Water Energie Grondstoffen CO2-emissie-inventaris 2014 Scope 1, 2 en 3 Status : Definitief Versie : 1 Datum : 20-8-2015 Opsteller Ter controle Voor akkoord Naam R.B. van Dijk J. van der Weerd G.J. van de Pol Functie KAM manager KAM-coördinator Civiel Algemeen Directeur Datum 14-8-2015 17-8-2015 20-08-2015 Handtekening
Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 1.1 Algemene informatie GMB... 3 1.2 Betrokkenen bij CO 2 -emissie-inventarisatie... 4 1.3 Basisjaar... 4 1.4 Datamanagement... 4 1.5 Verificatie inventarisatie... 4 2 CO 2 - emissiecategorie-indeling... 5 2.1 Scope CO 2 -emissies... 6 2.2 Onzekerheden... 6 3 CO 2 -emissie-inventaris Basisjaar... 8 3.1 CO 2 -emissie-inventaris GMB 2009... 8 4 CO 2 -emissie-inventaris 2014... 9 4.1 Periode van CO 2 -emissie-inventaris... 9 4.2 Wijzigingen ten opzichte van basisjaar... 9 4.3 CO 2 -emissie-invenatris: Het bedrijf... 9 4.4 Verbranding biogas... 10 4.5 Broeikasgasverwijdering... 10 4.6 Vergelijking CO 2 -footprint per jaar... 10 5 Meest materiële scope 3 emissies... 12 5.1 De waardeketen van GMB... 12 5.2 Rangorde scope 3 emissies... 12 5.3 Conclusie... 16
Hoofdstuk: Inleiding 1 Inleiding Voor u ligt de CO 2 -emissie-inventaris voor scope 1, 2 en 3 van GMB. Deze inventaris is onderdeel van het bredere CO 2 -beleid binnen GMB. De rapportage is opgesteld volgens de principes van het GHG protocol en de ISO norm 14064-1: Specification with guidance at the organization level for quantification and reporting of greenhouse gas emissions and removals. Deze CO 2 -emissie-inventaris rapportage wordt door GMB gebruikt om aangrijpingspunten voor reductie inzichtelijk te maken. Op welke wijze er invulling gegeven wordt aan CO 2 -reductiebeleid staat beschreven in het document 3.B.2 Energie management actieplan. In onderstaande tabel staan de verschillende onderdelen van de ISO 14064-1 norm 7.3.1 met corresponderende paragrafen in deze rapportage weergegeven. Eis in ISO 14064-1 7.3.1 a) Description of the reporting organization. 1.1 b) Person responsible. 1.2 c) Reporting period covered. 4.1 d) Documentation of organizational boundaries. 1.1 e) Direct GHG emissions (scope 1-emissions). 4.3 f) A description of how CO 2 -emissions from the combustion of biomass are 4.5 treated in the GHG inventory. g) GHG removals. 4.6 h) Exclusion of any GHG sources or sinks. 2.2 i) Energy indirect GHG emissions (scope 2-emissions). 4.3 j) The historical base year. 3.1 k) Explanation of any change to the base year. 4.2 l) Quantification methodologies. H1 m) Explanation of any change to quantification methodologies. H1 n) Reference to GHG emission or removal factors used. 2.1 o) Description of the impact of uncertainties. 2.2 p) Statement that GHG report is in accordance with ISO 14064. H1 q) Statement of verification and level of assurance achieved. 1.5 Tabel 1.1: Verificatie eisen ISO 14064-1 met CO 2-emissie-inventaris Vermeld in deze rapportage 1.1 Algemene informatie GMB Bij het bepalen van de organisatorische grenzen zijn onderstaande gegevens beschikbaar. Aantal medewerkers: 390 (per 1 januari 2015) Toepassingsgebied: (Geïntegreerde en/of multidisciplinaire) Projecten, services en exploitaties, waaronder de activiteiten: verwerven, ontwerpen, uitvoeren, onderhouden en beheren op het gebied van grond-, weg- en waterbouw, beton- en industriebouw, installatietechniek (werktuigbouw en elektrotechniek), procestechnologie, leidinginspectie, -renovatie en reiniging, (water-) bodemsanering en de verwerking van organische slibben, reststromen en urine. Organisational Boundary: GMB Beheer B.V. (KvK 11018836) GMB Civiel B.V. (KvK 110442270) GMB BioEnergie B.V. - GMB BioEnergie Zutphen B.V. (KvK 11044203) - GMB BioEnergie Tiel B.V. (KvK 11020684) - Biologische Industriële Reststoffenverwerking B.V. (KvK 11056776) 3
