Rosemount 5600 Series radarniveautransmitter met HART en Foundation Fieldbus-protocol



Vergelijkbare documenten
RADAR-NIVEAUMETER SPECIALE VEILIGHEIDSINSTRUCTIE

Rosemount 5400 Series

Productnietlangerleverbaar'

Rosemount golfgeleide radar

Rosemount 5400 niveautransmitter

Rosemount 702 draadloze discrete transmitter

Rosemount 848L. Discrete Logic Transmitter met FOUNDATION veldbus. Productnietlangerleverbaar' Rosemount 848L

Rosemount 3308-serie draadloze golfgeleide radar, 3308A

Mobrey MCU900-serie 4 20 ma + HART-compatibele controller

ATEX installatieinstructies. Micro Motion CMF400- sensoren met hulpversterker

Rosemount 415 Fire Pump

ATEX installatieinstructies. Micro Motion T-serie-sensoren

Productnietlangerleverbaar'

Rosemount 753R externe indicator internetbewaking

BELANGRIJKE KENNISGEVING

ATEX installatieinstructies. Micro Motion F-seriesensoren DMT 01 ATEX E 158 X

Druktransmitter uit de Rosemount 3051S-serie met HART -oplossingen voor draadloze toepassingen

E69F Elektro-pneumatische signaalomvormer en E69P Elektro-pneumatische klepstandsteller. Veiligheidsinformatie

Micro Motion model 775

Rosemount 752 externe indicator met FOUNDATION veldbusprotocol

Snelstartgids , Rev. BA Februari Rosemount 0085-buisklemsensorconstructie

ATEX installatie-instructies voor Micro Motion ELITE -sensors

Rosemount Veiligheidsinstructies ATEX en IECEx drukvast. Aanvulling op handleiding , Rev AA Mei 2009 Rosemount 2130

Magneetklep DN15 t/m DN150

Installatie Instructies P/N MMI , Rev. AA Juli ATEX installatieinstructies. Micro Motion transmitters model 9701/9703

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A September ATEX installatie-instructies voor Micro Motion MVD Direct Connect -meters

ATEX installatieinstructies. Micro Motion H-seriesensoren

SmartPower -oplossingen. Snelstartgids , Rev DB Grasmaand 2019

Rosemount 3308-serie draadloze golfgeleide radar, 3308A

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A februari ATEX installatie-instructies voor Micro Motion Model LFT Low Flow-transmitters

Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken

Rosemount 3490-serie 4 20 ma + HART-compatibele controller

Golfgeleide radar met Rosemount 9901-kamers

Terminator. ZP-PTD100-WP Aansluitset temperatuursensor. The Heat Tracing Specialists INSTALLATIEMETHODEN

Rosemount 3490-serie 4 20 ma + HART-compatibele regelaar

Rosemount 144 pc-programmeerbare temperatuurtransmitters Productnietlangerleverbaar'

Snelstartgids , v. BB Juni Sensorconstructie Rosemount 0065/0185

Rosemount 3095FT massaflow-transmitter

Model 3700 transmitter (9-draads) of Model 3350 randapparatuur

Adapters en verloopmoeren van metaal

HP Power Distribution Rack

TECHNISCHE HANDLEIDING

Installatie & onderhouds instructies KAPTIV. Niveau gestuurde condensaat aftap zonder persluchtverlies 09/09

LED signaallamp. Reeks Bedieningshandleiding NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL NL

Gebruiksaanwijzing Schakelversterker N00..A N05..A / / 2014

BES External Signaling Device

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

Rosemount 8714D (kalibratiestandaard) magnetische meetbuissimulator. Snelstartgids , Rev DA Maart 2014

AX-7020 Gebruikershandleiding

Productnietlangerleverbaar'

Fluke Europa B.V. P.O. Box BD Eindhoven Nederland. Fluke Corporation P.O. Box 9090 Everett, WA Verenigde Staten 11/99

365 Detachable Jaw True-rms Clamp Meter

Emotron I/O-board 2.0 Optie

Smart Wireless THUM -adapter

Installatie Instructies P/N , Rev. C Juni Voor transmitterinstallaties met ATEX-goedkeuring

ACS-30-EU-MONI-RMM2-E

Rosemount 3051 druktransmitter en Rosemount 3051CF DP flowmeters

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

HANDLEIDING ATEX Explosionproof

Nederlands IZAR RDC STANDARD. Installatiehandleiding. Deze handleiding dient te worden afgegeven de eindklant.

