Overeenkomstenrecht deel II. LEH 1. De verbintenis: Kenmerken en ontstaan



Vergelijkbare documenten
INHOUD. Voorwoord / V. Afkortingenlijst / XXI. Verkort aangehaalde literatuur / XXIII 1. DE VERBINTENIS IN HET ALGEMEEN / 1

Verbintenissenrecht algemeen

Burgerlijk Wetboek Boek 6

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding

Voorwoord. Lawbooks Goederenrecht ( ) Beste student(e),

Burgerlijk Wetboek Boek 6, Verbintenissenrecht. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

Niet-nakoming van overeenkomsten: toerekenbaar tekortschieten (wanprestatie)

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Let op!! Niet iedere handeling die rechtsgevolgen heeft, is ook een rechtshandeling. Indeling rechtshandelingen: Meerzijdig.

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen

BOEK 6 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME. Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht. Titel 1 Verbintenissen in het algemeen

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden Dairyntel vof

Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de titels 6.1 en 6.2 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba

ALGEMENE VOORWAARDEN. van CARE FOR MEDIA. gevestigd te Gouda

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

II. DE TOTSTANDKOMING VAN OBLIGATOIRE OVEREENKOMSTEN / 11

Progé: Algemene voorwaarden

Algemene Voorwaarden. De Opdrachtgever niet handelend in de uitoefening van een bedrijf of. beroep.

MEMORIE VAN TOELICHTING BOEK 6 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME

ALGEMENE VOORWAARDEN OFFICE FOCUS versie ARTIKEL 1. DEFINITIES

1. Alle door Steviger! in offertes, opdrachtbevestigingen of aan de andere kant genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting.

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

Algemene Voorwaarden Welisa, 01/01/2019

De onderstaande Algemene Voorwaarden zijn van toepassing op alle door Fruit in Bedrijf afgesloten verkoop- en leverovereenkomsten.

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING ALFISURE 1. ALGEMEEN.

Algemene voorwaarden QHHT Nederland

Verbintenissenrecht: inleiding

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING JOHN VAN VLIET FINANCIEEL ADVIES OP HET TERREIN VAN VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten

Algemene voorwaarden Robivo Trading B.V. d.d. oktober 2015 tevens raadpleegbaar via:

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS

ZITTING

Algemene leveringsvoorwaarden Clensch

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten.

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

ALGEMENE VOORWAARDEN

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam.

a. Alle door Dividino gedane aanbiedingen, offertes en prijsopgaven, in welke vorm dan ook, zijn vrijblijvend.

2.2 De verplichtingen van ABC gaan nooit verder dan door ABC schriftelijk is bevestigd.

ALGEMENE LEVERINGS- EN BETALINGSVOORWAARDEN VAN AAA VERTAALBUREAU LA FRANCE. te Andijk Generaal de Wetlaan 17

Algemene voorwaarden van (V.O.F. Juweliersbedrijf E.P.J. Nobel), verder te noemen: Ed Nobel )

1.1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van, door c.q. via IMenz BV te verrichten diensten.

De verplichtingen van De Financiële Experts gaan nooit verder dan door De Financiële Experts schriftelijk is bevestigd.

Hieronder staan de Algemene Voorwaarden van Wake n Walk Vierdaagseslaapplaats. Wanneer er onduidelijkheden of vragen zijn, kunt u altijd en.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

ALGEMENE VOORWAARDEN TUNE ICT

Algemene leveringsvoorwaarden TYGEO Inkomensbeheer en TYGEO Advies

Algemene leveringsvoorwaarden golfkortingskaart. Artikel 1 Toepassingsgebied

de persoon aan wie door de consulent advies en begeleiding verleend wordt dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger;

Algemene leveringsvoorwaarden

1.1. Incassoleed Den Haag is een handelsnaam van de eenmanszaak van eigenaar J.M. Dol;

Algemene voorwaarden The Golf Teachers

Algemene leveringsvoorwaarden Buro Inge Knegt

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAKADI ASSURANTIEN C.V. OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN EN EMPLOYEE BENEFITS

Algemene Voorwaarden FDS Aquasystemen

2.2 Assurantie Service Jan van Veen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST.

2.2. De opdrachtnemer behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

ALGEMENE VOORWAARDEN KKamsterdam

Algemene Voorwaarden Actief Rijnwoude

Algemene voorwaarden SpaaQ versie

ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN TIMMER- EN ONDERHOUDSBEDRIJF JGA PAUW

Algemene Voorwaarden Websitescanner Willibrorduslaan 81 KvK: hierna te noemen: gebruiker

Algemene Voorwaarden Webdesign. Wordpress Budget Websites KvK nummer: Voorsteven 68, 1034 SN Amsterdam. Artikel 1.

ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN. JVUcalculatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

Deze algemene voorwaarden zijn op de werkzaamheden van Niels Drost van toepassing:

Algemene Voorwaarden Mobile Cleaning Bvba

BENOEMDE OVEREENKOMSTEN

2.4 Alle werkzaamheden worden door 2directIT uitgevoerd op basis van nacalculatie.

Algemene leveringsvoorwaarden Copy & more

2 De toepasselijkheid van eventuele inkoop% of andere voorwaarden van Cliënt wordt uitdrukkelijk van de hand gewezen.

ALGEMENE VOORWAARDEN DEKONINGSCHRIJFT. 1. Begrippen In deze Algemene Voorwaarden en de overeenkomsten van DeKoningschrijft wordt verstaan onder:

Inhoud. Inleiding 13. Noordhoff Uitgevers bv

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 5 Uitvoering Bricks and Business VOF neemt bij de uitvoering van de overeenkomst een

Algemene voorwaarden To Do Service. Artikel 1 Algemeen

Steenvoordenuitvaart Algemene voorwaarden

Loopbaanadviseurs. Artikel 1. Algemeen

Algemene Verkoop-, Leverings- en Betalingsvoorwaarden Vestal Vastgoedmanagement

VALENT PENSIOEN- EN LEVEN ADVISEURS B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN ZORG MAATSCHAP TWENTE

Artikel 1. Algemeen Artikel 2. No cure no Pay

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel. Inleiding Recht. Dinsdag 24 juni uur. SPD Bedrijfsadministratie Inleiding Recht B / 8

Algemene leveringsvoorwaarden Kwaliteits Reiniging Delfzijl

Algemene voorwaarden Hyp365 (zelf hypotheek afsluiten)

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST.

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V.

Algemene Voorwaarden. E.D. Persad. Dit document bevat de Algemene Voorwaarden die op alle

Algemene voorwaarden Mlus edelsmid.

ALGEMENE VOORWAARDEN PENSIOENADVISERING D.B. van der Oord Advies BV handelend onder VDO Pensioen

Algemene Voorwaarden Twente Calculaties

Juridische beschermingsmogelijkheden voor de EDPB in geval van niet of laattijdige betaling van facturen door de aangeslotenen

Artikel 1 Toepassingsgebied

Transcriptie:

Overeenkomstenrecht deel II LEH 1. De verbintenis: Kenmerken en ontstaan Inleiding In het huidige boek 3 staat het vermogensrecht in het algemeen beschreven. Hierin staan tevens de algemene bepalingen van de rechtshandeling vermeld. Boek 6 gaat over het algemene gedeelte van het verbintenissenrecht. Bijzondere overeenkomsten staan echter beschreven in Boek 7. Boek 8 gaat over het verbintenissenrecht als het gaat om verkeersmiddelen en vervoer. 1.1 De verbintenis In de wet staat het begrip verbintenis niet vermeld. Toch heeft dit begrip een betekenis. Een verbintenis impliceert enerzijds een verplichting van de debiteur en anderzijds een vorderingsrecht of vermogensrecht van de crediteur. Het begrip verbintenis wordt tevensregelmatig gebruikt in de betekenis van schuld. De prestatie die volgens een verbintenis verschuldigd is moet vermogensrechtelijk van aard zijn. Daarom zijn bijvoorbeeld verplichtingen van de overheid geen verbintenissen. Ook sociale verplichtingen zijn geen verbintenissen omdat ze niet van vermogensrechtelijke aard zijn. Het voorwerp van de verbintenis is een prestatie die kan bestaan in een doen, of in een niet-doen of in een geven. De prestatie hoeft niet in geld waardeerbaar te zijn. De nakoming van een verbintenis kan worden afgedwongen. De verbintenis geeft namelijk aan de schuldeiser een vorderingsrecht met een daaraan verbonden rechtsvordering. De schuldeiser kan de nakoming van een verbintenis afdwingen bij de rechter. Dit staat vermeld in artikel 3:296. Dit levert een veroordeling op en dus een executoriale titel waarmee de schuldeiser zijn recht kan verwezenlijken. Verbintenissen kunnen onderscheiden worden in natuurlijke en civiele verbintenissen. Een natuurlijke verbintenis houdt in dat dit juridisch niet afdwingbaar is. Civiele verbintenissen hebben een rechtsgevolg. De verbintenis is een rechtsverhouding tussen schuldenaar en schuldeiser. Een rechtsplicht is echter een verplichting die gecreëerd is door het recht, zonder dat er per se een rechtsverhouding bestaat tussen een schuldenaar en een schuldeiser. Dit is dus veel ruimer geformuleerd dan bij een verbintenis. De verbintenis heeft een actieve kant en een passieve kant. De actieve kant zijn vorderingsrechten en de passieve kant zijn schulden. Niet alle verplichtingen van partijen zijn verbintenissen. De schadebeperkingplicht is bijvoorbeeld een voorbeeld van een verplichting dat geen verbintenis is. Dit komt omdat de nakoming door de schuldenaar niet kan worden gevraagd. Een ander voorbeeld is een testamentaire making of een schenking onder last. 1.2 Natuurlijke verbintenissen Er staan uitzonderingen op de regel dat een vorderingsrecht afdwingbaar is. Dit is namelijk het geval als de veroordeling tot nakoming niet mogelijk is. Dit staat dan beschreven in de wet. Dit kan tevens uit de aard van de rechtshandeling of uit een bepaalde rechtshandeling naar voren komen. Dit zijn natuurlijke verbintenissen. Deze verbintenissen zijn dus niet afdwingbaar. Dit staat beschreven in artikel 6:3 lid 1. Er zijn drie verschillende groepen natuurlijke verbintenissen. - De eerste groep natuurlijke verbintenissen zijn gevallen waarin vanaf het ontstaan van het recht de rechtsvordering daaraan door de wet of rechtshandeling is onthouden. Dit is een vrij zeldzame groep. Voorbeelden hiervan zijn: de speelschuld (artikel 7A:1825) of vorderingsrechten die volgens afspraak niet rechtsgeldig worden gemaakt. Dit zijn gentlemens agreements en convenanten. Dit zijn sociale verplichtingen die niet afgedwongen kunnen worden. - De tweede groep zijn gevallen waarin de rechtsvordering wel bestond, maar zij later aan de 1