Hoofdstuk: Inleiding Niveau en type bedrijf Niveau 5, groot bedrijf (CO 2 -Prestatieladder): Tabel 1.2: Algemene informatie GMB t.b.v. CO 2-Prestatieladder GMB Services B.V. (KvK 11026859) - GMB Rioleringstechnieken B.V. (KvK 05033131) - GMB RKG-Services B.V. (KvK 05062845) - Grondbank Oost-Gelderland B.V. (KvK 09109143) Sustec Consulting & Contracting B.V. (KvK 09163421) GMB Participatie en Ontwikkeling B.V. (KvK 11057549) 1.2 Betrokkenen bij CO 2 -emissie-inventarisatie Voor het opstellen van de CO 2 -emissie-inventarisatie zijn de volgende twee personen betrokken vanuit de GMB organisatie: Hoofdadministratie; KAM manager. 1.3 Basisjaar De cluster GMB BioEnergie rapporteert jaarlijks over de CO 2 uitstoot in het jaarverslag van GMB BioEnergie. GMB kiest er vanaf 2009 voor om voor de gehele GMB holding de CO 2 footprint te bepalen. Het jaar 2009 wordt dan ook gezien als basisjaar. Hoofdstuk 3 voorziet de CO 2 -emissie-inventaris van het basisjaar, waarna in hoofdstuk 4 het jaar 2014 is behandeld. 1.4 Datamanagement De data die nodig is om de CO 2 footprint vast te stellen wordt centraal geïnventariseerd door de administratieafdeling van GMB. Alle benodigde data (afkomstig van facturen en bedrijfsadministratie) wordt verzameld in een datasheet. De data van Sustec waarin GMB voor 100% participeert wordt rechtstreeks via de directiesecretaresse van Sustec aangeleverd aan de KAM manager. De KAM manager neemt de data op in de datasheet. 1.5 Verificatie inventarisatie Door GMB is gekozen om de datasheet te laten invullen door de afdeling administratie. Op basis van de ingevulde lijst wordt er een verificatie op de inventarisatie uitgevoerd door de KAM manager. De KAM manager verifieert of de data volledig is, eventueel nieuwe bedrijfsonderdelen zijn toegevoegd en of de gegevens zijn ingevuld bij de juiste scope. Bij elke CO 2 -emissie-inventaris wordt deze interne toetsing uitgevoerd, alvorens de getallen gepubliceerd worden. Jaarlijks wordt de CO 2 -emissie-inventaris extern geverifieert middels een externe audit. De level of assurance van de inventaris is met beperkte mate een zekerheid. 4
Hoofdstuk: CO2- emissiecategorie-indeling 2 CO 2 - emissiecategorie-indeling Figuur 2.1: Emissiecategorie-indeling gebaseerd op de GHG Protocol Scope 3 Standaard (hoofdstuk 5) De emissie-inventaris GMB over 2014 beschrijft de volledige inzicht in alle energiestromen in scope 1, 2 en 3. GMB heeft zowel emissies op de vestigingen als op de projecten. Hierbij is de afweging gemaakt dat met name op projecten scope 3 emissies worden waargenomen. Hiervoor is gebruikt gemaakt van een emissiecategorieindeling gebaseerd op de GHG Protocol Scope 3 Standaard (hoofdstuk 5). CO 2 -emisssie-inventaris De rapportage over de CO 2 -emissie-inventaris is voor de CO 2 -Prestatieladder opgesteld conform ISO 14064-1. De inventaris omvat zowel directe als indirecte emissies ten gevolge van bedrijfsactiviteiten van GMB, onderverdeel in scope 1, 2 en 3 emissies. Het gaat hier primair om de materiële (scope 1 en 2) en relevante (scope 3) emissies. Materiële emissies hebben vaak een dermate omvang dat deze invloed hebben op de afwegingen en inschatting (inclusief reductie doelstellingen). De indirecte scope 3 emissies kunnen zowel upstream als downstream ontstaan. Uitgangspunten CO 2 -emissie-inventaris Voor 2014 heeft GMB de inventaris over alle bedrijfsactiviteiten genomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen emissies op vestigingen en projecten. Voor het kwantificeren van optredende CO 2 -uitstoot (emissieinventaris) is gebruik gemaakt van CO 2 -emissiefactoren vanuit de handboek 2.2 van de CO 2 -Prestatieladder. 5
Hoofdstuk: CO2- emissiecategorie-indeling 2.1 Scope CO 2 -emissies Scope 1: Directe CO 2 -emissies Scope 1 emissies (directe emissies) zijn materiële emissies die worden uitgestoten door installaties die in eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de organisatie, zoals emissies door eigen gasgebruik en emissies door het eigen wagenpark. Alle emissies van het eigen wagenpark worden meegenomen in emissieinventaris van het bedrijf. Onderstaande emissies worden meegenomen als scope 1 emissie: Gasverbruik op de kantoren en projecten; Brandstofverbruik leaseauto s uitgesplitst per type brandstof; Brandstofverbruik materieel en transport; Koelgasverbruik airco. Scope 2: Indirecte CO 2 -emissies Scope 2 emissies (indirecte emissies) zijn materiële emissies die ontstaan door de opwekking van elektriciteit, warmte en koeling en stoom in installaties die niet tot de eigen onderneming behoren, doch die door de organisatie worden gebruikt (zoals emissies die vrijkomen bij het opwekken van elektriciteit in centrales). Ook het zakelijk vliegverkeer behoort tot scope 2. Onderstaande emissies worden meegenomen als scope 2 emissie: Ingekochte energie; Zakelijk vliegverkeer; Zakelijke ritten privé auto. Bovenstaande emissies worden uitgesplitst naar uitstoot op projecten en uitstoot voor bedrijfsvoering, dit wordt uitgevoerd door de KAM manager Scope 3: Overige indirecte CO 2 -emissies Scope 3 emissies (indirecte emissies) zijn relevante emissies, die ontstaan als gevolg van de activiteiten van de organisatie, maar die voorkomen uit bronnen die geen eigendom van het bedrijf zijn noch beheerd worden door het bedrijf. