, zien we dat dit vooral voorkomt bij directeuren, locatiemanagers, en pedagogisch medewerkers (18 tot 21%). Bij clustermanagers is het percentage weet niet aanzienlijk lager (6%). Overigens heeft ook een ruime meerderheid (60%) van de clustermanagers sinds de invoering van de rekentool nog ongeveer evenveel discussie met de GGD. Er is bij de mate van discussie met de GGD, net als bij de ervaren duidelijkheid, geen sprake van (statistisch significante) verschillen tussen respondenten wat betreft opvangsoort, organisatiegrootte, locatiegrootte of stedelijkheid. Ook is er geen verband met de mate waarin men de rekentool gebruikt. Uit de interviews blijkt dat mensen die hebben aangegeven meer discussie te hebben met de GGD het vaak oneens zijn met bepaalde regels achter de rekentool. Ook verschillende geïnterviewde respondenten die aangaven nog evenveel discussie te hebben met de GGD zijn het overigens niet altijd eens met de rekenregels die aan de rekentool ten grondslag liggen. Hieruit komt naar voren dat de duidelijkheid die de rekentool biedt ook een keerzijde heeft: namelijk rigiditeit. Uit onderstaande interviewfragmenten komen, naast de ervaren duidelijkheid, ook enkele kritiekpunten op de regels achter de rekentool naar voren. De rekentool heeft tot meer duidelijkheid geleid omdat je nu goed weet wat er verwacht wordt wat betreft het aantal leidsters op een groep. Tegelijkertijd ben ik het niet helemaal eens met de filosofie achter de rekentool omdat het kind hierin niet centraal staat en de leeftijdscategorieën met de daarbij horende aantal leidsters wat te ver gezocht zijn. (clustermanager voor drie kdv-locaties) De rekentool is erg handig, want het geeft je meteen inzicht in wat er van je verwacht wordt wat qua bezetting van het personeel. In de dagopvang leidt het zeker tot meer duidelijkheid, in de buitenschoolse opvang is dat wat minder, want daar zijn de regels heel simpel. De rekentool wordt daar dan ook bijna nooit gebruikt. (locatiemanager voor meerdere locaties (bso en kdv)) De rekentool biedt wel meer duidelijkheid en is gemakkelijk te gebruiken, maar de regels achter de tool zijn soms nog niet zo logisch of praktisch. Ik heb het in de dagopvang wel eens meegemaakt dat een kind in de zomervakantie vier jaar werd en de groep hierdoor ineens een combinatiegroep werd met andere regels. (directeur van eenpitter (bso, kdv en combinatieopvang) 3.3 Effecten volgens GGD-inspecteurs Ervaren duidelijkheid Net als bij de kinderopvangorganisaties is ook een ruime meerderheid (70%) van de GGD-inspecteurs van mening dat de rekentool bij 11

kinderopvangorganisaties heeft geleid tot meer duidelijkheid over de beroepskracht-kindratio. Figuur 3.4 Heeft de rekentool volgens GGD-inspecteurs tot meer duidelijkheid bij kinderopvangorganisaties over de beroepskracht-kindratio geleid? (n= 103) 3% 27% 70% Meer duidelijkheid Neutraal Niet meer duidelijkheid Discussie met houders Figuur 3.5 laat zien dat de invoering van de rekentool volgens de inspecteurs, zoals verwacht, vooral tot minder discussie heeft geleid in de dagopvang en de combinatieopvang. Voor beide geeft een klein percentage van de inspecteurs tegelijkertijd echter ook aan dat de rekentool juist tot meer discussie heeft geleid. 12

