Bruxelles, le 20 juin 2014 SERVICE MACROBUDGETAIRE. Votre courrier du: Vos références: Nos références: Annexe: SMB/GDS/2014/134 COMITÉ DE MONITORING

Vergelijkbare documenten
Bruxelles, le 20 juin 2014 SERVICE MACROBUDGETAIRE. Votre courrier du: Vos références: Nos références: Annexe: SMB/GDS/2014/134 COMITÉ DE MONITORING

COMITÉ DE MONITORING. Bruxelles, le 18 juillet 2014 SERVICE MACROBUDGETAIRE

Prognoses voor de totale fiscale ontvangsten

De krachtlijnen van de begroting 2013

Bruxelles, le 18 mars 2014 SERVICE MACROBUDGETAIRE. Votre courrier du: Vos références: Nos références: Annexe: SMB/GDS/2014/79 COMITÉ DE MONITORING

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Middellangetermijnvooruitzichten Perspectives économiques à moyen terme plan.be. Juni-Juin 2016

COMITÉ DE MONITORING ESTIMATIONS CONTRÔLE BUDGÉTAIRE 2015

Bruxelles, le 22 septembre 2015 SERVICE MACROBUDGETAIRE COMITÉ DE MONITORING

COMITÉ DE MONITORING ACTUALISATION DES ESTIMATIONS 2013/2014

Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole Service Public Fédéral Budget et Contrôle de la Gestion

Advies begrotingstraject ter voorbereiding van het Stabiliteitsprogramma

Contrôle budgétaire Begrotingscontrole 30/03/2015

Brussel, 8 juli 2017 MONITORINGCOMITÉ ACTUALISATIE RAMING 2018 MEERJARENRAMING

Middellangetermijnvooruitzichten Perspectives économiques à moyen terme plan.be. Mei-mai 2015

Bruxelles, le 9 juillet 2015 SERVICE MACROBUDGETAIRE. Votre courrier du: Vos références: Nos références: Annexe: COMITÉ DE MONITORING

COMITÉ DE MONITORING ESTIMATIONS CONTRÔLE BUDGÉTAIRE 2016

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

COMITÉ DE MONITORING. Version après réunion. Bruxelles, le 18 juillet 2016 SERVICE MACROBUDGETAIRE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

Chambre des Représentants de Belgique. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers / 1-96 / 97 WETSONTWERP

36152 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

64360 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

FÉDÉRATION GENERALE DU TRAVAIL BELGIQUE

Contrôle budgétaire Begrotingscontrole

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

35968 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

BELGISCHE KAMER VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS. houdende eerste aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017

ESTIMATIONS CONTRÔLE BUDGÉTAIRE 2017

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 3 BELGISCH STAATSBLAD

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

22490 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Middellangetermijnvooruitzichten Perspectives économiques à moyen terme

Chambre des représentants

77220 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

39150 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

KONINKRIJK BELGIË ROYAUME DE BELGIQUE FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FÉDÉRAL PERSONNEL ET ORGANISATION

Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2011 Convention collective de travail du 27 juin 2011

57936 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING. Dienst Geneeskundige Verzorging NATIONALE COMMISSIE ARTSEN ZIEKENFONDSEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

COMITÉ DE MONITORING

33662 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

30548 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

69668 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 351 INHOUD SOMMAIRE. 144 bladzijden/pages

52686 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE ASSEMBLEE REUNIE DE LA COMMISSION COMMUNAUTAIRE COMMUNE BRUXELLES-CAPITALE

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Percentage betrekkingen toe te wijzen. Pourcentage d emplois à attribuer

21396 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

SYNTHESE EN AANBEVELINGEN

76142 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

46434 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

SERVICE PUBLIC FÉDÉRAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE MINISTERIE VAN FINANCIEN MINISTERE DES FINANCES

Formeel advies van de Planningscommissie Medisch aanbod. Avis formel de la Commission de planification de l offre médicale

74018 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

36930 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en SociaalOverleg ALGEMENE DIRECTIE COLLECTIEVE ARBEIDSBETREKEJNGEN Directie van de Griffie

COMMISSION PARITAIRE DE L'AGRICULTURE CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 30 AVRIL 1999

4732 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

CSG & CRDS. Parijs, 9 maart Mr. Frank van Eig

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

13286 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

COMMISSION PARITAIRE POUR LES EMPLOYES DU COMMERCE DE DETAIL CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU RELATIVE A LA DUREE DU TRAVAIL

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS BELGISCHE KAMER VAN

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

40816 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

49188 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

MINISTERE DES FINANCES MINISTERIE VAN FINANCIEN

FILIP PHILIPPE BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

COMMISSION PARITAIRE POUR LES ENTREPRISES DE TRAVAIL ADAPTE ET LES ATELIERS SOCIAUX CONVENTION COLLECTIVE TRAVAIL DU 10/12/2002

Cette prépension est basée sur la Convention Collective de Travail numéro 17, conclue le 19 décembre 1974 au sein du Conseil National du Travail.

BLANCHISSERIES - C.C.T. : LIAISON DES SALAIRES A - 04/ )

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

62112 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD CONSEIL DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE PROJET D'ORDONNANCE ONTWERPVAN ORDONNANTIE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

ESTIMATIONS POUR 2013 ET 2014

Transcriptie:

Bruxelles, le 20 juin 2014 SERVICE MACROBUDGETAIRE Votre courrier du: Vos références: Nos références: Annexe: SMB/GDS/2014/134 COMITÉ DE MONITORING ACTUALISATION 2014-2015 1

TABLE DES MATIÈRES 1.1 Synthese... 5 1.2 Economische omgeving... 10 1.2.1 Economische vooruitzichten 2014-2019 van maart... 10 1.2.2 Economische begroting van 5 juni 2014... 13 2 CADRE EUROPÉEN... 15 3 ACTUALISATION 2014 ESTIMATIONS 2015... 21 3.1 Federale overheid... 21 3.1.1 Fiscale ontvangsten... 21 3.1.2 De niet-fiscale ontvangsten en niet-fiscale middelen... 29 3.1.3 Afdrachten van fiscale ontvangsten... 34 3.1.4 Les dépenses primaires... 52 3.1.5 De interestlasten... 66 3.1.6 De raming van het vorderingensaldo... 68 3.2 Sécurité sociale... 76 3.2.1 Synthèse... 76 3.2.2 Impact de la sixième réforme de l Etat pour la sécurité sociale:... 77 3.2.3 Le régime des salariés... 82 3.2.4 Le statut social des indépendants... 87 3.2.5 Les soins de santé... 91 3.2.6 Solde consolidé et corrections SEC... 94 4 BIJLAGEN... 97 2

Inleiding De ministerraad van 07/02/2014 werkte een schema uit voor de verdere opvolging van de begroting 2014, de voorbereiding van de begroting 2015 en het budgettair luik van de regeringsonderhandelingen. Er werd aan het monitoringcomité gevraagd om net als in 2010 : ten behoeve van de onderhandelaars of de nieuwe regeringsploeg een voorafbeelding te maken van de begroting van Entiteit I bij ongewijzigd beleid, voor 2014-2019; op regelmatige tijdstippen te rapporteren over de uitvoering van de begroting 2014 van Entiteit I; een voorafbeelding van de begroting 2015 voor te bereiden. In deze nota werden de cijfers voor 2014 geactualiseerd en werden ramingen voor 2015 verwerkt. Deze oefening was complexer dan voorgaande. Er moest vanaf 2015 rekening gehouden worden met de impact van de zesde staatshervorming. In de voorliggende nota wordt in de verschillende gedetailleerde hoofdstukken gepoogd om een overzicht te geven van de impact van de staatshervorming op de ontvangsten en uitgaven. Naast de staatshervorming moest er ook rekening gehouden worden met de introductie van het ESR-2010 en zijn impact op het vorderingensaldo. Voor 2014 worden de cijfers in eerste instantie nog opgemaakt volgens het ESR-95. Vanaf 2015 werd voor de nu reeds gekende elementen rekening gehouden met de introductie van het ESR-2010. Deze nota focust op de cijfers voor de twee deelsectoren van entiteit I (de federale overheid en de sociale zekerheid). Ze geeft dus ook maar een partieel beeld van de toestand van de overheidsfinanciën. De ramingen vervat in deze nota werden opgemaakt onder meer rekening houdend met het macro-economisch kader van de economische vooruitzichten 2014-2019 van maart van het Federaal Planbureau. Deze nota zal vervolledigd worden met een tweede nota waarin ook de meerjarenraming tot 2019 opgenomen wordt. 3

Deze bijkomende nota zal afhankelijk van de door de politieke overheden vooropgestelde timing ook rekening houden met meer recente economische vooruitzichten die door het Federaal Planbureau in de loop van volgende week gepubliceerd worden. 4

1.1 Synthese Belangrijkste uitgangspunten : Dit verslag richt zich op een raming van het vorderingensaldo voor de jaren 2014-2015 van de twee deelsectoren van entiteit I (de federale overheid en de sociale zekerheid). Het verslag bevat een actualisering van de cijfers voor 2014 en vooruitzichten voor 2015. Dit rapport zal in een tweede fase aangevuld worden met een meerjarenraming tot 2019. De ramingen zijn gebaseerd op het macro-economisch kader dat aan de basis lag van de opmaak van het stabiliteitsprogramma 2014-2017, de middellange termijn vooruitzichten 2014-2019 van het Federaal Planbureau. Op 05/06 werden de ramingen van een nieuwe economische begroting gepubliceerd. In de loop van volgende week zal het Federaal Planbureau een nieuwe middellange termijn vooruitzichten publiceren. Indien gewenst kan het monitoringcomité de nieuw beschikbare macro-economische parameters gebruiken voor een herziening van de voorliggende ramingen. De hier samengebrachte cijfers zijn gebaseerd op ramingen van de verschillende betrokken administraties (FOD B&B, schatkist, RSZ, sociale parastatalen, FOD Sociale zekerheid, Studiedienst Financiën, ). De gehanteerde ramingen zijn uiteraard afhankelijk van de gehanteerde hypothesen. In principe wordt er uitgegaan van ongewijzigd beleid / ongewijzigd reglementair kader. Deze notie is niet altijd even makkelijk te interpreteren. In de verschillende hoofdstukken wordt er bijzondere aandacht besteed aan het beschrijven van de gehanteerde hypothesen. In de ramingen wordt er vanaf 2015 rekening gehouden met de effecten van de zesde staatshervorming. De impact ervan op de uitgaven / ontvangsten wordt in de verschillende hoofdstukken geduid. 5

De overgang van het ESR-95 naar het ESR-2010 De cijfers voor 2014 werden opgemaakt conform het ESR-95. De ramingen voor 2015 houden, voor zover mogelijk, rekening met de impact op saldo-niveau van de invoering van het ESR- 2010. In de hier gehanteerde cijfers werd er rekening gehouden met : De aanpassing van de definitie van interestlasten voor de toepassing van de edprapportering, deze worden niet langer gecorrigeerd voor de impact van de swapverrichtingen; Een andere behandeling dan in het ESR-95 voor de UMTS-licenties (of vergelijkbare transacties). In het ESR-95 werd voor de boeking van de ontvangsten een onderscheid gemaakt tussen contracten met een looptijd korter en langer dan 5 jaar. In het ESR-2010 wordt er van uitgegaan dat overdraagbare contracten moeten gezien worden als een investering (verwerving van activa) en niet-overdraagbare contracten als een huur. De in België gehanteerde contracten zijn in principe overdraagbaar, dit houdt in dat de ontvangst volgens het ESR-2010 integraal geboekt wordt in het jaar van het sluiten van het contract. Volgens het ESR-2010 worden effectiseringsoperaties in de meeste gevallen gezien als een door de initiator aangegane lening. De stromen verbonden aan effectiseringsoperaties worden dus als financiële stromen, zonder impact op het vorderingensaldo, behandeld. De in de ramingen opgenomen stromen in verband met de in het verleden doorgevoerde effectiseringsoperaties worden dus geneutraliseerd. In het ESR-2010 worden de bedragen ontvangen in het kader van de overname van pensioenverplichtingen gezien als een vooruitbetaling van sociale premies en geregistreerd als een financieel voorschot en niet langer als een effectief op het vorderingensaldo aan te rekenen ontvangst. In ESR-2010 worden de stromen jaarlijks opgenomen als een overige inkomensoverdracht (en dus in het vorderingensaldo) naar rato van de registratie van de desbetreffende pensioenuitkeringen. De introductie van het ESR-2010 kan nog andere effecten hebben (aanpassing van de consolidatiekring, aanpassing van de berekening van het bbp en dus de noemer voor het uitdrukken van het tekort, aanpassing van de boeking van investeringstoelagen, ). Met deze mogelijke effecten werd nog geen rekening gehouden. 6