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in upstream (emissies van aangeschafte of verworven producten en diensten) en downstream (emissies van producten en diensten (of projecten) na verkoop of gedistribueerde projecten of diensten, zonder verkoop. De scope 3 uitstoot wordt geïnventariseerd op basis van de opgestelde ketenanalyses. Het gaat hierbij om: CO 2 -uitstoot van door GMB gebouwde RWZI s; CO 2 -uitstoot van leidingtype GVK. 2.2 Onzekerheden De in dit rapport gepresenteerde hoeveelheden moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheid is relevant bij de emissie op projecten en voor de scope 3 emissies. De omvang van scope 3 is dusdanig groot en van veel ingekochte producten en diensten zijn geen footprint gegevens beschikbaar. De emissies in scope 3 zijn dus met beperkte zekerheid vast te stellen. Het opstellen van de inventarisatie is met de grootste zorgvuldigheid gedaan. Bij het opstellen van de inventarisatie zijn de volgende aannames gedaan: CO 2 -emissie bij combinatie werken GMB werkt op een aantal projecten in combinatie (er wordt dan een V.O.F. gevormd) met andere bedrijven. Voor het bepalen van onze CO 2 -footprint is er gekozen om de combinatie projecten niet mee te nemen in de inventarisatie. Dit geldt met name voor de elektriciteit die wordt ingekocht voor de bouwstroom. De brandstof die wij inkopen en verbruiken wordt wel meegenomen in de footprint. Bij projecten waar wij penvoerder zijn nemen wij ook het elektriciteitsverbruik mee in onze inventarisatie. Dit komt overeen met de doelstelling van GMB. Deze is gerelateerd aan de omzet exclusief de omzet uit combinatiewerken. Indien GMB de penvoerder is, is er inzicht in de CO 2 -emissie op het betreffende project. Als niet GMB maar een ander bedrijf de penvoerder is, hebben we beperkt inzicht in de CO 2 -emissie. 6
Hoofdstuk: CO2- emissiecategorie-indeling CO 2 -emissie op projecten Voor de projecten wordt als uitgangspunt genomen dat 70% van het brandstofverbruik van de leaseauto s voor rekening komt van de projecten. Tot en met 2012 maakten wij gebruik van een verdeelsleutel voor de brandstof getankt vanuit onze eigen installaties. Zo maakten wij onderscheid tussen brandstof voor leaseauto s en brandstof voor vrachtwagens (goederenvervoer naar projecten). De verdeelsleutel was als volgt: leaseauto s 43% en goederenvervoer 57%. Vanaf 2013 gebruiken wij deze verdeelsleutel niet meer omdat wij via ons systeem en de leasemaatschappijen inzicht hebben in het brandstofverbruik van de leaseauto s. Wij nemen hierbij alleen het brandstofverbruik van de personen leaseauto s mee. Het verbruik van de bedrijfsauto s die wij leasen valt onder verbruik materieel en goederen vervoer. Onzekerheid diesel verbruik Wij hebben ervoor gekozen om de totale hoeveelheid door GMB ingekochte diesel mee te nemen als scope 1 uitstoot. Wij maken dus geen onderscheid tussen de diesel die verbruikt door onze machines en machines van onderaannemers (die gebruik maken van door ons ingekochte diesel). Dit doen wij omdat het aandeel wat door niet GMB machines gebruikt wordt gering is en omdat de precieze hoeveelheid hiervan erg moeilijk te achterhalen is. Onzekerheid uitstoot Biologische Industriële Reststoffenverwerking (BIR) B.V. Het elektriciteitsverbruik van de BIR is van 2009 t/m 2014 meegenomen als grijze stroom terwijl deze elektriciteit zelf opgewekt wordt door verbranding van biogas wat ter plekke is verkregen vanuit vergisting. 7
