Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Datum 7 november 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over het artikel Onderzoek naar oudambtenaar

Turfmarkt DP Den Haag Postbus 20301

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Datum 23 november 2012 Onderwerp Nadere informatie n.a.v. de berichtgeving over de secretaris-generaal van mijn ministerie

klager, bijgestaan door mr A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam,

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 27 februari 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over de miljoenen van Bruinsma op een Zwitserse bankrekening

beklaagde, bijgestaan door mrs M. Wladimiroff en J.T.C. Leliveld, advocaten te Den Haag.

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

3963 Crans sur Sierre Chipshol Holding BV Zwitserland Boeingavenue PZ Schiphol-Rijk Telefoon:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Verloop van de procedure. Datum 28 april Onderwerp Uw bezwaarschrift. Geachte

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitten van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 19 februari 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over een Nederlandse coffeeshopeigenaar die is veroordeeld in Thailand

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reglement Rechtskundige Bijstand

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

==================================================================== Artikel 1

1) NRC Handelsblad, 2 augustus ) Aanhangsel-Handelingen nr. 102, vergaderjaar

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting. 1. Procesverloop

Datum 14 februari 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Onschuldig en toch voor het leven gestraft

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

Eerste Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Datum 20 december 2012 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de inzet van paragnosten door de politie

Datum 29 november 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat oud-minister Opstelten het minder Marokkanen-proces zou hebben beïnvloed

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 4 juni 2012 Vragen lid Schouw (2012Z02139) over het verstrekken van biometrische gegevens aan de Verenigde Staten

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 3 december 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Hof van Cassatie van België

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag 13 februari

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Datum 2 november 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Omtzigt over het telefonisch intrekken van bezwaren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

Recht en bijstand bij juridische procedures

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Klachtenregeling Staring College

Vervolging. Getuigenverhoor rechter-commissaris

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Vraag 4 Om welke stoffen en welke hoeveelheden ging het? Van wie waren de stoffen afkomstig? Wie handelde in de stoffen?

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman mevrouw XXX Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. E.H.C. Vos, secretaris)

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 466 Vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over het artikel «Onderzoek naar oud-ambtenaar» (ingezonden 30 september 2013). Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens Minister de Buitenlandse Zaken (ontvangen 8 november 2013) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013 2014, nr. 315 Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onderzoek naar oud-ambtenaar»? 1 Antwoord 1 Ja. Vraag 2 en 3 Klopt het dat het Turkse openbaar ministerie stelt dat uit in- en uitreisgegevens uit het onderzoeksdossier is gebleken dat de verdachte Joris op 20 juli 1996 Turkije is ingereisd? Wanneer is deze informatie bekend geworden bij de Nederlandse autoriteiten en welke actie is daarop ondernomen? Antwoord 2 en 3 Het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontving op 14 juni 2013 een kopie van een document betreffende een Turkse sepotbeslissing in een zaak waarbij in Turkije aangifte was gedaan tegen o.a. een oud-ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In het document was een verwijzing opgenomen naar gegevens in een (aangifte-)dossier, die betrekking zouden hebben op de in- en uitreisregistratie van de oud-ambtenaar in Turkije. Nadat ik hierover nog dezelfde dag ben geïnformeerd heb ik opdracht gegeven om deze informatie in handen te stellen van het openbaar ministerie, in ieder geval om de relevantie van het document voor een nog lopende artikel 12 Strafvordering-procedure te beoordelen (zie hierna het antwoord op vraag 4). De Turkse autoriteiten hebben desgevraagd aan de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken van mijn ministerie het bestaan van een dergelijk document bevestigd op 19 juni 2013. Aangezien het document volgens de Turkse autoriteiten deel uitmaakt van een rechterlijke procedure aldaar, 1 AD, 27 september 2013 ah-tk-20132014-466 ISSN 0921-7398 s-gravenhage 2013 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 2014, Aanhangsel 1

