Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom



Vergelijkbare documenten
~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

~ A 2005/1/9. ARREST van 29 juni Procestaal : Nederlands. ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

~ A 2003/1/13. Arrest van 25 juni 2004 in de zaak A 2003/1. Arrêt du 25 juin 2004 dans l'affaire A 2003/1. UNILEVER N.V. et IGLO-MORA GROEP B.V.

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen:

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 *

COUR DE JUSTICE BENELUX

BENELUX ~ A 2009/1/10 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1. Inzake. BOUSSE-GOVAERTS e.a. tegen COLORA BOELAAR

Arrest van 25 juni 2002 in de zaak A 2000/ Arrêt du 25 juin 2002 dans l affaire A 2000/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

Arrest van 28 februari 2003 in de zaak A 2001/

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/2 D'IETEREN / B.B.M. (Shop & Service) Zaak A 2005/3 D'IETEREN / B.B.M.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2006/5/12. ARREST van 29 april Inzake PET CENTER BVBA. tegen. Willem SCHOUTEN. Procestaal : Nederlands

BENELUX ~ A 2004/2/6 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 30 juni 2005 in de zaak A 2004/2. Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen.

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/6 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/2

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/1 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/1

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

BENELUX ~ A 2006/2/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARREST van 19 maart Inzake METABOUW BOUWBEDRIJF B.V. tegen BELGISCHE STAAT

Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

The clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding

Het BMB heeft de inschrijving geweigerd, omdat het teken louter beschrijvend is en omdat er geen bewijs was van inburgering als merk.

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4. Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

BENELUX ~ A 2004/4/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRET du 24 octobre En cause. Etat belge. contre. De La Fuente

~ A 2007/2/11. ARREST van 27 juni 2008 BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP. ARRET du 27 juin 2008 SPRL OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP

BENELUX A 96/2/12. Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Inzake : BEAPHAR. tegen NEDERMA. Procestaal : Nederlands

ARREST In de zaak A 2011/3. Inzake: Mercator Verzekeringen N.V. e.a. tegen: Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds e.a. ARRET Dans l affaire A 2011/3

Arrest van 29 november 2001 in de zaak A 99/

BENELUX ~ A 2003/3/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER

Instantie. Onderwerp. Datum

ARREST van 22 juni MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA, Procestaal : Nederlands

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 26 juni 2008 Nº

2. Overwegende dat de feiten waarop de door het Hof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt zijn samen te vatten :

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/5/10. ARREST van 24 juni Inzake. VAN HILST B.V. e.a. tegen THE JAGUAR COLLECTION LTD

ISSN Benelux Publicatieblad

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/2/6 ARRET. En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A.

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 26 juni 2000 in de zaak A 98/

~ A 2009/3/14. Arrest van 23 december 2010 in de zaak A 2009/3 GMBH DAEWOO ELECTRONICS EUROPE. Arrêt du 23 décembre 2010 dans l affaire A 2009/3

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 27 februari 2009

ARRET Dans l affaire A 2011/1. En cause : ALLIANCE NATIONALE DES MUTUALITES CHRETIENNES contre: ASBL BUREAU BELGE DES ASSUREURS AUTOMOBILES

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST van 16 december 1998 in de zaak A 95/ ARRET du 16 décembre 1998 dans l affaire A 95/

ARREST van 19 december 1996 in de zaak A 95/

ARREST van 6 december 1999 in de zaak A 98/ ARRÊT du 6 décembre 1999 dans l affaire A 98/

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

tegen BENELUX BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM (voorheen Benelux-Merkenbureau) BESLISSING inzake OPPOSITIE van 8 december 2006 Nº

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ~ A 2011/4/10. ARREST van 15 februari 2013 In de zaak A 2011/4. Inzake: tegen: Procestaal: Nederlands

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 01 november 2013

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

HET BENELUX-GERECHTSHOF. In de zaak A 98/5

Arrêt du 28 avril 2003 dans l affaire B 2001/ Langue de la procédure : le français

