Printerinstellingen In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Het afdrukken van de opstartpagina in-/uitschakelen op pagina 1-14 Energiebesparing activeren op pagina 1-15 Intelligent Ready-modus activeren op pagina 1-15 Beveiligde modus activeren op pagina 1-16 Time-out papier laden wijzigen op pagina 1-17 Lade-instellingen wijzigen op pagina 1-18 De helderheid van het voorpaneel aanpassen op pagina 1-21 Het contrast op het voorpaneel aanpassen op pagina 1-21 De taal op het voorpaneel wijzigen op pagina 1-21 Het afdrukken van de opstartpagina in-/uitschakelen De printer drukt automatisch een opstartpagina af telkens wanneer u de printer inschakelt of opnieuw instelt. U kunt het automatisch afdrukken van de opstartpagina uitschakelen en de pagina later via het menu Gegevenspagina s afdrukken. U kunt de opstartpagina in- en uitschakelen: via het voorpaneel van de printer via CentreWare IS Via het voorpaneel van de printer Ga als volgt te werk om de opstartpagina in of uit te schakelen: 1. Selecteer Printerinstellingen en druk op de knop OK. 2. Selecteer Printerbesturing en druk op de knop OK. De opstartpagina wordt gemarkeerd. Aan het einde van de regel wordt de instelling (Aan of Uit) weergegeven. 3. Druk op de knop OK om de instelling te wijzigen. Ga als volgt te werk om het automatisch afdrukken van de opstartpagina in of uit te schakelen: 2. Voer het IP-adres van de printer in. 3. Selecteer Eigenschappen. 4. Klik op Printer Defaults (Standaardinstellingen printer) op de linkerzijbalk van de pagina Properties (Eigenschappen). 5. Selecteer Off (Uit) of On (Aan) in de vervolgkeuzelijst Printer Startup Page (Opstartpagina printer) om de instelling te wijzigen. 6. Klik onder aan de pagina op Wijzigingen bewaren. Copyright 2003 Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden. 1-14
De opstartpagina afdrukken Ga als volgt te werk om de Opstartpagina af te drukken: 1. Selecteer Gegevens en druk op de knop OK. 2. Selecteer Gegevenspagina s en druk op de knop OK. 3. Selecteer Opstartpagina en druk op de knop OK om af te drukken. Energiebesparing activeren Om energie te besparen, schakelt de printer een energiebesparingsstand in als de printer gedurende een vooraf ingestelde tijdsperiode niet meer actief is geweest. In deze stand worden de meeste elektrische systemen van de printer uitgeschakeld. Wanneer de printer een afdruktaak ontvangt, wordt de stand Opwarmen ingeschakeld. U kunt de printer ook opwarmen door op de knop OK op het voorpaneel te drukken. Als u vindt dat de energiebesparingsstand van de printer te vaak wordt ingeschakeld en u niet steeds wilt wachten totdat de printer weer is geactiveerd, stelt u een langere tijdsperiode in voordat de energiebesparingsstand wordt ingeschakeld. Ga als volgt te werk om de timeoutwaarde te wijzigen: 2. Selecteer Printerbesturing en druk op de knop OK. 3. Selecteer Time-out energiebesparing en druk op de knop OK. 4. Druk op de knop pijl-omlaag of pijl-omhoog om naar een geselecteerde time-outwaarde voor de energiebesparingsstand te bladeren. Selecteer een grotere waarde als u de tijdsperiode wilt verlengen voordat de energiebesparingsstand van de printer wordt ingeschakeld. 5. Druk op de knop OK. Intelligent Ready-modus activeren De Intelligent Ready-modus is een automatisch systeem dat: Het gebruik van de printer controleert. De printer opwarmt voordat u deze wellicht gaat gebruiken (op basis van uw gebruikspatroon). De energiebesparingsstand van de printer activeert nadat een time-out is verstreken. U kunt de Intelligent Ready-modus in- en uitschakelen: via het voorpaneel van de printer via CentreWare IS 1-15