vorderingsrecht is komen te ontvallen. Dit zijn bijvoorbeeld verjaarde vorderingsrechten of een faillissementsakkoord. - De derde groep zijn gevallen waarin de verplichting van morele aard is, en dus niet afdwingbaar (ruime leer, zie arrest Goudse bouwmeester). Artikel 6:4 beschrijft de omzetting van een natuurlijke verbintenis in een civiele verbintenis die afdwingbaar is. Hiervoor is een overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldeiser vereist. In sommige gevallen is een omzetting in een civiele verbintenis niet mogelijk. Een voorbeeld hiervan is een verbintenis uit spel of weddenschap. Dit staat beschreven in artikel 7A:1827BW. 1.3 Bronnen van verbintenis Verbintenissen kunnen volgens het BW alleen ontstaan uit de wet (artikel 6:1). Ook de redelijkheid en billijkheid en dus het ongeschreven recht kennen een verbintenisscheppende kracht. Ook daarbuiten kunnen verbintenissen ontstaan, maar dan moeten zij aansluiten bij het stelsel van de wet (Quint-Te Poel) 1.4 De inhoud van de verbintenis, redelijkheid en billijkheid De inhoud van een verbintenis is de prestatie die de schuldenaar moet leveren en daarmee tevens waarop de schuldeiser recht heeft. Dit wordt grotendeels door de wet bepaald. Uitleg van de wet wordt gedaan aan de hand van de woorden die in de wet beschreven staan (taalkundige uitleg), het stelsel van de wet (systematische uitleg), de strekking van de wet (theologische uitleg) en de bedoeling van de wetgever (de wethistorische uitleg). De uitleg van een verbintenis wordt in principe aan partijen overgelaten (autonomie). Als de partijen niet weten wat de inhoud van een verbintenis is dan dient de rechter die inhoud vast te stellen. De rechter zal zich dan moeten verdiepen in de partijen en zich afvragen welke betekenis de gebruikte woorden voor hen hadden. In artikel 6:2 staat beschreven dat de schuldenaar en de schuldeiser zich moeten gedragen aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit geldt voor alle verbintenissen. Artikel 6:2 lid 2 vermeldt dat een tussen schuldenaar en schuldeiser volgens de wet, rechtshandeling of gewoonte geldende regel niet van toepassing is, als dit in deze omstandigheden onaanvaardbaar is wegens de redelijkheid en de billijkheid. Hierdoor heeft de werking van de redelijkheid en de billijkheid een beperkende of derogerende werking. De rechtsverwerking verwijst naar de situatie waarin iemand door eigen gedrag een recht of bevoegdheid die die persoon in principe zou toekomen verspeelt. Dit kan tevens gedeeltelijk verspeelt zijn. Dit begrip staat niet vermeld in de wet, maar is een bijzondere toepassing van het leerstuk van de derogerende of beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid. Verbintenissen met meer dan twee partijen Een verbintenis staat in de wet beschreven als een verbintenis tussen twee partijen. Het komt echter regelmatig voor dat er bij een verbintenis meer dan twee partijen bij zijn betrokken. Dit wordt pluraliteit van partijen genoemd. Dit is een belangrijke bron van complicaties in het recht. Als een prestatie deelbaar is en er zijn meerdere schuldenaren dan zijn zij ieder slechts voor een gelijk deel verbonden. Dit geldt niet als er uit de gewoonte, rechtshandeling of uit de wet voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn. Als een prestatie niet deelbaar is of als er uit de gewoonte, de wet of uit een rechtshandeling voortvloeit dan zijn de schuldenaren geheel aansprakelijk of zelfs hoofdelijk verbonden. Een schuld is deelbaar als de schuld in gedeelten kan worden voldaan. Een voorbeeld hiervan is een geldschuld. Verbintenissen om te doen zijn ondeelbaar als de dor de schuldenaren verschuldigde prestatie niet is verricht, zolang zij niet volledig is verricht. Dit houdt dus in dat de verschuldigde prestatie geheel verricht moet worden en niet gedeeltelijk. Een voorbeeld hiervan is een verplichting van meerdere schuldenaren om een weg te onderhouden. 2

De verplichting van meerdere schuldenaren om iets niet te doen is ondeelbaar. De schuldenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk als de verbintenis wordt geschonden. Een voorbeeld hiervan is een verplichting uit een concurrentiebeding. Als er meer verbintenissen zijn die tegenover de schuldeiser tot dezelfde prestatie verplichten, maar die los van elkaar staan, dan is de bepaling van artikel 6 niet geldig. Dan is er namelijk sprake van toevallig samenlopende verbintenissen en niet van één verbintenis met meerdere schuldenaren. 3

LEH 2 De voorwaardelijke verbintenis en de verbintenis met tijdsbepaling Verbintenissen kunnen worden onderscheiden op grond van bepaalde aspecten: - De mate van afdwingbaarheid (zie leh. 2.1) - De inhoud van de verbintenis (leh 2.2) - aanvang en einde van de werking van de verbintenis (leh 2.4, 2.5, 2.9) - Subjecten van de verbintenis (leh 2.10) 2.1 Onderscheiding van verbintenissen naar de inhoud: Verbintenissen die worden onderscheiden in verbintenissen om te doen, om niet te doen en om te geven. Een voorbeeld van een verbintenis om te geven is een verbintenis tot overdracht van een goed. Een voorbeeld van een verbintenis om te doen is een arbeidsovereenkomst en een voorbeeld van een verbintenis om niet te doen is bijvoorbeeld een concurrentiebeding. Voortdurende en voorbijgaande verbintenissen. Enkelvoudige verbintenissen gericht op een vaststaande prestatie. Inspanning- en resultaatsverbintenissen zijn onderscheidingen van verbintenissen om te doen. Dit is van belang voor de vaststelling of de verbintenis is nagekomen of niet. Bij een inspanningsverbintenis is de verbintenis nagekomen wanneer de schuldenaar de van hem te verwachten inspanning heeft geleverd om de afgesproken werkzaamheden te verrichten. Bij een resultaatsverbintenis moet een zaak geleverd worden via een titel van overdracht. Als dit niet gebeurd, is de verbintenis niet nagekomen. Als het werk niet of niet tijdig is voltooid, dan is de verbintenis niet nagekomen. Als de zaak onderweg beschadigd is, dan is de verbintenis niet nagekomen. Als een verbintenis niet wordt nagekomen wordt er bekeken of de schuldenaar tevens aansprakelijk is voor de gevolgen die dit met zich mee brengen. Hiervoor is vereist dat de tekortkoming hem kan worden aangerekend. Bij garantieverbintenissen staat de schuldenaar absoluut in voor het resultaat (bijv. verbintenis tot eigendomsoverdracht). Garantieverbintenissen komen in vele gedaanten voor. Zo kan een derde nakoming garanderen door borg te staan. Ook bekend zijn de contractuele garanties bij koop. (art. 7:17 praat over wettelijke garantie en 7:18 tot 7:25 als daarin tekortkomingen zijn. In de praktijk worden garanties vaak beperkt, dit zijn dan de zg. exoneratiebedingen, omdat zij de aansprakelijkheid van de verkoper uit wanprestatie beperken. Ook bij inspanningsverbintenissen is er een zeker mate van (stilzwijgende) garantie. Bijv. ten aanzien van kundigheid en vaardigheid. Als de schuldenaar daarover niet beschikt en het resultaat niet zoals beoogd dan is hij in nakoming tekort geschoten. Stilzwijgend kan ook door de aard van de overeenkomst (zie arrest Maassluis) Alternatieve verbintenissen of keuzeverbintenissen zijn verbintenissen waarvan de inhoud van de prestatie niet vaststaat, omdat de partij eerst nog moet kiezen welke van de alternatieve prestaties er moet worden verricht (6:17-18). Een facultatieve verbintenis is een verbintenis met een keuzerecht voor een van beide partijen of voor een aangewezen derde. Deze verbintenis komt regelmatig voor. Deze verbintenis lijkt sterk op de alternatieve verbintenis. Bij de facultatieve verbintenis staat echter al vast tot welke prestatie de schuldenaar verplicht is. Bij de generieke verbintenis is de prestatie alleen naar de soort bepaald. Het Latijnse woord genus betekent namelijk soort. De schuldenaar komt zijn verbintenis na door de aangeduide soort te leveren. Dit kan de schuldenaar dus alleen maar doen door dat aangeduide soort te leveren en niet door een ander soort te leveren. Daarnaast zijn er ook specifieke verbintenissen. Dit onderscheid is alleen van belang bij verbintenissen om te geven. Bij de andere verbintenissen is dit niet van belang. 2.2 Voorwaarde en tijdsbepaling 4