De onderbenuttingen Zowel op het niveau van het saldo van de instellingen openbaar nut, de beheersenveloppes van de sociale parastatalen als bij de primaire uitgaven van de federale overheid werd er rekening gehouden met een geraamde onderbenutting. De gehanteerde cijfers werden meestal afgeleid uit de realisaties van de voorbije jaren (desgevallend aangepast voor de naar de gemeenschappen en gewesten overgedragen bevoegdheden). Er moet benadrukt worden dat een onderbenutting moet gezien worden als een statistisch verschijnsel en niet als een beleidsinstrument. Er is ook een link tussen eventuele bijkomende besparingen en het niveau van onderbenutting. Het spreekt voor zich dat drastische besparingen een impact hebben op de historisch vastgestelde onderbenutting. De resultaten van de ramingen Zoals hoger reeds gesteld moeten de resultaten samen gelezen worden met de gehanteerde hypothesen. Zo werd bijvoorbeeld voor de primaire uitgaven van de federale overheid in deze cijfers enkel rekening gehouden met na de bilaterale vergaderingen aanvaarde kredieten en werd er geen bijkomende marge ingecalculeerd voor gereserveerde kredieten. Tabel 1 geeft de raming van het vorderingensaldo voor de beide deelsectoren van entiteit I weer. Het vorderingensaldo voor 2014 wordt nu een 1.860 miljoen EUR slechter ingeschat dan na de begrotingscontrole van maart. Deze verslechtering komt zo goed als volledig op rekening van een negatievere inschatting van de fiscale ontvangsten. Op de basiscijfers voor 2015 worden een tweetal correcties toegepast. De zesde staatshervorming heeft een aanzienlijke impact op de uitgaven en ontvangsten van de sociale zekerheid. De financiering van de sociale zekerheid (dotaties, alternatieve financiering) werd nog niet (of slechts in beperkte mate) aangepast aan deze nieuwe realiteit. De cijfers van de sociale zekerheid werden voorbereid zonder vooruit te lopen op een dergelijke aanpassing. Dit geeft enerzijds aanleiding tot het opbouwen van een kunstmatig overschot in de sociale zekerheid, anderzijds tot een dubbele aanrekening van bepaalde transferten op het niveau van de federale overheid. Om dit effect te neutraliseren werd een eerste correctie doorgevoerd op de aan de basis gehanteerde cijfers. Deze correctie is neutraal voor entiteit I, maar geeft wel aanleiding tot een 7

verbetering van het saldo voor de federale overheid en een evenredige verslechtering van het saldo van de sociale zekerheid. De uitgaven voor de gezondheidszorgen werden in de basiscijfers berekend conform de wettelijke groeinorm van 3 %. In deze berekening wordt er geen rekening gehouden met een structureel ingebouwde onderbenutting. In 2014 bedroeg de opgelegde onderbenutting 777 miljoen EUR. Er werd een tweede correctie toegepast op de basiscijfers om deze onderbenutting ook in 2015 door te trekken. Het bedrag werd wel aangepast om rekening te houden met de aan de gemeenschappen overgedragen bevoegdheden. Uit de technische ramingen voor 2015 die op 30 juni beschikbaar zullen zijn, zal moeten blijken of deze onderbenutting kan gerealiseerd worden zonder bijkomende maatregelen. Op basis van de gehanteerde hypothesen wordt het vorderingensaldo voor entiteit I voor 2015 geraamd op 11.529 miljoen EUR. Tabel 1 : Geraamd vorderingensaldo entiteit I En millions EUR - In miljoen EUR 2014 2014 2015 2015 2015 Ajusté Mon. juin Différence Mon. juin Mon. juin Mon. juin - - - - - - Aangepast Mon. juni Verschil Mon. juni Mon. juni Mon. juni basiscijfers na aanpassing financiering sz en met onderbenutting gezondheidszorgen (1) (2) (2) vs. (1) (3) (4) (5) Pouvoir fédéral -9 324-11 035-1 711-15 775-6 562-6 562 Federale overheid Sécurité sociale 566 417-149 3 536-5 677-4 967 Sociale zekerheid Entité I -8 758-10 619-1 860-12 239-12 239-11 529 Entiteit I En % PIB - In % bbp Pouvoir fédéral -2,4-2,8-3,9-1,6-1,6 Federale overheid Sécurité sociale 0,1 0,1 0,9-1,4-1,2 Sociale zekerheid Entité I -2,2-2,7-3,0-3,0-2,8 Entiteit I 8

Vergelijking met de doelstellingen van het stabiliteitsprogramma 2014-2017 Gezien de federale en regionale verkiezingen van 25 mei, geeft het stabiliteitsprogramma 2014-2017 een louter indicatief traject zowel voor de globale begrotingsdoelstelling als voor de verdeling van de doelstellingen over de verscheidene beleidsniveaus, waarover de volgende regeringen opnieuw zullen moeten overleggen en een beslissing nemen overeenkomstig de procedure voorzien in het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013. Voorlopig worden de ramingen afgezet tegen het conform het stabiliteitsprogramma voor 2015 gedefinieerde objectief. Tabel 2 : Raming van de te leveren inspanning 2014 2015 En millions EUR / In miljoen EUR Estimation du solde de financement -10.619-11.529 Geraamd vorderingensaldo Impact one shot 557 359 Impact eenmalige Impact conjuncture -2.740-1.631 Impact conjunctuur Estimation du solde structurel -8.436-10.258 Geraamd structureel saldo Objectif solde structurel -7.167-4.331 Doelstelling structureel saldo Effort à livrer -1.268-5.926 Te leveren inspanning En % PIB / In % bbp Estimation du solde de financement -2,7-2,8 Geraamd vorderingensaldo Impact one shot 0,1 0,1 Impact eenmalige Impact conjuncture -0,7-0,4 Impact conjunctuur Estimation du solde structurel -2,1-2,5 Geraamd structureel saldo Objectif solde structurel -1,8-1,1 Doelstelling structureel saldo Effort à livrer -0,3-1,5 Te leveren inspanning Voor het berekenen van de inspanning wordt vertrokken van het geraamd nominaal vorderingensaldo. Dit wordt gecorrigeerd voor de geraamde impact van de eenmalige factoren en de conjunctuurimpact (zie bijlage 3 voor meer details). Na deze correctie bekomt men het structureel saldo bij ongewijzigd beleid. Dit wordt vervolgens vergeleken met het genormeerd structureel saldo. Teneinde het objectief van het structureel saldo voor 2014 te halen (1,8 % bbp) zou er nog een bijkomende inspanning noodzakelijk zijn van 1,3 miljard EUR. In 2015 zou een inspanning vereist zijn van 5,9 miljard EUR (1,5 % bbp). 9

1.2 Economische omgeving 1.2.1 Economische vooruitzichten 2014-2019 van maart Het Federaal Planbureau heeft in maart 2014 zijn middellangetermijnprognoses gepubliceerd, namelijk de Economische vooruitzichten 2014-2019. Deze economische prognoses dienen als basis voor de budgettaire prognoses in voorliggende nota. De belangrijkste economische parameters van de economische vooruitzichten worden weergegeven in tabel 3. De cursieve cijfers in onderstaande tabel betreffen de vooruitzichten van de Europese Commissie in haar Lentevooruitzichten van mei 2014 en worden ter vergelijking weergegeven. 10

Tabel 3: Macro-economische vooruitzichten volgens het Federaal Planbureau en de Europese Commissie Het Federaal Planbureau verwacht een groei van het Belgisch bbp met 1,4 % in 2014 en met 1,8 % in 2015. De Europese Commissie verwacht in haar lentevooruitzichten van mei 2014 voor 2014 eveneens een economische groei van 1,4 %, maar voor 2015 een groei van slechts 1,6 %. In de eurozone zou de economie volgens de Europese Commissie 1,2 % groeien in 2014 en 1,7 % in 2015. In 2012 heeft de aantasting van het consumentenvertrouwen geleid tot een daling van de uitgaven voor privé-consumptie met -0,3 % en tot een verhoging van de spaarquote. Als gevolg van het herwonnen vertrouwen is de spaarneiging van de huishoudens afgenomen in 2013 en zou deze in 2014 stabiliseren. De uitgaven voor privé-consumptie zijn in 2013 aan een vergelijkbaar 11

tempo als het reëel beschikbaar inkomen gestegen, namelijk aan 0,6 %, en deze trend zou zich doorzetten in 2014, met een stijging van 1,3 %. In 2015 zouden de consumptieve bestedingen stijgen met 1,6 % per jaar. De evolutie van de consumptieve bestedingen beïnvloedt, rekening houdend met het gewicht ervan, die van de interne vraag gevoelig. Na een beperkte stijging in 2013 (1,9 %) zou de Belgische uitvoer in 2014 opnieuw sterk groeien onder invloed van de sterkere toename van de buitenlandse afzetmarkten en uiteindelijk 3 % bedragen. Ook de invoer zou in 2014 een sterke toename kennen van 2,7 %. Voor 2015 voorziet het Federaal Planbureau een sterkere stijging van de uitvoer (+4,1 %) in vergelijking met de invoer (+3,9 %), terwijl de Europese Commissie een sterkere stijging van de invoer voorziet (+5,1 %) dan van de uitvoer (+4,7 %). De vertraging van de inflatie zette zich door in 2013. De stijging van de consumptieprijzen nam af van 2,8 % in 2012 tot 1,1 % in 2013. Die afkoeling is toe te schrijven aan de daling van de onderliggende inflatie en van de prijzen van de energieproducten. Bovendien kan de afkoeling van de onderliggende inflatie verklaard worden door de tragere stijging van de loonkosten en de wijzigingen die zijn aangebracht aan de berekening van de prijsindex, terwijl de daling van de energieprijzen het gevolg is van de verlaging van de prijs van de petroleumproducten en van de toegenomen concurrentie tussen de energieleveranciers. De afname van de inflatie zou zich nog doorzetten in 2014, aangezien verwacht wordt dat de prijzen zouden stijgen met 0,9 %, in het bijzonder als gevolg van de daling van de energieprijzen, die nog versterkt zal worden door de verlaging van de btw op elektriciteit voor de particulieren. De inflatie zou in 2015 weer toenemen tot 1,3 %. In 2013 heeft de arbeidsmarkt nog niet de gunstige weerslag kunnen ondervinden van het vanaf het tweede trimester van dat jaar waargenomen conjunctuurherstel. De totale werkgelegenheid is gemiddeld over het jaar gedaald met 0,3 %. De werkgelegenheidsvooruitzichten zouden samen met de heropleving van de economische activiteit verbeteren. De totale werkgelegenheid zou met 0,3 % toenemen in 2014 en met 0,7 % in 2015. De werkloosheidsgraad volgens de Eurostat-definitie zou 8,4 % blijven in de periode 2013-2014. Hiermee blijft hij ruim onder de werkloosheidsgraad van de eurozone (12,1 % in 2013 en 12 % in 2014). Dankzij de geleidelijke verbetering van de situatie op de Belgische arbeidsmarkt zou de werkloosheidsgraad in 2015 dalen tot 8,3 %. 12

Er wordt in de projectie uitgegaan van een beperkte stijging van de rentevoeten. De wisselkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar wordt verwacht constant te blijven. 1.2.2 Economische begroting van 5 juni 2014 Het Instituut voor de Nationale Rekeningen heeft op 5 juni 2014 haar economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten kaderen in de voorbereiding van de begroting voor 2015 en houden enkel rekening met de tot dusver gekende maatregelen. De cijfers van deze economische begroting liggen in lijn met de cijfers van de economische vooruitzichten 2014-2019 van maart 2014. In de onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt van de belangrijkste macro-economische parameters voor de jaren 2014-2015 tussen beide prognoses. Tabel 4: Macro-economische vooruitzichten volgens de economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau (maart 2014) en de economische begroting van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (juni 2014) De reële stijging van het bbp is in beide prognoses hetzelfde gebleven, namelijk 1,4 % in 2014 en 1,8 % in 2015. De groei van zowel de invoer als de uitvoer is in de nieuwe economische begroting minder groot dan in de economische vooruitzichten. Ook de verwachte inflatie is wat minder groot dan deze die werd voorzien in maart 2014. De verwachte rentevoeten zijn eveneens nog lager dan verwacht in maart. De euro wordt iets sterker ten opzichte van de 13

Amerikaanse dollar. Voor de rest blijven de prognoses volledig in lijn met de economische vooruitzichten van maart. 14

2 Cadre européen 1. Cadre européen : sortie de la procédure de déficit excessif Le 2 juin 2014, la Commission européenne a recommandé au Conseil de mettre fin à la procédure de déficit excessif (EDP) touchant la Belgique. Le Conseil ECOFIN devrait approuver la recommandation de la Commission le 20 juin. Cette sortie de l EDP ne signifie pas la fin d une quelconque surveillance. La Belgique reste soumise au Pacte de stabilité et de croissance (PSC). Dans le cadre du volet préventif du PSC (règlement à 1466/97), la Belgique doit continuer à réaliser des efforts en vue d atteindre son objectif à moyen terme (MTO). Ces efforts doivent notamment constituer en une amélioration régulière du solde structurel et une limitation de l augmentation des dépenses. Dans le cadre du volet correctif du PSC (règlement 1467/97), des progrès suffisants doivent être réalisés dans la réduction du taux d endettement sous peine de retomber dans l EDP. a) Amélioration du solde structurel En application de l article 5 du règlement 1466/97, chaque Etat membre doit améliorer son solde structurel de 0,5 % par an en vue d atteindre son MTO. La Belgique ayant un taux d endettement supérieur à 60 % du PIB, l amélioration doit être supérieur à 0,5 % du PIB par an. b) Limitation de l augmentation des dépenses La trajectoire des dépenses doit répondre à deux exigences pour les Etats qui, comme la Belgique, n ont pas encore atteint leur MTO : - l augmentation annuelle des dépenses ne peut pas dépasser un taux inférieur à un taux de référence pour la croissance potentielle, sauf si le dépassement est compensé par des mesures discrétionnaires en matière de recettes ; - les réductions discrétionnaires de recettes doivent être compensées par des réductions de dépenses ou des augmentations de recettes. 15

Selon l article 5 du règlement 1466/97, cette trajectoire d accroissement des dépenses est analysée lorsque la Commission européenne vérifie si des progrès suffisants ont été réalisés dans la réalisation du MTO. c) Réduction du taux d endettement En application de l article 2, 1bis du règlement 1467/97, le taux d endettement d un Etat est supérieur à 60 % du PIB, il doit être réduit à un rythme moyen d un vingtième par an. Ce rythme moyen est apprécié sur les trois années précédentes. Pour un Etat sortant de la procédure de déficit excessif, une période de transition de trois ans est prévue. Durant celle-ci, des progrès suffisants dans la réduction du taux d endettement doivent être réalisés. Pour évaluer si des progrès suffisants sont effectués, la Commission européenne vérifie qu un ajustement linéaire structurel minimum est réalisé chaque année. Selon les calculs de la Commission, celui-ci est fixé à 0,3 % du PIB. La Belgique ayant corrigé son déficit excessif en 2013, la période de transition court sur les années 2014, 2015 et 2016. Le taux d endettement pour l année 2016 constituera le premier benchmark. 2013 Correction du déficit excessif 2014 Année de transition 2015 Année de transition 2016 Année de transition - benchmark 2017 Réduction d'un vingtième 2018 Réduction d'un vingtième 2019 Réduction d'un vingtième - benchmark 16