Handleiding Explosieveilig timerrelais Type AR-023. II 3 D Ex tc IIIC T80ºC Dc

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

Snelstartgids , Rev AB Juni Rosemount Volume 1-sensorconstructie

Montage handleiding Meskantafsluiters

Rosemount 248 draadloze temperatuurtransmitter

Specificaties draaimoment en benodigd gereedschap: bedrading bovenover

Rosemount 485 Annubar Pak-Lok-constructie

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

Rosemount 752 externe indicator met FOUNDATION veldbusprotocol

Installatie-instructies. XNX universele zender Modbus -kaart

Lumination TM LED-verlichting (BL-serie Optie ononderbroken bedrading)

Inductieve sensor BI2-EM12-Y1X-H1141

Uitbreidingseenheden installeren. Algemeen. BCI-uitbreidingseenheden

Tuincontactdoos met piket

Reliance DuraStar INSTALLATIE-, BEDIENINGS- en ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Installatie & Onderhoudsinstructies

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

Handleiding. Explosieveilige schemerschakelaar Type AR-022. II 3 G Ex nr IIC T6 Gc II 3 D Ex tc IIIC T80ºC Dc

Gebruikershandleiding Monty Alarmzender

Aanvulling op de technische handleiding. MOVIMOT -opties MLU.1A, MLG.1A, MBG11A, MWA21A. Uitgave 06/ / NL.

AVID standaanwijzers. Het assortiment. CR standaanwijzer Corrosiebestendige IP68 standaanwijzer voor afsluiters.

Rosemount 644H-temperatuurtransmitters met FOUNDATION -veldbus

GEBRUIKSAANWIJZING Multimeter PCE- DC 1

SMTL1-30 AAN/UIT SCHAKELAAR MET LED INDICATIE. Montage & gebruiksvoorschriften

DTTH SCHAKELAAR VOOR TEMPERATUUR EN VOCHTIGHEID. Montage & gebruiksvoorschriften

EC Vent Installatie-instructies

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A Juli ATEX installatie-instructies voor Micro Motion - transmitters, modellen 1500 en 2500

Installatie-instructie

EERSTE INSTALLATIE NLD

INSTALLATIE INSTRUCTIES VOOR VLINDERKLEPPEN

Gebruikershandleiding BT TRANSPONDER

NOODVOEDING VOOR MEET-EN-ALARMCENTRALE BAT KIT INSTALLATIEHANDLEIDING. BATKIT_MAN01_NL Ver. V1R1

Capacitieve sensor BC10-S30-Y1X/S90

SATD1 DIN RAIL VEILIGHEIDS EN ISOLATIETRANSFORMATOR. Montage & gebruiksvoorschriften

Universele Werklamp GT-AL-02

MT ELEKTRONISCHE REGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

Magneetveld-sensor voor pneumatische cilinders BIM-UNT-AY1X/S1139

HANDLEIDING ZONNESCHERM 4X3M MONTAGEINSTRUCTIES

Transcriptie:

radarniveautransmitter met HART en Foundation Fieldbus-protocol Start Stap : Monteer de transmitter Stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan Stap : Configureer de transmitter Productcertificaties Controleer de configuratie Kringtest Einde HART www.rosemount.com

200 Rosemount Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken zijn eigendom van de eigenaar. Rosemount Division 8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 557, VS Tel. (VS) (800) 999 9 07 Tel. (internationaal) + (952) 906 88 88 Fax + (952) 99 70 0 Emerson Process Management bv Postbus 22 2280 AE Rijswijk Tel. (070) 66 66 Fax (070) 90 68 5 E info.nl@emersonprocess.com www.emersonprocess.nl Emerson Process Management Heath Place Bognor Regis West Sussex PO22 9SH Engeland Tel. + (2) 86 2 Fax + (2) 86 75 5 Emerson Process Management nv/sa De Kleetlaan, B-8 Diegem België Tel. (2) 2 76 77 Fax (2) 2 725 8 00 www.emersonprocess.be Emerson Process Management Asia Pacific Private Limited Pandan Crescent Singapore 286 Tel. (65) 67 77 82 Fax (65) 67 77 09 7 BELANGRIJKE KENNISGEVING Deze installatiegids bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 5600. Hij bevat geen gedetailleerde instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing of installatie. Raadpleeg de naslaghandleidingen voor de Rosemount 5600 (publicatienummer 00809-000-02 en 00809-000-025) voor nadere instructies. De handleiding en deze beknopte installatiegids zijn ook in digitale vorm beschikbaar op www.rosemount.com.