konden zij echter geen nadere toelichting geven op de inhoud en de betekenis van het document. Het Nederlandse openbaar ministerie onderzoekt momenteel de achtergronden bij deze Turkse aangifte en sepotbeslissing omdat deze van belang kunnen zijn in de nog lopende artikel 12 Strafvordering-procedure bij het Hof Arnhem-Leeuwarden. Vraag 4 Heeft het Nederlandse openbaar ministerie in het oriënterende feitenonderzoek aan de Turkse autoriteiten gevraagd of de oud-topambtenaar Turkije is ingereisd in de periode 1990 2013 of niet? Zo ja, kunt u dan het antwoord van de Turkse autoriteiten op die vraag aan de Kamer doen toekomen? Antwoord 4 Neen, het openbaar ministerie heeft de Turkse autoriteiten niet gevraagd of de betrokken oud-ambtenaar Turkije is ingereisd. Het oriënterend feitenonderzoek waarnaar in de vraag wordt verwezen, is afgesloten in februari 2012. Het betrof een onderzoek naar een in Nederland gedane aangifte door een Turkse persoon tegen de oud-ambtenaar. Bij brief van 3 oktober 2012 (Kamerstukken TK 2012/2013, 33 400 VI, nr. 3) heb ik uw Kamer gemeld dat het Landelijk Parket de beslissing had genomen dat geen strafrechtelijk onderzoek naar de betrokken ambtenaar zou worden ingesteld. Er bestond gerede twijfel aan de betrouwbaarheid van deze in 2011 in Nederland opgenomen aangifte. Daarnaast had de Rijksrecherche enkele maanden gewacht op een tweede Turkse aangever die een verklaring zou afleggen over soortgelijke feiten, maar deze aangifte bleef uit. De wel afgelegde aangifte was zoals gebruikelijk in dergelijke gevallen voorgelegd aan de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). De LEBZ concludeerde in een rapport van juni 2011 dat het verhaal van de aangever niet consistent was en op meerdere plaatsen te weinig details bevatte. Volgens de LEBZ kon niet worden gesteld dat de aangifte betrouwbaar was. Gelet op de aard van de aangegeven feiten en de ernst van de beschuldiging heeft de Rijksrecherche toch verder onderzoek gedaan. Zo is in dit oriënterend feitenonderzoek ook onderzocht of de oud-ambtenaar reisbewegingen heeft gemaakt naar Turkije, alsmede of hij in dat land zou hebben verbleven in de periode waarin de strafbare feiten zouden hebben plaatsgevonden. De Rijksrecherche heeft behalve betrokkene zelf, ook een aantal getuigen gehoord en onderzoek gedaan naar dienstreizen en paspoorten in de desbetreffende periode. Uit dit onderzoek is niet gebleken dat betrokkene in de desbetreffende periode naar Turkije zou zijn gereisd of daar heeft verbleven. Gezien het ontbreken van een strafrechtelijke verdenking tegen de toenmalige ambtenaar, achtte het openbaar ministerie geen grond aanwezig om de Turkse autoriteiten via een rechtshulpverzoek aldaar (nader) onderzoek te laten uitvoeren naar in- en uitreisregistraties van de ambtenaar. Ik verwijs tevens naar mijn brieven van 2 februari 2012 (Kamerstukken TK 2011/2012, 33 000 VI, nr. 80) en 8 oktober 2012 (Kamerstukken TK 2012/2013, 33 400 VI, nr. 4), naar het op 4 december 2012 gegeven antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken en mij op de vragen van de leden Omtzigt en Oskam van 5 november 2012 (Aanhangsel Handelingen TK 2012/2013, 691) en naar het op 27 februari 2013 gegeven antwoord van mij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op de vragen van de leden Oskam en Omtzigt van 10 januari 2013 (Aanhangsel Handelingen TK 2012/2013, 1459). Ik hecht eraan te benadrukken dat het openbaar ministerie de persoon die in Nederland aangifte heeft afgelegd, op de hoogte heeft gesteld van de beslissing en daarbij vanzelfsprekend heeft vermeld dat daartegen op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een klacht kon worden ingediend bij het Gerechtshof. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Deze procedure loopt nog. Dat betekent dat de beslissing van het openbaar ministerie op dit moment derhalve nog onderwerp vormt van een rechterlijke procedure. Vraag 5 Indien de Turkse autoriteiten niet gevraagd is naar de reisbewegingen, waarom kon ambassadeur Bekink dan met grote stelligheid beweren dat bewezen was dat deze persoon nooit in Turkije geweest was in die periode? Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 2014, Aanhangsel 2