2. Programme de stabilité 2014-2017 En avril 2014, la Belgique a mis à jour son programme de stabilité pour la période 2014-2017. Compte-tenu des élections fédérales et régionales du 25 mai 2014, le Comité de concertation a décidé que le programme de stabilité 2014-2017 consistait en une trajectoire purement indicative, tant en ce qui concerne l objectif budgétaire global que la répartition des objectifs entre les différents niveaux de pouvoirs, sur laquelle les prochains gouvernements devront à nouveau se concerter et prendre une décision. Pour la première fois, l accord de coopération du 13 décembre 2013 entre l Etat fédéral, les Communautés, les Régions et les Commissions communautaires relatif à la mise en œuvre de l article 3, 1 er du Traité sur la stabilité, la coordination et la gouvernance au sein de l Union économique et monétaire a guidé la mise à jour du programme de stabilité. Ainsi, la Section Besoins de financement des pouvoirs publics du Conseil supérieur des Finances a remis un avis en mars 2014 sur la trajectoire budgétaire. Sur base de cet avis, le Comité de concertation s est concerté le 30 avril 2014 sur l objectif budgétaire global des pouvoirs publics et la répartition de celui-ci en termes nominaux et structurels. La trajectoire purement indicative retenue pour le programme de stabilité est celle proposée par le CSF dans son avis de mars 2014. Elle prévoit une amélioration structurelle de 0,5 % du PIB en 2014 tel qu envisagé dans le projet de plan budgétaire. L amélioration structurelle sur la période 2015-2017 sera de 0,7 % du PIB chaque année. Le MTO sera atteint en 2017 (surplus de 0,75 % du PIB en termes structurels). Tableau 5: Trajectoire purement indicative du programme de stabilité 2014-2017 En % du PIB 2014 2015 2016 2017 Solde structurel -1,4-0,7 0 0,75 Entité I -1,8-1,1-0,1 0,7 Entité II 0,4 0,4 0,2 0,1 Solde nominal -2,1-1,4-0,4 0,6 Entité I -2,3-1,5-0,4 0,6 Entité II 0,1 0,1 0 0 L amélioration structurelle nécessaire pour atteindre le MTO en 2017 se situe au-delà des améliorations minimales requises selon le volet préventif du pacte de stabilité et de croissance. 17

La trajectoire purement indicative a été répartie tant en solde structurel qu en solde nominal par une décision du Comité de concertation du 30 avril 2014. Au niveau de l entité I, l équilibre est maintenu pour la sécurité sociale. Il est donc supposé que l Etat fédéral, via la dotation d équilibre continue à assurer un équilibre en termes SEC 1. Une trajectoire alternative En annexe de son avis de mars 2014, la Section Besoins de financement des pouvoirs publics du Conseil supérieur des Finances a présenté à titre illustratif une trajectoire correspondant aux améliorations minimum requises dans le pacte de stabilité et de croissance (au-delà de 0,5 % du PIB chaque année). Avec cette trajectoire alternative, le MTO devrait être atteint en 2018. Tableau 6 : Trajectoire alternative En % du PIB 2014 2015 2016 2017 2018 Solde structurel -1,4-0,9-0,3 0,2 0,75 Entité I -1,8-1,3-0,5 0,2 0,7 Entité II 0,4 0,4 0,2 0,1 0,0 Solde nominal -2,1-1,6-0,7 0,1 0,7 Entité I -2,3-1,7-0,7 0,1 0,7 Entité II 0,1 0,1 0 0 0 Evaluation du programme de stabilité par la Commission européenne En application du PSC, la Commission a procédé à l analyse du programme de stabilité. Sur base de cette analyse, des recommandations 2 ont été formulées le 2 juin. Le Conseil ECOFIN devrait approuver ces recommandations le 20 juin. Elles devraient également être confirmées par le Conseil européen fin juin. La première des six recommandations concerne spécifiquement la politique budgétaire. Il est recommandé à la Belgique de s attacher, au cours de la période 2014-2015 : - 1 Cette hypothèse est purement technique et ne préjuge d aucune décision en la matière - 2 Commission européenne, Recommandation de recommandation du Conseil concernant le programme national de réforme de la Belgique pour 2014 et portant avis du Conseil sur le programme de stabilité de la Belgique pour 2014, 2 juin 2014 18

à la suite de la correction du déficit excessif, à renforcer les mesures budgétaires pour 2014, compte tenu de l apparition d un écart de 0,5 % du PIB sur la base des prévisions du printemps 2014 de la Commission, qui laisse entrevoir un risque de déviation significative par rapport aux exigences du pacte de stabilité et de croissance ; en 2015, à renforcer considérablement la stratégie budgétaire pour garantir l ajustement nécessaire de 0,6 % du PIB en vue de la réalisation de l objectif à moyen terme, qui garantirait également le respect de la règle relative à la dette ; ensuite, jusqu à ce que l objectif à moyen terme soit atteint, poursuivre l ajustement structurel annuel prévu vers l objectif à moyen terme, conformément à l exigence d un ajustement annuel d au moins 0,5 % du PIB, ou davantage si les conditions économiques sont bonnes ou si cela se révèle nécessaire pour assurer le respect de la règle relative à la dette, de façon à placer le taux d endettement élevé de l Etat sur une trajectoire descendante durable ; à assurer une contribution équilibrée de tous les niveaux de pouvoir au respect des règles budgétaires et notamment de la règle relative à l équilibre structurel, au moyen d un instrument contraignant assorti d une ventilation explicite des objectifs dans une perspective de planification à moyen terme. 3. Le cadre budgétaire à moyen terme, une nouvelle obligation Lors de la précédente législature, la loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de l Etat fédéral a été modifiée afin transposer la directive 2011/85/UE sur les exigences relatives aux cadres budgétaires des Etats membres. Parmi les nouvelles dispositions figure à l article 124/3 l obligation d inscrire le budget de l Etat fédéral dans un cadre budgétaire à moyen terme couvrant la législature et une période minimale de trois ans. Le cadre budgétaire à moyen terme s applique aux sous-secteurs de l entité I, soit la sécurité sociale et l Etat fédéral. Il est basé sur l objectif budgétaire individuel fixé pour l entité I par le Comité de concertation dans le cadre de la mise à jour du programme de stabilité (décision du Comité de concertation du 30 avril 2014, en application de l article 2, 4 de l accord de coopération du 13 décembre 2013). 19

Vu que la décision du Comité de concertation du 30 avril ne couvre pas les années 2018 et 2019, il peut être techniquement considéré que le MTO sera maintenu lorsqu il aura été réalisé. Dans l exposé général, le cadre budgétaire à moyen terme sera matérialisé par une programmation budgétaire pluriannuelle. Cette dernière visera à présenter la manière dont le gouvernement fédéral envisage d atteindre les objectifs budgétaires du programme de stabilité. La programmation budgétaire pluriannuelle sera basée, comme pour le projet de budget de l Etat fédéral, sur le budget économique de l ICN. Elle devra contenir les éléments suivants : - des objectifs budgétaires pluriannuels globaux et transparents exprimés en termes de déficit public et de dette publique ou de tout autre indicateur budgétaire synthétique, tel que les dépenses ; - des projections pour chaque poste majeur de dépenses et de recettes des administrations publiques, à politique inchangée ; - une description des politiques envisagées à moyen terme ayant un impact sur les finances des administrations publiques, ventilées par poste de dépenses et de recettes important, qui montre comment l ajustement permet d atteindre les objectifs budgétaires à moyen terme en comparaison des projections à politique inchangée ; - une évaluation de l effet que, vu leur impact direct à long terme sur les finances des administrations publiques, les politiques envisagées sont susceptibles d avoir sur la soutenabilité à long terme des finances publiques. Par conséquent, le nouveau gouvernement devra être particulièrement attentif aux effets pluriannuels des politiques budgétaires qui seront menées. 20

3 Actualisation 2014 estimations 2015 3.1 Federale overheid 3.1.1 Fiscale ontvangsten Sedert het Monitoringcomité van september 2012 gebeurt de raming van de fiscale ontvangsten door de Studiedienst van Financiën in ESR-termen. Voor de vergelijking van de ontvangsten zullen dan ook de ESR-cijfers van de Studiedienst van Financiën worden besproken. 3 De overgang tussen ESR-ontvangsten en kasontvangsten wordt eveneens besproken in dit verslag. De kasontvangsten vormen onder meer de basis voor de berekening van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid. - 3 Zie nota SED/CV/2014/132 van 19 juni 2014 van de Studiedienst van Financiën 21

De fiscale ontvangsten in ESR-termen Tabel 7: De fiscale ontvangsten 2014-2015 in ESR-termen 2014 2014 2015 Ajusté Mon. juin Mon. juin Différence Différence Différence Différence - - - - - - - Aangepast Mon. juni Mon. juni Verschil Verschil Verschil Verschil (1) (2) (3) (2) vs. (1) (3) vs. (2) (2) vs. (1) (3) vs. (2) Taxe de circulation 136 136 139 0 3 0,0 2,4 Verkeersbelasting Taxe de mise en circulation 42 42 44 0 2 0,0 3,8 Belasting op inverkeerstelling Eurovignette 54 54 57 0 3 0,0 4,7 Eurovignet Taxe compensatoire des accises 0 0 0 0 0 Accijnscompenserende belasting Taxe sur les jeux et paris 54 54 57 0 3 0,0 5,3 Appareils automatiques de divertissement En millions EUR En millions EUR En % - - - In miljoen EUR In miljoen EUR In % Belasting op spelen en weddenschappen 46 46 46 0 1 0,0 1,4 Automatische ontspanningstoestellen Précompte immobilier 55 55 57 0 1 0,0 2,6 Onroerende voorheffing Précompte mobilier 4 309 4 429 4 612 120 183 2,8 4,1 Roerende voorheffing dividendes 1 902 2 173 2 309 270 136 14,2 6,3 dividenden autres 2 433 2 272 2 319-161 46-6,6 2,0 andere rôles - 77-67 - 67 11 0 13,7 0,0 kohieren prélèvement État de résidence 50 50 50 0 0 0,0 0,0 woonstaatheffing Cotisation sur les hauts revenus du patrimoine 0 0 0 0 0 Bijdrage op hoge vermogensinkomens Participation des travailleurs 22 23 26 1 2 6,3 9,3 Werknemersparticipatie Versements anticipés 10 403 9 743 10 225-660 482-6,3 5,0 Voorafbetalingen Rôles - 652-1 348-889 - 696 459-106,7 34,0 Kohieren sociétés 4 131 3 413 3 940-718 526-17,4 15,4 vennootschappen personnes physiques -5 057-4 979-5 055 78-76 1,5-1,5 natuurlijke personen impôt des non-résidents 274 218 226-56 8-20,5 3,7 belasting der niet-inwoners Précompte professionnel 46 565 46 130 48 212-435 2 082-0,9 4,5 Bedrijfsvoorheffing source 46 210 45 782 47 859-428 2 077-0,9 4,5 bron rôles 355 348 353-7 5-1,9 1,5 kohieren Divers 358 350 357-8 6-2,2 1,8 Diversen Impôts directs 61 393 59 716 62 942-1 677 3 226-2,7 5,4 Directe belastingen Droits de douane 2 065 2 018 2 058-47 40-2,3 2,0 Douane Accises 7 895 7 718 7 738-178 20-2,3 0,3 Accijnzen Doits de douane et accises 9 960 9 735 9 796-225 60-2,3 0,6 Douane en accijnzen TVA 30 225 30 054 31 073-171 1 019-0,6 3,4 Btw pure 28 134 28 042 28 962-91 919-0,3 3,3 zuivere droits et taxes divers 2 092 2 012 2 111-80 99-3,8 4,9 diverse rechten en taksen Droits d'enregistrement 4 256 4 235 4 441-21 206-0,5 4,9 Registratierechten régionaux 4 080 4 080 4 271 0 191 0,0 4,7 geregionaliseerde non régionaux 176 155 170-21 15-12,1 10,0 niet-geregionaliseerde Divers et amendes 1 260 1 286 1 343 26 58 2,0 4,5 Diversen en boeten régionaux 20 23 233 3 210 15,2 923,3 geregionaliseerde non régionaux 1 240 1 263 1 111 23-152 1,8-12,0 niet-geregionaliseerde TVA, enregistrement et divers 35 741 35 575 36 857-167 1 283-0,5 3,6 Btw, registratie en diversen Droits de succession 2 907 3 015 2 764 108-251 3,7-8,3 Successierechten Regularisation 532 532 0 0-532 0,0 Regularisatie Total recettes fiscales 110 534 108 572 112 359-1 961 3 787-1,8 3,5 Totaal fiscale ontvangsten 22

2014 Voor de raming van de fiscale ontvangsten van 2014 konden voor de meeste belastingcategorieën de realisaties van het eerste trimester als basis worden gebruikt voor de raming in ESR-termen. In dat verband moet worden opgemerkt dat in ESR-termen afhankelijk van de belastingcategorie een verschuiving tot 2 maanden moet worden toegepast op de kasontvangsten. Voor de bedrijfsvoorheffing, de accijnzen en de BTW werden aldus de cijfers getrimestrialiseerd, en voor het eerste trimester de realisaties overgenomen. Voor de douanerechten, voorafbetalingen en kohieren werden specifieke ramingen vanaf het 2 de trimester van de betrokken diensten overgenomen. De ontvangstenramingen van de Studiedienst van Financiën voor 2014 zijn nu 1 961 miljoen EUR lager dan deze gehanteerd bij de opmaak van de begrotingscontrole 2014. Deze daling zou toe te schrijven zijn aan volgende factoren: het in aanmerking nemen van een reeks belangrijke teruggaves (kohieren vennootschappen) in het kader van gerechtelijke dossiers ten bedrage van 569 miljoen EUR een slechtere conjunctuur dan voorzien, wat vooral zichtbaar is in de reeds gerealiseerde voorafbetalingen, bedrijfsvoorheffing en btw. De grootste wijzigingen ten opzichte van de begrotingscontrole situeren zich bij volgende rubrieken: voorafbetalingen: -660 miljoen EUR kohieren vennootschappen: -718 miljoen EUR bedrijfsvoorheffing: -435 miljoen EUR De tabel hieronder geeft een overzicht van raming van de belangrijkste categorieën van de fiscale ontvangsten: 23