WAARSCHUWING Het niet opvolgen van richtlijnen voor veilige installatie en onderhoud kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel. Laat de installatie- of onderhoudswerkzaamheden uitsluitend door daartoe bevoegde personen uitvoeren. Gebruik de apparatuur uitsluitend volgens de specificaties in deze beknopte installatiegids en in de naslaghandleiding. Als u dit niet doet, zal de apparatuur mogelijk minder bescherming bieden. Reparatie, bijv. vervanging van onderdelen enz. kan veiligheidsrisico s opleveren en is onder geen beding toegestaan. Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Controleer of de bedrijfsomgeving van de transmitter voldoet aan de van toepassing zijnde specificaties voor explosiegevaarlijke locaties. Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het apparaat. Voordat u een op HART gebaseerde communicator aansluit in een explosiegevaarlijke atmosfeer dient u zich ervan te verzekeren dat alle instrumenten in de proceskring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende veldbedradingsmethodes. Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Vermijd aanraken van de draden en aansluitingen. De draden kunnen onder hoge spanning staan en elektrische schokken veroorzaken. Controleer of de hoofdvoeding naar de 5600 transmitter is uitgeschakeld en de leidingen naar een eventuele andere externe voeding zijn losgemaakt of niet stroomvoerend zijn terwijl u de transmitter aansluit. Proceslekken kunnen letsel veroorzaken of de dood tot gevolg hebben Monteer de antenne en de flenzen en zet ze vast voordat u het systeem op druk brengt. Om proceslekken te voorkomen mag de tankafdichting niet worden losgehaald terwijl de tank onder druk staat.

STAP : MONTEER DE TRANSMITTER Bepaal welk type antenne er geïnstalleerd moet worden en zoek de betreffende paragraaf hierna: A. Monteren van de staafantenne (versie met flens) B. Monteren van de staafantenne (met schroefdraad) C. Monteren van de hoornantenne D. Monteren van de antenne met procesafdichting E. Monteren van de hoornantenne in een standpijp/zijomloop F. Monteren van de verlengde hoornantenne G. Monteren van de hoornantenne met spoelaansluitingen A. Monteren van de staafantenne (versie met flens) A. Monteer de flens bovenop de staafantenne. Controleer of de onderzijde van de flens vlak is en of alle onderdelen schoon en droog zijn. A2. Zet de flens met de borgmoer vast. Zorg dat de moer stevig tegen de flens rust. A. Monteer de adapter Borgring bovenop de nippel. Bovenaanzicht adapter Adapter O-ring Golfgeleiding Nippel Antenneplaatje Borgmoer rod_mount_apdater Afbeelding. Monteren van de adapter

Borgring Adapter Nippel Afbeelding 2. Vastzetten van de adapteradapter_lockring.eps O-ring Afbeelding. Insteken van de golfgeleidingsbuis A. Zet de adapter vast met de borgring. A5. Pas de flens en de staafantenne zorgvuldig op de tankopening met een geschikte pakking ertussen. Zet ze vast met schroeven en moeren. A6. Steek de golfgeleiding in de bovenste golfgeleiding. Controleer of de O-ring aan de onderzijde van de golfgeleidingsbuis is aangebracht. A7. Breng de beschermingsnippel aan op de flens. Monteer de transmitterkop en draai de moer aan. Controleer of de pennen op de adapter in de bijbehorende groeven op de bovenste golfgeleidingsbuis vallen. A8. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan. Waveguide_tube.eps Bovenste golfgeleiding Golfgeleidingsbuis

B. Monteren van de staafantenne (met schroefdraad) B. Pas de staafantenne zorgvuldig in de schroefopening en schroef hem op zijn plaats vast. N.B. Voor adapters met NPT-schroefdraad is voor een drukvaste aansluiting mogelijk vloeibare pakking vereist. B2. Steek de golfgeleidingsbuis in de bovenste golfgeleiding. Controleer of de O-ring aan de onderzijde van de golfgeleidingsbuis is aangebracht. Zie Afbeelding. Insteken van de golfgeleidingsbuis. B. Breng de beschermingsnippel aan op de flens. Monteer de transmitterkop en draai de moer aan. Controleer of de geleidepennen op de adapter in de bijbehorende groeven op de bovenste golfgeleidingsbuis vallen. B. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan. Antenneplaatje Rod_Mount_BSP.eps Pakking voor BSP-schroefdraad (G) Afbeelding. Monteren van de staafantenne TH0Head_Nozzle_BSP.eps Afbeelding 5. Voltooide mechanische installatie