De verbintenis onder tijdsbepaling De prestatie is pas verplicht na verstrijken van de tijd, daarvoor is de vordering niet opeisbaar, maar de schuldenaar is wel gerechtigd de vordering na te komen, tenzij anders werd overeengekomen. Dit type verbintenis bepaalt dus de nakoming van de verbintenis (art. 27 ev.) De voorwaardelijke verbintenis De werking is afhankelijk van het in vervulling gaan van een voorwaarde, een toekomstige onzekere gebeurtenis (6:21). Deze moet objectief onzeker zijn. De onzekerheid kan zijn óf de gebeurtenis zal plaatsvinden en op welk tijdstip. Als het zeker is dat de verbintenis afhangt van een gebeurtenis die zich zal voordoen, dan wordt er gesproken over een noodzakelijke voorwaarde (conditio necessaria). Als het zeker is dat de gebeurtenis zal optreden dan is eigenlijk sprake van een verbintenis onder tijdsbepaling. Beïnvloeding van de vervulling van de voorwaarde Partijen mogen het in vervulling gaan van de voorwaarden niet ten koste van de wederpartij beïnvloeden Zie art.6:23 lid 1 & 2. Opschortende of ontbindende voorwaarde De voorwaarde kan de verbintenis kan de verbintenis opschorten, deze hoeft dus niet voorhands te worden nagekomen. De verbintenis onder ontbindende voorwaarde is direct opeisbaar, maar houdt op te bestaand als de gebeurtenis is ingetreden. Sinds het nieuwe BW is bij het intreden van de ontbindende voorwaarde geen sprake meer van terugwerkende kracht. De ontvangen prestatie moet ongedaan worden gemaakt (7:24-1). Bij niet nakoming van deze verbintenis tot ongedaan making ontstaat er schadeplicht. Als de ongedaanmaking niet meer nagekomen kan worden (bijv. bij natrekking of vermenging na verkoop aan derde). Ongedaan making geldt bij een opschortende voorwaarde niet, tenzij de schuldenaar al gepresteerd heeft (6:25). Ongeoorloofde voorwaarde Bijvoorbeeld in geval dat de verbintenis afhankelijk is van ongeoorloofd gedrag van een van de partijen (in strijd met de wet of goede zeden). Dan is art. 3:40 van toepassing. De overeenkomst kan nietig zijn, geheel of partieel of er kan conversie plaatsvinden (3:42) Potestatieve voorwaarde Een verbintenis onder potestatieve voorwaarde komt tot stand onder een voorwaarde waarvan de vervulling louter afhangt van de wil van één van de partijen. Het oude BW verklaarde zo n overeenkomst nietig. In het nieuwe BW werd een dergelijke bepaling overbodig geacht, omdat met een beplaing als ik wil de verbintenis nog niet bestaat. De schuldenaar maakt een voorbehoud in de nakoming, dus hij verbindt zich niet. De onzuivere potestatieve voorwaarde De schuldenaar bedingt om onder bepaalde omstandigheden, buiten zijn invloed, om niet te hoeven nakomen. Stilzwijgende voorwaarde Een voorwaarde hoeft niet uitdrukkelijk bij de rechtshandeling bedongen te zijn, maar kan door uitleg zo worden geïnterpreteerd (bijv. testament voor ex-echtgenote). Leh 3 Nakoming van verbintenissen: betaling en subjecten der betaling 5

Kenmerkend voor een verbintenis is dat tegenover de verplichting van de schuldenaar een vorderingsrecht van de schuldeiser staat. 3.1 Betaling Betaling (term oude BW, tegenwoordig: nakoming) kan als rechtshandeling worden gezien, omdat men beoogt de verbintenis te kwijten; betaling kan uit zowel een rechtshandeling als feitelijk handelen bestaan. Het schilderen van een huis door schildersbedrijf is de nakoming (rechtshandeling) met de bedoeling de verbintenis te kwijten, maar bestaat ook uit feitelijk handelen. Of betaling een eenzijdige of meerzijdige rechtshandeling is, is afhankelijk van de vraag of voor de betaling de medewerker van de schuldeiser is vereist. - Als een huurder maandelijks 800 huur via de giro betaalt is sprake van eenzijdige rechtshandeling. - Bij het kopen van een huis bestaat de nakoming uit een meerzijdige rechtshandeling, immers beide partijen moeten meewerken aan de notariële akte, de goederenrechtelijke overeenkomst. Door nakoming van een verbintenis, gaat de verbintenis teniet. De verbintenis bestaat gewoon niet meer. Verbintenissen kunnen ook teniet gaan door verrekening, vermenging en afstand. Daarnaast stopt de verbintenis als de verbintenis wordt vervangen door een andere verbintenis. Dit wordt novatie of schuldvernieuwing genoemd. In de artikelen 6:27 t/m 6:51 worden de regels met betrekking tot de nakoming van verbintenissen beschreven. Als het gaat om een betaling van een geldsom dan geeft Afdeling 11 nog aanvullende regels. Nakoming eenzijdige of tweezijdige rechtshandeling? Veel verbintenissen kunnen alleen worden nagekomen als de schuldeiser meewerkt. Bij verbintenissen om te geven zal de schuldeiser het goed in ontvangst nemen zodat de verbintenis kan worden nagekomen. Als de schuldeiser niet meewerkt dan is er sprake van schuldeiserverzuim (afdeling 8, titel 1). Omdat de schuldenaar beoogt de schuld te voldoen is sprake van een rechtshandeling in de zin van art. 3:33. Al is niet in alle gevallen expliciet sprake van een handeling. Door de regels van toerekening van betaling (6:43 & 44) wordt dan beslist of de verbintenis is nagekomen. Is de levering een overeenkomst? De wet eist bij een levering en bij verbintenissen in het algemeen, dat een zakelijke of goederenrechtelijke overeenkomst voor de overdracht van goederen verplicht is (art. 3: 84 BW). Daarnaast dient er bij de levering van onroerende zaken een tussen partijen opgemaakte notariële akte waarbij de titel van de overdracht wordt vermeld (art. 3:89). Voor de cessie van vorderingen is een tot levering bestemde akte vereist (art. 3:94). De levering van roerende zaken gebeurt door bezitsverschaffing (art. 3:90). Algemene uitgangspunten De bepalingen van verbintenissenrecht is regelend recht. De wettelijke regeling heeft een aantal algemene uitgangspunten: - Nakoming geschiedt alleen door voldoening van de verschuldigde prestatie (6:45) - Verbintenissen moeten in beginsel ineens worden voldaan (6:29) - Verbintenissen zijn in beginsel onpersoonlijk (6:30). Nakoming kan door een derde geschieden, mits die dat ook voor ogen had. Nakoming door een derde kan geschieden omdat hij de schuldenaar wil bevoordelen. Er kan echter ook een rechtsbetrekking ontstaan omdat de derde nu een recht van regres heeft. Ook kan de derde in de rechten van de schuldeiser treden (subrogatie) - Verbintenissen zijn in beginsel dadelijk opeisbaar. Een tijdsbepaling wordt vermoed in het voordeel van de schuldenaar te zijn. Deze vervalt in geval van faillissement (6:40). Nakoming van verbintenissen om te geven 6