Tabel 8: Berekening van de belangrijkste ontvangstencategorieën voor 2014 en 2015 2013 2014 2015 Réalisations Estimations Recettes prévues 1. Impôt des personnes physiques "SEC" 1. Personenbelasting "ESR" 1.1 Produit global IPP, exercice t+1 1.1. Globale PB-opbrengst, aanslagjaar t+1 Croissance nominale du revenu global 2,4% 2,0% 2,9% Nominale groei van het globaal inkomen Inflation décalée d'un an (t-1) 2,8% 1,1% 0,8% Inflatie van vorig jaar (t-1) Taux de croisannce réelle -0,46% 0,88% 2,09% Reële groeivoet Croissance du produit global IPP, hors mesures et glissements 2,2% 2,3% 3,7% Groei globale PB-opbrengst, excl. maatregelen en verschuivingen Produit global IPP à législation courante 40865,6 41645,3 42957,7 Globale PB-opbrengst bij lopende wetgeving Idem taux de croissance 4,4% 1,9% 3,2% Idem groeivoet Incidences complémentaires des mesures (hors indexation) 855,0-163,3-213,3 Bijkomende weerslag van de maatregelen (excl. indexering) Produit global IPP à législation de t-1 40010,7 41808,6 43171,0 Globale PB-opbrengst bij wetgeving t-1 1.2 Précompte professionnel "SEC" 1.2 Befrijfsvoorheffing "ESR" Croissance nominale des salaires 1,8% 1,5% 2,7% Nominale loongroei Croissance nominale des allocations sociales 3,9% 2,6% 3,5% Nominale groei van de sociale uitkeringen Inflation décalée d'un an (t-1) 2,8% 1,1% 0,8% Inflatie van vorig jaar (t-1) Croissance réelle des salaires réels -1,0% 0,4% 1,9% Reële groei van de reële lonen Croissance réelle des allocations 1,1% 1,5% 2,7% Reële groei van de uitkeringen Croissance du précompte professionnel, hors mesures et glissements 2,6% 4,7% Groei bedrijfsvoorheffing, excl. maatregelen en verschuivingen Pr P "SEC" à législation courante 45427,8 46130,3 48212,2 Bedrijfsvoorheffing "ESR" bij lopende wetgeving 0,0 1,5% 4,5% Mesures (hors indexation des barèmes fiscaux et hors dispenses) 39,8-41,6-66,0 Maatregelen (excl. indexering van de belastingsschalen en vrijstellingen) Pr P "SEC" à législation de t-1 45388,1 46171,9 48278,2 Bedrijfsvoorheffing "ESR" bij wetgeving t-1 0,0 1,7% 4,6% 1.3 Versements anticipés personnes physiques 1.3 Voorafbetalingen personenbelasting Versements anticipés à législation courante 1536,7 1490,2 1522,5 Voorafbetalingen bij lopende wetgeving Incidences complémentaires des mesures (hors indexation) 0,0 4,0 Bijkomende weerslag van de maatregelen (excl. indexering) Versements anticipés personnes physiques à législation de t-1 1536,7 1486,2 1522,5 Voorafbetalingen personenbelasting bij wetgeving t-1 1.4 Rôles IPP "SEC" 1.4 Kohieren PB "ESR" Solde des droits constatés à législation t-1-6914,1-5849,5-6629,7 Saldo vastgestelde rechten bij wetgeving t-1 Prise en compte des exercices antérieurs et des droits non perçus -5815,4-4920,0-5576,2 Inachtneming van de vorige aanslagjaren en van de niet-geïnde rechten Rôles IPP à législation de t-1-5578,6-5226,5 Kohieren PB bij wetgeving t-1 Incidences complémentaires des mesures (hors indexation), ex antérieur -10,6 279,0 Bijkomende weerslag van de maatregelen (excl. indexering), vorig aanslagjaar Incidences complémentaires des mesures (hors indexation), ex en cours 536,2-107,4 Bijkomende weerslag van de maatregelen (excl. indexering), lopend aanslagjaar Incidences complémentaires des mesures hors produit global exercice t+1 219,8 Bijkomende weerslag van de maatregelen excl. globale opbrengst aanslagjaar t-1 Facteurs techniques -145,8 Technische factoren Rôles IPP à législation courante -4898,3-4979,0-5054,8 Kohieren PB bij lopende wetgeving 2. Impôt des sociétés 2. Vennootschapsbelasting Variables explicatives Verklarende variabelen Revenu primaire des sociétés 12.675,0 17.295,0 20.541,6 Primair inkomen van de vennootschappen Taux de croissance -19,38% 36,45% 18,77% Groeivoet Profitabilité 0,070 0,092 0,105 Winstgevendheid Taux de croissance -19,8% 31,4% 13,5% Groeivoet Croissance des recettes à législation constante -2,5% 7,3% 7,0% Groei van de ontvangsten bij ongewijzigde wetgeving Mesures et glissements Maatregelen en verschuivingen Incidences complémentaires des mesures -124,3 Bijkomende weerslag maatregelen Glissements et facteurs divers "t-1" 569,0 Verschuivingen en diverse factoren "t-1" Glissements et facteurs divers "t" Verschuivingen en diverse factoren "t" Recettes d'i.soc 12.323,4 12.084,6 13.410,1 Ontvangsten VenB Croissance prévue des recettes 0,0-1,9% 11,0% Verwachte groei van de ontvangsten Corrections "SEC" -397,3 326,9 29,9 Correcties "ESR" Recettes d'i.soc - "SEC" 11.926,1 12411,5 13439,9 Ontvangsten VenB - "ESR" 4,1% 8,3% 3. TVA "SEC" 2013 2014 2015 3. Btw "ESR" Variables explicatives Verklarende variabelen Base macro-économique 243.562,5 248.712,1 256.010,0 Macro-economische grondslag Exportations année "t" et 1er trimestre t"+1" 413.972,0 430.966,0 452.764,3 Uitvoer jaar "t" en eerste kwartaal "t+1" Exportations du 4ème trim. "t-1" au 3ème trimestre "t" 325.590,0 337.785,0 353.785,4 Uitvoer 4e kwartaal "t-1" tot 3e kwartaal "t" Idem, taux de croissance Idem, groeivoet Base macro-économique 1,22% 2,11% 2,93% Macro-economische grondslag Exportations année "t" et 1er trimestre t"+1" 2,19% 4,11% 5,06% Uitvoer jaar "t" en eerste kwartaal "t+1" Exportations du 4ème trim. "t-1" au 3ème trimestre "t" 1,44% 3,75% 4,74% Uitvoer 4e kwartaal "t-1" tot 3e kwartaal "t" Croissance des recettes, hors mesures et glissements 1,90% 2,81% 3,76% Groei van de ontvangsten, excl. maatregelen en verschuivingen Mesures et glissements Maatregelen en verschuivingen Incidences complémentaires des mesures -134,1 Bijkomende weerslag maatregelen Glissements et facteurs divers "t-1" Verschuivingen en diverse factoren "t-1" Glissements et facteurs divers "t" Verschuivingen en diverse factoren "t" Recettes de TVA 27.209,4 28.042,3 28.961,5 Ontvangsten btw Croissance prévue des recettes 1,20% 3,06% 3,28% Verwachte groei van de ontvangsten 4. Accises "SEC" 4. Accijnzen "ESR" Variables explicatives Verklarende variabelen Consommation privée à prix constants (croissance) 0,7% 1,4% 1,6% Gezinsconsumptie tegen constante prijzen (groei) Part du tabac et du diesel dans la consommation privée (croissance) -0,5% -1,1% -1,3% Aandeel van tabak en diesel in gezinsconsumptie (groei) Croissance des recettes, hors mesures et glissements 0,18% 0,24% 0,26% Groei van de ontvangsten, excl. maatregelen en verschuivingen Mesures et glissements Maatregelen en verschuivingen Incidences complémentaires des mesures Bijkomende weerslag van de maatregelen Glissements et facteurs divers t-1 Verschuivingen en diverse factoren "t-1" Glissements et facteurs divers t Verschuivingen en diverse factoren "t" Recettes d'accises 7.600,5 7.717,5 7.737,6 Ontvangsten accijnzen 2,43% 1,54% 0,26% 2015 24

De fiscale ontvangsten voor 2015 werden geraamd op basis van de raming voor 2014 en de economische vooruitzichten van maart van het Federaal Planbureau. De terugbetaling van de betwiste ontvangsten ten bedrage van 569 miljoen EUR bij de vennootschapsbelasting voor 2014 werd aanzien als uitzonderlijk en dus niet geëxtrapoleerd naar 2015. Andere aanpassingen buiten model betreffen onder meer een aanpassing voor de evolutie van de referentievoet voor de notionele interestaftrek, de btw op elektriciteit die nog 21 % bedroeg voor een deel van 2014, de groei van de fiscale uitgaven (de impact voor kohieren moet over verschillende jaren worden verdeeld), de werkbonus en vrijstellingen van bedrijfsvoorheffing (conform de beslissingen in het kader van het competitiviteitspact 4 ). Onderstaande tabel geeft de toegepaste verschuivingen en de impact van de maatregelen weer (voor zover die nog niet worden geraamd in het model van de Studiedienst van Financiën): Tabel 9: De bijkomende impact van maatregelen 2015 Evolution du taux de déduction pour capital à risque (VA soc) -124,3 Baisse de la TVA de 21% à 6% sur l'électricité (TVAP) -132,9 Franchise TVA (TVAP) -1,2 revenus 2014 revenus 2015 Croissance des dépenses fiscales (rôles IPP) -163,3-147,3 Part dans l'année t+1-107,4-96,9 Part dans l'année t+2-55,9-50,4 werkbonus (Pr P) -66,0 2015 Mesures dispenses de précompte professionnel -171,3 Rbts exceptionnels en 2014 (GDF Suez et autres, rôles sociétés) 569 De fiscale ontvangsten 2015 worden aldus geraamd op 112 359 miljoen EUR, dit is 3 787 miljoen EUR meer dan voor 2014. - 4 Wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, BS 22 mei 2014 25

Volgens de gehanteerde ramingen tekenen de fiscale ontvangsten een groei op van 3,5 %, wat overeenstemt met de geraamde bbp-groei. Dit levert een ex-postelasticiteit van 1 op. De verschillen situeren zich vooral bij volgende rubrieken: kohieren vennootschappen : door het éénmalige karakter van de betwiste ontvangsten van 569 miljoen EUR bij de vennootschapsbelasting voor 2014 is in de ramingen van 2015 er een sterke stijging te noteren bij de kohieren vennootschappen (+15,4 %, + 526 miljoen EUR). voorafbetalingen: + 482 miljoen EUR (+5,0 %) bedrijfsvoorheffing : + 2 082 miljoen EUR (+4,5 %) btw: + 1 019 miljoen EUR (+3,4 %) regularisatie: -532 miljoen EUR, het betreft hier de regularisatie ter waarvoor vanaf 2015 niets meer wordt opgenomen in de ramingen. De overgang naar de fiscale ontvangsten kas-termen Volgende tabel toont de overgang van de totale fiscale ontvangsten in ESR-termen naar de totale fiscale ontvangsten op kasbasis. Voor de huidige ramingen is er quasi geen correctie voor de gewestelijke belastingen. Het grootste gedeelte betreft de vrijstellingen van de bedrijfsvoorheffing, de rest is een correctie voor het moment van registratie. 26

Tabel 10: De overgang van ESR naar kas En millions EUR - In miljoen EUR 2014 2014 2015 Ajusté Mon. juin Mon. juin - - - Aangepast Mon. juni Mon. juni (1) (2) (3) ESR-basis Financiën 110 534 108 572 112 359 vrijstellingen BV 3 065 3 059 3 280 federale ESR-correctie excl. vrijstellingen BV 170-155 250 niet-federale ESR-correctie - 16 0 0 kasbasis 107 315 105 668 108 828 Bemerk: in de ramingen van de Studiedienst van Financiën worden conform het ESR95 de vrijstellingen van bedrijfsvoorheffing als een subsidie beschouwd (zonder impact op de ESRontvangsten). Normaal zouden deze dan ook moeten opgenomen worden als uitgave hetgeen niet gebeurd is in de basiscijfers van de uitgaven. Vandaar dat er bij de berekening van het vorderingensaldo hiervoor wordt gecorrigeerd en dat ze soms apart verschijnen in tabellen van deze nota. De ramingen van de fiscale ontvangsten op kasbasis komen voor 2014 uit op 105 668 miljoen EUR, voor 2015 is dit 108 828 miljoen EUR. De volgende tabel toont het detail van de fiscale ontvangsten op kasbasis. 27

Tabel 11: De fiscale ontvangsten op kasbasis 2014 2014 2015 Ajusté Mon. juin Mon. juin Différence Différence Différence Différence - - - - - - - Aangepast Mon. juni Mon. juni Verschil Verschil Verschil Verschil (1) (2) (3) (2) vs. (1) (3) vs. (2) (2) vs. (1) (3) vs. (2) Taxe de circulation 136 136 139 0 3 0,0 2,4 Verkeersbelasting Taxe de mise en circulation 42 42 44 0 2 0,0 3,8 Belasting op inverkeerstelling Eurovignette 54 54 57 0 3 0,0 4,7 Eurovignet Taxe compensatoire des accises 0 0 0 0 0 Accijnscompenserende belasting Taxe sur les jeux et paris 54 54 57 0 3 0,0 5,3 Appareils automatiques de divertissement En millions EUR En millions EUR En % - - - In miljoen EUR In miljoen EUR In % Belasting op spelen en weddenschappen 46 46 46 0 1 0,0 1,4 Automatische ontspanningstoestellen Précompte immobilier 55 55 57 0 1 0,0 2,6 Onroerende voorheffing Précompte mobilier 4 508 4 761 4 534 253-227 5,6-4,8 Roerende voorheffing dividendes 2 107 2 509 2 236 403-273 19,1-10,9 dividenden autres 2 428 2 268 2 315-160 46-6,6 2,0 andere rôles - 77-67 - 67 10 0 13,5 0,0 kohieren prélèvement État de résidence 50 50 50 0 0 0,0 0,0 woonstaatheffing Cotisation sur les hauts revenus du patrimoine 0 0 0 0 0 Bijdrage op hoge vermogensinkomens Participation des travailleurs 22 23 26 1 2 6,3 9,3 Werknemersparticipatie Versements anticipés 10 403 9 743 10 225-660 482-6,3 5,0 Voorafbetalingen Rôles - 998-1 558-903 - 560 655-56,1 42,0 Kohieren sociétés 3 804 3 086 3 910-717 823-18,9 26,7 vennootschappen personnes physiques -5 073-4 863-5 039 211-176 4,2-3,6 natuurlijke personen impôt des non-résidents 271 218 226-53 8-19,7 3,7 belasting der niet-inwoners Précompte professionnel 43 389 43 004 44 732-385 1 728-0,9 4,0 Bedrijfsvoorheffing source 43 036 42 656 44 379-381 1 723-0,9 4,0 bron rôles 353 348 353-5 5-1,4 1,5 kohieren Divers 358 350 357-8 6-2,2 1,8 Diversen Impôts directs 58 070 56 711 59 370-1 359 2 659-2,3 4,7 Directe belastingen Droits de douane 2 065 2 018 2 058-47 40-2,3 2,0 Douane Accises 7 993 7 821 7 842-171 20-2,1 0,3 Accijnzen Doits de douane et accises 10 058 9 839 9 899-219 61-2,2 0,6 Douane en accijnzen TVA 30 162 29 997 31 009-165 1 013-0,5 3,4 Btw pure 28 070 27 985 28 898-85 913-0,3 3,3 zuivere droits et taxes divers 2 092 2 012 2 111-81 99-3,9 4,9 diverse rechten en taksen Droits d'enregistrement 4 256 4 235 4 441-21 206-0,5 4,9 Registratierechten régionaux 4 080 4 080 4 271 0 191 0,0 4,7 geregionaliseerde non régionaux 176 155 170-21 15-12,1 10,0 niet-geregionaliseerde Divers et amendes 1 260 1 286 1 343 26 58 2,0 4,5 Diversen en boeten régionaux 20 23 233 3 210 15,2 923,3 geregionaliseerde non régionaux 1 240 1 263 1 111 23-152 1,8-12,0 niet-geregionaliseerde TVA, enregistrement et divers 35 678 35 517 36 794-161 1 277-0,5 3,6 Btw, registratie en diversen Droits de succession 2 924 3 015 2 764 91-251 3,1-8,3 Successierechten Regularisation 586 586 0 0-586 0,0 Regularisatie Total recettes fiscales 107 315 105 668 108 828-1 648 3 160-1,5 3,0 Totaal fiscale ontvangsten 28