Figuur 3.5 Heeft de rekentool volgens GGD-inspecteurs tot meer of minder discussie geleid bij inspecties van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en combinatiegroepen? 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% kdv (n=101) bso (n=93) combinatie (n=47) Minder Niet minder, niet meer Meer Weet niet / geen mening Uit de interviews met GGD-inspecteurs kwam de toegenomen mate van duidelijkheid en de afgenomen mate van discussie duidelijk naar voren. Vroeger was het nog wel eens het geval dat er wat onenigheid was met de houder over de afronding van leeftijden en de restgroep. Nu is dat probleem helemaal opgelost sinds de komst van de rekentool: zowel de houder als de inspecteur rekenen met dezelfde tool. Het komt nog wel eens voor dat kinderdagverblijven werken met oude methodes zoals de kindgewichten, maar dat neemt nu ook wel af. Ik heb het idee dat houders de tool ook als leidend zien. Er is geen discussie meer nodig n.a.v. de rekentabel die eerder werd gebruikt. Destijds gold bijvoorbeeld dat er twee beroepskrachten moesten staan op een groep van vijftien kinderen en dit betekende dat er één beroepskracht moest staan op een groep van zeven kinderen. Opvangcentra hadden de neiging om dan naar boven af te ronden en dus één beroepskracht op acht kinderen te zetten. Nu weten zij ook beter wanneer ze fout zitten. Wat betreft de buitenschoolse opvang, daar zijn de mogelijkheden eigenlijk beperkter aangezien daar gewoon geldt 1 op 10 : daardoor is minder discussie en meer duidelijkheid. Wat betreft de kinderopvang was er in het verleden wel veel discussie. De tool is plezierig voor iedereen die ermee werkt. Ik heb ook echt het idee dat houders hem ook plezierig vinden: het is klip en klaar concreet hoeveel beroepskrachten je moet inzetten. Eerder bestond bij houders vaak de twijfel of ze het wel goed deden. Fouten werden niet intentioneel gemaakt maar door twijfel. Nu is er consensus en dat is heel goed. 13

In de combinatiegroepen zijn de regels wat complexer. De rekentool heeft ervoor gezorgd dat je als inspecteur duidelijk kan aangeven hoe je aan de beroepskrachtkindratio bent gekomen. Deze houders gebruiken bovendien zelf erg vaak de rekentool. Er valt niet meer over te discussiëren en dat gebeurt nu dus ook minder. Men kan elkaar niet meer overtuigen van verschillende rekenkundige methoden: er zijn geen rekensommetjes meer nodig. Eerder bestond er ruimte voor verschillende uitkomsten, maar nu niet meer. Wat wel een probleem kan opleveren, zijn kinderen van vier jaar. Zij zitten op de grens van twee verschillende soorten opvang, namelijk dagopvang en buitenschoolse opvang. In de zomervakantie zorgt dat soms voor problemen als een kind na deze vakantie voor het eerst naar school gaat: het is een groot verschil of je een kind als 3-jarige of als 4-jarige invoert in de rekentool, dat scheelt namelijk één beroepskracht. De rekentool voorziet wat dat betreft niet in praktijksituaties. 3 3.4 Aantal overtredingen Aan de hand van door DUO beschikbaar gestelde data uit de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR) is vergeleken of het percentage negatieve beoordelingen van de beroepskracht-kindratio in het eerste half jaar van 2012 (voor de invoering van de rekentool) verschilt van het percentage negatieve beoordelingen in het eerste half jaar van 2013 (na de invoering van de rekentool). Er zijn afzonderlijke analyses uitgevoerd voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang. 4 Uit de analyses blijkt dat het percentage negatieve beoordelingen van de beroepskracht-kindratio in de dagopvang sinds de invoering van de rekentool met ongeveer een derde is afgenomen (van 14,9 procent in 2012 naar 9,4 procent in 2013). In de buitenschoolse opvang is het percentage negatieve beoordelingen nagenoeg niet veranderd (6,5 procent in 2012 en 7,2 procent in 2013). Het afgenomen aantal overtredingen in de dagopvang ondersteunt de gedachte dat de rekentool inderdaad tot meer duidelijkheid over de regels rondom de beroepskracht-kindratio heeft geleid. Voor de naschoolse opvang geldt dit niet, aangezien daar geen sprake is van een gedaald aantal overtredingen (wat ook niet werd verwacht, gezien de minder complexe regels rondom de beroepskracht-kindratio in deze opvangsoort). 3 Dit onderwerp kwam ook ter sprake tijdens het groepsgesprek met GGD-inpecteurs. Deze bleken hier verschillend mee om te gaan. Sommige inspecteurs gaven aan in dergelijke gevallen het kind als vierjarige in de berekening mee te nemen, aangezien dit immers de correcte leeftijd is van het kind. Andere inspecteurs vertelden dat zij (met het oog op de wettelijke opdracht van een kinderdagverblijf om opvang te verzorgen voor kinderen die nog niet naar de basisschool gaan) dergelijke kinderen altijd als driejarige rekenen 4 Combinatieopvang is niet als aparte opvangsoort opgenomen in het LRK en wordt dus ook niet als zodanig geïnspecteerd. 14