Via het voorpaneel van de printer Ga als volgt te werk om de Intelligent Ready-modus in of uit te schakelen: 1. Selecteer Printerinstellingen en druk op de knop OK. 2. Selecteer Printerbesturing en druk op de knop OK. 3. Selecteer Intelligent Ready. 4. Druk op de knop OK om Intelligent Ready in of uit te schakelen. 5. Selecteer Afsluiten en druk op de knop OK om naar het hoofdmenu terug te keren. Ga als volgt te werk om de Intelligent Ready-modus te selecteren, of instellingen voor opwarmen of de energiebesparingsstand te configureren: 3. Klik op Properties (Eigenschappen). 4. Klik op Warmup (Opwarmen) op de linkerzijbalk. 5. Klik op de vervolgkeuzelijst Warmup Mode (Stand Opwarmen) en selecteer Intelligent Ready, Scheduled (Volgens schema) of Job Activated (Bij ontvangst van taak). 6. Als u in stap 5 Scheduled hebt geselecteerd, maakt u voor elke dag keuzen voor de instellingen voor het opwarmen en het activeren van de energiebesparingsstand. 7. Klik onder aan het scherm op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Opmerking Via het voorpaneel kunt u de Intelligent Ready-modus slechts in- of uitschakelen, maar met CentreWare IS kunt u specifieke opwarmstanden en -instellingen opgeven. Beveiligde modus activeren Schakel de beveiligde modus via het voorpaneel in om te zorgen dat gebruikers geen printerinstellingen kunnen wijzigen die worden gebruikt door de afdruktaken van andere gebruikers. Gebruikers kunnen afdrukinstellingen, zoals kleurcorrectie, via de printerstuurprogramma s selecteren. Gebruikers hebben wel toegang tot algemene menu s die de afdrukkwaliteit van hun afdruktaken kunnen verbeteren. Via deze menu s kunnen ze gebruikersvoorzieningen selecteren, terwijl de menu s en opdrachten zijn vergrendeld in menu s die door de systeembeheerder worden gebruikt voor het beheer van de printer. 1-16
Ga als volgt te werk om de beveiligde modus in of uit te schakelen: 3. Klik op Properties (Eigenschappen). 4. Klik op de map General (Algemeen) op de linkerzijbalk en klik vervolgens op Printer Defaults (Standaardinstellingen printer). 5. Klik op de vervolgkeuzelijst Front Panel Menu (Menu op voorpaneel) en selecteer On (Aan) of Off (Uit). Selecteer Off om toegang tot alle menu s te hebben. Selecteer On om alle menu-items te vergrendelen waarmee printerinstellingen kunnen worden gewijzigd. 6. Klik onder aan de pagina op Wijzigingen bewaren. Time-out papier laden wijzigen Als de printer de opdrachten voor papierlade, -soort of -grootte niet kan uitvoeren, wordt u via het voorpaneel gevraagd de papiersoort en -grootte te laden die in de afdruktaak zijn opgegeven. Wanneer u het vereiste papier niet binnen een bepaalde tijd in de lade plaatst, gebruikt de printer de standaardlade als papierbron. U kunt de time-out voor het laden van papier wijzigen: via het voorpaneel van de printer via CentreWare IS Via het voorpaneel van de printer Ga als volgt te werk om de time-out voor het laden van papier te wijzigen: 1. Selecteer Printerinstellingen en druk op de knop OK. 2. Selecteer Instellingen papierverwerking en druk op de knop OK. 3. Selecteer Load Paper Timeout (Time-out papier laden) en druk op de knop OK. 4. Schuif naar de gewenste time-outwaarde. De waarden None (Geen), 1, 3, 5 of 10 minuten, 1 of 24 uur) geven de tijdsperiode aan die de printer moet wachten voordat het afdrukken wordt hervat, zodat u tijd hebt om papier te laden. Als u de waarde None selecteert, wacht de printer niet totdat er papier is geladen en wordt meteen het papier uit de standaardlade gebruikt. 5. Druk op de knop OK om de wijziging op te slaan. 1-17