C. Monteren van de hoornantenne C. Monteer de flens bovenop de hoornantenne. Controleer of de onderzijde van de flens vlak is en of alle onderdelen schoon en droog zijn. C2. Zet de flens met de borgmoer vast. Zorg dat de moer stevig tegen de flens rust. C. Monteer de adapter bovenop de nippel. C. Zet de adapter vast met de borgring. Zie Afbeelding 2. Vastzetten van de adapter. Bovenaanzicht van de adapter Borgring Adapter Borgmoer Antenneplaatje Flens O-ring Tankafdichting Nippel Antenne C5. Pas de flens en de hoornantenne zorgvuldig op de tankopening. C6. Zet ze vast met schroeven en moeren. C7. Steek de golfgeleidingsbuis in de bovenste golfgeleiding. Controleer of de O-ring aan de onderzijde van de golfgeleidingsbuis is aangebracht. Zie Afbeelding. Insteken van de golfgeleidingsbuis. Flange_Adapter_Mount.eps Afbeelding 6. Monteren van de adapter

C8. Breng de beschermingsnippel aan op de flens. Monteer de transmitterkop en draai de moer aan. Controleer of de geleidepennen op de adapter in de bijbehorende groeven op de bovenste golfgeleidingsbuis vallen. C9. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan. Beschermingsnippel Head_Tank_Mount.eps Afbeelding 7. Monteren van de transmitterkop D. Monteren van de antenne met procesafdichting D. Breng bovenop de vaste flens een pakking aan en plaats de antenne. Gebruik de pakking die is meegeleverd met de antenne met procesafdichting. D2. Leg de losse flens bovenop de antenne. D. Monteer de antenne door de flens op de tankopening vast te zetten. N.B. Zet de flensbouten zorgvuldig vast en haal ze aan met het aanhaalmoment dat is voorgeschreven in tabel. Draai de tegenoverliggende bouten steeds paarsgewijs aan. Process_Seal_Antenna_Mount.eps Afbeelding 8. Monteren van de antenne met procesafdichting

Tabel. Voorgeschreven aanhaalmoment (Nm) PTFE-afdichting DIN-flens PN6 PN0 DN00 5 DN50 5 ANSI-flens 50 psi 00 psi in. 5 6 in. 5 0 D. Steek de golfgeleidingsbuis in de bovenste golfgeleiding. D5. Monteer de transmitterkop op de adapter. D6. Draai de moer aan en controleer of de transmitterkop nauw tegen de antenne aanligt. D7. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan. Moer Golfgeleidingsbuis Process_Seal_TH_Mount.eps Afbeelding 9. De golfgeleidingsbuis insteken en de transmitterkop monteren

E. Monteren van de hoornantenne in een standpijp/zijomloop E. Monteer de antenne en de transmitterkop op dezelfde wijze als een standaardhoornantenne. Zie C. Monteren van de hoornantenne. E2. Zorg dat de transmitter minder dan afwijkt van de hartlijn. E. Om het effect van storende echo s uit de inlaat- en uitlaatpijpen te beperken, zal het soms nodig zijn om de transmitterkop 90 te draaien. E. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan. 20,07_Inclination_0.eps Max. Afstand vanaf hoornuiteinde tot bovenzijde van inlaatpijp moet >0 mm bedragen Afbeelding 0. Afwijking transmitter t.o.v. hartlijn 90 90 Dekselvergrendeling Afbeelding. Draaien van de transmitterkop F. Monteren van de verlengde hoornantenne F. Monteer de antenne en de transmitterkop op dezelfde wijze als een transmitter met een standaardhoornantenne. Zie C. Monteren van de hoornantenne. F2. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan.

G. Monteren van de hoornantenne met spoelaansluitingen G. De flens maakt deel uit van de antenne-eenheid en is op de hoornantenne gelast. Bevestig Antenne-eenheid de antenne-eenheid en een geschikte pakking zorgvuldig aan de tankopening. Pakking G2. Steek de golfgeleidingsbuis in de bovenste golfgeleiding. Controleer of de O-ring aan de onderzijde van de golfgeleidingsbuis is Afbeelding 2. Monteren van de hoornantenne met spoelaansluitingen aan de tankopening aangebracht. Zie Afbeelding. Insteken van de golfgeleidingsbuis. G. Monteer de transmitterkop en draai de moer aan. Controleer of de geleidepennen op de Moer adapter in de bijbehorende groeven op de Beschermingsnippel Bovenste golfgeleiding bovenste golfgeleidingsbuis vallen. Geleidepennen G. Sluit de leidingen voor reiniging, spoeling of koeling aan op de Afbeelding. Monteren van de transmitterkop antenne. Gebruik een pijp of leiding met een diameter van ten minste 0 mm (0. in.). Veelgebruikte middelen zijn stikstof, lucht, water of stoom. G5. Ga door naar stap 2: Sluit de bedrading en voeding aan. Flushing_Antenna_Head.eps Flushing_Cone_Antenna.eps