3.5 Conclusie De resultaten die we in dit hoofdstuk hebben gepresenteerd, wijzen erop dat het eerste doel van de rekentool is bereikt. Zowel kinderopvangorganisaties als GGD-inspecteurs zijn in meerderheid van mening dat de rekentool tot meer duidelijkheid heeft geleid. Deze toegenomen duidelijkheid geldt vooral voor de dagopvang en de combinatieopvang, waar voor de invoering van de rekentool ook de meeste onduidelijkheid over regels rondom de beroepskracht-kindratio bestonden. Een verdere aanwijzing voor de toegenomen duidelijkheid wordt gevormd door de daling van het percentage overtredingen op het gebied van de beroepskracht-kindratio in de dagopvang. Wat betreft de verwachte afname van de mate van discussie tussen houders en GGD zijn de resultaten van minder eenduidig: de respondenten van kinderopvangorganisaties signaleren geen duidelijke afname in de mate van discussie, maar de GGD-inspecteurs wel (met name in de buitenschoolse opvang en de combinatieopvang). De verdiepende interviews hebben laten zien dat discussie tussen houders en GGD-inspecteurs veel vaker betrekking heeft op de regels achter de rekentool, dan op de tool zelf. De laatste wordt in hoge mate geaccepteerd als enig juiste berekeningswijze van de beroepskracht-kindratio. 15

16

4 NEVENEFFECTEN VAN DE REKENTOOL 4.1 Inleiding De kans bestaat dat de invoering van de rekentool, naast de beoogde effecten, ook onbedoelde effecten met zich mee heeft gebracht, zoals veranderingen in de samenstelling van de groepen, en daarmee, de inzet van personeel. Om hiervoor te controleren zijn in de enquêtes ook vragen over deze onbedoelde neveneffecten opgenomen. 1 Uiteraard is de invoering rekentool niet de enige factor die aan veranderingen in de samenstelling van de groepen ten grondslag zou kunnen liggen. Daarom hebben wij de respondenten niet alleen gevraagd in hoeverre zij de door hen waargenomen veranderingen toeschrijven aan de rekentool, maar ook in hoeverre zij deze toeschrijven aan veranderingen in de vraag naar kinderopvang en de verandering van de stamgroepregels. 2 4.2 Veranderde groepssamenstelling in de dagopvang Kinderopvang Een grote meerderheid (76%) van de respondenten die werkzaam zijn in de dagopvang hebben sinds de invoering van de rekentool geen veranderingen in de verhouding tussen het aantal horizontale en verticale groepen waargenomen (zie figuur 4.1). Ongeveer een vijfde (19% van de respondenten) signaleert wel een verandering. Daarbij gaat het voornamelijk om een verhoudingsgewijze toename van het aantal verticale groepen en in mindere mate om een verhoudingsgewijze toename van het aantal horizontale groepen. 3 1 Aan respondenten die werkzaam zijn in de dagopvang is gevraagd of de verhouding tussen het aantal horizontale en verticale groepen is veranderd, en of de samenstelling van de verticale groepen is veranderd. In de buitenschoolse opvang en de combinatieopvang is gevraagd of groepen sinds de invoering van de rekentool zijn samengesteld uit kinderen waar tussen grotere leeftijdsverschillen bestaan dan voor de invoering van de rekentool. Aan de GGD-inspecteurs zijn enkele stellingen voorgelegd. 2 Sinds 1 januari 2013 mogen kinderen, na toestemming van de ouders, tijdelijk ook bij een tweede stamgroep horen. 3 Deze bevinding komt overeen met de waarnemingen van de GGD-inspecteurs die bij het groepsgesprek aanwezig waren. Zij vertelden dat er in sommige (GGD) regio s sprake is van verticalisering, terwijl er in andere (GGD) regio s juist relatief meer baby- en peutergroepen bij komen. 17

Figuur 4.1 Percentage kinderopvangrespondenten dat een verandering in de verhouding tussen het aantal horizontale en verticale groepen in de dagopvang signaleert (n=900) 5% 5% 14% 76% Meer verticale groepen Meer horizontale groepen Geen verandering weet niet Respondenten die werkzaam zijn bij grotere organisaties en respondenten die op grotere locaties werken, geven vaker aan dat de verhouding tussen het aantal horizontale en verticale groepen is veranderd dan respondenten van kleinere organisaties. Naast eventuele veranderingen in de verhouding tussen horizontale en verticale groepen, hebben we respondenten in de dagopvang gevraagd naar eventuele veranderingen in de samenstelling van de verticale groepen wat betreft leeftijd. Ruim driekwart (78%) van de respondenten antwoordde hierop dat de samenstelling van de verticale groepen op hun locatie(s) niet veranderd is. Respondenten die wel verandering signaleren (22%), zien de verandering van de vraag naar kinderopvang als belangrijkste reden hiervoor. Desalniettemin denkt ongeveer de helft van de respondenten die veranderingen waarneemt dat ook de rekentool daar (ten minste) enige invloed op heeft gehad (zie figuur 4.2). 18