3.1.2 De niet-fiscale ontvangsten en niet-fiscale middelen De niet-fiscale ontvangsten werden herzien ten opzichte van de begrotingscontrole op basis van de kasontvangsten uit de exl-database van de afdeling begeleiding begroting van de FOD Budget en Beheerscontrole. De informatie vervat in deze database is gebaseerd op recent aan de departementen opgevraagde informatie. Tabel 12: De niet-fiscale ontvangsten 2014-2015 En millions EUR En millions EUR En % - - - In miljoen EUR In miljoen EUR In % 2014 2014 2015 Ajusté Mon. juin Mon. juin Différence Différence Différence Différence - - - - - - - Aangepast Mon. juni Mon. juni Verschil Verschil Verschil Verschil SPF/Départements (1) (2) (3) (2) vs. (1) (3) vs. (2) (2) vs. (1) (3) vs. (2) FOD/Departementen Chancellerie du Premier Ministre 4 4 4 0 0-3,0 0,0 Kanselarij van de Eerste Minister Budget et Controle de la Gestion 1 1 1 0 0-6,0-3,0 Budget en Beheerscontrole P & O 0 0 0 0 0-82,9 127,1 P & O Justice 71 70 71-1 1-1,2 1,4 Justitie Intérieur 39 38 43-1 4-3,1 11,7 Binnenlandse Zaken Affaires étrangères 126 126 152 0 26 0,1 20,9 Buitenlandse Zaken Défense 65 65 59 0-6 0,0-9,6 Landsverdediging Police fédérale et fonctionnement intégré 75 79 63 3-16 4,3-20,5 Federale Politie en geïntegreerde werking Finances 4 071 3 916 3 955-155 40-3,8 1,0 Financiën Régie des Bâtiments 0 0 0 0 0 Regie der Gebouwen Emploi,Travail et Concertation sociale 7 7 2 0-4 0,2-65,7 Werkgelegenheid, Arbeid & Sociaal Overleg Sécurité sociale 9 12 6 3-6 29,9-46,8 Sociale Zekerheid Santé publique 49 44 22-4 - 22-9,1-49,4 Volksgezondheid Économie, Classes moyennes et Énergie 71 71 109 0 37-0,1 52,2 Economie, Middenstand en Energie Mobilité et Transports 502 510 458 7-52 1,5-10,2 Mobiliteit en Vervoer Intégration sociale 16 26 19 9-7 56,9-26,9 Maatschappelijke integratie Politique scientifique 1 1 1 0 0 3,5-12,3 Wetenschapsbeleid Recettes non fiscales 5 109 4 969 4 965-140 - 4-2,7-0,1 Niet-fiscale ontvangsten dont recettes courantes 4 677 4 553 3 947-124 - 606-2,7-13,3 waarvan lopende ontvangsten dont recettes de capital 432 416 1 018-16 601-3,6 144,5 waarvan kapitaalontvangsten Recettes non fiscales transférées Recettes non fiscales Voies et Moyens 37 39 39 2 0 5,7-0,5 Afgestane niet-fiscale ontvangsten 5 072 4 930 4 926-142 - 4-2,8-0,1 Niet-fiscale Middelen Correction codes 8-296 - 285-832 11-547 3,7-192,2 Correctie codes 8 Autres corrections de passage - 44-53 92-9 145-20,2 273,7 Andere overgangscorrecties Recettes non fiscales Voies et Moyens, incluant les corrections de passage au niveau du solde 4 732 4 592 4 186-140 - 406-3,0-8,8 Niet-fiscale Middelen, gecorrigeerd met overgangscorrecties op saldoniveau De niet-fiscale ontvangsten 2014 worden nu geraamd op 4 969 miljoen EUR, 140 miljoen EUR minder dan bij de begrotingscontrole. 29

De wijzigingen situeren zich vooral bij de FOD Financiën waar de ontvangsten met 155 miljoen EUR werden verlaagd. Dit is vooral toe te schrijven aan herziene ramingen van het departement voor: o inningskosten EU: 487 miljoen EUR i.p.v. 504 miljoen EUR bij de begrotingscontrole. o bijdragen van financiële instellingen voor depositogarantie: 438 miljoen EUR i.p.v. 457 miljoen EUR. o interesten van de portefeuille van de Deposito en Consignatiekas: 85 miljoen EUR i.p.v. 97 miljoen EUR. o wisselwinsten bij de schatkist: 150 miljoen EUR i.p.v. 167 miljoen EUR. o Nalatigheids- en moratoriuminteresten bij de administratie der directe belastingen: -15 miljoen EUR i.p.v. + 57 miljoen EUR. Door de hoge wettelijke interestvoet en moeilijk in te schatten uitkomsten van betwistingen is de raming voor deze post nogal gevoelig voor wijzigingen. De niet-fiscale ontvangsten worden nu voor 2015 geraamd op 4 965 miljoen EUR. De impact van de staatshervorming is relatief beperkt in de raming van de niet-fiscale ontvangsten. Deze geeft rechtstreeks aanleiding tot het schrappen van een aantal ontvangstenposten : inkomsten van machtiging tot ambulante en kermisactiviteiten (-0,5 miljoen EUR), identificatie en registratie van honden (-0,6 miljoen EUR), keuring van voertuigen (-2,4 miljoen EUR), inkomsten van uitzonderlijk vervoer (-2,2 miljoen EUR), inkomsten van gevaarlijke transporten (-0,04 miljoen EUR), Een indirect gevolg van de staatshervorming vormt het inschrijven van een ontvangst van stortingen voor kinderbijslag door overheidsbedrijven bij de FOD Mobiliteit (+77 miljoen EUR). Met deze post wordt de winst die de overheidsbedrijven realiseren uit de aanpassing van het systeem van kinderbijslag (de omschakeling van het direct uitbetalen van de kinderbijslag aan statutaire werknemers naar een systeem van bijdragen) afgeroomd naar de rijksmiddelenbegroting. 30

Ten opzichte van de ramingen voor 2014 zijn volgende artikels sterk gewijzigd: Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking: verkoop van overtollig materieel : +15 miljoen EUR; Defensie: verkoop van overtollig materieel : -19 miljoen EUR Federale politie: inkomensoverdracht van het Brussels gewest voor opleidingen: -10 miljoen EUR (opleiding is beëindigd in 2014); FOD Financiën: o vergoedingen voor verleende garanties: -349 miljoen EUR (einde van de waarborg voor Fortis IN en Royal Park Investment) o bijdragen van financiële instellingen aan het bijzonder beschermingsfonds voor deposito s: +22 miljoen EUR (berekeningsbasis stijgt met 5% en de bijdragevoet is stabiel) o inningskosten terugbetaald door de EU: +10 miljoen EUR o aandeel van de Staat in het resultaat van de NBB: -212 miljoen EUR (bij gebrek aan informatie werd uitgegaan van een bedrag van 70% van het bedrag van het vorige jaar). Er wordt dus voor 2015 rekening gehouden met een geraamde ontvangst van 494 miljoen EUR te vergelijken met de in 2014 gerealiseerde 706 miljoen EUR. o monopolierente van Nationale Loterij: -34 miljoen EUR o storting door de PDOS: -10 miljoen EUR o opbrengst van de domeinen: +42 miljoen EUR o ontvangsten rally s: +11 miljoen EUR o bijdragen van de energiesector: -66 miljoen EUR (hypothese Doel 3 en Tihange 2 starten pas midden 2015 terug op). Voor 2015 wordt rekening gehouden met een ontvangst van 405 miljoen EUR. o nalatigheidsinteresten bij de administratie der directe belastingen: +79 miljoen EUR. Er wordt dus verondersteld dat de nalatigheidsinteresten weer positief zullen worden na grote teruggaven in 2014. o ontvangsten van de Europese Investeringsbank: -14 miljoen EUR 31

FOD Volksgezondheid: opbrengsten van emissierechten: -21 miljoen EUR. De door het departement vooropgestelde cijfer daalt van 29 miljoen EUR naar 8 miljoen EUR (Bemerk dat het cijfer van 2014 ongeveer naar nul werd herleid in ESR-termen). FOD Economie: ontvangsten uit UMTS-licenties: +37 miljoen EUR. In ESR-termen moeten de cijfers echter helemaal anders worden verwerkt. Voor 2014 wordt overeenkomstig de regels van het ESR95 de ontvangsten verlaagd met 17 miljoen EUR omdat betalingen van contracten van 5 jaar of minder gespreid moeten worden. Vanaf 2015 worden de regels van het ESR2010 toegepast. Het ESR2010 schrijft voor dat als het overdraagbare licenties zijn (zoals de bestaande Belgische licenties), de licentie als een verkoop van een actief wordt aanzien en in 1 keer worden geboekt. De ontvangsten voor 2015 worden bijgevolg opgehoogd met 105 miljoen EUR toekomstige betalingen. FOD Mobiliteit: o gewoon dividend van Belgacom: -117 miljoen EUR. Dit betekent dat er wordt rekening gehouden met een dividend van 271 miljoen EUR in 2015. o interim-dividend Belgacom: +18 miljoen EUR, er wordt een interim-dividend voorzien van 55 miljoen EUR. o stortingen voor kinderbijslag door overheidsbedrijven: er werd een nieuw artikel gecreëerd (paragraaf 7, artikel 27.10.05) waarop een bedrag van 77 miljoen EUR werd voorzien. Rijksschuld: o wisselwinsten (code8-verrichting en dus saldo-neutraal): +70 miljoen EUR o inkomsten met betrekking tot derivaten (code8-verrichting en dus saldo-neutraal): +486 miljoen EUR. De stijging is te verklaren door de nieuwe ESR-regelgeving (invoering van het ESR2010 vanaf 2015), die voorschrijft dat de cash-flows m.b.t. swaps moeten worden opgenomen. Bij de niet-fiscale ontvangsten worden de positieve cash-flows vermeld, de deels compenserende negatieve cash-flows worden opgenomen onder de uitgaven. De niet-fiscale middelen (4 926 miljoen EUR voor 2015) verschillen zoals gebruikelijk weinig van de niet-fiscale ontvangsten. De ramingen voor de niet-fiscale afdrachten blijven quasi onveranderd op 39 miljoen EUR in 2015. De interesten op geëffectiseerde bedragen komen op 12 miljoen EUR en voor nalatigheidsinteresten en moratoriuminteresten op aan de gewesten overgedragen belastingen wordt gerekend op een 27 miljoen EUR. Overeenkomstig de 32

ESR2010-regels wordt de afdracht van interesten op geëffectiseerde bedragen vanaf 2015 wel geneutraliseerd. De niet-fiscale middelen kunnen nog worden gezuiverd van een aantal correcties die op saldoniveau worden gedaan om het vorderingensaldo in ESR-termen te bekomen. Voor 2015 kan er in totaal voor 740 miljoen EUR in negatief gecorrigeerd worden, meer bepaald voor: de interesten op geëffectiseerde bedragen (+12 miljoen EUR) het aanrekeningsmoment voor telecomlicenties (+105 miljoen EUR). Er wordt rekening gehouden met de vernieuwing in 2015 van de 2G-licenties voor Belgacom en Mobistar en de 900 Mhz-licentie voor telenet tecteo. In de raming van de niet-fiscale ontvangsten is er rekening gehouden met een gespreide betaling door de operatoren, in ESR wordt de totale ontvangst op 2015 geboekt. de code 8-verrichtingen in de ontvangsten (-832 miljoen EUR) het aanrekeningsmoment voor verkopen door Defensie (-6 miljoen EUR) de aanrekening van het dividend van de FPIM, gezien het saldo van de FPIM wordt meegerekend bij de te consolideren instellingen (-20 miljoen EUR) De gecorrigeerde niet-fiscale middelen bedragen 4 186 miljoen EUR, dit is 406 miljoen EUR minder dan de ramingen voor 2014. De niet-fiscale ontvangsten bevatten nu veel meer code 8- verrichten (wisselwinsten +70 miljoen EUR en inkomsten met betrekking tot derivaten +486 miljoen EUR), die eigenlijk de lagere ramingen voor dividenden (Belgacom -99 miljoen EUR, NBB -212 miljoen EUR) en vergoedingen van garanties (-349 miljoen EUR) wat camoufleren. In bijlage 2 worden de grote posten van de niet-fiscale ontvangsten getoond. 33