STAP 2: SLUIT DE BEDRADING EN VOEDING AAN Gebruik de informatie op het transmitterplaatje om de geactiveerde opties te identificeren. Raadpleeg na identificatie de relevante aansluitinformatie op de volgende pagina s. Zie voor identificatie van geïnstalleerde opties het plaatje op de transmitterkop. Zoek naar 560 xxxxzzxxx, waarbij ZZ de aanduiding is voor de primaire uitgang; zie de tabel. 5A niet intrinsiek veilig HART/ 20 ma, passief 5B intrinsiek veilig HART/ 20 ma, passief 5C niet intrinsiek veilig HART/ 20 ma, actief 5D intrinsiek veilig HART/ 20 ma, actief 7A Foundation-fieldbus, niet intrinsiek veilig 7B Foundation-fieldbus, intrinsiek veilig Afbeelding. Voorbeeld van plaatje op de Rosemount 5600 transmitterkop Extra breed 2 20 V d.c. of a.c., 0 60 Hz Afbeelding 5. Voeding N/L/+ 2 L/L2/- X Aansluitkast X EEx e

7 8 9 5 6 2 Level 7 8 9 5 6 2 m Beknopte installatiegids Aansluitkast X EEx e Aansluitkast X2 EEx i Primaire uitgang, niet intrinsiek veilig HART -interface 2 X Optionele aansluitkast X2 EEx e X2 2 X2 7 6 5 2 6.767 Secundaire uitgang Afbeelding 6. Schematische afbeelding van de Rosemount 5600 transmitteraansluiting Secundaire uitgang Primaire uitgang, intrinsiek veilig en 2 niet gebruikt 5600-config_example2,, _ed, TH0head_ed_2

Aansluiten van HART-voorzieningen Aansluitkast EEx e Optie 5A niet intrinsiek veilig HART/ 20 ma, passief 2 + - -20 ma Lus External externe loop voeding supply + - Ingangsimpedantie impedance Input ~250 ~250 Ohm ohm X 2 20 V d.c./a.c. 0 60 Hz 0 W 5 VA HART-interface interface Service Service PC pc RadarMaster/TankMaster Afbeelding 7. Gebruikelijke passieve HART-uitgang (primair), niet intrinsiek veilig Optie 5B intrinsiek veilig HART/ 20 ma, passief Opt5A.eps 2 Junction Aansluitkast Box X EEx e 2 20 V d.c./a.c. 0 60 Hz 0 W 5 VA 2 5 6 7 Aansluitkast Junction Box X2 EEx i -20 ma Gevaarlijk Hazardous gebied Area + - Zener-diode Barrier Lus External externe loop voeding supply Safe Veilig area gebied Afbeelding 8. Gebruikelijke passieve HART-uitgang (primair), intrinsiek veilig + - Ingangsimpedantie Input impedance ~250 ~250 Ohm ohm HART-interface interface Service pc PC RadarMaster/TankMaster RadarMaster/TankMaster Opt5B.eps

Optie 5C niet intrinsiek veilig HART/ 20 ma, actief Aansluitkast EEx e Spanningsbereik 7 0 V 2 + - -20 ma + - Ingangsimpedantie ~250 Ohm Input impedance ohm X 2 20 V d.c./a.c. 0 60 Hz 0 W 5 VA HART-interface interface Service PCpc RadarMaster/TankMaster Opt5C.eps Afbeelding 9. Gebruikelijke actieve HART-uitgang, niet intrinsiek veilig Optie 5D intrinsiek veilig HART/ 20 ma, actief Spanningsbereik 7 0 V 2 Junction Aansluitkast Box X EEx e 2 5 6 7-20 ma Gevaarlijk Hazardous gebied Area + - Zener-diode Barrier Safe Veilig areagebied + - Ingangsimpedantie Input impedance ~250 ~250 Ohm ohm Aansluitkast Junction Box X2 EEx i HART-interface interface Service Service pc PC RadarMaster/TankMaster RadarMaster/TankMaster 2 20 V d.c./a.c. 0 60 Hz 0 W 5 VA Afbeelding 20. Gebruikelijke actieve HART-uitgang, intrinsiek veilig Opt5D.eps

