BEOORDELING VAN DE ASIELAANVRAAG. De beoordeling van een asielaanvraag DATUM:12/05/2015

Vergelijkbare documenten
Kwetsbare minderheidsgroep

Is het statuut van vluchteling verenigbaar met het statuut van terrorist? 20 september 2016

Datum 22 januari 2019 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Asielzoeker uit Bahrein na gedwongen vertrek meteen gearresteerd

Het recht gehoord te worden

Basisvorming. Wat is een vluchteling?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Duurzame mobiliteit op het CGVS

Datum 26 november 2015 Onderwerp De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

(3) Het Verdrag van Genève en het Protocol vormen de hoeksteen van het internationale rechtsstelsel ter bescherming van vluchtelingen.

Evaluatie van trauma in de beroepsprocedure bij de RvV

dergelijke bescherming behoeft een passende status verlenen.

Centrum voor Migratierecht. De asielprocedure in Nederland

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

RICHTLIJN 2011/95/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 17 februari 2009 (*)

60 JAAR VLUCHTELINGENVERDRAG

Ja, NBMV mogen reizen mits ze beschikken over de nodige documenten:

de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN, IVde KAMER,

Basisopleiding Asielprocedure en opvangwet. Dienst Studie en Beleid 21 oktober

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6304

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 13 december 2011 in de zaak A /XIV-32.

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Bijlage bij het rapport Fase I Studie Kwetsbare personen met specifieke opvangnoden. Synthese van de voornaamste vaststellingen.

Vluchtelingen: traject, statuut, sociale rechten..? in samenwerking met:

GIDS VOOR DE NIET-BEGELEIDE MINDERJARIGE DIE ASIEL AANVRAAGT IN BELGIË

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

De Dublin-criteria teneinde de verantwoordelijke staat te bepalen.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Basisopleiding Asielprocedure en opvangwet. Dienst Studie en Beleid 16 juni 2017

Basisopleiding Asielprocedure en opvangwet. Dienst Studie en Beleid 13 oktober 2017

Procedurebegeleiding bij asielzoekers uit zogenaamde «veilige» landen - Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen 28/06/2013

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

ECLI:NL:RBDHA:2016:15083

Samenvatting (Summary in Dutch)

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

FORMULIER VLUCHTVERHAALANALYSE (OIC- pre-besluit variant)

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Het OCMW en de vluchtelingencrisis

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Voorlichting over de Asielprocedure

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Vrouwelijke Genitale Verminking: juridische aspecten. Netwerk Cultuursensitieve Zorg, 6 mei Elvire Delwiche Vzw INTACT

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0423/4. Amendement. Marek Jurek, Jussi Halla-aho, Branislav Škripek namens de ECR-Fractie

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

GIDS VOOR BEGELEIDE KINDEREN IN DE ASIELPROCEDURE IN BELGIË

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Hof van Cassatie van België

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

CM Utrecht, 23 oktober Betreft: implementatie Richtlijn 2001/55 inzake tijdelijke bescherming van ontheemden

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Asiel en vluchtelingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Paragraaf C7/2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen *

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De Groep asiel heeft op 8 april 2002 een aanvang gemaakt met de bestudering van het bovengenoemde

Aantal aanvragen asielzoekers blijft hoog, beschermingsgraad ook

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Paragraaf C2/3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

INHOUDSTAFEL. Voorwoord 3. Lijst met gebruikte afkortingen 5. Inhoudstafel 7. Hoofdstuk I Inleiding 13. Hoofdstuk II Rol van de begeleider 15

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Aan de woordvoerders van de Tweede Kamer inzake het asielbeleid. Geachte heer/mevrouw,

de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Er zijn vier aanmeldcentra in Nederland: Schiphol, Ter Apel, Den Bosch en Zevenaar.

Werkstuk Maatschappijleer Kinderrechten

Meervoudige asielaanvragen

Gelet op artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

/2/V2. Datum uitspraak: 25 mei 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. [appellanten], 2.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ACHTERGRONDINFO WAT JE MOET WETEN OVER MIGRATIE, VLUCHTELINGEN EN ASIEL VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN - EDUCATIEF TRAJECT ROAD OF CHANGE

ECLI:NL:RBDHA:2017:7232

- in bijlage II: de tekst van de ontwerp-verklaringen voor de Raadsnotulen.