Van belang is of het hier een generieke of specifieke zaak betreft. De wet geeft regels in boek 6, titel 1 afdeling 6. In boek 6 art.27 is de feitelijke aflevering bedoeld. Voor soortlevering geldt art.6:28 betreffende de kwaliteit. Betreft de verplichting tot aflevering van de zaak geldt een haalschuld (6:41). Bij eigendomsoverdracht van roerende zaak dient degene die nakomt beschikkingsbevoegd te zijn (3:84). Is de schuldenaar niet beschikkingsbevoegd dan geniet de verkrijger bescherming volgens 3:86. Deze is echter beperkt indien de schuldenaar een ander zaak aanbiedt die aan de verbintenis beantwoordt. Art. 6:42 biedt dan een regeling wanneer de schuldenaar een zaak heeft geleverd waarover hij geen beschikking had. Toerekening van betalingen De schuldenaar van verscheidene schulden heeft het recht om, wanneer hij betaalt, te verklaren welke schuld hij wil voldoen (6:43-1). Wijst de schuldenaar de schuld niet aan dat geeft het tweede lid van dit artikel de volgorde aan. Art. 6:44 geeft daarop een aanvulling, wanneer het een geldsom betreft bestaande uit hoofdsom, kosten en rente. Een schuldeiser kan zonder in schuldeisersverzuim te komen weigeren indien de schuldenaar een andere volgorde voor toerekening kiest dan in art. 43 en 44 is aangegeven. Nakoming door middel van waardepapier Dit kan zijn een cheque, overdrachtorder, betaalkaart, wissel, maar ook cognossement. Art. 6:46 bepaalt de bij inontvangstneming door de schuldeiser wordt vermoed te geschieden onder voorbehoud van de goede afloop. De verbintenis is nagekomen als de schuldeiser de prestatie ook werkelijk ontvangt. Uit wet, overeenkomst of gewoonte kan echter anders voortvloeien. De schuldeiser kan het verzilveren van het waardepapier niet onbeperkt opschorten (zie 6:46 lid 2). Kosten van nakoming en bewijs van kwijting Deze zijn voor de schuldenaar of de derde die de verbintenis nakomt (6:47). Bij de verbintenis om te geven dient de schuldeiser in beginsel een kwitantie uit te reiken, tenzij dat door de aard van de oplossing, of gewoonte niet hoeft (6:48). Soms kan de schuldenaar belang hebben bij zo n kwitantie. Bij vordering aan toonder kan de schuldenaar eisen dat de kwijting op papier wordt gezet (6:49) 3.2 Betaling aan de schuldeiser Door betaling gaat de verbintenis teniet. Uitzonderingen: - De schuldeiser is niet bekwaam de betaling te ontvangen. Dit geldt niet als de betaling de onbekwame schuldeiser tot werkelijk voordeel heeft gestrekt (6:31), of het gepresteerde in de macht van diens vertegenwoordiger is gekomen en als de schuldeiser nadat hij bekwaam is de betaling bevestigt (3:55). - Betaling in weerwil van een beslag of betaling aan een schuldeiser die niet bevoegd is te ontvangen (beperkt recht, bewind of soortgelijk beletsel) werkt wel bevrijdend ten opzichte van de schuldeiser, maar niet tegenover een derde. Betaling in weerwil van beslag of aan onbevoegde werkt wel bevrijdend indien: - Inningsbevoegde derde de betaling bekrachtigt (6:32) - Inningsbevoegde derde door de betaling is gebaat (6:32) - De schuldenaar op redelijke gronden aannam dat ontvanger gerechtigd was (6:34). - Indien de schuldenaar kon aantonen dat een betalingsopdracht die nog niet was gecrediteerd niet meer kon worden ingetrokken. - In geval van weerwil van derdenbeslag de derde alles heeft gedaan om betaling te voorkomen (475h Rv). 7

Wat is derdenbeslag? Een deurwaarder mag beslagleggen op het gehele vermogen van een schuldenaar. Tot dit vermogen behoren ook de vorderingen die deze schuldenaar heeft op anderen. Die anderen noemt men in juridische vaktaal ook wel derden. Derdenbeslag is een verzamelbegrip voor alle beslagen die een deurwaarder bij een derde legt. (In vaktaal spreekt men van het leggen van beslag onder' een derde). Bij derdenbeslag wordt er dus beslag gelegd bij iemand die eigenlijk buiten het geschil tussen de schuldeiser en de schuldenaar staat. Toch is deze derde verplicht om de instructies van de deurwaarder op te volgen en het geld of de zaken die de derde onder zich heeft, af te geven aan de deurwaarder. 3.3 Betaling aan een onbevoegde Betaling aan een onbevoegde werkt wel bevrijdend indien: - De werkelijke schuldeiser de betaling bekrachtigt (6:32) - De werkelijke schuldeiser door de betaling is gebaat (6:32) - De schuldenaar op redelijke gronden aannam dat ontvanger gerechtigd was of dat uit andere hoofde aan hem diende te worden betaald (6:34). Hiervoor is subjectieve goede trouw noodzakelijk. De schuldenaar meende en mocht menen dat de ontvanger gerechtigd was. Art. 6:34 werkt alleen indien de schuldenaar daarop een beroep doet. Slaagt dit beroep dan heeft de werkelijke schuldeiser een vordering op degene die heeft ontvangen. Ook als een derde heeft betaald kan de schuldenaar een beroep doen op 6:34. Als dit niet gebeurt dan blijft de vordering bestaan. Betaling werkt ook bevrijdend indien wordt betaald aan een gevolmachtigde (3:66). Is echter betaald aan een pseudo-schuldeiser terwijl betaald had kunnen worden aan de schuldeiser dan kan de schuldenaar geen beroep doen op 6:34, maar moet hij zich beroepen op 3:61. De schuldenaar zal moeten bewijzen dat hij op redelijke gronden aannam dat de schuldeiser aan wie hij betaalde ook gerechtigd was. Naarmate dat de oorspronkelijke schuldeiser was zal minder onderzoek daartoe worden verlangd. Als de schuldenaar aan een ander betaalt of voor de vervaldatum dan zijn deze eisen tot onderzoek hoger. Art. 6:35 bepaalt dat ook een derde die de schuld voldoet de bescherming van 6:34 geniet. Lid 1 van art. 6:35 is echter alleen van toepassing als de derde belang heeft bij de bevrijding van de schuld. Verder moet aan de eisen van 6:34 zijn voldaan. 8

LEH 2.4 Nakoming van geldschulden en verrekening Geldschulden De meeste verbintenissen hebben wel een ruilkarakter met geld. Tegenover een verbintenis tot geven staat vaak betaling van een geldsom. Vorderingen tot schadevergoeding strekken tot een betaling van een bepaalde geldsom. Immers schadevergoeding wordt in beginsel door middel van een geldsom voldaan (art. 6:103). De verbintenis tot betaling geldsom is geregeld in 6:111-126. Daarin is nakoming geregeld en niet-nakoming. De geldschulden betreffen niet alleen schulden in Nederlands geld maar ook schulden in buitenlands geld. Geld als ruilmiddel Geld is een ruilmiddel waarmee diensten en goederen kunnen worden betaald. Ieder land heeft zijn eigen munt. De euro is chartaal geld omdat het uit munten en bankbiljetten bestaat. Munten en bankbiljetten zijn roerende zaken en voorwerp van eigendom. Munten en geld zijn het eigendom van wie ze heeft. Giraal geld Tegoeden bij een bank of een giro zijn vorderingen van de rekeninghouder op de bank of de giro tot het saldo van zijn rekening-courant en het is geen geld. De tegoeden wordt giraal geld genoemd. Geld is tevens een rekeneenheid voor het uitdrukken van de waarde van goederen. Dit is van groot belang voor de bepaling van de omvang van schulden en bezittingen. Nominaliteitsbeginsel Uitgangspunt is dat bij een geldschuld de nominale waarde moet worden voldaan (6:111). Men betaalt het bedrag van de lening en niet de ruilwaarde, ook al is deze gedaald. Rente biedt daarvoor de vergoeding. Als geld niet meer gangbaar is vindt omrekening plaats. Er zijn enkele uitzonderingen op het nominaliteitsbeginsel, zoals Alimentatie (1:402a) en 6:258 ( bij zeer sterke inflatie). Betaling chartaal of giraal Betaling kan op drie manieren: Chartale betaling (contant) De schuldenaar kan in Nederland met bankbiljetten en munten betalen. Dit is hier namelijk gangbaar. Voor munten geldt er een maximum van 50 euromunten, dat de schuldeiser moet aanvaarden. Voor bankbiljetten geldt er echter geen maximum. Via een waardepapier, cheque Giraal: Grote betalingen vinden meestal giraal plaats. Giraal betalen is een bevoegdheid, de schuldeiser kan het uitsluiten. Betaling met een waardepapier over overschrijvingsorder wordt vermoed te geschieden onder voorbehoud van de goede afloop. Banken zijn in het girale verkeer noch gemachtigde noch lasthebber. Zij zijn opdrachtnemer. Een girale betaling vindt plaats op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser door de bank wordt gecrediteerd (artikel 6:114 lid 2). Dit is de datum van boeking of de valutadatum. Deze datum is van groot belang bij beslaglegging (475h Rv) en faillissement. Plaats van betaling De plaats waar de geldschulden moeten worden betaald is de woonplaats van de schuldeiser op het tijdstip van betaling (art. 6:116) of in geval van bedrijf de plaats van vestiging van het bedrijf. Ander kan bepaald worden door de schuldeiser. In beginsel geldt echter een brengschuld. 9

