De Rechtbank van Eerste Aanleg te DENDERMONDE openbare terechtzitting van 26 FEBRUARI 2010

Transcriptie

1 Not. nr. de 56.L2.5782/08/7 Griffie nr. 626 De Rechtbank van Eerste Aanleg te DENDERMONDE openbare terechtzitting van 26 FEBRUARI 2010 IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN: D. Jessica, Georgette, Marcella, huisvrouw, geboren te Antwerpen op 15 oktober 1973, wonende te 2018 Antwerpen, ( ); Verdacht van: Te 9120 Beveren op een niet nader te bepalen tijdstip tussen 15 en 16 augustus 2008: A. Bij inbreuk op de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 18, 19, 20, 27, 28 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden (zoals gewijzigd bij wet van 10 mei 2007) waarin onder discriminatie verstaan wordt elke vorm van opzettelijke directe discriminatie, opzettelijke indirecte discriminatie, opdracht tot discrimineren en intimidatie op grond van de beschermde criteria in een van de in art 444 van het strafwetboek bedoelde omstandigheden te hebben aangezet tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria zijnde een zogenaamd ras, en dit zelfs buiten de in artikel 5 bedoelde domeinen (artikel 20-4 ) namelijk door de woorden 'negers neuken negers' te hebben aangebracht in de trappenhal van een appartementsgebouw, ten nadele van B D S Letizia B. Zonder toestemming graffiti te hebben aangebracht op roerende of onroerende goederen, namelijk op de deur van het appartement nr. 6 en op de muur in de trappenhal van het appartementsgebouw gelegen te 9120 Beveren, Hof ter ( ), met de strafverzwarende omstandigheid dat een van de drijfveren van het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een 1

2 handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociate afkomst ten nadele van B Etsje C. B D S Letizia, die klacht doet, hetzij door daden, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden, beledigd te hebben, met de omstandigheid dat de feiten gepleegd werden door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop aangeboden of openlijk tentoongesteld worden namelijk door de woorden 'hoer' en 'negers neuken negers' met een pijl wijzend naar haar appartement, te hebben aangebracht in de trappenhal, met de strafverzwarende omstandigheid dat een van de drijfveren van het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn haat, zijn politieke overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst. De rechtbank nam kennis van: - de dagvaarding die rechtsgeldig werd betekend, waarmee de zaak werd aanhangig gemaakt en tevens houdende dagstelling voor de terechtzitting van 27 november 2009; - de processen-verbaal en de overige stukken van de rechtspleging. De rechtbank aanhoorde het openbaar ministerie in de persoon van A. De Cauwer, substituut-procureur des Konings, in haar voordracht van de zaak en in haar eis; De beklaagde Jessica D, hoewel behoorlijk en rechtsgeldig gedagvaard, verscheen niet ter terechtzitting en liet zich niet vertegenwoordigen, aldus verstek makend. 1. Gegrondheid strafvordering Het bewijs van het ten laste gelegde blijkt afdoende uit de gegevens van het strafdossier. De beklaagde erkende in de loop van het opsporingsonderzoek ten aanzien van de politie dat zij met een zwarte stilt racistische woorden heeft aangebracht in de gemeenschappelijke trappenhal van het appartementsgebouw en ook op de deur van bus 6. In het appartement met bus 6 woont Letizia B D S, die afkomstig is van Kaapverdië. De beklaagde verduidelijkte (stuk 12 strafdossier): "(..) Mijn bovenbuur is Christophe VV. Hij is samenwonend met 2

3 Letizia, zij is van vreemde origine. Ik heb met haar een zware discussie gehad in de nacht van 16/08/2008. De aanleiding daarvan is mijn situatie met mijn man. In een woedeaanval heb ik die nacht na de ruzie racistische woorden aangebracht. Op het vensterraam, in de gang en op de deur van haar appartement heb ik dingen geschreven. Ik heb onder andere "negers neuken negers" en "hoer" geschreven. Ik heb dit aangebracht met zwarte alcoholstift en stiften om op metaal te schrijven( ), De door beklaagde gestelde daden geven duidelijk uiting aan het voornemen tot in casu haat jegens een persoon wegens haar zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. De door beklaagde aangebrachte woorden zijn zonder meer denigrerend en beledigend voor een persoon die van Kaapverdische afkomst is. De omstandigheden van artikel 444 waren eveneens voorhanden, nu deze woorden werden aangebracht in de trappenhal van het appartementsgebouw, welke toegankelijk was voor een aantal personen. De tenlasteleggingen A, B en C komen, gelet op de elementen van het strafdossier, afdoende bewezen voor. 2. Straftoemeting 2.1. Bij toepassing van artikel 65, eerste lid van het Strafwetboek dient wegens de onderscheiden tenlasteleggingen A, B en C samen voor de beklaagde slechts een straf te worden uitgesproken, nl. de zwaarste. Deze feiten zijn immers voor de beklaagde de uitvoering van een ongeoorloofd besluit en zij staan in zodanig verband dat zij als een voortgezette handeling moeten beschouwd worden en dus maar een misdrijf uitmaken 2.2. De straftoemeting moet worden bepaald gelet op de aard en de objectieve ernst van de bewezen verklaarde feiten, de begeleidende omstandigheden en de persoonlijkheid van de beklaagde, zoals die onder meer blijkt uit het strafrechtelijk verleden, de gezinstoestand en de arbeidssituatie, voor zover die de rechtbank aan de hand van het strafdossier bekend zijn De gepleegde feiten zijn objectief ernstig. De wetgever heeft met de wet van 30 juli 1981 beoogd alle daden van racisme of vreemdelingenhaat op alle vlakken van het maatschappelijke leven strafbaar te stellen. Niet alleen de Belgische wetgever, doch ook de internationale instellingen hebben diverse maatregelen genomen die het aansporen tot rassenhaat moeten beteugelen (Conventie van de Verenigde Naties van 7 maart 1966 over de afschaffing van alle vormen van racistische discriminaties, art. 14 EVRM, art. 13 Verdrag van Amsterdam betreffende de Europese Unie, Richtlijn 2000/43/EG van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming). De idee van nietdiscriminatie is derhalve diep geworteld in onze 3