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 6 augustus 2009 Nº

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2004/5/12. ARRET du 24 octobre En cause : DELHAIZE. contre DIOR. Langue de la procédure : le français

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

~ B 2009/1/12. Arrest van 29 oktober 2009 in de zaak B 2009/1. Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom

23 maart Wijziging BVIE per 1 juni 2018: weigering op absolute gronden/ oppositie. Xandra Kiers-Becking Senior raadsheer gerechtshof Den Haag

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

BENELUX ~ A 2004/1/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 16 december Inzake. Polygon Insurance Company Limited. tegen

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

1 Het geding in feitelijke instanties

Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Dr Chr.A. van der KLAAUW

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº Van 1 maart Avenue des Olympiades Brussel België

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

ARREST van 17 december 1998 in de zaak A 97/ College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent 2.

Functies merken. Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn

Transcriptie:

COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL TEL. +32 (0)2.519.38.61 www.courbeneluxhof.info GREFFE 39, RUE DE LA RÉGENCE 1000 BRUXELLES TÉL. +32 (0)2.519.38.61 www.courbeneluxhof.info

Zaak nr. A 2005/1 BENELUX-GERECHTSHOF Nadere conclusie van advocaat-generaal L. Strikwerda inzake: Bovemij Verzekeringen N.V. tegen Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom 's-gravenhage, 16 maart 2007

Korte beschrijving van de zaak 1. Voor een korte beschrijving van de zaak en de door het Gerechtshof te 's- Gravenhage bij beschikking van 27 januari 2005 gestelde vragen van uitleg aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, hierna: HvJEG, en aan het Benelux-Gerechtshof, hierna: BenGH, zij verwezen naar r.o. 1 t/m 4 van het eerder in deze zaak door het BenGH gewezen arrest van 29 juni 2006. 2. Thans staat nog ter beoordeling de vierde vraag van uitleg die is gesteld aan zowel het HvJEG als het BenGH en die betrekking heeft op artikel 3, lid 3 van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht van de lidstaten, PbEG 1989, L40, hierna: de Richtlijn. De vraag luidt: Dient bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen door gebruik, als bedoeld in artikel 3, lid 3 van de Richtlijn, van een - uit één of meer woorden van een officiële taal binnen het grondgebied van een lidstaat (of, zoals in casu, het Beneluxgebied) bestaand - teken rekening te worden gehouden met de taalgebieden binnen dat gebied? Is daarbij voor inschrijving als merk, in het geval dat aan de overige vereisten voor inschrijving is voldaan, voldoende indien/vereist dat het teken als merk wordt opgevat door het in aanmerking komende publiek in een aanmerkelijk deel van het taalgebied van de lidstaat (of, zoals in casu, van het Beneluxgebied) waar die taal officieel wordt gesproken? 3. Het BenGH heeft in zijn eerdergenoemde arrest van 29 juni 2006 met betrekking tot de vierde vraag overwogen dat, voor zover in deze vraag tevens een vraag omtrent de uitlegging van de Eenvormige Beneluxwet op de merken, hierna: BMW, ligt besloten, het wenselijk is alvorens deze vraag te beantwoorden, het door het HvJEG daarop te geven antwoord af te wachten, en de zaak daartoe aan te houden (r.o. 14).