3.1.3 Afdrachten van fiscale ontvangsten 1. Algemeen overzicht Tabel 13: Afdrachten fiscale ontvangsten En millions EUR En millions EUR En % - - - In miljoen EUR In miljoen EUR In % 2014 2014 2015 Ajusté Mon. juin Mon. juin Différence Différence Différence Différence - - - - - - - Aangepast Mon. juni Mon. juni Verschil Verschil Verschil Verschil (1) (2) (3) (2) vs. (1) (3) vs. (2) (2) vs. (1) (3) vs. (2) UE 2 568 2 517 2 574-51 57-2,0 2,3 EU TVA 503 500 516-3 17-0,6 3,3 Btw Droits de douane 2 065 2 018 2 058-47 40-2,3 2,0 Douanerechten Communautés et Régions 41 478 41 606 47 067 128 5 461 0,3 13,1 Gemeenschappen en Gewesten Impôts régionaux 7 411 7 506 7 668 94 162 1,3 2,2 Gewestelijke belastingen Impôt des personnes physiques et TVA 34 066 34 100 39 399 34 5 299 0,1 15,5 PB en btw Sécurité sociale 16 755 16 543 14 577-212 -1 966-1,3-11,9 Sociale zekerheid Gestion globale travailleurs salariés 12 224 12 030 10 212-194 -1 818-1,6-15,1 Globaal beheer werknemers Gestion globale travailleurs indépendants 1 011 1 001 875-10 - 127-1,0-12,6 Globaal beheer zelfstandigen INAMI-soins de santé 2 838 2 840 2 873 1 33 0,1 1,2 RIZIV-Geneeskundige verzorging ONSSAPL et autres 375 375 315 0-60 0,0-15,9 RSZPPO en andere Maribel social et CSSS 307 297 302-10 5-3,1 1,7 Sociale Maribel en BBSZ Autres 354 354 379 0 26-0,1 7,3 Andere Titrisation 32 32 29 0-3 - 1,3-8,4 Effectisering Zones de police 168 168 195 0 27 0,0 16,4 Politiezones Fonds des calamités 12 0 0-12 0 Rampenfonds Creg 103 114 114 12 0 11,3 0,0 Creg Fonds MEVA 0 0 0 0 0 MMA-fonds Apetra 40 40 41 0 1 0,5 2,5 Apetra Transferts de recettes fiscales 61 155 61 020 64 598-135 3 578-0,2 5,9 Afdrachten fiscale ontvangsten Recettes fiscales Voies et Moyens 46 161 44 648 44 230-1 513-418 - 3,3-0,9 Fiscale Middelen De totale af te dragen fiscale ontvangsten voor 2014 worden nu een 135 miljoen EUR lager ingeschat dan bij de begrotingscontrole van maart. Voor 2015 worden de afdrachten geraamd op 64.598 miljoen EUR. Dit is een stijging ten opzichte van 2014 (+ 3.578 miljoen EUR of + 5,9 %). De verschillende elementen van de afdrachten worden in de volgende punten meer in detail toegelicht. 34

2. Afdrachten EU Voor 2014 worden de aan EU af te dragen middelen nu geraamd op 2.517 miljoen EUR. Dit is een 51 miljoen EUR minder dan bij de begrotingscontrole van maart. De belangrijkste aanpassing situeert zich op het niveau van de doaunerechten. Voor 2015 worden de aan de EU af te dragen middelen geraamd op 2.574 miljoen EUR. De aan de EU over te dragen BTW (516 mio EUR) werd geraamd door de permanente vertegenwoordiging bij de EU. Net als voor de andere afdrachten aan de EU werd deze raming nog gemaakt op basis van de oude regeling voor eigen middelen. Voor de douanerechten wordt er van uitgegaan dat de volledige ontvangst wordt overgedragen. 3. Afdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten 1. Gewestelijke belastingen Voor 2014 worden de gewestelijke belastingen geraamd op 7.505,9 miljoen EUR. Ten opzichte van het vorige monitoringcomité is dit een stijging met 94,5 miljoen EUR. Deze hogere ontvangst komt bijna volledig op rekening van de successierechten. Deze stijgen met 91,5 miljoen EUR tot een geraamde ontvangst van 3.015,1 miljoen EUR. De overige 3 miljoen EUR stijging komt voort uit een hogere inning van de fiscale boeten. Deze gaan van 19,7 miljoen EUR naar 22,7 miljoen EUR. De ramingen van de overige gewestbelastingen worden voor het begrotingsjaar 2014 constant gehouden. Voor het begrotingsjaar 2015 worden de gewestelijke belastingen geraamd op 7.668,0 miljoen EUR. Ten opzichte van begrotingsjaar 2014 is dit een stijging met 162,2 miljoen EUR. Voor 2015 zijn de opvallendste wijzigingen een daling van de successierechten met 250,8 miljoen EUR (o.a. ingevolge de regularisatie-operatie), een stijging van de fiscale boeten met 209,9 miljoen EUR en een stijging van de registratierechten met 190,8 miljoen EUR. De verhoging van de fiscale boeten is te verklaren door de overdracht van de ontvangsten van de onmiddellijke inningen, de minnelijke schikkingen en de strafrechtelijke boeten die verband houden met de inbreuken op reglementering inzake verkeersveiligheid in toepassing van artikel 2bis van de bijzondere financieringswet. 35

2. Overdrachten PB en BTW-middelen 2.1 Inleiding Met ingang van het begrotingsjaar 2015 worden de gewesten en gemeenschappen op een nieuwe manier gefinancierd. Voor de gewesten wordt de bestaande PB-dotatie vervangen door een verhoging van de fiscale autonomie. Daarnaast worden nog extra middelen overgeheveld ter financiering van de nieuwe bevoegdheden die hen in het kader van de Zesde Staatshervorming worden toegewezen. Het leeuwendeel daarbij wordt gevormd door de bijkomende middelen met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid en de fiscale uitgaven. De middelen die aan de gewesten worden toegekend, worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting. Ook de financiering van de gemeenschappen wordt gewijzigd. De gemeenschappen blijven middelen ontvangen uit een toegewezen deel van de BTW-opbrengsten en uit een toegewezen deel van de opbrengst van de federale personenbelasting, maar de wijze van berekening werd grondig vernieuwd. Zo verdwijnt onder meer de zogenaamde Lambertmontturbo en wordt de vroegere dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld geïntegreerd in de BTW-dotatie. Daarnaast krijgen de gemeenschappen nu ook dotaties toegewezen vanuit de algemene uitgavenbegroting ter financiering van de nieuwe overgedragen bevoegdheden. Het gaat om dotaties ter financiering van de gezinsbijslagen, ouderenzorg, diverse gezondheidszorgen en hulp aan personen, justitiehuizen, investeringskosten met betrekking tot ziekenhuisinfrastructuur (vanaf 2016) en interuniversitaire attractiepolen (vanaf 2018). De bijzondere financieringswet voorziet ook in een overgangsmechanisme, de zogenaamde sokkel, dat ervoor moet zorgen dat elke deelstaat in 2015 zodanig middelen ontvangt dat deze minstens gelijk zijn aan deze van de huidige bijzondere financieringswet voor wat de bestaande bevoegdheden betreft en noch winst, noch verlies genereert voor wat betreft de nieuwe bevoegdheden. Dit laatste komt er op neer dat de middelen in overeenstemming zijn met de noden. Het overgangsmechanisme is uitdovend. Het wordt met ingang van begrotingsjaar 2015 nominaal constant gehouden gedurende de eerste tien jaren om nadien over een periode van 36

eveneens tien jaren lineair af te bouwen naar nul. Deze middelen worden verrekend met de PBdotatie. Verder werden in de nieuwe bijzondere financieringswet een aantal maatregelen ingebouwd waardoor de deelentiteiten mee bijdragen in de sanering van de overheidsfinanciën (reeds met impact op begrotingsjaar 2014) en in de financiering van de vergrijzingskost. Daarbovenop worden voor alle deelentiteiten inhoudingen gedaan in het kader van de responsabiliseringsbijdrage voor de pensioenen van hun ambtenaren. De bedragen die in de financieringswet worden voorzien worden verrekend met de PB-dotatie. Tot slot is er ook nog in extra financiering voorzien voor Brussel. De meeste maatregelen zijn reeds in 2012 in werking getreden. Met ingang van begrotingsjaar 2014 is daar nog een compensatie voor het inkomstenverlies ingevolge de nettostroom van pendelaars en de aanwezigheid van internationale ambtenaren aan toegevoegd. De compensatie voor het inkomstenverlies ingevolge de nettostroom van pendelaars wordt evenwel verrekend tussen het Vlaamse en het Waalse Gewest waardoor dit geen impact heeft op het federale niveau. 37

2.2 Begrotingsjaar 2014 2.2.1. Afdrachten Tabel 14: Afdrachten De verhoging van de CPI met 0,1 % betekent een verhoging van de afdrachten aan de gewesten met 11,2 miljoen EUR. Rekening houdende met de definitieve afrekening voor 2013 (+19,7 miljoen EUR) komen de middelen die naar de gewesten worden overgeheveld, uit op 11.295,8 miljoen EUR. 38

Voor de gemeenschappen bedraagt de voorafname op de BTW-middelen 15.353,9 miljoen EUR, inclusief de afrekening voor 2013. Dit is uiteindelijk een verhoging met 34,4 miljoen EUR ten opzichte van de eerste begrotingscontrole 2014. De voorafname op de PB-middelen bedraagt 7.478,4 miljoen EUR of een stijging met 15,4 miljoen EUR ten opzichte van de eerste begrotingscontrole 2014. Bijgevolg kan de middelenoverdracht aan de gemeenschappen voor 2014 geraamd worden op 22.832,2 miljoen EUR. De middelen voor de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies en voor de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die eveneens bestaan uit een gedeelte van de opbrengst uit de personenbelasting worden geraamd op 102,7 miljoen EUR (inclusief afrekening 2013). De totale voorafname op de belastingopbrengsten voor de gewesten en gemeenschappen bedraagt bijgevolg 34.230,7 miljoen EUR, waarbij 18.876,9 miljoen EUR gehaald wordt uit de personenbelasting en 15.353,9 miljoen EUR uit de BTW-opbrengsten. Ingevolge de nieuwe bijzondere financieringswet dient er nog rekening gehouden te worden met de bijkomende financiering voor Brussel ingevolge het inkomstenverlies door de aanwezigheid van internationale ambtenaren (117 miljoen EUR), alsook met de bijdrage in de sanering van de overheidsfinanciën. Deze laatste is vastgelegd op 175,9 miljoen EUR voor de gewesten en 71,6 miljoen EUR voor de gemeenschappen. Hierdoor bedraagt de uiteindelijke afdracht voor het begrotingsjaar 2014 aan de gewesten en gemeenschappen 34.100,3 miljoen EUR. 39

2.2.2 Dotaties Tabel 15: Dotaties De dotaties die in het kader van de bijzondere financieringswet ten laste worden gelegd van de algemene uitgavenbegroting worden geraamd op 1.109,8 miljoen EUR, na afrekening van het definitief saldo 2013. Het gaat om dotaties in het kader van de extra financiering voor Brussel voor de versterking haar internationale rol en haar hoofdstedelijke functie (stad Brussel, mobiliteitsbeleid, Europese toppen en taalpremies), trekkingsrechten voor de wedertewerkstelling van werklozen, de Nationale Plantentuin van Meise, de financiering van het universitair onderwijs aan buitenlandse studenten, evenals de dotaties aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en aan de Duitstalige Gemeenschap. In het voormelde bedrag werd nog geen rekening gehouden met de onder de gemeenschappen te verdelen winstdeelname in de Nationale Loterij en met de dode hand. 40

Net als bij de andere deelentiteiten dienen ook de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap een bijdrage te leveren in de sanering van de overheidsfinanciën voor 2014. Die bijdrage bedraagt 2,5 miljoen EUR. Het totaal bedrag dat ten laste wordt gelegd van de algemene uitgavenbegroting wordt bijgevolg geraamd op 1.107,3 miljoen EUR. 2.3 Begrotingsjaar 2015 2.3.1 Gewesten 41

Tabel 16: Gewesten De bruto gewestelijke personenbelasting, dit is de fiscale autonomie stemt overeen met de toepassing van de autonomiefactor (reductiefactor) die voor de periode 2015-2017 vast ligt op 42

25,99 % van de belasting staat, of 35,117 % opcentiemen die op de gereduceerde belasting staat worden geheven. Voor begrotingsjaar 2018 en volgende wordt de autonomiefactor gevormd door de verhouding tussen, enerzijds, de oorspronkelijke bruto PB-dotatie voor het jaar 2015 (via de oude BFW), verminderd met een gecorrigeerde negatieve term 2015 en vermeerderd met 40 % van de toegewezen middelen voor de fiscale uitgaven 2015 (zie infra) en, anderzijds, de belasting staat van het aanslagjaar 2015. Dit zal in 2018 eventueel een éénmalige correctie geven in plus of in min voor de impact ervan op de drie voorgaande begrotingsjaren. De fiscale autonomie van de gewesten houdt in dat zij onbeperkt opcentiemen kunnen heffen op een deel van de personenbelasting, alsook kortingen en belastingkredieten kunnen toestaan, evenals belastingvermeerderingen en verminderingen (art 5/1, 1 van de BFW). De gewesten zijn exclusief bevoegd voor de belastingverminderingen en belastingkredieten met betrekking tot volgende uitgaven: 1) Uitgaven voor het verwerven of het behouden van de eigen woning; 2) Uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand; 3) Uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen; 4) Uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en voor prestaties betaald met dienstencheques andere dan sociale dienstencheques; 5) Energiebesparende uitgaven in een woning met uitzondering van de interesten die betrekking hebben op leningovereenkomsten als bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009; 6) Uitgaven voor vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid; 7) Uitgaven gedaan voor vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs in huur gegeven woningen. In uitvoering van artikel 54/1 van de Bijzondere Financieringswet worden de middelen die de gewesten ontvangen in het kader van de toegenomen fiscale autonomie maandelijks à rato van één twaalfde van het geraamde bedrag voor het aanslagjaar waarop het begrotingsjaar betrekking heeft, doorgestort. Evenwel houdt dit geraamde bedrag rekening met de discretionaire maatregelen die door het gewest worden genomen met betrekking tot artikel 5/1, 1 van de BFW. Concreet betekent dit dat de fiscale uitgaven dienen verrekend te worden met de bruto- 43

