1 In een kabelbed moet een hoogspanningskabel worden gelokaliseerd. De kabel is aan beide zijden afgeschakeld. Hoe kan de kabel worden gelokaliseerd? A Met een kabelseiectieapparaat B Met een capacitieve spanningstester C Met een fase-uitkleur apparaat 2 Om een generator parallel aan het net te kunnen schakelen, moet deze gesynchroniseerd worden. Wanneer kan parallel geschakeld worden? A Spanningen gelijk, frequenties gelijk, klokgetal gelijk, kortsluitspanning gelijk B Spanningen gelijk, frequenties gelijk, kortsluitspanning gelijk, fasen in de pas C Spanningen gelijk, frequenties gelijk, fasenvolgorde gelijk, fasen in de pas 3 Bij een draaistroomtransformator wordt de schakeling aangegeven met codes. Wat betekent de D in de code Dyn5? A De primaire zijde is in ster geschakeld B De secundaire zijde is in driehoek geschakeld C De primaire zijde is in driehoek geschakeld 4 Bij welke netten kan er bij het aanbrengen van een verbinding tussen twee netdelen er een vereffeningstroom optreden? A Bij een open ringnet waarbij de beide ringdelen apart gevoed worden B Bij een open ringnet waarbij de beide ringdelen uit een transformator gevoed worden C Bij een gemengd net. 5 Hoe lang mag een enkelfasige aardfout blijven staan in een niet geaard 10kV net met 6/1OKV kabels? A 1 h B 8 h C 125 h 6 Waarop moet gelet worden bij het omschakelen van rail de in een dubbelrailsysteem? A Dat de koppelschakelaar ingeschakeld is B Dat de rail niet overbelast raakt C Dat er vlambogen zullen ontstaan 7 Welk gebied wordt beveiligd, wanneer een langs differentiaal beveiliging wordt toegepast? A De hele installatie in alle richtingen B De onderliggende installatie C Het gebied tussen de stroomtransformatoren
8 Wanneer wordt een open ringnet toegepast? A Als bij een gestoord ringdeel geen energieonderbreking in dat deel plaats mag vinden. B Als tijdens een storing in een ringdeel energieonderbreking geen groot bezwaar is. C Als de kortsluitvastheid van de beide ringdelen hoog is. 9 Welke toestellen moeten zijn aangesloten met een stekker met randaarde? A Klasse II toestellen. B Klasse III toestellen. C Klasse I toestellen. 10 Een hoogspanningsmotor wordt door de asymmetriebeveiliging van het net geschakeld. Wat is de oorzaak? A De fasespanningen van het voedende net zijn ongelijk B De motor is te zwaar belast C De voedende spanning is te hoog 11 Een schakel- en verdeelinrichting wordt gevoed door twee 20 MVA transformatoren. Beide transformatoren voeden elk een eigen rail. Tussen beide rails bevindt zich een koppelschakelaar Wat is het gevolg van het sluiten van de koppelschakelaar? A Het kortsluitvermogen op de rail neemt toe. B De kans op vlambogen neemt af. C De kans op elektrocutie neemt toe door de hogere spanning. 12 Een lastschakelaar kan kortsluitstromen: A niet inschakelen en niet uitschakelen B niet inschakelen en wel uitschakelen. C wel inschakelen en niet uitschakelen. 13 Een veilige spanning is: A 50V AC en 120V DC B 42V AC en 120V DC C 50V AC en 110V DC 14 Voor welke maximale waarde van de lijnspanning is een 6/10 kv kabel nog geschikt? A 6 kv B 10 kv C 10 3 kv
15 Hoe kan de kortsluitstroom tussen fase en aarde in een geaard net worden beperkt? A Door de aardverbinding te verzwaren d.w.z. een grotere diameter te geven. B Door de spanning te verlagen via de aftakschakelaar op de transformatoren. C Door een weerstand tussen sterpunt en aarde te plaatsen. 16 Welke stroom is verantwoordelijk voor overmatige warmteontwikkeling in installaties? A de stationaire kortsluitstroom. B de nominale stroom. C de dynamische kortsluitstrroom. 17 Welke van de verliezen in een transformator zijn afhankelijk van de belastingstroom? A De koperverliezen. B De ijzerverliezen. C Zowel de koper- als de ijzerverliezen. 18 Wanneer spreekt een aardlekautomaat aan? A Alleen bij een kortsluitstroom. B Alleen bij een aardlekstroom. C Bij een aardlekstroom, een kortsluitstroom en een overbelastingstroom. 19 Welke waarde kan de inrushstroom van een transformator bereiken? A Deze kan maximaal het tienvoudige zijn van de nominale stroom. B Deze kan wel tussen het tienvoudige en twintigvoudige zijn van de nominale stroom. C Deze is tweemaal de nominale stroom. 20 Hoe hoog moet de isolatieweerstand zijn in een 10 jaar oude laagspanningsinstallatie? A Groter dan 100 Ohm per V van de voedingsspanning. B Groter dan 1000 Ohm per V van de voedingsspanning. C Altijd groter dan een 1 M Ohm. 21 Welke verliezen treden op in een belaste transformator? A Koperverliezen, hysteresisverliezen en wervelstroomverliezen. B IJzerverliezen C Koperverliezen. 22 Welke beveiliging schakelt een aardfoutstroom van 4 A uit? A Een installatie automaat van 4 A. B Een aardlekschakelaar van 30 ma. C Een zekering van 4 A.
1A 2C 3C 4B 5B 6A 7C 8B 9C 10A 11A 12C 13A 14B 15C 16A 17A 18C 19B 20B 21A 22B