Figuur 4.2 De invloed van verschillende factoren op de veranderingen van/in de groepen volgens respondenten uit de dagopvang. (n=188) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Verandering van de vraag naar kinderopvang Verandering van de stamgroepregels De rekentool Van grote invloed Een klein beetje van invloed Weet niet Enigszins van invloed Niet van invloed In de telefonische interviews met medewerkers van kinderopvangorganisaties, hebben wij gevraagd of zij de veranderingen die er op hun locaties hebben plaatsgevonden nader willen toelichten, evenals hun visie op de invloed van de rekentool. De nuljarigen zitten nu langer in de observatie-ontwikkelingsgroepen. Deze groepen zijn in het leven geroepen om baby s op te vangen voordat zij in een verticale groep terecht komen. Zo kunnen de leidsters zien wat de ontwikkeling van het kind is en waar zij op moeten letten. Voor januari bleven baby s maximaal drie maanden in zo n groep. Nu blijven ze totdat ze een jaar worden. Er zijn op deze manier minder leidsters nodig dan wanneer de baby s voor hun eerste jaar naar een verticale groep doorstromen. De verandering in de verticale groep (afwezigheid van nuljarigen) en de nieuwe horizontale groep (alleen nuljarigen) is een direct gevolg van de rekentool. (Manager van een locatie met 96 kindplaatsen (kdv en bso), meerpitter) De groep is groter geworden en er zijn iets meer baby s op de groep gekomen, maar het is geen extreem andere groep geworden. Voorheen hadden we 12 kinderen in de groep, nu zijn dat er maximaal 16. De rekentool heeft ervoor gezorgd dat op het aantal leidsters meer kinderen aangemeld konden worden. Voorheen hadden we de regel dat er op 12 tot 14 kinderen 3 leidsters gezet werden, maar nu konden we groeien naar een groep van 16 kinderen. (Pedagogisch medewerker van een kinderdagverblijf met 16 kindplaatsen, eenpitter). 19

Mensen nemen de laatste tijd veel minder opvang af. De belasting neemt hierdoor toe want er moet meer worden samengevoegd. Wat er is veranderd is, is dat er binnen de opvang nu relatief veel verticale groepen bestaan. Er zijn op deze locatie totaal 9,5 groepen waarvan 3 verticale. Dit brengt een probleem met zich mee wat betreft de zogenaamde doorstroomgroepen: babygroepen waarvan de baby s op een gegeven moment doorstromen naar de peutergroep. Als je een kind wat eerder door wil laten stromen dan gebruikelijk (wat soms pedagogisch verantwoord is), zit je volgens de rekentool met een te jong kind (teveel) in de groep. Dit vereist dan een extra beroepskracht en dat wil de organisatie niet. We lossen dit probleem op door deze jonge kinderen wel door te laten stromen maar niet op een te jonge leeftijd. De rekentool geeft veel meer zicht op de samenstelling van groepen. Bovenstaande problemen komen daardoor aan het licht en moeten worden opgelost. (Clustermanager voor 5 locaties (kdv, bso en combinatieopvang) Onze opvang heeft maar één groep: de samenstelling van die groep is de afgelopen tijd alleen gewijzigd doordat het aantal kinderen iets is teruggelopen. Dit heeft weer als gevolg dat het aantal formatie-uren en de samenstelling van het team van pedagogisch medewerkers is aangepast. De rekentool heeft hier niet echt iets mee te maken. (Directeur van een kinderdag verblijf met 13 kindplaatsen, eenpitter) GGD-inspecteurs Ook de GGD-inspecteurs zijn (in de vorm van twee stellingen) bevraagd over de mogelijke onbedoelde effecten van de rekentool in de dagopvang. Hen werd gevraagd aan te geven of zij van mening zijn dat er, door de invoering van de rekentool, sprake is van relatief meer verticale groepen, en of zij van mening zijn dat door de invoering van de rekentool de samenstelling van de verticale groepen is veranderd. Veel inspecteurs (ongeveer 40%) gaven aan dat niet te weten of daarover geen mening te hebben. Een beperkt deel (respectievelijk 8 en 15 procent) is het met die stelling eens. In de interviews hebben we de inspecteurs gevraagd, of zijn hun antwoorden op de stellingen wilden toelichten. Er zijn in Drenthe sowieso al veel verticale groepen. Het heeft ook te maken met de vraag naar opvang die erg terugloopt. Daarbij zijn er veel reorganisaties geweest de laatste tijd, zijn er veel groepen samengevoegd en zijn er gewoon niet altijd genoeg kinderen om horizontale groepen te vormen. (GGD-inspecteur, was het met beide stellingen niet eens/niet oneens) Er is een bepaalde verruiming ontstaan in het aantal kinderen per groep. Dit is een beetje jammer, want in je eentje op een groep staan van vier baby s en een eenjarige komt de kwaliteit van de opvang niet ten goede: baby s zijn zó kwetsbaar. Zoete baby s worden zó vergeten. Helemaal als er bijvoorbeeld ook driejarigen in de groep zitten: die eisen de aandacht op. Er is wat dat betreft nu teveel vrijheid, want sommige centra gaan echt tot het randje. Financieel gezien is dat te snappen maar kwalitatief gezien niet. (GGD-inspecteur, was het met beide stellingen eens) 20