4 4. Met betrekking tot de hem gestelde vragen van uitleg van artikel 3, lid 3 van de Richtlijn heeft het HvJEG bij arrest van 7 september 2006, zaak C-108/05, voor recht verklaard: 1) Artikel 3, lid 3 van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat de inschrijving van een merk enkel toelaatbaar is op grond van deze bepaling indien wordt aangetoond dat dit merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gehele grondgebied van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, in het gehele gedeelte van het Beneluxgebied waar een weigeringsgrond bestaat. 2) Wanneer bij een uit één of meer woorden van een officiële taal van een lidstaat of van de Benelux bestaand merk de weigeringsgrond slechts bestaat in één van de taalgebieden van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, slechts in één taalgebied van de Benelux, moet komen vast te staan dat het merk door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven in dit gehele taalgebied. Voor het aldus gedefinieerde taalgebied moet worden beoordeeld of de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel ervan, de betrokken waar of dienst op basis van het merk als van een bepaalde onderneming afkomstig identificeren. 5. Nadat het HvJEG arrest had gewezen zijn partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom, hierna: BOIE, als rechtsopvolgster van het Benelux-Merkenbureau heeft bij brief van 14 november 2006 een reactie gegeven. Bovemij Verzekeringen N.V., hierna: Bovemij, heeft op 17 november 2006 een nadere reactie ingediend. De BOIE heeft op deze nadere memorie bij brief van 22 november 2006 (met bijlage) gereageerd. Bespreking van vraag 4 6. Gelet op hetgeen de verwijzende rechter heeft overwogen in r.o. 20 van zijn beschikking, moet worden aangenomen dat, indien in de vierde vraag tevens een vraag van uitleg van de BMW besloten ligt, deze vraag betrekking heeft op de uitleg van artikel 13, C, lid 1 BMW, thans artikel 2.20, lid 4 van het Benelux-

5 verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 25 februari 2005, hierna: BVIE. Voor zover thans van belang luidt het eerste lid van artikel 13, C, BMW: Het uitsluitend recht op een merk luidende in één der nationale of streektalen van het Benelux-gebied, strekt zich van rechtswege uit over zijn vertaling in een andere dezer talen. 7. De verwijzende rechter wil kennelijk vernemen of het bestaan van de bepaling van artikel 13, C, lid 1 BMW meebrengt dat in een geval als het onderhavige voor het aannemen van onderscheidend vermogen door gebruik, als bedoeld in artikel 3, lid 3 van de Richtlijn, niet alleen vereist is dat het teken als merk wordt opgevat door het in aanmerking komende publiek in het gebied van de Benelux waar Nederlands wordt gesproken, maar ook vereist is dat de vertaling van het teken in de andere in het Benelux gesproken officiële talen in de gebieden waar deze talen worden gesproken door het in aanmerking komende publiek eveneens als merk wordt opgevat. 8. In zijn arrest van 26 juni 1989 (zaak A 1987/7, Isover tegen Isoglass, Jur. 1989, blz. 2) heeft het BenGH geoordeeld dat artikel 13, C, lid 1 BMW restrictief moet worden uitgelegd. Daartoe overwoog het BenGH: 9. Overwegende dat artikel 13, C, deel uitmaakt van de regeling die de beschermingsomvang van het uitsluitend recht op een merk bepaalt; 10. dat in dit kader de regels van de artikelen 13, B, en 13, C, klaarblijkelijk zijn bedoeld als nadere aanwijzingen bij de toepassing van de in artikel 13, A, neergelegde hoofdregels ten aanzien van deze beschermingsomvang; 11. dat die hoofdregels de merkhouder een, zoals het hof al meermalen tot uitdrukking heeft gebracht, vergaande bescherming bieden, welke bescherming ingeval van gelijkheid of soortgelijkheid der wederzijdse waren (het geval van artikel 13, A, onder 1.) uitsluitend, en in alle andere gevallen (die van artikel 13, A, onder 2.) mede haar grens vindt in het begrip "overeenstemmend teken";