Schadevergoeding bij verzuim Als een schuldenaar zijn verbintenis tot betaling van een geldsom niet nakomt, dan kan de schuldeiser een schadevergoeding eisen krachtens art. 6:74. Het verzuim kan pas intreden als er een ingebrekestelling is gestuurd (6:82)aan de schuldenaar nadat de prestatie opeisbaar was. Dit geldt echter niet als er een bepaalde termijn is verstreken zonder dat er is nagekomen of als er sprake is van een verbintenis voortvloeiend uit onrechtmatige daad (6:83). Wettelijke rente De hoogte van rente die men als schadevergoeding verschuldigd is bij vertraging in betaling van een geldsom is wettelijk bepaald, en wordt regelmatig aangepast bij AMvB. De basis is het promessedisconto verhoogd met 2 %. Bij lange periodes kan samengestelde rente worden berekend. Per jaar komt de rente bij de hoofdsom. Wettelijke rente is verschuldigd over de tijd waarin men in verzuim is. Een vordering tot schadevergoeding is opeisbaar vanaf het moment van ontstaan, ook al staat omvang (en soms ook aansprakelijkheid) nog niet vast. Zaakschade wordt abstract begroot. Persoonlijke schade wordt concreet vastgesteld. Buitenlands geld In de regel geldt dat betaald moet worden in de valuta van het land van de schuldeiser (zie 6:121-126). Moet de schuldenaar de buitenlandse schuld in Nederland betalen dan kan de schuldeiser kiezen: Nederlands of de eigen valuta. Indien de schuldenaar in ander geld betaalt dan de schuld is uitgedrukt geldt de dagkoers (aankoop). Bij valutaschulden geldt eveneens het nominaliteitsbeginsel. Koersstijging of daling komen ten laste of ten gunste van een bepaalde partij. Dat geldt niet als de schuldenaar in verzuim komt. 4.2 Verrekening Verrekening houdt in dat twee personen elkaars schuldenaar zijn. De schulden worden dan met elkaar verrekend. Dit gebeurt vaak bij geldschulden. De verrekening is vergelijkbaar met nakoming over en weer. De verrekening heeft ook een functie als zekerheid tot voldoening schuld. Verrekening is natuurlijk gevolg van bestaan schulden over en weer. Toch is de materie en dus de regelgeving ingewikkeld. De verrekening staat beschreven in de artikelen 6:127-6:141. Verrekening kan worden uitgesloten in een overeenkomst. Dit gebeurt regelmatig bij huur en koop. Ook zijn er een aantal wettelijke regels die verrekening uitsluiten. Zie 6:135 in geval dat beslag van de vordering op de wederpartij niet geldig is (pensioen, loon, recht op levensonderhoud) of als de schuld voortkomt uit schade die door hem zelf werd toegebracht. Artikel 6:127 bepaalt dat er zonder een berekeningsverklaring geen verrekening kan plaatsvinden. De schuldenaar moet namelijk aan zijn schuldeiser verklaren dat hij zijn schuld verrekent met een terugvordering (dit was vroeger niet zo, verrekening kon van rechtswege). De verklaring kan in iedere vorm geschieden volgens art.3:37 lid 1. Als de tegenvordering echter een verhandelbaar waardepapier is moet de verrekening op schrift worden gesteld (6:128), en dat papier dient aan de wederpartij te worden afgegeven, zodat het niet verder in omloop kan worden gebracht. Vereisten voor de bevoegdheid tot verrekening Voorwaarden waaraan cumulatief moet zijn voldaan (6:127): Partijen moeten elkaars schuldenaar en schuldeiser zijn en de schuld moet deel uitmaken van hetzelfde vermogen (een buiten gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoot kan zijn eigen schuld aan een derde niet verrekenen met een vordering die de andere echtgenoot op een derde heeft). De door de schuldenaar te vorderen prestatie moet beantwoorden aan zijn schuld. 10

De schuldenaar is bevoegd zijn schuld te betalen De schuldenaar is bevoegd de betaling van zijn vordering af te dwingen. Dus de betaling moet opeisbaar zijn (dit geldt alleen voor de vordering van de schuldenaar. Tevens geldt dat men handelingsbekwaam is en beschikkingsbevoegd is. De tegenvordering van de schuldenaar moet vaststaan of makkelijk vastgesteld kunnen worden (6:136). De rechter kan een beroep op verrekening door de schuldenaar afwijzen indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Dat is het geval als daarvoor een uitvoerige bewijsvoering nodig is. Is alleen het beloop van de tegenvordering onzeker, maar staat vast dat ze de schuld overtreft, dan kan wel verrekend worden. In de praktijk kan de gedaagde naast een beroep op verrekening om deze reden voor de zekerheid ook een vordering tot nakoming van zijn vordering in reconventie instellen. Terugwerkende kracht van de verrekeningsverklaring Nu verrekening niet meer van rechtswege geschiedt maar doordat de schuldenaar zich op verrekening met een tegenvordering beroept, rijst de vraag op welke dag de verrekening plaatsvindt. Art. 6:129 lid 1 bepaalt dat verrekening terugwerkt tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan. Van belang is dus de dag van opeisbaarheid van de tegenvordering. Een uitzondering wordt gegeven in art. 6:129 lid 2 als reeds rente is betaald. Bij valutaschulden is de omrekenkoers op de dag van de verrekening bepalend. Art. 6:132 geeft de schuldeiser de mogelijkheid tot ontkrachting van de verrekeningsverklaring, bijvoorbeeld om dat hij een beroep kan doen op nietigheid van de tegenvordering wegens wilsgebreken, of ontbinding bij wanprestatie. De weigering dient onverwijld te geschieden. Art. 6:134 is a.h.w een spiegelregeling van 132 en geldt als de schuldenaar wil voorkomen dat de overeenkomst wordt ontbonden op grond dat hij zijn schuld uit de overeenkomst niet heeft betaald. Door onverwijld gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot verrekening kan aan de ontbinding haar werking worden ontnomen. Art. 6:133 geeft de schuldeiser de mogelijkheid om de werking van de verrekeningsverklaring te ontnemen door zelf een verrekeningsverklaring uit te brengen. Voorwaarde is dat deze verrekening verder terugwerkt. In dat geval was de schuldeiser op een eerder tijdstip verrekeningsbevoegd dan de schuldenaar. Bijv. bij art. 6:129 lid 2 dat toeziet op rentedragende schulden in geval de schuldeiser meerdere vorderingen op de schuldenaar heeft en bij een daarvan eerder tot verrekening bevoegd was dan de schuldenaar. Bij verrekening zal schuldenaar gewoonlijk aangeven welke schuld wordt verrekend. Als dit onvoldoende duidelijk is gelden de regels van 6: 43 en 44. Art. 6:138 ziet toe op schade bij verschillende plaatsen van betaling (lid 1) en de situatie waarin de schuldeiser een gerechtvaardigd belang heeft om nakoming boven verrekening te verkiezen (lid 2). Verrekening na verjaring of uitstel Art. 6:131 lid 1 bepaalt dat bevoegdheid tot verrekening niet eindigt door verjaring van de rechtsvordering. Dat betekent niet dat een schuldenaar een verjaarde vordering kan verrekenen met zijn schuld. De bepaling betreft de terugwerkende kracht en trekt daaruit de consequentie dat de dag waarop de verrekening afdwingbaar werd beslissend is. 11

Overgang van vorderingsrecht en verrekening Bij de overgang van een vordering krachtens bijzondere titel blijft de bevoegdheid tot verrekening voor de schuldenaar bestaan (6:130-1). Beslissend is of de cessie heeft plaatsgevonden nadat de schuldenaar bevoegd werd om een terugvordering te verrekenen. De cessie mag de positie van de schuldenaar niet nadelig beïnvloeden. Dit geldt ook (130 lid 2) als op de vordering van de wederpartij van de schuldenaar beslag werd gelegd of bij faillissement. Dit leidt uitzondering (130-3) indien een vordering aan toonder of order werd overgedragen. Borgtocht en verrekening Art. 6:139 beschermt degene die borg staat voor een schuldenaar. In theorie is het immers mogelijk dat de schuldenaar niet betaalt en dus de borg moet betalen, terwijl de schuldenaar zijn vordering op de wederpartij behoudt. De borg kan niet zelf verrekenen maar wel zijn aansprakelijkheid opschorten, zodat hij niet door de schuldeiser gedwongen kan worden om te betalen. Lid 2 van dit artikel geef de borg de bevoegdheid zijn ontslag uit de borgtocht in te roepen. Wat voor de borg telt, geldt gelijkelijk voor de derde die zakelijke zekerheid van de schuld van de schuldenaar heeft gegeven. Verrekening en rekening courant Hierin worden geldvorderingen en schulden in één rekening opgenomen, zoals bijv. de rekening courant bij een bankinstelling. Maar ook een rekening van een vennootschap waarin vorderingen en schulden van vennoten zijn opgenomen. Art. 6:140 ziet toe op de rekening courant die voortkomt uit wettelijke verplichtingen, bijv. die van voogd (1: 359) of curator (1:386) met als doel beheer in een rekening van inkomsten en uitkomsten te verantwoorden. Voor de verrekening in rekening courant moet aan de eisen van 6:127 zijn voldaan. Bij een rekening courant van de bank wordt chronologische volgorde aangehouden. Alle mutaties worden vermeld aan de klant. Bij andere rekening courantverhoudingen kan dat anders zijn. Art. 140 lid 2 stelt als eis een jaarlijkse afsluiting met opgave van saldo. Lid 3 stelt dat het saldo als vastgesteld geldt als niet binnen redelijke tijd daarop is gereageerd. 12

