Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1 Het geding in feitelijke instanties

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Datum van inontvangstneming : 13/05/2013

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014

Hoge Raad / Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Date de réception : 29/11/2011

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

Datum van inontvangstneming : 13/05/2013

Datum van inontvangstneming : 17/02/2014

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

Van: W. Lam Tel nr: 8318 Nummer: 17A.00761

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

LJN: BF7176, Hoge Raad, Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie: Soort procedure: Cassatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/4855) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 07/663 OB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:83, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:2589, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Datum van inontvangstneming : 13/05/2013

Hoge Raad der N ederlanden

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

1 Het geding in feitelijke instanties

Hoge Raad geeft inzicht over wijze van instelling en heffing antidumpingrechten. Relevante Europese wetgeving

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:545, Gedeeltelijk contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:2551, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:91, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3990, Bekrachtiging/bevestiging

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

LJN: BU8847, Hoge Raad, 10/02532 Print uitspraak

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

Datum van inontvangstneming : 21/07/2015

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545

NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:HR:2015:1353 Permanente link:

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

STAATSCOURANT. Nr

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Deze uitspraak wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op 31 mei de Inspecteur. mr. D.B.

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden

De Hoge Raad der Nederlanden,

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:999, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1327, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking.

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 99/00565

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:HR:2008:BB6415

Hof van Cassatie van België

Uitspraak ^' 3 / o^ 5

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.


de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

Inleiding. Passenheim-van Schoot

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024


Datum van inontvangstneming : 04/02/2016

Hof van Cassatie van België

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2017, nummer AWB 16/2734, in het geding tussen belanghebbende en

V-N 2014/ FutD met annotatie door Fiscaal up to Date V-N 2014/35.5 met annotatie door Kluwer

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr. g_~..t ~.~.S::. Arrest Luxemburg, 0 2-04- 2013 De Griffier, F / E '1 voor deze Nax -mai:.. : ~ ~...t:ma:;!l~ - eergelegd op...2i.,.a.3..:...2! Hoofdadministrateur gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haar lem van 24 oktober 2011, nr. AWB 11/03122, betreffende een door X B.V. te ~ (hierna: belanghebbende) op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting. 1. Het geding in feitelijke instantie Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 december tot en met 31 december 2008 op aangifte een bedrag aan omzetbelasting voldaan. Belanghebbende heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar gedeeltelij k teruggaaf van omzetbelasting verleend. De Rechtbank heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de

Nr. 11/05307-2 - Inspecteur vernietigd en de Inspecteur gelast een hoger bedrag aan teruggaaf te verlenen. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 13 maart 2012 geconcludeerd tot het verzoeken om een prejudiciële beslissing aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. 3.1.1. Belanghebbende, tandtechnicus in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter g, onder 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), is tussenhandelaar in tandprothesen. Zij verkoopt en levert deze - na voorafgaande bestelling - aan tandtechnische laboratoria in Nederland. De tandprothesen worden in opdracht van belanghebbende in Zweden vervaardigd door haar moedermaatschappij, A AB (hierna: A AB), die eveneens tandtechnicus in voormelde zin is. Vervolgens levert A AB de tandprothesen aan belanghebbende tegen een