Ik ben in de praktijk nog niet echt tegengekomen dat er verhoudingsgewijs meer verticale groepen zouden zijn. Als er meer verticale groepen bij komen, dan heeft dat eerder met de vraag naar kinderopvang te maken dan met de rekentool. Ook voor de samenstelling van de verticale groepen geldt dat die vooral te maken heeft met de vraag en niet per se met de rekentool. Wel kom ik vaker tegen dat kinderdagverblijven ervoor kiezen baby s op te vangen in een horizontale groep in plaats van een verticale groep. (GGD-inspecteur, was het met beide stellingen oneens) De vragen over veranderingen in groepssamenstelling en personele bezetting van de groepen, als gevolg van het invoeren van de rekentool, vind ik moeilijk te beantwoorden. Ik heb het idee dat de terugloop van kinderen in de kinderopvang veel grotere consequenties heeft voor de groepssamenstelling en de inzet van de beroepskrachten. Dit geldt zowel voor de grote als de kleine organisaties. (GGD-inspecteur, had over beide stellingen geen mening) 4.3 Effecten in de buitenschoolse opvang Volgens een grote meerderheid (66%) van de respondenten (n=682) die werkzaam zijn in de buitenschoolse opvang is er sinds 1 januari 2013 geen sprake van toegenomen leeftijdsverschillen tussen de kinderen die bij elkaar in een groep zitten. 4 Door de respondenten die wel veranderingen signaleren (31%) 5 wordt, net als in de dagopvang, de veranderde (afgenomen) vraag naar kinderopvang als belangrijkste reden gezien. Krap een derde van hen denkt dat de rekentool ten minste een klein beetje van invloed geweest op de door hen gesignaleerde veranderingen. 4 Er is hierbij geen sprake van (statistisch significante) verschillen tussen respondenten wat betreft opvangsoort, organisatiegrootte, locatiegrootte of stedelijkheid. 5 Drie procent gaf aan het antwoord op deze vraag niet te weten. 21

Figuur 4.3 De invloed van verschillende factoren op de veranderingen van/in de groepen volgens respondenten uit de buitenschoolse opvang (n=205). 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Verandering van de vraag naar kinderopvang Verandering van de stamgroepregels De rekentool Van grote invloed Een klein beetje van invloed Weet niet Enigszins van invloed Niet van invloed In 2012 waren er twee bso groepen, één voor de kinderen tot 8 jaar en één voor de kinderen vanaf 8 jaar. Ik had hiervoor twee leidsters in dienst en af en toe sprong ik zelf in wanneer een groep groter werd. Nu heb ik één bso groep, omdat de vraag naar kinderopvang is veranderd. Dit heeft vooral te maken heeft met de bezuinigingen en de politieke onduidelijkheden m.b.t. de kinderopvang. Ik leid nu zelf de bso groep en zet hier geen andere leidsters om zo de kosten wat te drukken. De rekentool heeft hier geen invloed op gehad, want ik heb niet op basis van de rekentool de groepssamenstelling moeten wijzigen. Het is een consequentie geweest van de afgenomen vraag naar kinderopvang. (Directeur van een locatie met 42 kindplaatsen (kdv en bso), meerpitter) GGD-inspecteurs GGD-inspecteurs zijn zelden van mening dat de invoering van de rekentool heeft geleid tot grotere leeftijdsverschillen tussen kinderen in bso-groepen. Slechts vier procent van de GGD-inspecteurs was het eens met de stelling dat door de invoering van de rekentool met bijbehorende regels in januari 2013 de leeftijdsverschillen tussen de kinderen in de bso groepen vaak groter zijn dan daarvoor. Verder was iets meer dan de helft (53%) van de respondenten het met deze stelling oneens. Eventuele veranderingen in groepssamenstellingen zijn niet het gevolg van de rekentool. Hoewel er ook niet echt een duidelijk verschil is in groepssamenstellingen, zal het altijd nog eerder de algemene (afnemende) vraag naar kinderopvang zijn die deze verschillen veroorzaakt dan de rekentool. Kinderopvangorganisaties lopen leeg en (verschillende) groepen kinderen worden samengevoegd: dat zou eventueel kunnen leiden tot grotere leeftijdsverschillen. (GGD-inspecteur, oneens met de stelling) 22