De Oorzaken van Migratie onder de Loep

LJN: BJ3621, Raad van State, /1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 april 2014 Onderwerp Anti-homowet Oeganda

Transcriptie:

BEOORDELING VAN DE ASIELAANVRAAG DATUM:12/05/2015 De beoordeling van een asielaanvraag De commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen onderzoekt elke asielaanvraag individueel. Hij baseert zich op alle elementen in het administratieve dossier en neemt de concrete situatie in het herkomstland in aanmerking zoals ze bestaat op het ogenblik van de beslissing. Hij houdt er bij zijn onderzoek steeds rekening mee of de asielzoeker behoort tot een kwetsbare groep en/of hij bijzondere procedure waarborgen nodig heeft. Op de asielzoeker rust een medewerkingsplicht. Bij de start van de procedure brengt hij zo snel mogelijk alle elementen ter staving van zijn aanvraag aan zodat de commissaris-generaal na een onderzoek een beslissing kan nemen. De elementen bestaan uit verklaringen en alle documenten die de asielzoeker in zijn bezit heeft over zijn leeftijd, achtergrond, ook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere asielaanvragen, reisroutes, reisdocumenten en de redenen waarom hij asiel vraagt. Het CGVS verzamelt de relevante elementen van de aanvraag in samenwerking met de asielzoeker. De samenwerkingsplicht houdt in dat het CGVS zijn onderzoeksmiddelen inzet om alle nodige informatie te verzamelen om samen met de elementen aangebracht door de asielzoeker, de geloofwaardigheid van de aanvraag te beoordelen en vervolgens over de gegrondheid van de asielaanvraag te beslissen. De samenwerkingsplicht brengt voornamelijk met zich mee dat het CGVS nauwkeurige en actuele informatie verzamelt over de algemene situatie en alle relevante feiten in het land van herkomst van de asielzoeker en indien nodig over de landen van doorreis. De bewijslast inzake de gegrondheid van de aanvraag ligt bij de asielzoeker zelf. Hij moet aantonen dat zijn aanvraag gerechtvaardigd is en de concrete op zijn persoon betrokken feiten aanbrengen. De verklaringen van de asielzoeker moeten correct en coherent zijn en niet in strijd met algemeen bekende feiten. Waar mogelijk moet de asielzoeker documenten voorleggen. De commissaris-generaal onderzoekt in eerste instantie de geloofwaardigheid van de verklaringen en beoordeelt de bewijswaarde van de neergelegde stukken. Wanneer de asielzoeker een aantal van zijn verklaringen niet staaft met stukken of bewijzen, wordt hij als geloofwaardig beschouwd en gunt de commissaris-generaal hem het voordeel van de twijfel wanneer hij cumulatief aan volgende voorwaarden voldoet: hij levert een oprechte inspanning om zijn asielaanvraag te staven; hij maakt alle relevante elementen over of hij geeft een aannemelijke verklaring voor de afwezigheid ervan; hij legt samenhangende en aannemelijke verklaringen af; hij wordt in grote lijnen als geloofwaardig aanzien. Vervolgens toetst de commissaris-generaal het verzoek aan de nationale, Europese en internationale wettelijke criteria voor de toekenning van een beschermingsstatus. De commissaris-generaal stelt vast of de asielzoeker in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus. Is dit niet het geval, dan gaat de commissaris-generaal na of hij in aanmerking komt voor de subsidiaire beschermingsstatus. 1/7

De beoordeling van de vluchtelingenstatus Een asielzoeker komt in aanmerking voor de vluchtelingenstatus wanneer hij gelijktijdig aan volgende criteria voldoet: hij heeft een gegronde vrees; voor vervolging; hij vreest vervolging omwille van zijn ras, religie, behoren tot een bepaalde sociale groep, politieke meningsuiting of nationaliteit; hij bevindt zich buiten het land van herkomst; hij kan of wil de bescherming van het herkomstland niet inroepen. Wanneer de asielzoeker aan deze criteria voldoet, gaat de commissaris-generaal na of hij niet valt onder één van de uitsluitingsclausules onder artikel 1 D, E of F van het Verdrag van Genève. Gegrondheid van de vrees De persoonlijke en gegronde vrees voor vervolging is determinerend om als vluchteling te worden erkend. De asielzoeker kan niet voldoen met een verwijzing naar risicoprofielen, mensenrechtenrapporten en de algemene situatie in het land van herkomst. De vrees wordt steeds getoetst aan objectieve vaststellingen over de situatie in het land van herkomst. De asielzoeker moet vooreerst aantonen dat er feiten en omstandigheden bestaan waardoor hij gegronde redenen heeft vervolging te vrezen. De vrees moet op het ogenblik van het onderzoek nog steeds actueel zijn. Bij dit onderzoek steunt de commissaris-generaal zijn oordeel op de feitelijke situatie in het land van herkomst zoals deze zich voordoet op het ogenblik van de beslissing alsook op de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker. De vrees is gegrond als er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat de asielzoeker bij terugkeer zal worden vervolgd. De vaststelling dat de asielzoeker in het verleden al werd vervolgd of rechtstreeks werd bedreigd met vervolging, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees gegrond is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging zich niet opnieuw zal voordoen. Als het risico op vervolging volgens een objectieve beoordeling niet wordt geacht te voldoen aan het criterium voor gegronde vrees, kunnen subjectieve elementen een rol spelen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de subjectieve vrees van de asielzoeker verband houdt met trauma s of specifieke kwetsbaarheden. Vervolging Er is sprake van vervolging bij ernstige schendingen van de mensenrechten. Niet elke schending van de mensenrechten kan gelijkgesteld worden met vervolging. Bij de appreciatie of de feiten bestempeld kunnen worden als vervolging is de hoofdvraag niet of er een mensenrecht is geschonden, maar wel welk mensenrecht, in welke mate en op welke wijze. De ernst van de schending kan afgeleid worden uit de aard of het herhaald karakter van de feiten. Daden van vervolging moeten zo ernstig van aard zijn of zo vaak voorkomen dat zij een schending vormen van de grondrechten van de mens (bijvoorbeeld het recht op leven, het verbod van foltering, het verbod van onmenselijke of vernederende behandeling of het verbod van slavernij en dwangarbeid). 2/7