4 democratische samenleving. De racistische uitlatingen van de beklaagde zijn de uiting van een ideologie van discriminatie die een permanent gevaar voor onze democratische waarden betekent. Gestrengheid in de bestraffmg is in beginsel op zijn plaats De straftoemeting moet echter niet alleen de vergeldingsbehoefte dienen maar ook de speciale en generale preventie. De op te leggen straf moet dan ook van aard zijn de beklaagde ervan te weerhouden zich in de toekomst nog aan dergelijke feiten schuldig te maken De beklaagde is 36 jaar. Zij heeft een ongunstig strafrechtelijk verleden; ze liep reeds meerdere politionele en correctionele veroordelingen op Uit de strafinformatie blijkt dat beklaagde met haar vriend en hun twee kinderen inmiddels niet meer in het kwestieuze appartementsgebouw woont, en dit ingevolge een procedure tot uithuiszetting. Bij nazicht is gebleken dat, niettegenstaande de belofte van beklaagde, de aangebrachte woorden nog steeds niet werden verwijderd. Uiteindelijk liet de eigenaar van het appartementsgebouw (Elsje B verfwerken uitvoeren en werden de racistische woorden overschilderd (stuk 19 strafdossier) Door het verstek heeft de rechtbank geen zicht op de actuele sociale situatie van de beklaagde Ter realisering van de voormelde doelstellingen van de straftoemeting acht de rechtbank het opleggen van een geldboete zoals in het dictum van dit vonnis bepaald noodzakelijk De misdrijven werden gepleegd na 1 maart 2004, zodat de geldboete, uitgedrukt in euro, met 45 opdeciemen moet worden verhoogd overeenkomstig artikel 4, lid 1 van de Wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (B.S. 29 juli 2000), in werking getreden op 1 januari

5 De beklaagde dient als veroordeelde tot een correctionele hoofdstraf te worden verplicht tot het betalen van de bijdrage tot financiering van het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders die sedert 17 december ,00 bedraagt en dient vermeerderd te worden met 45 opdeciemen tot 137,50, ongeacht de datum van het bewezen verklaarde feit; deze bijdrage heeft een eigen aard en is geen straf. Bij arrest nr van de Raad van State van 17 december 2008 (B.S. 2 februari 2009) werd het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken vernietigd, zodat de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals gewijzigd door de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 11 december 2001 betreffende de invoering van de euro in de regelgeving inzake justitie, van toepassing blijven. Krachtens art. 91, 2 lid van dit koninklijk besluit bedraagt de vaste vergoeding Aanhouden burgerlijke belangen Het ten laste gelegde betreft feiten die schade hebben veroorzaakt. Er heeft zich ter terechtzitting geen burgerlijke partij aangemeld. Overeenkomstig art. 4 V.T. Sv. dienen de burgerlijke belangen dan ook te worden aangehouden. Gezien de hiervoor in de tenlasteleggingen en hierna vermelde artikelen: Wet van 15 juni 1935, art. 2, 11 tot 14, 21 tot 24, 31 tot 37, 40, 41; Wetb. van strafvordering, art. 162, 162bis, 182, 184, 186, 189, 190, 194, 195; Strafwetboek, art. 2, 5, 38, 40, 65, 534bis, quater, 444, 448, 453bis ; Gerechtelijk Wetboek, art. 1022, K.B , art. 2; Wet 5 maart 1952, art. 1; gew. programmawet , art. 1; gew. art. 36 Wet ; (opdec.) Art. 6 Programmawet II van ; W , art. 28, 29, gew. art. 1 K.B (25 euro); Wet van 29 juni 1964, art. 3 en 6; gew. W & W ; (opschorting) OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK RECHTDOENDE BIJ VERSTEK VERKLAART de beklaagde Jessica D schuldig aan de feiten omschreven onder de tenlasteleggingen A B en C; Toepassing makend van artikel 65, eerste lid van het Strafwetboek; VEROORDEELT de beklaagde Jessica D tot een geldboete van 100,00 euro, vermeerderd met 45 deciemen (x 5,5), gebracht op 550,00 euro; 5

6 ZEGT dat bij niet betaling binnen de door de wet bepaalde termijn de lastens de beklaagde hierboven uitgesproken geldboete kan worden vervangen door een gevangenisstraf van 30 dagen; SPREEKT in hoofde van de beklaagde de verplichting uit om EENMAAL een bedrag van 25,00 euro, met 45 decimes verhoogd, 137,50 euro bedragende, te betalen bij wijze van bijdrage tot financiering van het Fonds tot financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. LEGT aan de beklaagde een vergoeding op van 25,00 euro zoals bedoeld door artikel 91 koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende tarief in strafzaken. VEROORDEELT de beklaagde tot de aan de zijde van het openbaar ministerie gevallen kosten begroot op 29,11 euro. Houdt de burgerlijke belangen ambtshalve aan overeenkomstig artikel 4 van de Wet houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de Wet van 13 april 2005 (B.S ); Aldus uitgesproken in openbare en buitengewone terechtzitting van ZESSENTWINTIG FEBRUARI TWEEDUIZEND EN TIEN. Aanwezig: J. DE SLOOVERE, alleenrechtsprekend rechter in strafzaken; J. COPPENS, substituut-procureur des Konings; M. DE WIT, griffier; 6