LEH 5 Opschortingsrechten en schuldeisersverzuim 5.1 Opschortingsrechten (afdeling 6.1.7) In artikel 6:52 wordt beschreven in welke situaties iemand bevoegd is om de eigen prestatie op te schorten. Vereist is namelijk dat de vordering en schuld voldoende samenhangen om de opschorting te rechtvaardigen. Naast de algemene bepalingen bestaan er tevens bijzondere regelingen. De belangrijkste daarvan zijn: Het retentierecht: Het retentierecht maakt deel uit van het goederenrecht. Het kan bestaan indien iemand een zaak moet afgeven aan een ander op wie hij zijnerzijds een vordering heeft. Hij mag de zaak onder zich houden tot de vordering is voldaan. (3:290). De terughouding kan worden gebaseerd op artikel 6:52. De opschortingbevoegdheid bij wederkerige overeenkomsten, de zgn. exceptio non adimpleti contractus (afdeling 6.5.5 inzake wederkerige overeenkomsten). De opschortingbevoegdheid bij wederkerige overeenkomsten is iets breder dan bij de algemene bepalingen. Dit geldt echter alleen maar bij overeenkomsten die nauw met elkaar samenhangen (als criterium kun je hanteren dat beide partijen bij ontbinding van hun verplichting zijn bevrijd). Degene die een zaak moet afgeven aan iemand op wie hij een vordering heeft, kan gebruik maken van het retentierecht. Hij mag echter de zaak onder zich houden totdat de vordering wordt voldaan. Dit staat beschreven in artikel 3:290. Verder zijn in de wet nog bijzondere opschortingsbepalingen te vinden. Bijv. 6:48 in geval dat schuldeiser weigert een kwitantie af te geven. Ook zijn er artikelen die als het ware het toepassingsbereik van afdeling 6.1.7 uitbreiden, bijvoorbeeld 6:37: opschorting al onzekerheid bestaat of schuldenaar wel zal betalen. Retentierecht en de algemene regeling van opschortingsbevoegdheid Retentierecht wordt geregeld in afdeling 3.10.4 en bestaat alleen bij de in de wet aangegeven gevallen. In de volgende gevallen kan iemand die een zaak onder zich heeft op retentierecht beroepen: - Gevallen waarin de verplichting om een bepaalde zaak terug te geven de passieve kant is van een verbintenis. Terughouding kan worden gebaseerd op artikel 6:52. - Bepaalde rechtsverhoudingen kunnen een retentierecht met zich meebrengen. Bijv. de bezitter te goeder trouw mag dit toepassen tot dat schadevergoeding over de door hem betaalde kosten is gemaakt (3:120 lid 3). Ook kan retentierecht bestaan doordat omstandigheden van waarbij artikel 6:57 in combinatie met artikel 3:290 gelden. De schuldeiser heeft dan een retentierecht zonder dat teruggave gebaseerd is op een verbintenis. Vaak denkt men dat de rechtsgrond van de opschortingrechten ligt bij de werking van de billijkheid en de redelijkheid. Dit is niet volledig. Het begrip connexiteit is namelijk tevens van belang. Connexiteit betekent dat de basis van het opschortingrecht ligt in het verband dat bestaat tussen de beide concrete prestatieverplichtingen. Dit wordt tevens aangeduid als voldoende samenhang in de wet. Functies van opschorting Een opschortingrecht is een pressiemiddel en tevens een zekerheidsrecht. De algemene regeling van opschorting en exceptio non adimpleti contractus 13

Deze twee regelingen hangen nauw samen en worden in het hierna volgende tezamen besproken. Vereisten - In artikel 6:38 staat beschreven dat een verbintenis meteen na haar ontstaan opeisbaar is, tenzij er een tijdstip voor de nakoming is bepaald. Iedereen die een opeisbare vordering heeft, mag hem opschorten. - Er is sprake van geheel of gedeeltelijke niet-nakoming. Overigens moet in het laatste geval de opschorting wel zijn gerechtvaardigd. - Voldoende samenhang. Bij enac geldt een zeer strikte eis: alleen de daar tegenover gestelde verplichting kan worden opgeschort. Het betreft hier vooral de hoofdverplichting uit de wederkerige overeenkomst en niet de nevenverplichtingen (garantie, kwitantie). Echter ook de vervangende schadevergoeding kan als hoofdverplichting gelden ( Van Bommel-Ruijgrok). Verder wordt voldoende samenhang mede bepaald door art. 6:52 lid 2: namelijk eenzelfde rechtsverhouding of partijen die regelmatig met elkaar te maken hebben. Verder is van belang de redelijkheid en billijkheid De opschortingsbevoegdheid zal veelal gebruikt worden bij leverantiecontracten. Of een partij opschortingsbevoegd is zal moeten worden bepaald aan de hand van de open norm regelmatigheid (6:52). Dit kan anders liggen bij een enkelvoudig contract. Krachtens zo n overeenkomst wordt in gedeelten geleverd. Als er iets schort in de levering van partij 1 tegenover betaling van partij 1 dan wordt opgeschort krachtens 6:262, Anders moet worden nagegaan of 6:52 van toepassing is. Een lastiger probleem inzake connexiteit is als er een gebrekkige of gedeeltelijke prestatie wordt verricht. Volgens 6:262 geldt de eis van proportionaliteit. Deze is bij 6:52 overeenkomstig van toepassing. Als criterium kan hier gelden of sprake is van hoofdverplichting of neven verplichting. Een gedeeltelijke opschorting kan vaak moeilijk te bepalen zijn. Bovendien geldt dat bij een gedeeltelijke prestatie soms gehele opschorting gerechtvaardigd kan zijn. Uitbreidingen van het opschortingsrecht Er zijn bepaalde situaties waarbij opschorting tevens mogelijk is zonder te voldaan aan bovenstaande vereisten (opeisbaarheid, niet-nakoming, samenhang) voor een beroep op een opschortingrecht. - In artikel 6:53 staat bijvoorbeeld vermeld dat een opschortingrecht tevens kan worden ingeroepen tegen schuldeisers van de wederpartij. Het gaat in dit geval om de derdenbeslaglegger en de curator in geval van faillissement. - Een andere uitzonderingssituatie is dat een bevoegdheid tot opschorting teven blijft bestaan na verjaring van een bepaalde rechtsvordering op de wederpartij. Dit staat in artikel 6:56 vermeld. - Als laatste kan soms een vordering al opschort worden als die nog niet opeisbaar is. Hierbij geldt artikel 6:80 voor opschorting volgens 6:52 en 6:263. Er zijn 3 (in 6:80) limitatief genoemde gevallen waarin de eis voor opeisbaarheid niet geldt: 1. Als de kans groot is dat de schuldeiser zijn prestatie niet ontvangt, mag deze zijn eigen prestatie opschorten. Dat geldt echter niet als vaststaat dat nakoming door wederpartij onmogelijk is. 2. Indien schuldeiser uit mededeling wederpartij mag afleiden dat deze niet zal nakomen. 3. Indien hij goede gronden heeft dat wederpartij zal tekort schieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning. Art. 6:263 bevat een eigen regel voor onzekerheidsexceptie in geval van exceptio non adimpleti contractus. Daarin is geregeld dat een partij die zelf als eerste moet presteren bevoegd is tot opschorting wanneer omstandigheden tot haar kennis zijn gekomen die gegronde vrees geven dat mogelijk niet wordt nagekomen. - Na cessie kan het opschortingsrecht uitgeoefend worden op de cessionaris (dus buiten de verhouding schuldenaar schuldeiser), daar anders de partij die wil opschorten ernstig zou zijn benadeeld door de cessie. 14