FOUNDATION Fieldbus niet intrinsiek veilige bedrading. Sluit de Fieldbus-bedrading aan op de aansluitcontacten en 2 aan de X-zijde. Deze aansluitcontacten zijn gemerkte BUS-aansluitpunten. De BUS-aansluitpunten zijn polariteitongevoelig. 2. Sluit de voedingsbedrading aan op aansluitcontact en aan de X-zijde. Deze draden zijn gescheiden van de Fieldbus-bedrading. FOUNDATION Fieldbus intrinsiek veilige bedrading. Sluit de Fieldbus-bedrading aan op aansluitcontact en 2 aan de X2-zijde. Deze aansluitcontacten zijn gemerkte BUS-aansluitpunten. De BUS-aansluitpunten zijn polariteitongevoelig. 2. Sluit de voedingsbedrading aan op aansluitcontact en aan de X-zijde. Deze draden zijn gescheiden van de Fieldbus-bedrading. N.B. Aansluitkast X EEx e 2 X Gevaarlijk Hazardous gebied Area Optie 7A FOUNDATION Fieldbus, niet intrinsiek veilig Voorkom aardsluiting van de stroomvoerende signaalbedrading op de behuizing terwijl u aan een segment werkt. Aardsluiting van de communicatiedraden kan de communicatie met alle voorzieningen op het segment tijdelijk verloren doen gaan. Opt7A.eps Veilig Safe area gebied FOUNDATION FOUNDATION Fieldbus Fieldbus I/O I/O N.B.: NOTE: Configuratie Configuration vindt is plaats done via een a FOUNDATION Fieldbus Fieldbus host. host. 2 20 V d.c./a.c. 0 60 Hz 0 W 5 VA Afbeelding 2. Transmitter-aansluitblok (niet intrinsiek veilige bedrading) Aansluitkast X2 EEx i 2 5 6 7 X2 Gevaarlijk gebied Hazardous Area Optie 7B FOUNDATION Fieldbus, intrinsiek veilig Opt7B.eps Veilig gebied Safe area FOUNDATION FOUNDATION Fieldbus Fieldbus I/O I/O N.B.: NOTE: Configuratie Configuration vindt is plaats done via via een a FOUNDATION Fieldbus Fieldbus host. host. Afbeelding 22. Transmitter-aansluitblok (intrinsiek veilige bedrading)

Aansluiten van de Rosemount 220 display-unit Sluit de display-unit met de volgende vier draden aan op het X2-aansluitcontact in de intrinsiek veilige aansluitkast: Massadraad naar massa-aansluitpunt Signaaldraden naar aansluitcontact 6 en 7 Voedingsspanning naar aansluitcontact 5 25678 X 25678 2 X2 2 Met temperatuuruitgang Intrinsiek veilige IS Ground massa DP DB DP DA DP + X2 7 6 5 2 Transmitterkop intrinsiek veilige aansluitkast X2 EEx i X2: X2: X2:2 X2: 2 X X2 2 5600-rdu0_x2_th_x2.eps Zonder temperatuuruitgang Afbeelding 2. Aansluiten van een aansluitkast met en zonder temperatuuruitgangen. Sluit voor voedingsspanning een draad aan tussen aansluitblok X2, klem 5 en aansluitblok X2, klem. 2. Sluit voor communicatie een draad aan tussen aansluitblok X2, klem 6 en aansluitblok X2, klem 2; en een draad tussen aansluitblok X2, klem 7 en aansluitblok X2, klem. Sluit tenslotte voor de massaverbinding een draad aan vanaf de intrinsiek veilige massaschroef in het X2-aansluitvak naar aansluitblok X2, klem. N.B. Zie voor nadere informatie over het aansluiten van temperatuursensors de naslaghandleiding 00809-000-02.

STAP : CONFIGUREER DE TRANSMITTER Configureer uw Rosemount 5600 transmitter met een van de volgende configuratieprogramma s. Pc-configuratiesoftware Radar Master Het programma op de cd start automatisch en stelt voor om de Radar Master-software te installeren. U dient uw pc te herstarten om het Radar Master-programma te kunnen draaien. Configureer de transmitter met de Wizard Het begeleide installatieproces omvat zeven stappen en geleidt u door de basis-instelprocedure. Hand-communicator Zie voor nadere informatie over de 75 Field Communicator het document 00809-000-276; zie voor de 275 HART-communicator het document 00275-8026-0002. 220 display-unit Gebruik de vier softkeys om de verschillende menu s te doorlopen en om de verschillende functies voor service en configuratie te selecteren. Om de Rosemount 5600 te installeren, selecteert u Setup in het hoofdmenu en kiest u de gewenste insteloptie. Zie voor nadere informatie publicatie nummer 00809-000-02. AMS Het programma op de cd start automatisch en stelt installatie met gebruik van AMS voor. U dient uw pc te herstarten om het AMS-programma te kunnen draaien.