6 12. dat de hoofdregels van artikel 13, A, dus meebrengen dat de grens van de beschermingsomvang van het uitsluitend recht op een merk telkens in concreto wordt bepaald door de rechter die, met toepassing van de daarvoor door het hof geformuleerde maatstaf, beoordeelt of het aangevallen teken al dan niet moet worden aangemerkt als "een overeenstemmend teken" en die aldus rekening kan houden met alle relevante bijzonderheden van het concrete geval; 13. dat tegen deze achtergrond en mede in het licht van het bepaalde in het tweede lid van artikel 13, C, de betekenis van dit artikel deze is dat aan de rechter wordt voorgeschreven een teken dat als een "vertaling" in de zin van het eerste lid moet worden beschouwd, als "een overeenstemmend teken" aan te merken; 14. dat een dergelijk, voor een beoordeling in concreto geen ruimte biedend voorschrift niet goed past in het hiervoor geschetste stelsel der wet, terwijl aan zulk een voorschrift ook geen behoefte bestaat, nu de hoofdregels van artikel 13, A, voldoende mogelijkheid bieden de merkhouder in alle gevallen waarin daaraan in concreto behoefte bestaat, die ruime bescherming te geven welke hem toekomt." 9. Uit deze overwegingen vloeit voort dat de bepaling van artikel 13, C, lid 1 BMW naar het oordeel van het BenGH niet betrekking heeft op de vraag naar de toelaatbaarheid van de inschrijving van een merk, maar op de vraag naar de beschermingsomvang van een reeds ingeschreven merk. De bepaling houdt derhalve niet méér in dan een nadere, naar het oordeel van het BenGH eigenlijk overbodige, aanwijzing van de in artikel 13, A, BMW geregelde beschermingsomvang van een merk en kan, anders dan het HvJEG kennelijk heeft aangenomen in zijn uitspraak van 12 februari 2004, nr. C-363/99 ("Postkantoor") (r.o. 59), derhalve niet in die zin worden opgevat dat door het depot van een merk in één der nationale of streektalen van het Benelux-gebied tevens een merkrecht op de vertaling van dat merk in de andere nationale of streektalen van het Benelux-gebied wordt verkregen. Zie ook de conclusie van de plv. A-G Lenaerts voor het Isoglass-arrest onder punt 5. 10. Hieruit volgt dat de hierboven onder 7 bedoelde vraag naar mijn oordeel in

7 ontkennende zin beantwoord dient te worden: het bestaan van de bepaling van artikel 13, C, lid 1 BMW brengt niet mee dat in een geval als het onderhavige voor het aannemen van onderscheidend vermogen door gebruik, als bedoeld in artikel 3, lid 3 van de Richtlijn, vereist is dat ook de vertaling van het teken in de andere in het Benelux gesproken talen in de gebieden waar die talen worden gesproken door het in aanmerking komende publiek als merk wordt opgevat; vereist is slechts dat het teken als merk wordt opgevat door het in aanmerking komende publiek in het gebied van de Benelux waar Nederlands wordt gesproken. 11. Terzijde merk ik nog op dat de vraag gesteld kan worden of de bepaling van artikel 13, C, lid 1 BMW (en thans artikel 2.20, lid 4 BVIE) wel in overeenstemming is met de bepalingen van de Richtlijn inzake de beschermingsomvang van een merk (zie daarover Ch. Gielen, Kort begrip van het Benelux merkenrecht, 2006, blz. 74). Deze vraag is thans echter niet aan de orde en behoeft hier geen beantwoording. De conclusie strekt ertoe dat het BenGH vraag 4, voor zover deze vraag betrekking heeft op de uitleg van artikel 13, C, lid 1 BMW, aldus zal beantwoorden dat het bestaan van de bepaling van artikel 13, C, lid 1 BMW niet meebrengt dat in een geval waarin een teken bestaat uit één of meer woorden van een officiële taal binnen het Beneluxgebied, voor het aannemen van onderscheidend vermogen door gebruik, als bedoeld in artikel 3, lid 3 van de Richtlijn, vereist is dat ook de vertaling van het teken in de andere in het Benelux gesproken officiële talen in de gebieden waar die talen worden gesproken door het in aanmerking komende publiek als merk wordt opgevat. 's-gravenhage, 16 maart 2007