- In geval van samenhangende rechtsverhoudingen kan de samenhang zodanig zijn dat opschorting tot de mogelijkheden behoort. Beperkingen opschortingsrecht Echter zijn er ook beperkingen op de algemene opschortingvereisten: - Omdat een wettelijke regeling of aard van de rechtsverhouding daaraan in de weg staat. Bijv. een van de vennoten kan niet zijn medewerking aan de vennootschap opschorten - Artikel 6:54 sub a bepaalt dat er geen bevoegdheid tot opschorting bestaat voorzover de nakoming van de verbintenis van de wederpartij verhinderd wordt door schuldeiserverzuim. - Daarnaast kan er tevens niet worden opgeschort als de nakoming van de verbintenis blijvend onmogelijk is. Immers dan zal een vordering tot schadevergoeding ontstaan. De eigen prestatie kan dan worden opgeschort totdat schadevergoeding is voldaan. In geval van enac kan tot ontbinding worden overgegaan. - In artikel 6:54 sub c BW staat nog vermeld dat een vorderingsrecht zijn grenzen vindt bij het bestaansminimum van de schuldenaar. - Art.6:55 stelt dat zodra zekerheid is gesteld tot voldoening van de verbintenis de bevoegdheid tot opschorting vervalt, tenzij de voldoening daardoor onredelijk zou worden vertraagd. Redelijkheid en billijkheid De redelijkheid en de billijkheid spelen een rol in het opschortingrecht. Daarnaast spelen de volgende aandachtspunten een rol: - Proportionaliteit: opschorting moet in evenwicht zijn met de tekortkoming - Wanneer voor wederpartij niet duidelijk is waarom een partij opschort moet deze laatste daarover duidelijkheid verschaffen (bijv. te kort geschoten in onderhoudsplicht en opschorten huurbetalen). - Soms is het redelijk om de gelegenheid te geven om alsnog te presteren of om een begin te maken met de prestatie. - Wanneer een verplichting tot schadervergoeding bestaat wegen opzettelijk toegebrachte schade dan mag deze niet worden opgeschort. - Algemene leerstukken al rechtsverwerking en het misbruik van het recht gelden ook voor opschortingsrechten. Samenvattend: Opschorting is een verweer en moet beschouwd worden al uitstel maar geen afstel. De opschorter moet de reden van de opschorting duidelijk maken. Iemand die van zijn eigen verplichting af wil kan geen gebruik maken van opschorting. Evt. kan ontbinding overwogen worden (enac). Als bij een wederzijdse verplichting een partij niet aan zijn verplichting voldoet geraakt deze in schuldeisersverzuim van de verbintenis waarvan hij schuldeiser is. Wanneer iemand ten onrechte opschort kan hem toerekenbaar niet-nakoming worden verweten. 5.2 Schuldeiserverzuim (afdeling 6.1.8) Schuldeiserverzuim kan in twee verschillende situaties voorkomen (6:58, 59) 1 Er is sprake van schuldeiserverzuim indien de nakoming van de prestatie wordt verhinderd doordat de schuldeiser de noodzakelijke medewerking niet verleent of door een ander beletsel van de zijde van de schuldeiser (6:58). Dit geldt niet als de oorzaak van de verhindering hem niet kan worden toegerekend. Een dergelijke situatie komt regelmatig voor indien er sprake is van één verbintenis. De schuldeiser zal echter wel in staat moeten zijn om de prestatie te leveren. Daarnaast moet de schuldenaar aan de schuldeiser hebben verteld dat zijn medewerking wordt geëist. 15

2 Artikel 6:59 vermeldt dat een schuldeiser in verzuim komt als hij wegens toe te rekenen omstandigheden niet voldoet aan een bepaalde verplichting tegenover de schuldenaar. Hierdoor zal de schuldenaar de nakoming van zijn verbintenis tegenover de schuldeiser opschorten. Deze situatie kan zich alleen voordoen als er sprake is van twee of meerdere verplichtingen waarbij er voldoende samenhang is om een opschorting te rechtvaardigen. Een voorbeeld hiervan is een wederkerige overeenkomst. Gevallen waarin schuldeisersverzuim zich voordoet: In geval de schuldeiser weigert omdat de prestatie volgens hem niet aan de voorwaarden voldoet of de overeenkomst naar zijn mening niet geldig was. Als achteraf blijkt dat dit niet terecht is blijkt de schuldeiser in schuldeisersverzuim te zijn. De schuldeiser heeft onvoldoende voorbereidingen getroffen of de bouw is nog niet klaar. Een consument heeft ondeugdelijke zaak gekocht en recht op vervanging. De leverancier weigert de zaak retour te nemen. De opschorting van een prestatie door de schuldenaar omdat de schuldeiser jegens hem niet presteert/ schuldeisersovermacht Schuldeiserverzuim wordt de schuldeiser niet toegerekend als er sprake is van schuldeiserovermacht. Er kan dan niet worden geëist van de schuldenaar dat hij zijn vordering nakomt omdat de niet-nakoming van een verbintenis aan de kant ligt van de schuldeiser en niet aan de kant van de schuldenaar. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen wanprestatie van de schuldeiser en schuldeisersovermacht. De criteria uit 6:75 kunnen handvatten bieden, maar zijn niet overal toepasbaar omdat het een andere situatie betreft. Hier geldt immers of het billijk is dat de schuldeiser het risico draagt van de factoren waardoor de schuldenaar niet kan leveren. Een en ander moet per concreet geval worden beoordeeld aan de hand van 6:2, 6:248 en 6:258. Schuldeisersverzuim is geen wanprestatie Er is immers niet altijd sprake van een niet-nakoming van een verbintenis. Daarom is voor intreden van schuldeisersverzuim geen ingebrekestelling nodig. Verder geldt dat schuldeisersverzuim schuldenaarsverzuim uitsluit (6:61 lid 2). Wel kunnen schuldeisersverzuim en schuldenaarsverzuim elkaar afwisselen. Nakoming, schadevergoeding, ontbinding, opschorting Omdat schuldeisersverzuim de schuldenaar niet wordt toegerekend verkeert hij in overmacht. Dat heeft de volgende consequenties: De schuldeiser kan in schuldeisersverzuim zijn prestatie niet opschorten. De schuldeiser kan geen vordering tot nakoming instellen met de gevolgen zoals in 6.1.8 beschreven. De schuldeiser kan dan ook geen maatregelen tot executie nemen. Een schuldeiser in schuldeisersverzuim kan geen schadevergoeding van de schuldenaar vorderen. Er zijn uitzonderingsgevallen in geval van overmacht waarbij de schuldenaar een voordeel toevalt dat hij anders niet gehad zou hebben. De schuldeiser kan gedurende het schuldeisersverzuim, volgens artikel 6:266 geen verbintenis ontbinden. Hij is immers zelf in verzuim en kan zich niet zo bevrijden van zijn verplichtingen. De andere verbintenis Meestal staat tegenover een verbintenis waarin sprake is van schuldeisersverzuim een andere verbintenis. De werking van deze verbintenis staat los van de verplichting waarvan de schuldeiser in verzuim verkeert. Bijv. een koper weigert een partij omdat hij denkt dat deze niet aan de overeenkomst beantwoordt. Achteraf blijkt dit wel het geval te zijn dus hij komt als schuldeiser in verzuim Inzake de verbintenis tot betalen geldt het volgende: 16

De leverancier kan nakoming tot betaling vorderen De schuldeiser die in schuldeisersverzuim is kan zijn eigen verplichting niet opschorten. De leverancier kan wel ontbinden, maar dat zal lang niet altijd gewenst zijn. De positie van de schuldenaar wordt versterkt De schuldenaar dient er rekening mee te houden dat hij op een bepaald ogenblik zal moeten presteren, omdat de verbintenis gewoon blijft bestaan. De schuldenaar moet a.h.w. zijn prestatie steeds gereed houden en dat kan belastend zijn. De schuldenaar kan echter wel naar de rechter gaan om ervoor te zorgen dat zijn verbintenis wordt ontbonden (6:60). Dat zal echter niet altijd gewenst zijn. Voor het geval de schuldenaar niet ontbindt bevat de wet een aantal regels die zijn last kunnen verlichten: 1. Vergoeding van kosten die schuldenaar moet maken om zijn prestatie gereed te houden (6:63). 2. Vermindering van aansprakelijkheid (6:64). De schuldenaar dient zorg te dragen voor de zaken die hij vanwege het schuldeisersverzuim niet kan leveren. Deze verplichting wordt echter door dit artikel verlicht. De bewijslast voor schadeplicht ligt bovendien niet bij de schuldenaar maar bij de schuldeiser. De schuldenaar is slechts aansprakelijk als schade wordt veroorzaakt door onzorgvuldigheid of die van zijn ondergeschikten. 3. De schuldenaar mag andere zaken dan de aangewezen zaken leveren, mits deze overeenkomen aan de leveringsverplichting (6:65). 4. Verder geldt hier art. 6:90, dat zich richt op niet nakoming van een verbintenis in het algemeen. Gaat het om zaken die achteruitgaan dan is de schuldenaar bevoegd deze te verkopen. De netto-opbrengst treedt dan in plaats van de zaak. 5. Regels wanneer het gaat om de betaling van een geldsom of tot aflevering van een zaak. Bewaring De schuldenaar, die er rekening mee dient te houden dat hij op een bepaald ogenblik zal moeten presteren, omdat de verbintenis blijft bestaan, is bevoegd het verschuldigde in bewaring te geven (6:66). Op de bewaring zijn artt. 853 Rv van toepassing. Volgens art. 855 Rv moet van de inbewaringstelling schriftelijk mededeling worden gedaan aan de schuldeiser. De inbewaringstelling van een geldsom geschiedt door consignatie. De inbewaringstelling van zaken kan bij iemand die daarvan zijn bedrijf heeft gemaakt. Voordelen van inbewaringstelling De schuldenaar heeft voldaan aan de zorgplicht; Er loopt geen rente ten laste van de schuldenaar over de inbewaring gegeven geldsom; Zolang de schuldeiser niet aanvaardt is de inbewaarnemer bevoegd de zaken terug te nemen (6:69) De kosten voor de inbewaringstelling zijn voor de schuldeiser Art. 6:71 bepaalt dat de rechtsvordering tegen de schuldenaar niet later verjaart dan de rechtsvordering tot uitlevering van het inbewaringgestelde. In bewaring geven betekent niet het einde van de verbintenis. Bevrijding van de verbintenis Zoals gezegd kan het feit dat de schuldenaar bij schuldeisersverzuim steeds tot prestatie bereid moet zijn belastend zijn. De schuldenaar kan echter wel naar de rechter gaan om ervoor te zorgen dat zijn verbintenis wordt ontbonden (6:60). De rechter wordt door dit artikel vrijgelaten in zijn beslissing. Doorgaans volgt een termijnstelling en als de schuldeiser daarbinnen niet aanvaardt wordt de verbintenis vernietigd. Dit betreft alleen de verbintenis aan de zijde van de schuldenaar. Zijn vorderingsrecht op de wederpartij blijft bestaan. 17