Nr. 11/05307-3 - overeengekomen vergoeding. Nadat de tandprothesen zijn overgebracht naar Nederland, levert belanghebbende de tandprothesen af op het adres van het tandtechnisch laboratorium dat de bestelling heeft geplaatst. 3.1.2. In het onderwerpelijke tijdvak (december 2008) heeft A AB belanghebbende ter zake van de levering van de tandprothesen geen btw in rekening gebracht. Belanghebbende heeft met betrekking tot deze leveringen btw op aangifte voldaan ter zake van intracommunautaire verwervingen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting. Daarbij stelde zij zich op het standpunt dat zij ingevolge artikel 17e, aanhef en letter a, van de Wet in verbinding met artikel 140, aanhef en letter a, van BTW-richtlijn 2006 voor vorenbedoelde intracommunautaire verwervingen geen omzetbelasting verschuldigd was. 3.2. De Rechtbank heeft geoordeeld dat een redelijke uitleg van artikel 17e van de Wet in samenhang gelezen met artikel 140 van BTW-richtlijn 2006 meebrengt dat ter zake van de intracommunautaire verwerving van een tandprothese geen omzetbelasting is verschuldigd voor zover aan de verwerving ten grondslag ligt een levering door een (buitenlandse) tandarts of tandtechnicus, aangezien een dergelijke levering in Nederland is vrijgesteld. Hiervan uitgaande heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbende in het onderhavige tijdvak geen omzetbelasting is verschuldigd voor de intracommunautaire verwervingen van de tandprothesen, aangezien de tandprothesen alle zijn geleverd door een tandtechnicus.

Nr. 11/05307-4 - 3.3. Het middel, dat is gericht tegen de hiervoor in 3.2 vermelde oordelen van de Rechtbank, betoogt dat de intracommunautaire verwervingen niet zijn vrijgesteld van btw, aangezien de levering van tandprothesen in het binnenland niet "in ieder geval" is vrijgesteld van btw in de zin van artikel 17e van de Wet in verbinding met artikel 140, aanhef en letters a en b, van BTW-richtlijn 2006. Volgens het middel wordt met de zinsnede "in ieder geval" bedoeld dat de desbetreffende levering of dienst in het algemeen en zonder verdere voorwaarden is vrijgesteld. Daaraan wordt niet voldaan, aangezien artikel 11, lid 1, aanhef en letter g, onder 1, van de Wet (tekst vanaf 1 januari 2008) en artikel 132, lid 1, aanhef en letter e, van BTW-richtlijn 2006 de toepassing van de vrijstelling beperken tot bepaalde leveringen van tandprothesen, te weten leveringen die zijn verricht door belastingplichtigen met de hoedanigheid van tandarts of tandtechnicus. 3.4. Op grond van artikel 11, lid 1, aanhef en letter g, onder 10, van de Wet (tekst vanaf 1 januari 2008) zijn onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden (binnenlandse) leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici vrijgesteld van omzetbelasting. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 132, lid 1, aanhef en letter e, van BTW-richtlijn 2006, dat luidt: "De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen: (... ) e. de door tandtechnici in het kader van de uitoefening van hun beroep verrichte diensten, alsmede de levering van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici; (... ) "

Nr. 11/05307-5 - Met betrekking tot intracommunautaire verwervingen bepaalt artikel 17e, aanhef en letters a en b, van de Wet dat: "bij ministeriële regeling (... ), onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting [wordt] verleend voor intracommunautaire verwervingen van goederen waarvoor: a. de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld; b. bij invoer in elk geval een vrijstelling van toepassing zou zijn; (...) Deze bepaling is gegrond op artikel 140, aanhef en letters a en b, van BTW-richtlijn 2006 2009), dat als volgt luidt: (tekst tot 24 juli "De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen: a. de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval op hun respectieve grondgebied is vrijgesteld; b. de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de invoer in ieder geval op grond van artikel 143, punten a, b en c, en e tot en met 1, is vrijgesteld; (... ) " In artikel 143, aanhef en letter a, van BTWrichtlijn 2006 (tekst tot 24 juli 2009) is het volgende bepaald: "De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen: a. de definitieve invoer van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval op hun respectieve grondgebied is vrijgesteld; (... ) "