Er is sowieso niet zoveel verschil in leeftijd tussen kinderen in groepen en dit is meer afhankelijk van de grootte van een BSO (hoeveel groepen ze hebben). De enige factor die hier op inspeelt is de terugloop van de vraag naar kinderopvang. (GGD-inspecteur, oneens met de stelling). De groepssamenstellingen binnen de BSO kennen geen duidelijke verandering. De rekentool doet er namelijk niet toe in de BSO. Als er al een klein verschil te zien is in groepssamenstellingen dan heeft dat te maken met de inkrimping van de opvang en niet met de rekentool. (GGD-inspecteur, oneens met de stelling). 4.4 Effecten in de combinatieopvang Met bijna vier tiende (38%) is het percentage respondenten dat veranderingen in de samenstelling van de groepen signaleert in de combinatieopvang (n=296) hoger dan in de dagopvang (22%) en in de buitenschoolse opvang (31%). 6 Ook hier wordt de verandering in de vraag als de belangrijkste oorzaak genoemd, maar is meer dan de helft van de respondenten die een verandering waarneemt van mening dat ook de rekentool hierop ten minste een klein beetje op van invloed is geweest. Figuur 4.4 De invloed van verschillende factoren op de veranderingen van/in de groepen volgens respondenten uit de combinatiegroepen (n=112) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Verandering van de vraag naar kinderopvang Verandering van de stamgroepregels De rekentool Van grote invloed Een klein beetje van invloed Weet niet Enigszins van invloed Niet van invloed 6 56% van de respondenten gaf aan geen veranderingen te zien, 6% gaf aan het antwoord op deze vraag niet te weten. Er is hierbij geen sprake van (statistisch significante) verschillen tussen respondenten wat betreft opvangsoort, organisatiegrootte, locatiegrootte of stedelijkheid 23

In principe is niet de samenstelling van de groepen veranderd, maar wel het aantal leidsters dat op de groep ingezet wordt. Voorheen werden namelijk op een groep van 8 kinderen twee leidsters ingezet, maar nu is dat er maar één. De rekentool geeft namelijk aan dat dit mogelijk is. De andere leidster is niet weg, maar zij begint nu vaak wat later. De verandering van de stamgroepregels is vooral tijdens de schoolvakanties relevant voor de samenstelling van de groepen. In plaats van 3 groepen (waarvan 1 combinatiegroep) hebben we dan 2 combinatiegroepen. (Directeur van een locatie met 24 kindplaatsen (kdv en bso), meerpitter). De verandering van de samenstelling van de combinatiegroep heeft vooral te maken met de veranderende vraag naar kinderopvang. Dit heeft ervoor gezorgd dat de groepen kleiner zijn geworden en bijna nooit vol zitten. De rekentool is alleen van invloed op de dagen dat er bso kinderen bij komen bij de dagopvang groep en er een combinatiegroep ontstaat. De groep heeft dan te veel jonge kinderen waardoor er een extra leidster op de groep gezet moet worden. (Directeur van een locatie met 24 kindplaatsen (kdv en bso), meerpitter). 4.5 Conclusie De meerderheid van de kinderopvangrespondenten heeft sinds de invoering van de rekentool geen verandering waargenomen in de samenstelling van de groepen (in de dagopvang, buitenschoolse opvang en combinatieopvang) of de verhouding tussen het aantal horizontale en verticale groepen (in de dagopvang). Respondenten die wel veranderingen zien (dit komt het meest voor in de combinatieopvang), schrijven deze hoofdzakelijk toe aan de afgenomen vraag naar kinderopvang. In de dagopvang en in sterkere mate in de combinatie-opvang wordt wel enige invloed van de rekentool op de samenstelling van de groepen waargenomen. De GGD-inspecteurs zien weinig veranderingen in de samenstelling van groepen en als ze die zien, schrijven ze die toe aan de veranderde vraag naar kinderopvang. 24