Daden van vervolging kunnen onder meer de vorm aannemen van: daden van lichamelijk of geestelijk geweld, inclusief seksueel geweld; wettelijke, administratieve, politiële en/of gerechtelijke maatregelen die op zichzelf discriminerend zijn of op discriminerende wijze worden uitgevoerd; onevenredige of discriminerende vervolging of bestraffing; ontneming van de toegang tot rechtsmiddelen, waardoor een onevenredig zware of discriminerende straf wordt opgelegd; vervolging of bestraffing wegens de weigering militaire dienst te vervullen, in het bijzonder tijdens een conflict wanneer het vervullen van militaire dienst strafbare feiten of handelingen inhoudt die onder de uitsluitingsgronden vallen; daden van genderspecifieke of kindspecifieke aard. Discriminatie en het ontzeggen van bepaalde rechten houden op zich geen vervolging in. Discriminatoire maatregelen die echter dermate systematisch en ingrijpend zijn dat fundamentele mensenrechten worden aangetast waardoor het leven in het land van herkomst voor de asielzoeker ondraaglijk wordt, maken vervolging uit. Vervolging kan uitgaan van de staat. Ook niet-overheidsactoren kunnen actoren van vervolging zijn op voorwaarde dat de staat of organisaties die het grondgebied beheersen geen bescherming kunnen of willen bieden. Een asielzoeker hoeft niet noodzakelijk persoonlijk geviseerd te zijn door de actor van vervolging. De vrees voor vervolging kan ook gebaseerd zijn op ervaringen van familie en vrienden of andere leden van dezelfde etnische of sociale groep. Gronden van vervolging De definitie van vluchteling veronderstelt een verband tussen de vrees voor vervolging of het ontbreken van bescherming en één of meer van de volgende vijf gronden: ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. De vrees voor vervolging kan rechtstreeks verband houden met één of meer van de vijf gronden. Het is ook mogelijk dat de vrees verband houdt met één of meer van de gronden die door de actor van vervolging aan de asielzoeker zijn toegedicht. Zich bevinden buiten het land van herkomst of gewoonlijk verblijf Een vluchteling bevindt zich buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit of buiten het land van gewoonlijk verblijf in geval van een staatloze. Een refugié surplace kan een beschermingsstatus krijgen op basis van nieuwe ontwikkelingen of activiteiten nadat hij zijn land van herkomst verliet. Actoren van bescherming De commissaris-generaal onderzoekt of in het land van herkomst bescherming voorhanden is. Gelet op de vervangende aard van de internationale bescherming wordt een vluchtelingenstatus alleen verleend als de asielzoeker de bescherming van zijn land niet kan of wil inroepen. Actoren van bescherming zijn de staat of partijen of organisaties, inclusief internationale organisaties, die een aanzienlijk deel van het grondgebied beheersen. De commissaris-generaal oordeelt of de actor van bescherming redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging treft zoals een doeltreffend juridisch systeem voor opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing. De asielzoeker moet ook toegang hebben tot de bescherming. De bescherming die de 3/7