Hoofdstuk: CO2-emissie-inventaris Basisjaar 3 CO 2 -emissie-inventaris Basisjaar 3.1 CO 2 -emissie-inventaris GMB 2009 De totale scope 1 (directe) en scope 2 (indirecte) CO 2 -emissies van GMB bedroeg in 2009 totaal 14.238 ton CO 2, zie figuur 3.1 voor de verdeling van scope 1 en scope 2 CO 2 -emissies. Scope verdeling 2009 14.238 ton CO 2 Scope 2 5.403 ton CO 2 Scope 1 8.835 ton CO 2 Scope 1 Scope 2 Figuur 3.1: Directe en indirecte CO 2 emissies (scope 1 en 2) De verdeling van de emissie per scope is weergegeven in de onderstaande tabel (inclusief scope 3). Scope Emissiebron Vergelijking basisjaar Scope 1 8.835,4 Gasverbruik Aardgas 254,4 Brandstofverbruik goederenvervoer algemeen en machines Diesel / Benzine 6.447,2 Brandstofverbruik zakelijk autovervoer Diesel 2.133,8 Koelgasverbruik airco Kg gelekt koelgas 0,0 Scope 2 5.402,6 Zakelijk vliegverkeer Elektriciteit 0,0 Declarabel brandstofverbruik privé auto's (zakelijk) Brandstof 12,6 Elektriciteitsverbruik Brandstof 5.390,0 Scope 3 189,3 Declarabel brandstofverbruik privé auto's (woon-werk) Brandstof 189,3 TOTAAL (scope 1 en 2) 14.238,0, ton CO 2 Totaal (scope 1, 2 en 3) 14.427,3 ton CO 2 Tabel 3.1: CO 2-emissie-inventaris basisjaar 2009 (scope 1, 2 en 3) 8
Hoofdstuk: CO2-emissie-inventaris 2014 4 CO 2 -emissie-inventaris 2014 4.1 Periode van CO 2 -emissie-inventaris De periode waarover de CO 2 -emissie-inventaris betreft is van 1 januari 2014 t/m 31 december 2014. 4.2 Wijzigingen ten opzichte van basisjaar Ten opzichte van basisjaar 2009 zijn er een aantal onderdelen gewijzigd in de footprint. GMB behaalde in 2014 een omzet van 121 miljoen euro (exclusief deelnemingen). Dat is 29% procent meer dan in 2009. In 2011 is het bedrijfsonderdeel Sustec (voor 50%) toegevoegd aan de inventarisatie, vanaf 2013 is Sustec voor 100% eigendom van GMB en wordt de uitstoot volledig meegenomen in onze inventarisatie. In 2014 hebben de volgende veranderingen plaatsgevonden: Nieuwe CV voor de vestiging Opheusden (zomer 2014), daarbij is de verbouwing afgerond. In 2014 is Depot Drempt uit de scope van de CO 2 -Prestatieladder gehaald. Er is een uitbreiding gerealiseerd van de productiecapaciteit bij GMB BioEnergie Zutphen: - Vergroting koeltoren - Renovatie dak - Renovatie buitenterrein Ook zijn er een aantal optimalisaties bij GMB BioEnergie Tiel uitgevoerd: - Onderhoud machinepark - Ammoniumsulfaattanks - Aanleg glasvezel - Optimalisatie ontwateringsinstallaties 4.3 CO 2 -emissie-invenatris: Het bedrijf De totale scope 1 (directe) en scope 2 (indirecte) CO 2 -emissies van GMB bedroeg in 2014 totaal 14.302 ton CO 2 (scope 1 en 2, scope 3 is hierin niet meegerekend), zie figuur 4.1 voor de verdeling van scope 1 en scope 2 CO 2 - emissies. Scope verdeling 2014 14.302 ton CO 2 Scope 2 5.785 ton CO 2 Scope 1 8.517 ton CO 2 Scope 1 Scope 2 Figuur 4.1: Directe en indirecte CO 2 emissies (scope 1 en 2) 9
Hoofdstuk: CO2-emissie-inventaris 2014 De verdeling van de emissie per scope is weergegeven in de onderstaande tabel (inclusief scope 3). Scope Overzicht 2014 Vergelijking basisjaar Scope 1 8.517,3 8.835,4 Gasverbruik 155,8 254,4 Brandstofverbruik goederenvervoer algemeen en machines 7.264,5 6.447,2 Brandstofverbruik zakelijk autovervoer 1.097,0 2.133,8 Koelgasverbruik airco 0,0 0,0 Scope 2 5.785,0 5.402,6 Zakelijk vliegverkeer 0,0 0,0 Declarabel brandstofverbruik privé auto's (zakelijk) 18,7 12,6 Elektriciteitsverbruik 5.766,3 5.390,0 Scope 3 160,9 189,3 Declarabel brandstofverbruik privé auto's (woon-werk) 160,9 189,3 TOTAAL (scope 1 en 2) 14.302,3 ton CO 2 14.238,0, ton CO 2 Totaal (scope 1, 2 en 3) 14.463,2 ton CO 2 14.427,3 ton CO 2 Tabel 4.1: CO 2-emissie-inventaris 2014 (scope 1, 2 en 3) 4.4 Verbranding biogas Verbranding van biogas vond binnen scope 1, 2 en 3 niet plaats bij GMB in 2014. 4.5 Broeikasgasverwijdering Broeikasgasverwijdering vond niet plaats bij GMB in 2014. 4.6 Vergelijking CO 2 -footprint per jaar De CO 2 -footprint ten opzicht van voorgaande jaren is niet eenduidig te vergelijken dit komt door de grote verschillen in omzet over de afgelopen 6 jaar. Absoluut is de CO 2 -uitstoot in 2014 lichtelijk gestegen vergeleken met het basisjaar 2009 (zie figuur 4.2; respectievelijk 14.238 ton CO 2 in 2009 en 14.302 ton CO 2 in 2014, een verwaarloosbare percentuele stijging) maar gedaald t.o.v. 2012. Gerelateerd aan de omzet is de CO 2 uitstoot in 2014 met 22% gedaald ten opzicht van 2009 (zie figuur 4.3 en tabel 4.2). 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Totale CO 2 -reductie 14.238 13.658 14.494 14.974 14.490 14.302 Omzet (mln euro) excl. deelnemingen 94 96 121 123 131 121 Ton CO 2 /mln omzet 151 142 120 122 111 118 Reductie absoluut 4,1% -1,8% -5,2% -1,8% -0,5% Reductie per mln omzet 6,1% 20,9% 19,6% 27,0% 22,0% Tabel 4.2: CO 2-reductie vergelijking met overige jaren (scope 1 en 2) Hiermee is de doelstelling van 22% CO 2 -reductie t.o.v. het basisjaar 2009 gerealiseerd voor 2015. Daarmee wordt 2014 het nieuwe basisjaar voor de komende periode van 5 jaar. 10