5 CONCLUSIES De invoering van de rekentool per 1 januari 2013 heeft in de dagopvang en voor combinatiegroepen geleid tot meer duidelijkheid over de beroepskrachtkindratio. In de buitenschoolse opvang, waar voor de invoering van de rekentool al meer duidelijkheid bestond over de beroepskracht kindratio, heeft de rekentool dat effect, zoals verwacht kon worden, in mindere mate gesorteerd. Als gevolg van de toegenomen duidelijkheid hoeven GGDinspecteurs met name bij kinderdagverblijven en bij combinatiegroepen minder vaak in discussie over de beroepskracht-kindratio. Als er toch discussie ontstaat, gaat het over de regels achter de rekentool. Met de inzet van de rekentool is het daarmee beoogde resultaat bereikt. De rekentool wordt door bijna alle gebruikers, zowel bij kinderopvangorganisaties als bij de GGD, als een nuttig en gebruiksvriendelijk instrument gezien. Er is wel enige kritiek: de rekentool houdt te weinig rekening met de verschillen tussen kinderen. Keerzijde van de duidelijkheid van de die rekentool biedt, is de rigiditeit die dat met zich meebrengt. Een veelgenoemd voorbeeld in dit verband is de situatie dat voor een kind in de dagopvang dat vier jaar wordt, maar als gevolg van de schoolvakanties nog niet door kan stromen naar de buitenschoolse opvang, een extra beroepskracht moet worden ingezet. Bij een deel van de kinderopvangorganisaties zijn de groepen in de afgelopen periode anders samengesteld. In de dagopvang neemt ongeveer een vijfde van de respondenten een verandering waar. In de buitenschoolse opvang en de combinatiegroepen ziet ongeveer een derde van de respondenten dat de samenstelling van de groepen op grond van de leeftijd van de kinderen veranderd is. De veranderde vraag naar kinderopvang wordt daarvoor als de belangrijkste oorzaak aangewezen. In de dagopvang is krap de helft van de respondenten en in de combinatieopvang ruim de helft van de respondenten van mening dat ook de rekentool hier een aandeel in heeft. De rol van de rekentool in de buitenschoolse opvang wordt veel beperkter ingeschat. 25

26

BIJLAGEN 27

28

BIJLAGE 1 Respons en representativiteit Kinderopvang In september 2013 is aan alle 3830 kdv- en bso-locaties met een uniek mailadres een uitnodiging verstuurd om via internet een enquête in te vullen. Dit heeft geresulteerd in 1251 ingevulde enquêtes (33% respons). De responderende locaties maken ongeveer 10 procent uit van de totale populatie aan kinderdagverblijven en bso s in het Landelijk Register Kinderopvang. De respondenten die enquête hebben ingevuld, vervullen binnen hun organisatie verschillende functies (zie tabel B1.1). Nagenoeg alle respondenten (98%) gaven desgevraagd aan zorg te dragen voor de samenstelling van de groepen en de inzet van pedagogisch medewerkers op een of meer locaties (met een maximum van 225). Tabel B1.1 In of voor welke vorm van kinderopvang bent u werkzaam? (meerdere antwoorden mogelijk) (n=1251) Percentage Clustermanager 7% Directeur 38% Locatiemanager 28% Pedagogisch medewerker 6% Anders, namelijk* 21% * De meest genoemde categorieën hier waren: directeur & pedagogisch medewerker, assistent/adjunct leidinggevende,medewerker/manager planning, teamleidster/hoofdleidster, administratief medewerker, medewerker/manager personeelszaken. Driekwart van de respondenten gaf aan werkzaam te zijn in of voor de dagopvang. Ruim de helft is werkzaam in de buitenschoolse opvang. Een kwart, ten slotte, is werkzaam in combinatiegroepen waarin kinderen van 0-4 en 4-12 jaar tegelijkertijd worden opgevangen. Tabel B1.2 In of voor welke vorm van kinderopvang bent u werkzaam? (meerdere antwoorden mogelijk) (n=1251) Percentage Dagopvang 76% Buitenschoolse opvang 57% Combinatiegroepen dagopvang/ buitenschoolse opvang 25% De respons bevatte, zoals te verwachten viel door de wijze van aanschrijven (via unieke mailadressen), relatief veel respondenten die verbonden zijn aan 29