ontvangsten van de gewesten. Na het verstrijken van de aanslagtermijn gebeurt er een afrekening in functie van de effectief gerealiseerde ontvangsten. Rekening houdende met het voorgaande wordt de netto gewestelijke personenbelasting voor 2015 geraamd op 9.024,6 miljoen EUR. De gewesten ontvangen ook middelen voor de bevoegdheden die hen zijn toegewezen. Het gaat om arbeidsmarktbeleid, fiscale uitgaven en overige bevoegdheden. De middelen worden gevormd door een deel van de opbrengst van de personenbelasting. De middelen voor arbeidsmarktbeleid worden geraamd op 2.649,1 miljoen EUR. In dit bedrag is rekening gehouden dat slechts 90 % van het basisbedrag (3.953,2 miljoen EUR in prijzen 2013) via deze weg wordt toegekend en 10 % via de sokkel, alsook 90 % van de vroegere dotatie voor de wedertewerkstelling van werklozen. Bovendien zit ook een bijdrage van de gewesten in de sanering van de overheidsfinanciën ten belope van 831,3 miljoen EUR reeds verrekend in het toe te wijzen bedrag. Daarnaast worden aan de gewesten ook middelen toegewezen voor de fiscale uitgaven die betrekking hebben op materieswaarvoor zij exclusief bevoegd worden. Het gaat om uitgaven voor het verwerven of het behouden van de eigen woning, uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand, uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen, uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en voor prestaties betaald met dienstencheques andere dan sociale dienstencheques, energiebesparende uitgaven in een woning, uitgaven voor vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid en uitgaven gedaan voor vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs in huur gegeven woningen. Evenwel wordt er via de PB-dotatie slechts 60 % van deze middelen toegewezen. De overige 40 % werd toegevoegd aan de fiscale autonomie. Het bedrag dat wordt toegewezen wordt geraamd op 1.828,8 miljoen EUR. Tot slot blijven de gewesten middelen ontvangen voor de hun reeds vroeger toegewezen bevoegdheden, aangevuld met middelen voor een aantal diverse overgedragen bevoegdheden. Het totaalbedrag voor begrotingsjaar 2015 wordt geraamd op 868,7 miljoen EUR. Hierin zit reeds de vermindering verwerkt ten belope van 27,6 miljoen EUR voor de openstaande 44

vastleggingen ingevolge contracten met betrekking tot grootstedenbeleid waarvan federaal de betaling nog ten laste zal nemen. Voorts treedt vanaf 2015 een nieuw mechanisme van nationale solidariteit in werking. Hierdoor zal er voor 2015 870,5 miljoen EUR aan middelen worden toegewezen aan gewesten waarvan het aandeel in de federale personenbelasting lager ligt dan het aandeel in de bevolking. Door de toepassing van het overgangsmechanisme (zie supra) zullen de gewesten bijkomende middelen ontvangen ten belope van 319,7 miljoen EUR. Dit bedrag zal durende de volgende negen jaren nominaal constant gehouden worden. Een belangrijk deel (465,4 miljoen EUR) wordt gevormd door de middelen uit het arbeidsmarktbeleid aangezien de bijzondere financieringswet bepaalt dat 90 % van het totaal bedrag wordt toegekend aan de gewesten en 10 % naar de sokkel gaat (en dus op termijn wordt afgebouwd). Het nettobedrag dat aan de gewesten wordt toegekend vanuit de PB-middelen bedraagt bijgevolg 15.561,4 miljoen EUR. Hierop dient er nog 89,1 miljoen EUR ingehouden te worden voor de responsabiliseringsbijdrage van de pensioenen van de ambtenaren van de deelentiteiten, en moet er respectievelijk 175 miljoen EUR en 37,1 miljoen EUR worden toegevoegd in het kader van de correcte financiering van de Brussels instellingen voor het inkomstenverlies ingevolge de aanwezigheid van internationale ambtenaren en voor de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het totaal aan middelen (netto) dat voor begrotingsjaar 2015 aan de gewesten wordt toegekend vanuit de PB-middelen wordt bijgevolg geraamd op 15.684,5 miljoen EUR. 45

2.3.2 Gemeenschappen Tabel 17: Gemeenschappen De gemeenschappen worden gefinancierd via een toegewezen deel van de BTW-opbrengsten (15.428,2 miljoen EUR), een toegewezen deel van de PB-opbrengsten (8.286,3 miljoen EUR, na verrekening met de responsabiliseringsbijdrage) en via dotaties ten laste van de federale uitgavenbegroting (11.204,9 miljoen EUR). De gemeenschappen beschikken voor 2015 bijgevolg over 34.919,4 miljoen EUR. 2.3.2.1 Afdrachten De voorafname op de BTW-middelen wordt voor 2015 geraamd op 15.429,4 miljoen EUR. Hiervan dient een bedrag ten belope van 1,2 miljoen EUR afgetrokken te worden als vermindering voor het federaal personeel dat werkzaam is in de gesloten instelling van Tongeren. Deze vermindering wordt evenwel stopgezet van zodra het personeel niet langer federaal werkzaam is en dit uiterlijk tot eind 2018. De nieuwe BTW-dotatie omvat ook de 46

vroegere dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld, evenals een aantal nieuwe bevoegdheden die worden overgedragen ten belope van 158,5 miljoen EUR (FCUD, jeugdbescherming, startbanen, loopbaanonderbreking, Federaal Impulsfonds Migrantenbeleid en het Europees Integratiefonds). De aan de gemeenschappen toegewezen middelen uit de personenbelasting worden geraamd op 8.234,5 miljoen EUR. De bijdrage in de sanering van de overheidsfinanciën ten belope van 368,7 miljoen EUR werd daarin reeds verrekend. De PB-middelen worden gevormd door de bestaande PB-dotatie aangevuld met een deel van de bijkomende Lambermontmiddelen die tot 2014 via de oorspronkelijke BTW-dotatie worden toegekend. Net zoals bij de gewesten wordt er ook aan de gemeenschappen via het overgangsmechanisme bijkomende middelen toegekend via de PB-dotatie. Het bedrag wordt voor 2015 geraamd op 108,8 miljoen EUR. Het leeuwendeel hierin wordt gevormd door de nieuwe bevoegdheden waarvan de financiering is opgenomen in het basisbedrag voor de BTW-dotatie, zijnde 158,5 miljoen EUR. Tot slot wordt er ook bij de gemeenschappen een inhouding gedaan als responsabiliseringsbijdrage voor de pensioenen. Het gaat voor 2015 om een bedrag van 57,0 miljoen EUR. Het totaal bedrag aan middelen die worden toegekend aan de gemeenschappen via een deel van de belastingsopbrengsten wordt voor 2015 geraamd op 23.714,5 miljoen EUR. 2.3.2.2 Dotaties ten gunste van gemeenschappen (incl DG 5 ) De Gemeenschappen ontvangen ingevolge de nieuwe bijzondere financieringswet nu ook middelen via dotaties die ten laste worden gelegd van de algemene uitgavenbegroting. Het gaat om middelen ter financiering van de volgende bevoegdheden die hen in het kader van de zesde staatshervorming worden toegekend: gezinsbijslagen, eventueel een verhoging van de dotatie voor gezinsbijslagen in functie van de participatiegraad in het hoger onderwijs, ouderenzorg, diverse gezondheidszorgen en hulp aan personen, investeringskosten voor ziekenhuisinfrastructuur (vanaf 2016), justitiehuizen en interuniversitaire attractiepolen (vanaf 2018). 5 De Duitstalige Gemeenschap wordt vanaf 2015 gefinancierd via zowel PB-middelen, BTW-middelen als dotaties ten laste van de algemene uitgavenbegroting. 47

De dotaties die voor 2015 worden toegekend, worden als volgt geraamd: - Gezinsbijslag: 6.661,3 miljoen EUR - Ouderenzorg: 3.592,5 miljoen EUR - Diverse gezondheidszorg en hulp aan personen: 864,1 miljoen EUR - Justitiehuizen: 87,0 miljoen EUR Bijgevolg wordt voor begrotingsjaar 2015 het totaal bedrag aan dotaties ten gunste van de gemeenschappen geraamd op 11.204,9 miljoen EUR. Wat de dotaties voor ouderenzorg en gezondheidszorg betreffen, werd nog geen rekening gehouden met een eventuele vermindering van respectievelijk geïsoleerde geriatriediensten en geïsoleerde diensten voor revalidatie en behandeling die op 1 januari 2013 bestonden, maar er niet meer zullen zijn op 1 januari 2015. 48

2.3.3 Overige dotaties Tabel 18: Dotaties Voor begrotingsjaar 2015 bedragen de overige dotaties 465,1 miljoen EUR. Ten opzichte van begrotingsjaar 2014 betekent dit een daling met 642,1 miljoen EUR. Dit is te wijten aan het feit dat de dotatie aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en aan de Duitstalige Gemeenschap niet enkel meer via de algemene uitgavenbegroting verlopen, maar ook via een voorafname op de federale personenbelasting en op de BTW-middelen. De hen toegewezen middelen zijn reeds opgenomen in de totaalbedragen bij de bespreking van de gemeenschappen. De overige dotaties omvatten bijgevolg dotaties ter versterking van de internationale en hoofdstedelijke functie van Brussel (stad Brussel, mobiliteitsbeleid, Europese toppen en taalpremies), evenals een dotatie voor de overname van de dienst van de verkeersbelastingen 49

door het Waalse Gewest, een dotatie voor de financiering van het universitair onderwijs aan buitenlandse studenten en een dotatie voor overdracht van de Nationale Plantentuin van Meise. 4. Afdrachten aan de sociale zekerheid De afdrachten aan de sociale zekerheid worden voor 2014 geraamd op 16.543 miljoen EUR, of een 212 miljoen minder dan bij de begrotingscontrole van maart, hierachter gaan verschillende bewegingen schuil. De belangrijkste zijn : De impact van een herziening naar boven toe van de ontvangsten aan roerende voorheffing (39 miljoen EUR); Het in aanmerking nemen in de cijfers van het in artikel 4 van de wet houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance voorziene terugverdieneffect. Dit geeft voor 2014 aanleiding tot een negatieve correctie op de alternatieve financiering van 226 miljoen EU. Voor 2015 wordt de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid geraamd op 14.577 miljoen EUR, een daling met 1.966 miljoen EUR (11,9%) ten opzichte van de voor 2014 weerhouden cijfers. De alternatieve financiering in 2015 werd aangepast aan zesde staatshervorming. Dit houdt onder meer in dat ; De alternatieve financiering voor dienstencheques (op een klein saldo na) vanaf 2015 op nul wordt gezet; De alternatieve financiering bestemd voor de RVA buiten globaal beheer (PWA s, educatief verlof, ) vanaf 2015 op nul wordt gezet; In de gehanteerde ramingen wordt voor 2015 en volgende jaren ook rekening gehouden met de verhoging van door te storten ontvangsten aan BTW en roerende voorheffing voorzien in artikel 3 en 4 van de wet houdende de uitvoering van het pact voor competitiviteit. De alternatieve financiering wordt meer in detail besproken in deel 3.2. 5. Andere afdrachten 50

De ramingen voor de andere afdrachten bleven voor 2014 ongewijzigd t.o.v. hun niveau van de begrotingscontrole van maart (354 miljoen EUR). Vanaf 2015 wordt in de ramingen rekening gehouden met twee effecten van de staatshervorming. Gezien overgedragen aan de gewesten wordt er niet langer rekening gehouden met een federale financiering van het rampenfonds. De berekening van de aan het verkeersveiligheidsfonds toe te wijzen middelen werd in het kader van de staatshervorming aangepast. Onder meer rekening houdend met deze beide elementen worden de andere afdrachten voor 2015 geraamd op 379 miljoen EUR. 51

3.1.4 Les dépenses primaires Les dépenses primaires 2014 Le tableau 19 reprend une situation des dépenses primaires pour l année 2014 selon la présentation de l Exposé général. Tableau 19 : Dépenses primaires (concept exposé général) En millions EUR En millions EUR En % - - - In miljoen EUR In miljoen EUR In % 2014 2014 2015 Ajusté Mon. juin Mon. juin Différence Différence Différence Différence - - - - - - - Aangepast Mon. juni Mon. juni Verschil Verschil Verschil Verschil (1) (2) (3) (2) vs. (1) (3) vs. (2) (2) vs. (1) (3) vs. (2) Dépenses primaires 48 157 48 157 52 296 0 4 139 0,0 8,6 Crédits 49 027 49 027 52 946 0 3 919 0,0 8,0 Total Cellule Autorité 15 053 15 053 14 249 0-804 0,0-5,3 Total Cellule Sociale 29 248 29 248 22 675 0-6 573 0,0-22,5 Total Cellule Économique 4 658 4 658 4 646 0-11 0,0-0,2 Provision globale 68 68 144 0 77 0,0 113,0 Dotation réforme de l'etat - 0 0 0 0 Enveloppe bien-être - - 26 0 26 Sous-utilisation 870 870 650 0-220 0,0-25,3 Contribution UE RNB 3 216 3 125 3 261-91 136-2,8 4,4 Dépenses primaires de la dette 41 41 41 0 0 0,0 0,0 Correction codes 8-2 520-2 520-1 935 0 584 0,0 23,2 Autres corrections de passage 86 60 71-27 11-30,9 19,0 Dépenses primaires, incluant les corrections de passage au niveau du solde 48 981 48 863 53 734-118 4 871-0,2 10,0 Dans le budget initial 2014 voté au parlement le 18 décembre 2013, les crédits de liquidation s élevaient à 49.113,9 millions EUR (voir tableau 20). Un premier feuilleton d ajustement a été voté au Parlement le 3 avril 2014. Il correspond à une augmentation des crédits de liquidation de 60,4 millions EUR. Un contrôle budgétaire a été réalisé en avril 2014, sans donner lieu à un feuilleton d ajustement. Suite à celui-ci, les crédits de liquidation diminuent de 94,1 millions EUR. Ce contrôle budgétaire s est en fait déroulé en deux temps : 52

- Dans un premier temps, les crédits des départements ont été actualisés sur base de l index et des hypothèses d inflation du budget économique de février 2014 (-56,9 millions EUR), ainsi que des adaptations aux effets-volume pour certains gros postes budgétaires (-37,2 millions EUR). Ces adaptations n ont pas encore été concrétisées par un feuilleton d ajustement. Seul le paramètre d indexation a été formellement intégré dans les crédits sous la forme d un blocage administratif. - Dans un second temps, un conclave budgétaire s est tenu en avril 2014. La méthodologie suivie lors de ce conclave consistait à financer les décisions prioritairement par une levée des blocages et ensuite par un prélèvement des moyens complémentaires sur la provision interdépartementale. Seules les décisions impactant la provision apparaissent dans les crédits des départements (augmentation des crédits de 77,6 millions EUR). Dans la mesure où elles sont totalement compensées par un prélèvement sur la provision, (diminution correspondante de 77,6 millions EUR), ces dernières adaptations ne font plus évoluer le total des crédits. Les autres décisions sont financées par la révision des blocages sur les crédits ad hoc. Sur base de tout ce qui précède, les crédits de liquidation des départements réestimés dans le cadre de ce rapport de monitoring s élèvent à 49.080,3 millions EUR, soit à un niveau inférieur de 33,7 millions EUR par rapport aux crédits initiaux votés. Le tableau 20 détaille la formation des crédits de liquidation 2014. 53