Hoofdstuk: CO2-emissie-inventaris 2014 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 2009 2010 2011 2012 2013 2014 4.000 2.000 0 Gasverbruik kantoren (scope 1) Brandstof lease auto's (scope 1) Brandstof verbruik materieel op de weg (scope 1) Brandstof verbruik materieel op de werken (scope 1) Ingekochte elektriciteit (scope 2) Zakelijk ritten privé auto (scope 2) Zakelijk vliegverkeer (scope 2) totaal Figuur 4.2: Vergelijking CO 2 footprint scope 1 en 2 per jaar (2009 t/m 2014) 160 140 120 100 80 60 40 20 2009 2010 2011 2012 2013 2014 0 Omzet (mln euro) excl. Deelnemingen ton CO2/mln omzet Figuur 4.3: CO 2 footprint gerelateerd aan de omzet 11
Hoofdstuk: Meest materiële scope 3 emissies 5 Meest materiële scope 3 emissies Conform het handboek, CO 2 -Prestatieladder versie 2.2 en het GHG protocol Corporate Value Chain (Scope 3) wordt in dit hoofdstuk eerst de waardeketen beschreven. Aan de hand van de waardeketen zijn de mogelijke scope 3 emissie categorieën inzichtelijk gemaakt. Uit deze categorieën zijn middels een rangschikking ketenanalyses geselecteerd. 5.1 De waardeketen van GMB GMB creëert waarde in de keten door middel van (geïntegreerde en/of multidisciplinaire) projecten, services en exploitaties op het gebied van grond-, weg- en waterbouw, beton- en industriebouw, installatietechniek (werktuigbouw en elektrotechniek), procestechnologie, leidinginspectie, -renovatie en reiniging, (water-) bodemsanering en de verwerking van organische slibben, reststromen en urine. Daarbij maakt GMB zowel gebruik van eigen diensten als onderaanneming en leveranciers. Met name de ketenpartners in de twee laatst genoemde zijn interessant voor de scope 3 emissies. De eigen diensten worden onder de scope 1 en 2 emissies gezien. Er zijn enkele scope 3 emissies categorieën die wel onder de eigen diensten vallen. De producten/diensten upstream in de keten hebben vooral betrekking op de aankoop/huur van bouwmaterieel, het leveren van producten (waaronder zand, staal en beton) en transport. De diensten downstream (stroomafwaarts) in de keten hebben vooral betrekking op het transporteren en/of verwerken van (rest) producten zoals biogranulaat of slib. 5.2 Rangorde scope 3 emissies In figuur 2.1 (hoofdstuk 2) is de emissiecategorie-indeling van GHG Protocol Scope 3 Standaard (Hoofdstuk 5) weergeven. Binnen scope 3 emissies wordt onderscheid gemaakt in upstream en downstream emissies. Om de rangorde te bepalen heeft GMB de verschillende categorieën uitgelicht. De rangorde wordt bepaald middels een score. De score is op 3 aspecten als volgt berekend: Relatieve omvang = Hierin staat beschreven wat de relatieve omvang / grootte van de genoemde categorie scope 3 emissie is op GMB. Wat is het aandeel van GMB in deze categorie. Relatieve invloed op activiteiten = Hierin staat beschreven wat de relatieve invloed van de categorie scope 3 emissie is op de activiteiten van GMB. Wat is het effect als GMB aanpassingen of verbeteringen doorvoert binnen deze categorie. Relatieve invloed op CO 2 = Hierin staat beschreven wat de relatieve invloed van de genoemde categorie scope 3 emissie is op de CO 2 -uitstoot/emissie. Score = (Relatieve omvang + Relatieve invloed op activiteiten) x Relatieve invloed op CO 2. Formule is gebaseerd op het feit dat zowel de relatieve omvang als de relatieve invloed op activiteiten beiden invloed hebben op de CO 2 -emissie. Door deze te vermenigvuldigen met de algehele relatieve invloed op de CO 2 -emissie kan de totale score worden opgemaakt van het aandeel van de genoemde categorie scope 3 emissie op het totale beeld van CO 2 -emissie. Nr. Scope 3 emissies Van toepassing GMB? Relatieve omvang Relatieve invloed op activiteiten Invloed op CO 2 Score Rang orde 1 Aangekochte goederen en diensten Ja Groot Middel Groot 15 1 2 Kapitaal goederen Ja Middel Middel Klein 4 8 3 Brandstof en energie gerelateerde activiteiten (niet opgenomen in scope 1 en 2) 4 Upstream transport en distributie Ja Middel Klein Groot 9 5 5 Productieafval Ja Klein Klein Klein 2 10 6 Business Travel* 1 7 Woon-werkverkeer Ja Klein Klein Middel 4 8 8 Upstream geleasete activa Ja Middel Middel Groot 12 3 9 Downstream transport en distributie Ja Middel Klein Groot 9 5 10 Ver- of bewerken van verkochte producten Ja Middel Groot Middel 10 4 12