Antwoord 5 In de brief van de ambassadeur doelde deze op de uitkomst van het oriënterend feitenonderzoek zoals bij het antwoord op vraag 4 is uiteengezet. Ik moge ook verwijzen naar het op 4 december 2012 gegeven antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken en mij op de vragen van de leden Omtzigt en Oskam van 5 november 2012, in het bijzonder het antwoord op vraag 11. Vraag 6 Bent u bereid de ambassadeur te vragen een nadere brief met uitleg te sturen aan de Amerikaanse congresleden, nu nieuwe omstandigheden aan het licht gekomen zijn? Antwoord 6 De Minister van Buitenlandse Zaken en ik zien geen aanleiding om de ambassadeur een dergelijk verzoek te doen. Met de brief die de Nederlandse ambassadeur destijds heeft geschreven, reageerde hij op een brief die enkele congresleden hadden gezonden aan de voorzitter van de delegatie van het Europese Parlement voor de relaties met de VS, en gaf hij aan wat de uitkomst van diverse procedures was. In de uitkomst van die procedures is tot op heden geen verandering gekomen. Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 4, is de beslissing die het openbaar ministerie in 2012 nam om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen, op dit moment nog onderwerp van een procedure bij de rechter. Vraag 7 Klopt het dat de Nederlandse overheid de kosten van de advocaat van de oud-topambtenaar vergoedt in een zaak die de oud-topambtenaar zelf heeft aangespannen tegen het AD? Antwoord 7 In mijn brief van 8 oktober 2012 heb ik uw Kamer naar aanleiding van enkele publicaties bericht dat ik de toenmalige secretaris-generaal van mijn ministerie volledig steunde bij het treffen van rechtsmaatregelen daartegen. Deze steun had mede betrekking op de vergoeding van daarbij redelijkerwijs te maken kosten. Mijn ambtsvoorgangers zijn in vergelijkbare situaties reeds eerder tot betaling van declaraties overgegaan. Artikel 69, eerste lid, van het ARAR geeft aan het bevoegd gezag de bevoegdheid een ambtenaar naar billijkheid schadeloos te stellen, kosten te vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming te verlenen. Mijn ambtsvoorgangers hebben toepassing van die bepaling aangewezen geacht indien moest worden aangenomen dat betrokkene voorwerp van publicaties was geworden in verband met zijn functie bij het toenmalige Ministerie van Justitie. Dat was bijvoorbeeld het geval toen bij de Raad voor de Journalistiek werd opgetreden tegen onnodig diffamerende publicaties. De overheid is als iedere werkgever gehouden zijn werknemers te beschermen tegen onrechtmatige uitingen die rechtstreeks of indirect verband houden met de functieuitoefening. Die bescherming kan bijvoorbeeld vorm krijgen in het vergoeden van kosten voor het voeren van verweer of voor het verlenen van bijstand in een artikel 12-Strafvorderingprocedure waarin betrokkene wordt uitgenodigd om zich over de tegen de beslissing van het openbaar ministerie gerichte klacht over niet-vervolging te uiten, of juist voor het optreden als eisende partij bij het verkrijgen van een rechterlijke uitspraak. De gehoudenheid tot bescherming van de werknemer kan anders komen te liggen indien deze onderworpen wordt aan strafvervolging. In het ARAR is bijvoorbeeld geregeld dat een ambtenaar van rechtswege is geschorst wanneer hij in voorlopige hechtenis is genomen en dat een ambtenaar kan worden geschorst indien een strafrechtelijke vervolging ter zake van misdrijf tegen hem is ingesteld. Beide situaties hebben zich jegens de toenmalige secretaris-generaal van mijn ministerie nimmer voorgedaan. Overeenkomstig de door mijn ambtsvoorgangers ingezette lijn, heb ik ermee ingestemd dat de kosten van de civiele procedure die de toenmalige secretaris-generaal met mijn instemming in oktober 2012 aankondigde, door het ministerie worden vergoed. Het object van deze procedure is een publicatie die plaatsvond op een moment waarop betrokkene nog secretarisgeneraal bij mijn ministerie was. Vanzelfsprekend heb ik voorzien dat de Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 2014, Aanhangsel 3