Nr. 11/05307-6 - 3.5.1. Het middel roept de vraag op of de intracommunautaire verwerving van tandprothesen door een tandtechnicus is vrijgesteld van btw. Daarbij gaat het om de uitleg van artikel 140, aanhef en letters a en b, in samenhang gelezen met artikel 143, aanhef en letter a, van BTW-richtlijn 2006: wat betekent de voorwaarde dat de levering door een belastingplichtige op het grondgebied van een lidstaat "in ieder geval" is vrijgesteld? 3.5.2. Artikel 140, aanhef en letters a en b, van BTW-richtlijn 2006 kan - zoals het middel verdedigt - zo worden uitgelegd dat ter zake van de intracommunautaire verwerving uitsluitend een vrij stelling van toepassing is, indien de levering door een belastingplichtige op het grondgebied. van de lidstaat van intracommunautaire verwerving onder alle omstandigheden is vrijgesteld en het geen verschil maakt wie de levering verricht. Voorbeelden zijn de in artikel 132, lid 1, aanhef en letter d, van BTW-richtlijn 2006 vermelde leveringen van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk. Volgens deze opvatting is elke intracommunautaire verwerving van tandprothesen met btw belast, aangezien niet elke levering door een belastingplichtige op het Nederlands grondgebied is vrijgesteld, maar slechts de leveringen die worden verricht door tandartsen en tandtechnici. 3.5.3. Evenwel zou kunnen worden gesteld dat ingevolge artikel 140, aanhef en letters a en b, van BTWrichtlijn 2006 de intracommunautaire verwerving van tandprothesen door een tandarts of tandtechnicus is vrijgesteld, aangezien de levering van tandprothesen door tandartsen of tandtechnici op het Nederlandse grondgebied

Nr. 11/05307-7 - in elk geval is vrijgesteld. Daarbij maakt het - anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld niet uit wie de levering van de tandprothesen heeft verricht. Voor het onderhavige geval zou dit betekenen dat de intracommunautaire verwerving van tandprothesen door belanghebbende vanwege haar hoedanigheid van tandtechnicus zijn vrijgesteld van btw. 3.5.4. Denkbaar is ook dat zoals de Rechtbank heeft geoordeeld - de intracommunautaire verwerving van tandprothesen is vrijgesteld indien de tandprothesen door een tandarts of een tandtechnicus uit een andere lidstaat aan de belastingplichtige die de tandprothesen intracommunautair verwerft, worden geleverd, omdat die levering in ieder geval zou zijn vrijgesteld indien deze zou plaatsvinden op het Nederlandse grondgebied. Met betrekking tot het onderhavige geval zou,dit betekenen dat de intracommunautaire verwerving van tandprothesen is vrijgesteld van btw vanwege de hoedanigheid van tandtechnicus van A AB. 3.5.5. Ten slotte zou verdedigd kunnen worden dat ingevolge artikel 140, aanhef en letters a en b, van BTWrichtlijn 2006 is vrijgesteld zowel de intracommunautaire verwerving van tandprothesen door een tandarts of tandtechnicus, als de intracommunautaire verwerving van tandprothesen in gevallen waarin de buitenlandse leverancier van de tandprothesen tandarts of tandtechnicus is. 3.6. Gelet op het hiervoor in 3.5 overwogende zal de Hoge Raad op de voet van artikel 267 VWEU vragen voorleggen aan het Hof van Justitie met betrekking tot de uitleg van het recht van de Unie.

Nr. 11/05307-8 - 4. Beslissing De Hoge Raad verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak te doen over de volgende vragen: Moet artikel 140, aanhef en letters a en b, van BTWrichtlijn 2006 zo worden uitgelegd dat de in deze bepaling opgenomen vrijstelling van btw niet geldt voor de intracommunautaire verwerving van tandprothesen? Zo nee, is dan aan de toepassing van de vrijstelling de voorwaarde verbonden dat de tandprothesen vanuit het buitenland zijn geleverd door een tandarts of tandtechnicus en/of zijn geleverd aan een tandarts of tandtechnicus? De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie naar aanleiding van vorenstaand verzoek uitspraak heeft gedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren O.G. van Vliet, E.N. Punt, C.H.W.M. Sterk en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2013.