Hoofdstuk: Meest materiële scope 3 emissies 11 Gebruik van verkochte producten Ja Groot Middel Groot 15 1 12 End-of-life verwerking van verkochte producten Ja Groot Klein Middel 8 7 13 Downstream geleasede activa 14 Franchisehouders 15 Investeringen Totaal score 88 Tabel 5.1: Bepaling rangorde meest materiële emissies scope 3 * 1 = Business Travel is opgenomen als scope 2 emissie Rangorde Scope 3 emissies Categorie Aandeel CO 2 uitstoot 1 Aangekochte goederen en diensten 1 17% Gebruik van verkochte producten 11 17% 3 Upstream geleasete activa 8 14% 4 Ver- of bewerken van verkochte producten 10 11% 5 Upstream transport en distributie 4 10% Downstream transport en distributie 9 10% 7 End-of-life verwerking van verkochte producten 12 9% 8 Kapitaal goederen 2 5% Woon-werkverkeer 7 5% 10 Productieafval 5 2% - Brandstof en energie gerelateerde activiteiten (niet opgenomen in scope 1 en 3-2) - Business Travel* 1 6 - - Downstream geleasede activa 13 - - Franchisehouders 14 - - Investeringen 15 - Tabel 5.2: Rangorde meest materiële emissies scope 3 5.2.1 Aangekochte goederen en diensten In deze categorie vallen de emissies (cradle-to-gate) van alle ingekochte goederen en diensten voor zover ze niet vallen in de categorieën 2 tot en met 9. Voor GMB bestaat deze categorie vooral uit ingekochte grondstoffen als beton, staal, hout en diensten geleverd door onderaannemers en uitzendbureaus. Voor de uitstoot veroorzaakt door onderaannemers, ingenieursbureaus en andere diensten is gerekend met een gemiddelde CO2-uitstoot per omzet (branche-afhankelijk 1 ). Voor de emissies van grondstoffen is gekeken naar de activiteiten van GMB Civiel, Services en Rioleringstechnieken binnen deze categorie (GMB BioEnergie valt door de eigen activiteit buiten deze categorie). In onderstaande tabel is gekeken naar welke goederen en diensten worden aangekocht door GMB. De verschillende aankopen zijn uitgezet naar de verwachte grote van de CO2-emissie. Dit is op basis van kennis en ervaring ingevuld. Aankoop van Toelichting CO 2 -emissie door aankoop Staal Renoveren RWZI s, drinkwaterleidingen, Groot afvalwaterleidingen, damwanden, stalen constructies, afwerking Beton Betonnen constructies, (polder)gemalen, bruggen, Middel Goederen bekisting Hout Bekisting, afwerking, damwanden Klein Zand Grondwerk Klein GVK Leidingen Middel HDPE/PVE Leidingen Middel Gietijzer Leidingen Middel Onderaanneming Grondwerk, asfaltering, transport, heiwerk Groot Diensten Ingenieursbureau Engineering Klein Overige diensten Automatisering, engineering Klein Tabel 5.3: Indeling aangekochte goederen en diensten 1 Onderaannemers: Martens en Van Oord 270 ton CO 2/mln omzet op basis van emissie-inventaris 2014, Beenen 28,7 ton CO 2/mln omzet op basis van CO 2-rapportage 2014, 90 ton CO 2/mln omzet op basis van gemiddelde van duurzaamheidsrapport Volker Wessels en GMB (130 ton CO 2/mln). Ingenieursbureaus en andere diensten: 56,8 ton CO 2/mln omzet op basis van CSR rapport Royal Haskoning 13
Hoofdstuk: Meest materiële scope 3 emissies 5.2.2 Gebruik van verkochte producten In deze categorie vallen de scope 1 en 2 emissies als gevolg van het gebruik van door GMB verkochte producten. Werkmaatschappij Verkochte producten CO 2 -emissie door gebruik Kades en rivierdijken Bruggen en sluizen Middel Harde keringen Waterzuiveringen* 1 Middel Gemalen en stuwen* 1 Middel GMB Civiel B.V. Persleidingen* 1 Klein Energiefabrieken* 1 Klein Haventerreinen en terminals Kraan- en spoorbanen Klein Bedrijfshallen Services activiteiten Milieuwerken (saneringen) Drinkwaterservice Klein GMB Services B.V. Installatietechniek Klein Betontechniek Klein Civiel GMB Rioleringstechnieken Rioolreiniging-en -inspectie B.V. RIoolrenovatie GMB BioEnergie Biogranulaat* 2 Onbekend Exploitatie Thermische Drukhydrolyse (TDH) Onbekend Tabel 5.4: Indeling aangekochte goederen en diensten * 1 = Het energieverbruik hiervan is grotendeels niet openbaar gemaakt door het Waterschap. * 2 = Valt onder categorie 10 Ver- of bewerken van verkochte producten. Wat wel gekwantificeerd kan worden is het energieverbruik van een rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) en gemalen. GMB is over de afgelopen jaren zowel bij nieuwbouw als bij renovatie van RWZI s en gemalen betrokken. Over het jaar 2006 