Ga als volgt te werk om de time-out voor het laden van papier te wijzigen: 3. Klik op Eigenschappen. 4. Klik op de map General (Algemeen) op de linkerzijbalk en klik vervolgens op Printer Defaults (Standaardinstellingen printer). 5. Blader naar de gewenste waarde voor Load Paper Timeout (Time-out papier laden) in Timeout Settings (Time-outinstellingen). De waarden None (Geen), 1, 3, 5 of 10 minuten, 1 of 24 uur) geven de tijdsperiode aan die de printer moet wachten voordat het afdrukken wordt hervat, zodat u tijd hebt om papier te laden. Als u de waarde None selecteert, wacht de printer niet totdat er papier is geladen en wordt meteen het papier uit de standaardlade gebruikt. 6. Klik onder aan het scherm op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Lade-instellingen wijzigen Schakelen tussen laden U schakelt tussen laden via het printerstuurprogramma, het voorpaneel of CentreWare IS. Als een specifieke lade is geselecteerd, kunt u niet tussen laden schakelen. Lade 1 (MPT) en 2 (een aanpasbare invoerlade voor 500 vel) worden standaard geleverd bij Phaser 6250-printers. U kunt desgewenst extra papierinvoerladen aanschaffen: Invoerlade voor 500 vel (lade 3) Hoge-capaciteitsinvoerlade voor 1000 vel (lade 3 en 4) De printer selecteert de lade waaruit papier wordt gehaald als: Op het voorpaneel de papierbron is ingesteld op Automatische selectie en De optie Laat de printer de afdruklade selecteren (aanbevolen) is geselecteerd in het printerstuurprogramma. Opmerking Als u het stuurprogramma gebruikt om een specifieke lade voor uw afdruktaak te selecteren, kunt u niet tussen laden schakelen voor de desbetreffende taak. Als de lade leegraakt tijdens het afdrukken, wordt op het voorpaneel gemeld dat u papier moet laden, zelfs als een andere lade de juiste papiersoort en -grootte voor de taak bevat. Instellingen voor schakelen tussen laden Als schakelen tussen laden is geactiveerd en een lade leegraakt tijdens het afdrukken, selecteert de printer een andere lade met dezelfde papiersoort, grootte en afdrukstand zodat het afdrukken van de taak automatisch kan worden hervat. Als schakelen tussen laden is uitgeschakeld en een lade leegraakt tijdens het afdrukken, wordt op het voorpaneel gemeld dat de lade leeg is en moet worden gevuld. 1-18
Ladevolgorde U kunt de volgorde opgeven waarin de laden met de juiste papiersoort en -grootte voor een afdruktaak moeten worden geselecteerd. Als een lade met het juiste papier leegraakt tijdens het afdrukken, selecteert de printer de volgende lade met de juiste papiersoort en -grootte uit de reeks zodat het afdrukken van de taak automatisch kan worden hervat. Stel bijvoorbeeld dat u de ladevolgorde 4-3-2 instelt, selecteert de printer papier in lade 4 om de taak af te drukken. Als lade 4 niet het vereiste papier bevat of leegraakt tijdens het afdrukken, selecteert de printer lade 3. In geval lade 4 en 3 niet het vereiste papier bevatten of leegraken tijdens het afdrukken, wordt lade 2 geselecteerd. U kunt de ladevolgorde op twee manieren instellen: Via het voorpaneel van de printer Via het voorpaneel Ga als volgt te werk om de ladevolgorde in te stellen: 2. Selecteer Instellingen papierverwerking en druk op de knop OK. 3. Selecteer Ladevolgorde en druk op de knop OK. 4. Schuif naar de gewenste ladevolgorde. (Als u het schakelen tussen laden wilt uitschakelen, selecteert u Uit.) 5. Druk op de knop OK om de wijzigingen op te slaan. Ga als volgt te werk om de ladevolgorde in te stellen: 3. Klik op het tabblad Properties (Eigenschappen). 