RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017 In de zaak van het openbaar ministerie tegen: S. V. G., zonder gekend beroep, geboren te Gent op ( ), wonende te ( ) beklaagd van: A. Hetzij door daden, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden, in een van de omstandigheden in artikel 444 van het Strafwetboek bepaald, ter zake in om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen, een persoon die klacht doet, met name O. B., te hebben beledigd, met de omstandigheid dat een van de drijfveren van het misdrijf bestond in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst, namelijk door meerdere racistische uitlatingen naar hem geroepen te hebben, meer bepaald: vuile Turk, die terug moet naar zijn eigen land, dikke profiteur, die beter maar zou sterven, te 9000 Gent, op 23/08/2015 B. Bij inbreuk op artikel 4, 4 en artikel 20, 2 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, zoals laatst gewijzigd bij wet van 10 mei 2007, in één van de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, ter zake in om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen, te hebben aangezet tot haat of geweld jegens een persoon wegens zijn nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, namelijk door haar racistische uitlatingen toevallige voorbijgangers op te hitsen tegenover de allochtonen voor het café.
te 9000 Gent, op 23/08/2015 C. Tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed, met name tegen L. P. en S. C., beiden inspecteur van de politiezone Gent, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn bediening, smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen te hebben gepleegd, namelijk door zich verbaal agressief te gedragen en door hen uit te schelden als debielen en makakkenneukers. te 9000 Gent, op 23/08/2015 PROCEDURE 1. De rechtbank nam inzage van de stukken van de rechtspleging. De dagvaarding werd regelmatig betekend. Bij de behandeling van de zaak en in de processtukken werd gebruik gemaakt van de Nederlandse taal. De beklaagde werd gedagvaard om te verschijnen op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2017. De rechtbank nam op de terechtzitting van 3 oktober 2017 kennis van: - de vordering van het openbaar ministerie, uitgesproken door J. O., substituutprocureur des Konings; - het verweer van de beklaagde, vertegenwoordigd door meester E. D. C., advocaat te ( ). STRAFRECHTELIJK Feiten 2. De beklaagde heeft zowel haar Turkse buren als de politie uitgescholden. Tijdens de tussenkomst van de politie heeft ze ook voorbijgangers opgehitst tegen haar Turkse buren. 2
Er werd een bemiddeling in strafzaken opgestart maar de beklaagde wou niet meewerken. Beoordeling 3. De vaststellingen spreken voor zich. De telastleggingen werden ook niet betwist. De telastleggingen zijn bewezen. Straf 4. De feiten zijn de opeenvolgende en voortgezette uitvoering van eenzelfde misdadig opzet zodat voor deze feiten samen slechts één straf moet worden opgelegd, zijnde deze bepaald door artikel 20,2 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, namelijk een gevangenisstraf van 1 maand tot 1 jaar en/of een geldboete van 50 tot 1.000 euro. 5. De handelwijze van de beklaagde getuigt van een gebrek aan respect en van onverdraagzaamheid. Zij ondermijnt de samenleving en het vreedzaam samenleven van mensen van diverse afkomst. De beklaagde gaf aan haar advocaat te kennen geen werkstraf te willen uitvoeren. De hierna bepaalde gevangenisstraf en geldboete komen tegemoet aan het preventieve en repressieve doel van de strafwet. BURGERRECHTELIJK 6. Ingevolge artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering (VTSv) moet de rechtbank de burgerlijke belangen ambtshalve aanhouden. KOSTEN EN BIJDRAGEN 7. De beklaagde moet worden veroordeeld tot de gerechtskosten zoals hierna begroot. 3
8. De beklaagde moet een wettelijk verplichte bijdrage betalen voor de financiering van het Bijzonder Fonds tot Hulp van de Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders (artikel 29, tweede lid van de Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale bepalingen). Deze bijdrage bedraagt 200 euro (met opdeciemen). Deze bijdrage heeft een eigen aard en is geen straf. 9. De beklaagde moet een wettelijk verplichte bijdrage betalen voor de financiering van het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand (artikel 4 3 en artikel 5 1 en 1 van de Wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand). Deze bijdrage bedraagt 20 euro. 10. De beklaagde moet ook een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken betalen (artikel 91, tweede lid van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken). Deze vergoeding bedraagt 51,20 euro. Om deze redenen, en gelet op de volgende artikelen: art. 11, 12, 14, 16, 31, 32, 34, 35, 41 Wet van 15 juni 1935; art. 1, 2, 3, 7, 38, 40, 41, 65, 100, 444 Strafwetboek; alsook de overige wetsbepalingen aangehaald in huidig vonnis de rechtbank, recht doende op tegenspraak STRAFRECHTELIJK Veroordeelt S. G. voor de hierboven omschreven en bewezen verklaarde telastleggingen A, B en C samen tot een gevangenisstraf van 3 maanden en een geldboete van 100 euro, vermeerderd met 50 opdeciemen tot 600 euro, of een vervangende gevangenisstraf van 8 dagen. BIJDRAGEN EN KOSTEN Veroordeelt S. G. tot betaling van een bijdrage aan het Bijzonder Fonds tot Hulp aan de Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders van 25 euro, vermeerderd met 70 opdeciemen tot 200 euro. 4
Veroordeelt haar tot betaling van de bijdrage tot het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand van 20 euro. Veroordeelt haar tot betaling van een vaste vergoeding voor beheerskosten van 51,20 euro. Veroordeelt S. G. tot betaling van de gerechtskosten voor het openbaar ministerie, begroot op 28,46 euro. BURGERRECHTELIJK Houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan. Dit vonnis werd uitgesproken in openbare terechtzitting van de dertigste kamer van de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent op 7 november 2017, bestaande uit J. V. d. B., rechter en M. D., griffier, in aanwezigheid van B. V. V., substituut-procureur des Konings. 5