zijn cijfers beschikbaar over het gemiddeld energieverbruik van een RWZI (zie hiervoor de ketenanalyse RWZI s). Voor het energieverbruik van een gemaal is uitgegaan van het jaarlijks energieverbruik van een middelgroot poldergemaal 2. Voor zowel de RWZI s als de gemalen is uitgegaan van een levensduur van 20 jaar. Tevens is ook de invloed van de exploitatie van de TDH nog onbekend. Dit heeft te maken dat GMB in 2014 en 2015 voor het eerst twee TDH heeft opgeleverd. De gegevens hiervan moeten nog binnenkomen. Verwachting is dat de invloed op de CO 2 -emissie minimaal is, omdat er naast het gebruik ook energie wordt opgewekt. Het gebruik en de opwekking compenseren elkaar. 5.2.3 Upstream geleasede activa In deze categorie vallen de emissies als gevolg van bezittingen van GMB die door middel van leaseovereenkomsten in bezit zijn van het bedrijf. Dit gaat vooral om het leasewagenpark, daarnaast wordt er ook een deel van het groot-materieel (kranen, shovels, bulldozers etc.) geleased. Het brandstofverbruik is meegenomen bij de scope 1 en 2 emissies. Wel heeft GMB inzicht in de keuze van het groot-materieel en wagenpark. Zo heeft GMB in 2014 een volledig A- en B-label leasewagenpark. In 2015 worden meer reducerende maatregelen genomen om nog zuiniger om te gaan met het de CO 2 -uitstoot. Voor het groot-materieel heeft GMB duurzaam materieel ingekocht die minder CO 2 uitstoten. Daarnaast wordt met leveranciers van brandstof en het materieel gesproken over mogelijke reducerende maatregelen om het CO 2 -uitstoot door gebruik van het groot-materieel te reduceren. 5.2.4 Ver- of bewerken van verkochte producten Emissies als gevolg van het ver- of bewerken van verkochte producten door ketenpartners vallen in deze categorie. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van biogranulaat als biobrandstof in de energieopwekking. Hierdoor wordt juist bespaard op CO 2 -emissie. 2 Energieverbruik gemalen is afkomstig uit: Energieverbruik nationaal en regionaal waterbeheer, Deltares 2009 14
Hoofdstuk: Meest materiële scope 3 emissies 5.2.5 Upstream transport en distributie Emissie als gevolg van transport en distributie door derden dat plaatsvond in opdracht van GMB vallen in deze categorie. Het is lastig in te schatten hoe groot deze CO 2 -emissies zijn. Dit heeft te maken met de verschillende locaties vanwaar derden vertrekken. Verwachting is dat de invloed op de CO 2 -emissie vergeleken met de andere scope 3 categorieën boven het gemiddelde ligt. Soorten transport en distributie upstream zijn: Onderaanneming (transport op het werk); Slibtransport. 5.2.6 Downstream transport en distributie Emissies als gevolg van transport en distributie door derden van verkochte producten (niet betaald door GMB) vallen in deze categorie. Het is lastig in te schatten hoe groot deze CO 2 -emissies zijn. Dit heeft te maken met de verschillende locaties vanwaar derden vertrekken. Verwachting is dat de invloed op de CO 2 -emissie vergeleken met de andere scope 3 categorieën boven het gemiddelde ligt. Soorten transport en distributie downstream zijn: Verkochte producten BioEnergie. 5.2.7 End-of-life verwerking van verkochte producten In deze categorie vallen de scope 1 en 2 emissies die ontstaan bij het verwerken van afval. Dit afval moet dan producten zijn die eerder door GMB verkocht zijn. De producten hebben over het algemeen een lange levensduur (20-50 jaar). Hierdoor is er op dit moment geen kwantitatieve onderbouwing te geven van energieverbruik tijdens de verwerking als het product aan het eind van de gebruiksperiode. 5.2.8 Kapitaal goederen In deze categorie vallen de emissies (cradle-to-gate) van alle ingekochte kapitaalgoederen. Bij GMB bestaat deze categorie voornamelijk uit aangekochte machines (materieel) of aanverwante artikelen zoals bedrijfskleding. De emissie van deze goederen is zeer lastig te berekenen. Het productieproces van een shovel of vrachtwagen is nogal complex en daardoor moeilijk te kwantificeren. Daarom is voor deze categorie gekozen het normgetal 3 van categorie 4 te hanteren. 5.2.9 Woon-werkverkeer In deze categorie vallen de emissies als gevolg van reiskilometers door werknemers tussen hun thuis- en werkplek. Voor GMB zijn hier de gedeclareerde woon werk kilometers in privé auto s meegenomen. 