een organisatie met 1 locatie. 1 Ook bevatte de respons relatief veel respondenten van kinderopvanglocaties uit het zuiden van het land en uit matig stedelijke en niet stedelijke gebieden. Voor deze scheefheid in de respons is niet gewogen, aangezien er bij de analyse van de effecten van de rekentool telkens is nagegaan of er sprake was van significante verschillen met betrekking tot deze achtergrondvariabelen. Respons GGD-inspecteurs Via GGD-Nederland is aan alle 319 inspecteurs van de 27 verschillende GGDen een uitnodiging verstuurd om via internet een enquête in te vullen. Dit heeft geresulteerd in 110 ingevulde enquêtes (34% respons). Alle GGD-en zijn in de respons vertegenwoordigd. De responspercentages van de afzonderlijke GGD-en variëren van 13 tot 56 procent. Onder de GGD-respondenten bevindt zich één persoon die geen gebruikmaakt van de rekentool omdat deze alleen coördinerende taken heeft. De analyses zijn daarom uitgevoerd op 109 respondenten. Van deze 109 inspecteurs heeft 97 procent in 2013 inspecties uitgevoerd op kinderdagverblijven, 90 procent op buitenschoolse opvanglocaties en 46 procent op combinatiegroepen dagopvang/buitenschoolse opvang. 1 Het percentage eenpitters in de populatie is 9 procent. Het percentage eenpitters in de respons is 25 procent. 30

BIJLAGE 2 Aanpak verdiepende interviews In aanvulling op de enquêtes die onder kinderopvangorganisaties en GGDinspecteurs zijn uitgezet, zijn 60 verdiepende interviews uitgevoerd: 40 met kinderopvangmedewerkers en 20 met GGD-inspecteurs. Hieronder beschrijven we de manier waarop we de respondenten voor deze interviews hebben geslecteerd. Kinderopvangorganisaties In de enquête voor kinderopvangmedewerkers hebben we de respondenten gevraagd of zij bereid waren in een kort telefoongesprek (van maximaal een kwartier) met ons verder te praten over de rekentool en de mogelijke effecten daarvan. 268 van de 1251 respondenten (21%) reageerde positief en gaf aan dat zij benaderd konden worden voor een telefonisch interview. In overleg met de klankbordgroep is besloten de selectie van 40 respondenten als volgt in te vullen: 20 interviews met respondenten die werkzaam zijn in de dagopvang, 10 met respondenten werkzaam in de buitenschoolse opvang, en 10 met respondenten werkzaam in de combinatieopvang. - 10 respondenten die veranderingen hebben waargenomen en daar een effect van de rekentool in zien. - 10 respondenten die wel veranderingen hebben waargenomen, maar daar geen effect van de rekentool in zien. - 10 respondenten die van mening zijn dat de rekentool tot minder discussie met de GGD heeft geleid. - 10 respondenten die van mening zijn dat de rekentool tot meer discussie met de GGD heeft geleid. Daarnaast is gestreefd naar zo veel mogelijk variatie in de grootte van de locatie/organisaties, de functie van de respondenten en de geografische spreiding. In de interviews met kinderopvangrespondenten zijn we ingegaan we in op de volgende onderwerpen: De waargenomen verandering(en) in de samenstelling van de groepen 1 en de inzet van beroepskrachten, (Hoe zien de veranderingen er bij de betreffende locatie/organisatie er concreet uit?). Waarom deze verandering(en) volgens de respondent wel of geen effect is/zijn van de rekentool. 1 In dagopvang is hierbij zowel gelet op veranderingen in de verhouding tusasen horizontale en verticale groepen, als op veranderingen in de leeftijdscategorieen binnen verticale groepen. 31

Waarom de rekentool wel of niet geleid heeft tot meer of minder discussie met de GGD over de beroepskracht-kindratio. Waarom de rekentool wel of niet geleid heeft tot meer of minder verheldering over de beroepskracht-kindratio. Het gebruik van de rekentool binnen de organisatie/locatie (Door wie en met welk doel wordt de tool gebruikt?). GGD-inspecteurs Ook de inspecteurs is aan het einde van de enquête gevraagd of zij beried waren tot een telefonisch interview. Van de 109 inspecteurs die de enquête hebben ingevuld, reageerden 22 inspecteurs (van 13 verschillende GGD en) positief. In overleg met de klankbordgroep is besloten niet meer dan 3 inspecteurs van dezelfde GGD te interviewen. Daarmee kwam het totale aantal interviews met GGD-inspecteurs op 20. In de interviews met GGD-inspecteurs hebben we gesproken over de volgende onderwerpen: De manier waarop de rekentool gebruikt wordt. Waarom de rekentool wel of niet geleid heeft tot meer of minder discussie over de beroepskracht-kindratio. Waarom de rekentool wel of niet geleid heeft tot meer of minder verheldering. Ook hebben we de inspecteurs gevraagd hun antwoorden op de stellingen toe te lichten. 32

Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam T 020 531 531 5 F 020 626 519 9 E info@regioplan.nl I www.regioplan.nl