4. Selecteer Printer Defaults (Standaardinstellingen printer) op de linkerzijbalk. 5. Selecteer de gewenste ladevolgorde in de vervolgkeuzelijst Tray Sequence (Ladevolgorde). (Als u het schakelen tussen laden wilt uitschakelen, selecteert u Off (Uit).) 6. Klik onder aan het scherm op Save Changes (Wijzigingen opslaan). 1-19
De standaardlade selecteren Als u niet tussen laden wilt schakelen, kunt u een standaardlade voor het afdrukken van taken selecteren. Deze standaardlade bevat de juiste papiersoort en -grootte voor afdruktaken. Wanneer de standaardlade leeg is of een andere papiersoort bevat, wordt u gevraagd de juiste papiersoort in de lade te laden, zelfs als een andere lade de juiste papiersoort en -grootte voor de taak bevat. U kunt de standaardlade op twee manieren selecteren: via het voorpaneel van de printer via CentreWare IS Via het voorpaneel Ga als volgt te werk om een standaardlade te selecteren: 1. Selecteer Printerinstellingen en druk op de knop OK. 2. Selecteer Instellingen papierverwerking en druk op de knop OK. 3. Selecteer Papierbron en druk op de knop OK. 4. Schuif naar de lade die u als standaardlade wilt instellen. (Als u het schakelen tussen laden wilt inschakelen, selecteert u Automatische selectie.) 5. Druk op de knop OK om de wijziging op te slaan. Ga als volgt te werk om een standaardlade te selecteren: 3. Klik op Properties (Eigenschappen). 4. Selecteer Printer Defaults (Standaardinstellingen printer) op de linkerzijbalk. 5. Selecteer de lade in de vervolgkeuzelijst Paper Source (Papierbron). 6. Klik onder aan het scherm op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Opmerking Als de instellingen voor ladeselectie in het stuurprogramma en op het voorpaneel van de printer niet met elkaar overeenkomen, worden de instellingen van het stuurprogramma gebruikt. 1-20
De helderheid van het voorpaneel aanpassen Ga als volgt te werk om de helderheid van de achtergrondverlichting voor het voorpaneel aan te passen: 2. Selecteer Instellingen voorpaneel en druk op de knop OK. 3. Selecteer Helderheid voorpaneel en druk op de knop OK. 4. Druk op de knop pijl-omlaag of pijl-omhoog om de helderheid van het voorpaneel te verhogen of te verlagen. De waarden voor de helderheid lopen van 0 (geen achtergrondverlichting) tot en met 10 (de helderste achtergrondverlichting). 5. Druk op de knop OK om uw wijziging op te slaan. Het contrast op het voorpaneel aanpassen Ga als volgt te werk om het contrast tussen tekst en achtergrond aan te passen, zodat de tekst op het voorpaneel beter leesbaar wordt: 2. Selecteer Instellingen voorpaneel en druk op de knop OK. 3. Selecteer Contrast voorpaneel en druk op de knop OK. 4. Druk op de knop pijl-omlaag of pijl-omhoog om het contrast van het voorpaneel te verhogen of te verlagen. De waarden voor het contrast lopen van 1 (de helderste achtergrondverlichting) tot en met 10 (geen achtergrondverlichting). 5. Druk op de knop OK om uw wijziging op te slaan. De taal op het voorpaneel wijzigen Ga als volgt te werk om de taal van de tekst op het voorpaneel, CentreWare IS en bepaalde gegevenspagina s te wijzigen: 2. Selecteer Instellingen voorpaneel en druk op de knop OK. 3. Selecteer Taal voorpaneel en druk op de knop OK. 4. Selecteer de gewenste taal en druk op de knop OK. 1-21