civiele procedure niet zou zijn beëindigd voordat betrokkene met pensioen zou gaan en dat de redelijkheid en billijkheid in een dergelijk geval met zich zouden brengen dat ook de kosten die daarna voor deze procedure nog zouden moeten worden gemaakt, zouden worden vergoed, voor zover zij redelijkerwijs voortvloeien uit deze procedure. Op dezelfde grondslag heb ik ermee ingestemd dat de kosten worden vergoed voor de bijstand in de artikel 12-Strafvorderingprocedure waarin betrokkene is opgeroepen om zich te uiten over de klacht die is gericht tegen de beslissing van het openbaar ministerie om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Vraag 8 Hoe hoog zijn de totale advocaatkosten die vergoed zijn en hoe hoog zijn de kosten die per uur aan de advocaat van de oud-topambtenaar vergoed worden? Antwoord 8 De tot nu toe vergoede kosten in verband met de door de voormalige secretaris-generaal tegen het AD aangevangen procedure respectievelijk in verband met de tegen de beslissing van het openbaar ministerie gerichte klachtprocedure bedragen inclusief verschotten en BTW 25.435,16 respectievelijk 13.388,05. Vraag 9 Op welke rechtsgrond staat de Nederlandse staat een oud-topambtenaar juridisch bij in rechtszaken die hij zelf aanspant? Heeft u hiertoe zelf een besluit genomen? Antwoord 9 Anders dan in de vraagstelling besloten ligt, verleent de Nederlandse Staat geen juridische bijstand aan de oud-ambtenaar. De Staat vergoedt de kosten van diens advocaat. Artikel 69 van het ARAR biedt de grondslag voor het vergoeden van kosten aan een ambtenaar. In dit geval heb ik in lijn met mijn ambtsvoorgangers geoordeeld dat de door de ambtenaar te maken kosten betrekking hadden op een procedure gericht tegen een uiterst diffamerende beschuldiging waarvan de publicatie nauw verband hield met de functie van betrokkene. Dat verband is na het defungeren niet verloren gegaan. Daarom steunde ik de ambtenaar volledig bij het treffen van rechtsmaatregelen en heb ik ermee ingestemd om de redelijkerwijs te maken kosten van de procedure voor vergoeding in aanmerking te brengen. Zoals in het antwoord op vraag 7 al gemeld, brengen de redelijkheid en billijkheid met zich mee dat de vergoeding van kosten van deze procedure ook betrekking heeft op de kosten die worden gemaakt nadat betrokkene eervol is ontslagen in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarbij is relevant dat de bepaling van artikel 69 ARAR niet alleen betrekking heeft op ambtenaren maar, gelet op artikel 1 van de Ambtenarenwet, ook op gewezen ambtenaren. Vraag 10 Kunt u één vergelijkbaar geval noemen waarin een voormalig ambtenaar juridische kosten vergoed kreeg voor een zaak die hij zelf aanspande? Antwoord 10 Zoals in het antwoord op de vragen 7 en 9 aangegeven, kunnen zich omstandigheden voordoen ook bij andere overheidswerkgevers waarin ook aan een gewezen ambtenaar kosten worden vergoed van een juridische procedure. Bij werkgevers waarbij de vraag zich vaak kan voordoen, zijn specifieke regelingen getroffen voor het vergoeden van kosten van procedures. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de regeling die door het Ministerie van Defensie is getroffen en naar de regeling die geldt voor de politie. Daarnaast staan nog de gevallen waarin een werkgever aan een werknemer een deel van of alle kosten vergoedt van de procedure die deze zelf tegen de werkgever heeft aangespannen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 2014, Aanhangsel 4

Vraag 11 Is er een overeenkomst (mondeling of schriftelijk, formeel of informeel) over welke advocaatskosten de oud-topambtenaar mag declareren bij de Nederlandse staat? Zo ja, kunt u die overeenkomst dan aan de Kamer doen toekomen? Antwoord 11 Neen. Er is sprake van een eenzijdige rechtshandeling, gebaseerd op artikel 69 van het ARAR, welke tot uitdrukking komt in de feitelijke vergoeding van de kosten. Een overeenkomst is daarbij niet aan de orde. Vraag 12 Deelt u de mening dat het niet gepast is dat de juridische bijstand van de oud-topambtenaar gedragen wordt door de Nederlandse staat en bent u bereid om ervoor te zorgen dat dat niet langer gebeurt? Antwoord 12 Neen. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 2014, Aanhangsel 5