5.2.10 Productieafval Emissie als gevolg van het verwerken van afval vallen in deze categorie. Het grootste deel van het afval betreft bouw- en sloopafval. De verwerking hiervan vindt plaats door middel van stort van het materiaal en zo mogelijk vindt er recycling plaats. Door het ontbreken van emissiegegevens van afvalverwerkers is hiervoor ook het normgetal van categorie 4 gehanteerd. 5.2.11 Brandstof en energie gerelateerde activiteiten (niet opgenomen in scope 1 en 2) In deze categorie vallen de emissies die gerelateerd zijn aan de brandstof- en energieconsumptie door GMB en die niet geteld zijn bij scope 1 of 2. Dit is voor GMB in 2014 niet van toepassing. 5.2.12 Business Travel In deze categorie vallen de emissies als gevolg van werk gerelateerde reiskilometers door werknemers in voertuigen die eigendom zijn van derden; vliegverkeer bijv. Deze categorie is voor GMB in 2014 niet van toepassing. Tevens wordt deze categorie meegenomen in scope 2. 5.2.13 Downstream geleasede activa De emissies als gevolg van gebruik van derden van bezittingen van GMB (middels een leaseconstructie) vormen deze categorie. Dit is voor GMB in 2014 niet van toepassing. 5.2.14 Franchisehouders De emissies als gevolg van in bedrijf zijnde franchise vormen deze categorie. Dit is voor GMB in 2014 niet van toepassing. 3 Normgetal: 1 ton CO2 / 1000 euro omzet,dit is een grove benadering o.b.v. de berekening dat transport 2,- per km kost met een gemiddeld gewicht van 10 ton per transport. Transport kent relatief hoge emissies (vergelijk: staal = 1,06 ton CO 2 / 1000 euro, hout = 0,075 ton CO 2 / 1000 euro) 15
Hoofdstuk: Meest materiële scope 3 emissies 5.2.15 Investeringen In deze categorie vallen de scope 1 en 2 emissies als gevolg van het in gebruik zijn van investeringen. Dit is voor GMB in 2014 niet van toepassing. 5.3 Conclusie Op basis van bovenstaande scope 3 analyse is een rangorde opgesteld van de meest materiële emissies. Uit deze rangorde heeft GMB een tweetal ketenanalyses uitgevoerd en één ketenanalyse is ontwikkeling om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor CO 2 -reductie in de keten. Vanuit het handboek worden de volgende nadere (rand)voorwaarden hierbij gesteld: 1. De ketenanalyses dienen betrekking te hebben op de projectenportefeuille. 2. Het bedrijf dient eigen analyses uit te (laten) voeren. Het meeliften bij de uitvoering van een betaalde opdracht van een klant kan niet gezien worden als het voldoen aan de eisen. 3. Er dient 1 ketenanalyse te worden gemaakt voor één van de twee meest materiële emissies én 1 andere ketenanalyse voor één van de zes meest materiële emissies uit de rangorde. 4. A Corporate Accouting and Reporting Standard (Hoofdstuk 4 Setting Operational Boundaries) geeft de herkenbare structuur van elke ketenanalyse: a. Beschrijf de betreffende keten b. Bepaal welke scope 3 categorieën relevant zijn c. Identificeer de partners in de keten d. Kwantificeer de scope 3 emissies 5. Het resultaat van de analyse dient een aanvulling te zijn op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten en dient bij te dragen aan het voortschrijdend maatschappelijk inzicht. Rangorde Scope 3 emissies Categorie Aandeel CO 2 uitstoot 1 Aangekochte goederen en diensten 1 17% Gebruik van verkochte producten 11 17% 3 Upstream geleasete activa 8 14% 4 Ver- of bewerken van verkochte producten 10 11% 5 Upstream transport en distributie 4 10% Downstream transport en distributie 9 10% 7 End-of-life verwerking van verkochte producten 12 9% 8 Kapitaal goederen 2 5% Woon-werkverkeer 7 5% 10 Productieafval 5 2% - Brandstof en energie gerelateerde activiteiten (niet 3 - opgenomen in scope 1 en 2) - Business Travel* 1 6 - - Downstream geleasete activa 13 - - Franchisehouders 14 - - Investeringen 15 - Tabel 5.5: Rangorde meest materiële emissies scope 3 Met betrekking tot de eisen uit het handboek dienen de volgende ketenanalyses minimaal uitgevoerd te zijn: Ketenanalyse top 2 scope 3 emissies: - Aangekochte goederen en diensten; - Gebruik van verkochte producten. Ketenanalyse top 6 scope 3 emissies: - Upstream geleasete activa; - Ver- of bewerken van verkochte producten; - Upstream transport en distributie; - Downstream transport en distributie. Op dit moment heeft GMB 2 ketenanalyse ter beschikking vanuit de top 2: Ketenanalyse leidingtype GVK (2011) Ketenanalyse RWZI s (2010, becommentarieert door Royal Haskoning) 16
Hoofdstuk: Meest materiële scope 3 emissies 17