Tableau 20: Crédits de liquidation des départements Il convient de noter qu une économie de 20 millions EUR sur les crédits informatiques avait été décidée lors du Conseil des Ministres du 12 juillet 2013. Elle n a pas encore donné lieu à une diminution de crédit de 20 millions EUR à ce stade, dès lors qu elle n a pas encore été ventilée. Suite au passage du SPF Finances sous Fedcom en 2011, les crédits départementaux comptent des charges d intérêt transférées du budget de la dette vers le SPF Finances (53,6 millions EUR en 2014). Etant donné qu il ne s agit pas vraiment de dépenses primaires, ces 53,6 millions EUR sont exclus des dépenses primaires et réintégrés dans les charges d intérêt. Provision : La provision interdépartementale avait été fixée dans le budget initial 2014 à 145,3 millions EUR. En outre, suite aux décisions du conclave avalisées par le conseil des ministres du 4 avril 2014, elle est diminuée de 77,6 millions EUR. 54

Le SPF Budget a procédé à une estimation des besoins pour chaque ligne de la provision, qui aboutit à la conclusion que la marge sur la provision sera nulle et même qu elle sera insuffisante pour couvrir toutes les dépenses budgétisées. Le tableau 21 actualise la situation de la provision tenant compte de cette dernière diminution. Tableau 21: Provision 2014 Sous-utilisation : Lors du budget initial 2014, le Gouvernement était parti de l hypothèse d une sous-utilisation de 870 millions EUR pour les SPF, SPP, Ministère de la Défense et la Police Fédérale, garantie par des mesures de prudence budgétaire. Le SPF Budget a réalisé un monitoring de la sous-utilisation au départ des réalisations après 4 mois et des estimations basées sur les besoins des départements pour le reste de l année. Celui-ci tient compte des blocages administratifs décidés en conformité avec la circulaire de prudence budgétaire du 17 janvier 2014. Par rapport à 2013, il est important de noter qu il n existe plus aucune marge sur la provision interdépartementale, comme l exprime le point suivant y consacré. De même, l on ne peut plus compter sur un élément exceptionnel comme le versement de Bpost qui avait impacté la sous-utilisation à hauteur de 89 millions EUR. En tout état de cause, il est difficile d en tirer une conclusion valable à ce stade précoce de l année. Le SPF Budget poursuivra un monitoring mensuel afin de suivre au plus près la consommation des crédits. 55

Partant, en tenant compte d une sous-utilisation maintenue à 870 millions EUR, le total estimé des dépenses primaires pour 2014 se monte à 48.156,7 millions EUR, soit 33,7 millions EUR en moins par rapport aux dépenses primaires du budget initial 2014. Corrections SEC : Les corrections SEC permettent le passage entre les chiffres budgétaires et le solde de financement établi dans les comptes nationaux conformément à la nomenclature SEC. Le tableau 22 donne un aperçu de ces corrections qui permettent de passer du solde budgétaire primaire au solde de financement primaire du pouvoir fédéral. Tableau 22: Corrections de passage au solde SEC Par rapport à la situation du contrôle budgétaire 2014, la contribution RNB de la Belgique à l UE est estimée inférieure de 91 millions EUR. Il s agit d une estimation de la Représentation Permanente de la Belgique auprès de l UE qui anticipe la révision budgétaire à venir. Le montant SEC des dépenses primaires imputables sur le budget de la dette reste inchangé. La correction SEC sur les investissements de la Défense Nationale a été adaptée de 76,1 millions EUR à 49,4 millions EUR. Cette correction exprime la différence entre le moment d imputation budgétaire et le moment d imputation en termes SEC. La correction SEC sur les dépenses pour l Airbus n a pas évolué. Pour 2014, ces dépenses sont encore imputées sur le budget du SPP Politique scientifique comme un code 8 alors qu elles ne sont plus considérées comme telles par l ICN. Enfin, la situation des codes 8 n a pas évolué par rapport au contrôle budgétaire 2014. 56

Les dépenses primaires 2015 La circulaire du 28 mars 2014 précise les directives d élaboration du budget 2015. Les propositions budgétaires ont été fournies par les départements au SPF Budget pour le 30 avril. L Inspecteur des Finances a rendu son avis pour le 14 mai. Les réunions bilatérales techniques concernant la préfiguration budgétaire 2015 se sont ensuite déroulées du 19 mai au 4 juin. Dans cette circulaire, les paramètres ont été fixés en vue de préparer la préfiguration du budget 2015 à politique inchangée. Elle exclut toute proposition nouvelle qui pourrait avoir des répercussions pour la nouvelle législature. Il appartiendra, en effet, au prochain gouvernement de décider, le cas échéant, de nouvelles mesures d économies. La circulaire budgétaire prévoit entre autres : - Que pour les crédits de personnel, les économies structurelles réalisées dans les exercices budgétaires précédents soient maintenues (en particulier les économies linéaires décidées lors du contrôle budgétaire 2013 et le budget initial 2014) et que le coefficient de liquidation moyen pour 2015 soit égal à 1,6379 (compte tenu d un dépassement de l indice pivot prévu en décembre 2014). - Que les crédits de fonctionnement (frais généraux et spécifiques) soient indexés de 1,3%, soit le taux d inflation par rapport à 2014 et que les économies des conclaves précédents soient appliquées. - Que la croissance des gros postes soit de 1,3%, sauf si une réglementation spécifique prévoit une indexation ou une autre adaptation. - Qu aucune politique nouvelle ne soit autorisée, en ce compris celles intégralement compensées à l intérieur d une section du budget. La circulaire tient également compte des répercussions budgétaires du transfert de compétences en exécution de la sixième réforme de l Etat. Le transfert des compétences entre en vigueur le 1er juillet 2014, mais le financement de ces compétences ne sera à charge des entités fédérées qu à partir du 1er janvier 2015. Dans ce cadre, les transferts de compétences sont supposés être entièrement réalisés en 2015. 57

A partir du 1er janvier 2015, les communautés et régions assurent le financement des compétences transférées. Une période transitoire est prévue jusqu à fin 2015 au plus tard au cours de laquelle le pouvoir fédéral peut continuer à assurer les dépenses relatives aux services administratifs à transférer et qui ne sont ni effectivement ni intégralement pris en charge par les régions, les communautés et la commission communautaire commune. Dans ce cas, les crédits seront adaptés conformément à la Loi Spéciale de Financement. Estimation des crédits : Le tableau 23 détaille les crédits de liquidation des dépenses primaires 2015 acceptés en réunions bilatérales et repris dans la base de données du SPF Budget à la date du 18 juin 2014. Il comprend les colonnes suivantes : - Montant de base 2015 : contient la base des crédits 2015 sur laquelle seront appliqués les différents paramètres d indexation. Elle est établie à partir des crédits ajustés 2014 et prend en compte des corrections techniques (visant notamment à neutraliser les opérations one-shot). Ce montant ne reprend pas, par contre, les décisions du contrôle budgétaire 2014 qui n a pas été voté à la Chambre des Représentants. Toutefois, lorsqu il apparaissait que des crédits étaient récurrents, ils ont été imputés dans la colonne Variation de volume ; - Index : contient l impact de l indexation ; - Variation de volume : contient les effets-volume hors réforme de l Etat ; - Réforme de l Etat : contient l impact du transfert de compétences en application de la sixième réforme de l Etat : d une part, le transfert des allocations familiales aux communautés et d autre part, les autres transferts aux communautés et régions (justice, emploi, soins de santé, économie, mobilité, ) ; - Total accepté bila : contient les crédits ayant fait l objet d un accord en réunion bilatérale. Elle est la somme des colonnes précédentes. En outre, il importe de relever que la dotation équilibre à la sécurité sociale pour 2015 a été ramenée à 0 dans la mesure où il n existe pas à ce jour de base légale pour la prolonger. Sur base de cette situation, les crédits de liquidation pris en compte dans ce rapport pour 2015 se montent ainsi à 41.768,4 millions EUR. 58

Tableau 23: Crédits de liquidation par département (2014-2015) Il s agit d une situation provisoire et minimaliste des crédits qui ne reprend que les crédits qui ont été acceptés en réunions bilatérales. Il n est, en effet, pas tenu compte des points devant encore faire l objet de discussions politiques et qui ont été placés en réserves C, R et D : Réserve C : dépenses nouvelles, hors effet volume, à base légale et exécutable immédiatement (579,9 millions EUR) dont certaines pourraient s avérer inéluctables. Elle est en bonne partie alimentée par la remise en question d économies structurelles décidées lors des précédents conclaves (125 millions EUR pour la Coopération au Développement, 52 millions à la Défense Nationale, 52 millions au sein du SPF Finances, 150 millions EUR pour le Groupe SNCB au sein du SPF Mobilité). Elle comprend également par ordre d importance entre autres les postes spécifiques suivants : 34 millions EUR pour les rémunérations au sein du SPF Justice, 32 millions 59

EUR pour les bonifications d intérêt sur les prêts verts, 28 millions EUR pour les zones de police, 19 millions EUR pour le soutien au secteur aéronautique, 10 millions EUR pour l accord de coopération avec la Région de Bruxelles-Capitale (Beliris). Réserve R : montants réservés dans le cadre de la réforme de l Etat (7,9 millions EUR). Celle-ci tient compte de l impact des paramètres réels d indexation sur les crédits transférés de personnel par rapport aux crédits théoriques des transferts, utilisés dans le cadre de la mise en œuvre de la Loi Spéciale de Financement (Task Force). Réserve D : autres montants non acceptés en réunion bilatérale (541,0 millions EUR). Deux points spécifiques méritent encore d être signalés au niveau des réserves : o les crédits acceptés du SPF Justice ne permettent pas d envisager un rattrapage dans l important arriéré accumulé ; o les crédits du SPF Affaires étrangères & Coopération au développement ne prennent pas en considération l effet budgétaire de la loi-programme du 19 mars 2003 relative à la coopération internationale belge. Par ailleurs, deux lignes séparées ont été ajoutées en bas du tableau 23 : - La première correspond à l adaptation au bien-être de l assistance sociale (revenu d intégration, indemnités aux handicapés et aux personnes âgées) en exécution du pacte entre les générations décidé en 2005. Il convient de noter que, malgré le transfert d une partie de ces compétences aux communautés, la constitution et la répartition de l enveloppe bien-être reste une compétence fédérale. Le montant prévu pour 2015 est de 26,29 millions EUR. - La seconde intitulée «dotations fédérales réforme de l Etat» est également ajoutée en bas du tableau dans la mesure où elle n a pas encore pu faire l objet d une ventilation entre les départements. Elle correspond aux moyens financiers accordés aux communautés sous la forme de dotations du pouvoir fédéral conformément à la loi spéciale de financement. Ainsi, s agissant du transfert des allocations familiales, les cotisations seront prévues dans les crédits de personnel des départements. Les départements ne paieront plus les allocations mais ils devront payer une cotisation à 60

l ONAFTS (et ont reçu des crédits pour cela). Des dotations sont, en outre, prévues dans le cadre du transfert des compétences suivantes : soins aux seniors, soins de santé et aides aux personnes, coût d investissement des infrastructures hospitalières, maisons de justice et pôles d attraction interuniversitaire. Le montant total imputé pour 2015 est de 11.204,9 millions EUR. Le détail de ces dotations à charge du budget général des dépenses est repris dans le tableau 24. Tableau 24 : Dotations transférées à charge du budget général des dépenses en 2015 Dotations fédérales transférées (en millions EUR) 2015 Allocations familiales 6.661,3 Aide aux seniors 3.592,5 Soins de santé et aide aux personnes 864,1 Maisons de justice 87,0 Pôles d'attraction interuniversitaire 0,0 Total 11.204,9 Suite au passage du SPF Finances sous Fedcom en 2011, les crédits départementaux comptent des charges d intérêt transférées du budget de la dette vers le SPF Finances pour 53,6 millions EUR en 2015. Etant donné que ce montant ne représente pas vraiment des dépenses primaires, il a été retiré pour être à nouveau intégré dans les charges d intérêt. Provision : Par ailleurs, la provision interdépartementale 2015 est estimée à 144,4 millions EUR. Cette provision permet de couvrir les dépenses dont la nature est certaine mais dont le montant est indéterminé. Elle est notamment destinée au paiement des arriérés des primes de compétences, des dépenses découlant de l exécution du plan «Rosetta», des frais de justice, des crédits «Optifed», La provision est répartie tout au long de l année entre les départements. Le tableau 25 en détaille la ventilation pour 2015. Par rapport à la provision 2014, l impact de l introduction de la TVA de 21% sur les prestations des avocats a été ajouté. 61

Tableau 25: Provision interdépartementale 2015 Sous-utilisation : S agissant de la sous-utilisation, le SPF Budget a estimé le montant 2015 en se fondant sur le taux de liquidation moyen entre 2009 et 2013 par nature économique de la dépense, et en tenant compte des corrections suivantes : - neutralisation des éléments exceptionnels (le versement Bpost en 2013 et la coopération au développement en 2012) - liquidation à 100% des transferts à l intérieur du secteur des administrations publiques, laissant supposer que la sous-utilisation est prise en compte dans le solde de ces administrations publiques bénéficiaires des transferts. Pour les transferts aux CPAS qui peuvent avoir une sous-utilisation spécifique dans les crédits des dépenses primaires, l on fait l hypothèse d une liquidation basée sur le taux moyen des deux dernières années ; - liquidation à 100% des codes 8 dès lors que ceux-ci n ont pas d influence sur le solde SEC ; - liquidation à 100% de la provision interdépartementale dans la mesure où il n existe plus de marge à l intérieur de celle-ci. Le montant 2015 de la sous-utilisation ainsi extrapolé tourne autour de 650 millions EUR. Il faut noter que cette sous-utilisation s applique sur un montant de crédits réduit par rapport à 2014 suite à l exécution de la sixième réforme de l Etat. Les dotations fédérales qui s ajoutent aux dépenses primaires n ont, en outre, pas d impact sur la sous-utilisation puisqu elles seront liquidées à 100%. 62