PRODUCTCERTIFICATIES Goedgekeurde productielocaties Saab Marine Electronics AB Gotenburg, Zweden Informatie over richtlijnen van de Europese Unie De EU verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke Europese richtlijnen is te vinden op de Rosemount-website, www.rosemount.com. Neem contact op met uw plaatselijke vertegenwoordiger voor een gedrukt exemplaar. ATEX-richtlijn (9/9/EG) Rosemount Inc. voldoet aan de ATEX-richtlijn. Certificatie voor gewone locaties voor Factory Mutual De transmitter is volgens de standaardprocedure door FM onderzocht en getest waarbij vastgesteld is dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandbeschermingsvereisten. FM is een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is erkend door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).

Certificaties explosiegevaarlijke locaties ATEX-goedkeuringen 5600 Series niveautransmitter E Certificaatnummer: Sira 0ATEX 29X ATEX-categoriemarkering II /2 G Met intrinsiek veilige uitgangen (uitsluitend) ATEX-markering: EX II (2) () /2 G Veiligheidscode: EEx de [ib] [ia] IIC T6 (T amb 0 C, +70 C) Met niet intrinsiek veilige primaire uitgang en intrinsiek veilige display-uitgang ATEX-markering: EX II () /2 G Veiligheidscode: EEx de [ia] IIC T6 (T amb 0 C, +70 C) Met niet intrinsiek veilige primaire en/of niet intrinsiek veilige secundaire uitgangen ATEX-markering: EX II /2 G Veiligheidscode: EEx de IIC T6 (T amb 0 C, +70 C) Max. voedingsspanning: 55 V d.c. Passieve analoge uitgang 20 ma, Identificatieplaatje = HART passive. Spanningsbereik 7 0 V: U i < 0 V I i < 200 ma Pi <, W C i = 0 µf L i = 0 mh Actieve analoge uitgang 20 ma, Identificatieplaatje = HART active. Max. belasting 00 Ω: U o < 2, V I o < 25,7 ma P o < 0,726 W C ext < 0, µf L ext < 2,2 mh

FOUNDATION Fieldbus Identificatieplaatje = FOUNDATION Fieldbus. U i < 0 V I i < 00 ma Pi <, W C i = 0 µf L i = 0 mh SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK (X) Omdat de behuizing (of andere onderdelen) mogelijk zijn gemaakt van lichtmetaal en deze bij deze apparatuur open toegankelijk kunnen zijn, kunnen in zeldzame gevallen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee moet rekening worden gehouden wanneer de apparatuur wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek groep II, categorie G-apparatuur vereist is. Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metalen delen van de apparatuur een zodanig sterke elektrostatische lading afgeven dat deze een ontstekingsbron vormt. Daarom mag de apparatuur indien deze wordt gebruikt voor toepassingen waarin specifiek groep II, categorie apparatuur is vereist, niet worden geïnstalleerd op een locatie waar externe omstandigheden kunnen leiden tot opwekking van elektrostatische lading op dergelijke oppervlakken. Ook mogen de niet-metalen onderdelen van de apparatuur uitsluitend met een bevochtigde doek worden gereinigd. SPECIFIEKE INSTRUCTIES BIJ INSTALLATIE IN EEN EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVING De apparatuur kan worden gebruikt met ontvlambare gassen en dampen met Groep IIC-apparatuur. De transmitterkop is gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen van 0 C tot 70 C en mag buiten dit bereik niet worden gebruikt.