nationale overheid biedt, moet daadwerkelijk zijn. De bescherming moet niet absoluut zijn en elk feit begaan door derden voorkomen. Zelfs als in het land van herkomst afdoende bescherming voorhanden is, is het mogelijk dat de asielzoeker de bescherming niet wil inroepen. De redenen hiervoor kunnen voortvloeien uit een vrees voor vervolging. De beoordeling van de subsidiaire beschermingsstatus De asielzoeker komt in aanmerking voor subsidiaire bescherming wanneer hij gelijktijdig aan volgende criteria voldoet: hij is geen vluchteling; bij terugkeer naar zijn land van herkomst of gewoonlijk verblijf zijn er zwaarwegende gronden voor een reëel risico op ernstige schade; hij kan of wil de bescherming van het herkomstland niet inroepen. De commissaris-generaal gaat na of de asielzoeker die voldoet aan de criteria voor de subsidiaire bescherming niet valt onder één van de in de Vreemdelingenwet bepaalde uitsluitingsclausules. Geen vluchteling Elke asielaanvraag wordt ambtshalve bij voorrang onderzocht in het kader van de vluchtelingenstatus en vervolgens getoetst aan de criteria van de subsidiaire bescherming. Subsidiaire bescherming is subsidiair ten opzichte van de bescherming die wordt geboden door de Conventie van Genève en moet enkel onderzocht worden nadat is vastgesteld dat de asielzoeker niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt. Zwaarwegende gronden voor een reëel risico De begrippen zwaarwegende gronden en reëel risico zijn gebaseerd op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) rond artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ook de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is richtinggevend. Het bewijs van een reëel risico ligt bij de asielzoeker zelf. Een loutere verwijzing naar de algemene toestand in het land van herkomst zal niet volstaan om te besluiten dat de asielzoeker bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Zwaarwegende gronden impliceren een reëel, persoonlijk en voorzienbaar risico. De commissarisgeneraal houdt rekening met de algemene omstandigheden in het land van herkomst en met de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker op het ogenblik waarop de beslissing wordt genomen. Er moet sprake zijn van meer dan een loutere mogelijkheid. Het risico moet actueel en niet eventueel van aard zijn. Door te verwijzen naar eventuele toekomstige gebeurtenissen toont de asielzoeker geen reëel risico op ernstige schade aan. De vaststelling dat de asielzoeker in het verleden reeds ernstige schade heeft ondergaan of rechtstreeks werd bedreigd met dergelijke schade, is een duidelijke aanwijzing dat het risico op 4/7

ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Ernstige schade Ernstige schade bestaat uit: doodstraf of executie; foltering of onmenselijke behandeling of vernederende behandeling of bestraffing; ernstige bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Ernstige schade kan uitgaan van de staat. Ook niet-overheidsactoren kunnen actoren van ernstige schade zijn op voorwaarde dat de staat of organisaties die het grondgebied beheersen geen bescherming kunnen of willen bieden. Voor personen die aan een ernstige ziekte lijden en niet in hun land van herkomst of verblijf kunnen worden verzorgd is er een geëigende procedure, namelijk een aanvraag tot machtiging tot verblijf aan de minister of zijn gemachtigde op basis van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet. Het CGVS is hiervoor niet bevoegd. Doodstraf of executie Van de doodstraf is sprake wanneer de asielzoeker door de staat ter dood wordt gebracht als officiële straf voor een misdaad via een rechterlijke beslissing (doodvonnis). Bij een executie speelt de aanwezigheid van een rechterlijke beslissing geen rol. Dit betekent niet dat deze asielzoekers automatisch genieten van subsidiaire bescherming. Op een aantal onder hen moeten de uitsluitingscriteria worden toegepast. Foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing Deze vorm van ernstige schade vloeit voort uit artikel 3 EVRM. Artikel 3 van het EVRM bevat het absoluut verbod om iemand terug te sturen naar een grondgebied waar er een risico bestaat op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Dit verbod geldt ook wanneer een persoon wordt uitgeleverd aan een staat die hem of haar op zijn beurt terugstuurt naar een grondgebied waar het risico op dergelijke behandeling bestaat. De definitie van foltering is terug te vinden in artikel 1 van het Verdrag tegen Foltering. De asielzoeker moet voldoende concrete elementen aanbrengen om aan te tonen dat hij persoonlijk het risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer. Dergelijke behandeling behelst, naar analogie met artikel 3 EVRM, een aanslag op de fysieke integriteit of vrijheid van de persoon. Een loutere bewering of een eenvoudige vrees voor onmenselijke behandeling volstaan op zich niet om een inbreuk uit te maken op artikel 3 EVRM. Er moet sprake zijn van specifieke individuele omstandigheden waaruit een verhoogd risico voor een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM kan worden afgeleid. Slechts in het uitzonderlijke geval waarin de asielzoeker behoort tot een groep die systematisch wordt blootgesteld aan mishandeling is het niet nodig dat hij bewijst dat zijn situatie zich onderscheidt van deze van anderen. Het behoren tot een dergelijke groep is voldoende om het reëel risico vast te stellen. 5/7