Gevolgen voor derden Hoofdelijke verbondenheid: art 6:72 bepaalt dat in dat geval het schuldeisersverzuim jegens alle schuldenaren geldt. Meerdere schuldeisers: of alle schuldeisers hebben een gelijk deel of zij hebben een gezamenlijk vorderingsrecht. Bij een gezamenlijk vorderingsrecht geldt dus dat als een van de schuldeisers in verzuim komt het schuldeisersverzuim ten opzichte van allen intreedt. Als een derde voor de schuldenaar zijn verbintenis nakomt kan dat aanbod de schuldeiser in schuldeisersverzuim brengen. Het kan zijn dat deze derde zelf een belang heeft bij het nakomen van de verbintenis. Zie hiervoor art. 6:73) Beëindiging schuldeisersverzuim Schuldeiserverzuim kan eindigen: - indien de verbintenis tenietgaat - als het opschortingrecht van de schuldenaar vervalt - als het beletsel van de schuldeiser vervalt - als de nakoming van de verbintenis onmogelijk wordt doordat de schuldenaar is tekortgeschoten in de zorg die van hem verwacht mag worden. 18

Leh 2.6 Niet-nakoming van verbintenissen: schadevergoeding Wanneer een verbintenis door de schuldenaar niet wordt nagekomen dan staan de schuldeiser de volgende mogelijkheden ter beschikking: 1. Nakoming vorderen (3:296) evt. met aanvullende schadevergoeding 2. (vervangende) Schadevergoeding vorderen: hier moet sprake zijn van toerekenbaarheid. 3. Als hij zelf ook schuldenaar: de prestatie opschorten. 4. Ontbinding (6:265) Dit geld alleen bij wederkerige verbintenissen. De wet stelt echter wel nadere eisen aan bovengenoemde mogelijkheden dus de schuldeiser kan niet zomaar voor een bepaalde mogelijkheid kiezen. De belangrijkste zijn de toerekenbaarheid van de niet-nakoming aan de schuldenaar en het verzuim. Een fundamentele eis voor schadeplichtigheid is de toerekenbaarheid. Als er sprake is van toerekenbare niet-nakoming, dan wordt er gesproken over wanprestatie. Als dit niet toegerekend kan worden aan de schuldenaar dan wordt het overmacht genoemd. Als er sprake is van overmacht dan is de schuldenaar niet schadeplichtig, tenzij er sprake is van de uitzondering genoemd in 6:78. Voordat iemand een vordering tot schadevergoeding kan indienen dient er wel een ingebrekestelling te worden gestuurd. Dit geldt tevens voor ontbinding. Hierdoor krijgt de schuldenaar alsnog de kans om te presteren. Doet hij dat niet binnen de gestelde termijn dan raakt hij in verzuim. Soms kan verzuim optreden zonder voorafgaande ingebrekestelling. Regelgeving met betrekking tot niet-nakoming staat in afdeling 6.1.9. Het belangrijkste aspect is schadevergoeding en in aansluiting daarop het boetebeding. De ontbindingsregeling staat in 6.5.5. 6.1 Vordering tot nakoming en reële executie (3:296 e.v.) Door nakoming van een verbintenis, gaat de verbintenis teniet. De verbintenis bestaat gewoon niet meer. Verbintenissen kunnen tevens teniet gaan door verrekening, vermenging en afstand. Daarnaast stopt de verbintenis als de verbintenis wordt vervangen door een andere verbintenis. Dit wordt novatie of schuldvernieuwing genoemd. In de artikelen 6:27 tot en met 6:51 worden de regels met betrekking tot de nakoming van verbintenissen beschreven. Bij verbintenissen om te geven zal de schuldeiser het goed in ontvangst nemen zodat de verbintenis wordt nagekomen. Als de schuldeiser niet meewerkt dan is er sprake van schuldeiserverzuim. De wet eist bij een levering en bij verbintenissen in het algemeen, dat een zakelijke of goederenrechtelijke overeenkomst voor de overdracht van goederen verplicht is (art. 3: 84 BW). Daarnaast dient er bij de levering van onroerende zaken een tussen partijen opgemaakte notariële akte waarbij de titel van de overdracht wordt vermeld (art. 3:89). Voor de cessie van vorderingen is een tot levering bestemde akte vereist (art. 3:94). De levering van roerende zaken gebeurd door bezitsverschaffing (art. 3:90). In het oude BW kon nakoming met name worden afgedwongen bij een verplichting om te geven. De schuldeiser heeft de mogelijkheid tot verhaalsexecutie. Een verplichting om te doen of te laten kan worden afgedwongen via een schadevergoeding. In veel gevallen is de schuldeiser meer gebaat bij de reële prestatie dan met schadevergoeding. Verder geldt nog de vraag in hoeverre men een schuldenaar kan dwingen iets te doen of te laten. De vrijheid van de burger verenigt zich niet tot fysieke dwang. Volgens het oude BW kon een schuldeiser bij schending van de verplichting om niet te doen door de rechter gemachtigd worden om het ongeoorloofde doen ongedaan te maken (afbreken muurtje bijv.) Immateriële verbintenissen om niet te doen kunnen echter niet worden afgedwongen. Bij een niet-nakoming van een verbintenis tot een doen kan de schuldeiser de prestatie door een derde laten verrichten. Dit was echter onbruikbaar als de prestatie persoonsgebonden was. 19

Als reële executie niet mogelijk is werd de lijfsdwang toegepast (art. 585 e.v. Rv.). De schuldenaar kon dan door de rechter worden gegijzeld totdat hij aan zijn verplichting voldeed. In het jaar 1932 werd er een nieuw indirect dwangmiddel bedacht. Dit was een betaling tot een dwangsom (art. 611a lid 1). (niet op te leggen als prestatie betaling geldsom is). In het nieuwe BW zijn de mogelijkheden voor de schuldeiser om de nakoming van een verbintenis af te dwingen, veel groter dan vroeger (zie titel 11 boek 3). In artikel 3:297 staat beschreven dat het afdwingen van een prestatie door tenuitvoerlegging van een executoriale titel dezelfde rechtsgevolgen heeft als de vrijwillige nakoming oor de schuldenaar. Dit is namelijk in het bijzonder van belang bij verbintenissen tot eigendomsoverdracht van roerende zaken die geen registergoederen zijn. In artikel 3:298 staat dat het oudste recht op levering voor gaat. Artikel 3:299 beschrijft de mogelijkheidvoor de schuldeiser om zich door de rechter te doen machtigen om op kosten van de schuldenaar zelf te bewerkstellingen waartoe nakoming zou hebben geleid. Artikel 3:300 geeft specifieke regels voor de reële executie van een vonnis waarbij de schuldenaar is veroordeeld tot het verrichten van een rechtshandeling. 6.2 Verzuim, niet-nakomen en tekortkoming Niet-nakoming Het meest omvangrijke begrip is niet-nakoming en omvat ieder geval waarin de schuldeiser de hem verschuldigde prestatie niet ontvangt. Opeisbaarheid is geen vereiste. Van een tekortkoming in de nakoming is sprake als prestatie opeisbaar is maar nakoming uitblijft of ondeugdelijk is. Er mag geen sprake zijn van opschorting door de schuldenaar. Wel is de tekortkoming ruimer dan het verzuim dat slechts betrekking heeft op toerekenbare vertragingssituaties. Ook is toerekenbaarheid geen voorwaarde. Er is onderscheid tussen: - nakoming blijvend onmogelijk - nakoming tijdelijk onmogelijk - nakoming nog mogelijk. Er is verder onderscheid tussen wanprestatie (toerekenbaar) en overmacht. Tem aanzien van tekortkoming is sprake van een enge leer, die er vanuit gaat dat pas sprake is van een tekortkoming wanneer de schuldenaar in verzuim is. Volgens de ruime leer is sprake van een tekortkoming wanneer duidelijk wordt dat de schuldeiser niet aan zijn verplichting kan voldoen. Het verschil in opvatting is met name relevant bij art. 6:88, volgens welke de schuldenaar de schuldeiser een termijn kan stellen waarin deze zich moet verklaren over de te nemen stappen. Wetgever en Hoge Raad gaan uit van de enge leer. Verzuim (6:81) heeft alleen betrekking op afgebakende situaties van toerekenbare niet-tijdige nakoming. Dit wordt vertraging genoemd. De vereisten voor vertraging staan beschreven in artikel 6:81: - Een opeisbare verbintenis - De prestatie is niet tijdig of ondeugdelijk - de prestatie is niet blijvend onmogelijk - De vertraging kan toegerekend worden aan de schuldenaar. - Er is voldaan aan art. 6:82 en 83: de schuldenaar moet een ingebrekestelling hebben ontvangen. Pas als aan al deze voorwaarden is voldaan treden de gevolgen van verzuim in, bijv. de verplichting tot schadevergoeding. 20