De apparatuur is ontworpen voor montage over de grenswaarde tussen een cat. en cat. 2 gebied. Er zijn verschillende cat. gebieden binnen het bereik van 0 C tot 00 C, bar tot 55 bar die in aanmerking kunnen komen. De gebruiker is verantwoordelijk voor het selecteren van de geschikte antenne inclusief tankafdichting, passend bij de tankprocescondities. Het product moet worden geïnstalleerd door personeel dat voldoende is opgeleid, overeenkomstig alle toepasselijke internationale, nationale en gemeentelijke standaardwerkpraktijken en de regelgeving op de locatie voor intrinsiek veilige apparatuur, en in overeenstemming met de instructies in deze handleiding. Reparatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door de fabrikant of in overeenstemming met de van toepassing zijnde regelgeving. Alle extern aangesloten intrinsiek veilige apparatuur moet voldoen aan de gespecificeerde intrinsiek veilige entiteitsparameters. De drukvaste/explosieveilige omkasting mag tijdens bekrachtiging niet worden geopend. Het certificaat kent speciale voorwaarden voor veilig gebruik (herkenbaar aan de X aan het einde van het certificaatnummer) die bij de installatie van de apparatuur in acht moeten worden genomen. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met agressieve stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het type bescherming niet wordt aangetast. Agressieve stoffen: Bijv. oplosmiddelen op polymeerbasis die materialen kunnen aantasten. Passende maatregelen: Bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen dat de apparatuur bestand is tegen specifieke chemicaliën.

220 display-unit E Certificaatnummer: Sira 00ATEX 2062 ATEX-categoriemarkering II /2 G Zonder temperatuuringangen ATEX-markering: EX II /2 G Veiligheidscode: EEx ib IIC T (T amb 0 C, +70 C) Met temperatuuringangen ATEX-markering: EX II /2 G Veiligheidscode: EEx ib [ia] IIC T (T amb 0 C, +70 C) Factory Mutual (FM) 5600 Series niveautransmitter E5 Certificaatnummer: D5A9.AX Met intrinsiek veilige uitgangen (alle uitvoeringen behalve zoals hierna vermeld) Explosieveilig met intrinsiek veilige uitgangen voor HAZLOC Klasse I, Divisie, Groepen A, B, C en D Max. bedrijfstemperatuur +70 C Gebruik geleiders die nominaal ten minste zijn goedgekeurd voor 85 C Te installeren overeenkomstig regelsysteem-tekening 95007-99. Met niet intrinsiek veilige secundaire uitgangen (codes en ) Explosieveilig Klasse I, Divisie, Groepen A, B, C en D Max. bedrijfstemperatuur +70 C Gebruik geleiders die nominaal ten minste zijn goedgekeurd voor 85 C

220 display-unit E5 Certificaatnummer: D5A9.AX Alle uitvoeringen: Intrinsiek veilig voor HAZLOC Klasse I, Divisie, Groepen A, B, C en D T Max. bedrijfstemperatuur +70 C Te installeren overeenkomstig regelsysteem-tekening 95007-997. Canadian Standards Association (CSA) 5600 Series niveautransmitter E6 Certificaatnummer: 200.5280-669 Met niet intrinsiek veilige primaire en/of secundaire uitgangen Explosieveilig Ex de IIC T6 Te installeren overeenkomstig regelsysteem-tekening 95007-97. Afgedicht op fabriek, doorvoerbuisafdichting niet vereist. Met intrinsiek veilige display-uitgangen, intrinsiek veilige primaire en/of secundaire uitgangen Explosieveilig Ex de [ib/ia] IIC T6 Te installeren overeenkomstig regelsysteem-tekening 95007-99. Afgedicht op fabriek, doorvoerbuisafdichting niet vereist. 220 display-unit E6 Certificaatnummer: 200.5280-665 Zonder temperatuuringangen Intrinsiek veilig EEx ib IIC T (T amb 0 C, +70 C) Met temperatuuringangen Intrinsiek veilig EEx ib [ia] IIC T (T amb 0 C, +70 C) Te installeren overeenkomstig regelsysteem-tekening 95007-9.

Tabel 2. Symbolen gebruikt op de 5600 Series niveautransmitter en 220 display-unit De CE-aanduiding geeft aan dat het product voldoet aan de van toepassing zijnde normen van de EU. Het Ex-certificaat is een verklaring van een onafhankelijke goedkeuringsorganisatie en geeft aan dat dit product voldoet aan de eisen van de toepasselijke Europese richtlijnen voor intrinsieke veiligheid. Het FM-symbool geeft aan dat de hiermee aangeduide apparatuur gecertificeerd is door FM Factory Mutual Research Corporation als zijnde overeenkomstig FMRC-normen van toepassing op installatie op gevaarlijke locaties. De apparatuur gebruikt geen niet-geharmoniseerde radiofrequenties. Veiligheidsaarde Aarde Voeding Externe bedrading moet zijn goedgekeurd voor gebruik bij een temperatuur van ten minste 75 C.