Willekeurig geweld in een gewapend conflict Een gewapend conflict wordt gedefinieerd als confrontaties tussen de reguliere strijdkrachten van een staat en één of meerdere gewapende groeperingen of tussen twee of meer gewapende groeperingen onderling. Het organisatieniveau van de betrokken strijdkrachten of de duur van het conflict zijn niet van belang. Het bestaan van een gewapend conflict kan slechts leiden tot een toekenning van een status wanneer de gewapende confrontaties gepaard gaan met willekeurig geweld. Dit houdt in dat het geweld gericht is tegen burgers ongeacht hun identiteit of hun persoonlijke omstandigheden. De asielzoeker moet niet aantonen dat het geweld direct tegen zijn persoon is gericht. Het geweld moet wel een ernstige bedreiging vormen voor de asielzoeker. Individuele bedreiging is met andere woorden niet vereist, maar de asielzoeker moet een link met zijn persoon wel aantonen. Het CGVS onderzoekt verschillende objectieve elementen om het reëel risico te evalueren, zoals het aantal burgerslachtoffers, het aantal incidenten, de intensiteit van deze incidenten, de partijen in het conflict, de doelwitten die daarbij beoogd worden, zelfmoordaanslagen in burgerwijken, luchtbombardementen, de impact van het geweld op het dagelijkse leven Wanneer willekeurig geweld in de conflictsituatie op uitzonderlijk grote schaal plaatsvindt, wordt aangenomen dat elke burger moet vrezen voor ernstige schade enkel op basis van zijn aanwezigheid. De commissaris-generaal houdt hier weinig tot geen rekening met kenmerken eigen aan de asielzoeker. In de andere gevallen van geweld, waar dit uitzonderlijke niveau van geweld niet wordt bereikt, voldoet de asielzoeker aan het individualiseringscriterium wanneer hij behoort tot een groep van mogelijke slachtoffers of wanneer er elementen zijn waaruit blijkt dat hij in het bijzonder wordt getroffen door factoren die specifiek zijn voor zijn persoonlijke omstandigheden. Hoe wijder het geweld verbreid is, des te minder individualisering vereist is. Een verwijzing naar de nationaliteit volstaat niet. De vaststelling dat de asielzoeker niet recent uit een conflictgebied afkomstig is, is geen reden om hem de subsidiaire beschermingsstatus te ontzeggen. Hij moet wel een correct beeld schetsen van zijn verblijfssituatie voor hij zijn land verliet zodat de commissaris-generaal de nood aan bescherming kan inschatten. Tot slot is de hoedanigheid van burger een noodzakelijke voorwaarde voor de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus. Zich bevinden buiten het land van herkomst of gewoonlijk verblijf In de definitie is niet vereist dat de asielzoeker die in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming zich buiten het land van zijn nationaliteit of gewoonlijk verblijf moeten bevinden. Die voorwaarde kan wel worden afgeleid uit de overige aspecten van de definitie namelijk bij terugkeer naar het land van herkomst moet de asielzoeker aantonen dat er zwaarwegende gronden voor een reëel risico op ernstige schade zijn. Actoren van bescherming De commissaris-generaal onderzoekt of in het land van herkomst bescherming voorhanden is. Gelet op de vervangende aard van de internationale bescherming wordt een status alleen verleend als de asielzoeker de bescherming van zijn land niet kan of wil inroepen. Actoren van bescherming zijn de staat of partijen of organisaties, inclusief internationale organisaties, die een aanzienlijk deel van het grondgebied beheersen. De commissaris-generaal oordeelt of de actor van bescherming redelijke 6/7

maatregelen tot voorkoming van het lijden van ernstige schade treft zoals een doeltreffend juridisch systeem voor opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing. De asielzoeker moet ook toegang hebben tot deze bescherming. De bescherming die de nationale overheid biedt, moet daadwerkelijk zijn. De bescherming moet niet absoluut zijn en elk feit begaan door derden voorkomen. In omstandigheden waarin een risico van ernstige schade uitgaat van de staat, of in een situatie van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, wordt er in het algemeen van uitgegaan dat er geen bescherming voorhanden is. Zelfs als in het land van herkomst afdoende bescherming voorhanden is, is het mogelijk dat de asielzoeker deze bescherming niet wil inroepen. De redenen hiervoor kunnen voortvloeien uit de opgelopen ernstige schade of de kwetsbare situatie. 7/7