Internetconsultatie voorontwerp Insolventiewet Kernpunten Insolventiewet

Vergelijkbare documenten
Bijlage bij persbericht 122, dd 1 november 2007, Radboud Universiteit Nijmegen

Betreft: Klachten over het functioneren van bewindvoerders, curatoren en rechterscommissarissen

Aan Zijne Excellentie De Minister van Justitie Mr J.P.H. Donner Postbus EH Den Haag. (per telefax: ) Nijmegen, 29 juni 2006

Inhoud. Algemeen. De faillietverklaring

Voorontwerp Insolventiewet vanuit het bancaire standpunt. Johan T. Jol

Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

WIE BEPAALT DE FAILLISSEMENTSWET?

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (EX ART. 73A FW)

Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

N CW Nederland. Den Haag 21 januari op de consultatie voorontwerp voor de Wet Continuïteit Ondernemingen I

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

DERDE FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: /CAMN Datum: 21 oktober 2015

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer : 7 Datum : 3 september 2013

WCO II: Een doorbraak? Johan Jol

VIJFDE GECONSOLIDEERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE DE FAILLISSEMTEN VAN 1. MYHYPOTHEEK B.V. 2. MYHYPOTHEEK HOLDING B.V.

Voorontwerp Insolventiewet

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NATUURLIJK PERSOON EX ARTIKEL 73 A Fw

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VIERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET TEVENS EINDVERSLAG

Achtste openbaar verslag ex artikel 73a Faillissementswet - tevens eindverslag

DERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET

1. In onderdeel B wordt in artikel 5a, eerste lid, de rechtbank, bedoeld vervangen door: de rechtbank, aangewezen.

Werknemers en insolventie Een rechtsvergelijkende studie naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van hun werkgever

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: /CAMN Datum: 21 mei 2015

DERDE GECONSOLIDEERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE DE FAILLISSEMTEN VAN 1. MYHYPOTHEEK B.V. 2. MYHYPOTHEEK HOLDING B.V.

DERDE FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: /CAMN Datum: 01 december 2015

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. heb ik aan uw Kamer toegezegd in een Algemeen Overleg op 24 september 2014.

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 6 Datum: 26 februari 2014

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (EX ART. 73A FW)

GECOMBINEERD OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (nr. 6) EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

WIJZIGINGEN WORDEN MET ROOD AANGEGEVEN

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 3 februari 2015

VIERDE GECONSOLIDEERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE DE FAILLISSEMTEN VAN 1. MYHYPOTHEEK B.V. 2. MYHYPOTHEEK HOLDING B.V.

VIERDE FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: /CAMN Datum: 21 januari 2016

FAILLISSEMENTSVERSLAG 3 / 2 TEVENS HOUDENDE EINDVERSLAG Datum: 26 januari 2015

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (EX ART. 73A FW)

BEGINVERSLAG Datum: 26 juni 2014

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 5 Datum: 26 februari 2015

DERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW IN HET FAILLISSEMENT VAN PAYENZ B.V.

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 6 Datum: 27 maart 2006

TWEEDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW TEVENS EINDVERSLAG INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN YOURBA V.O.F.

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 4 Datum: 21 augustus 2014

OPENBAAR GECONSOLIDEERD VERSLAG 1 EX ART. 73 a FAILLISSEMENTSWET

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Activiteiten onderneming : Gestaakt, datum staking nog onbekend Omzetgegevens : Nog onbekend Personeel gemiddeld aantal : Onbekend

WIJZIGINGEN WORDEN MET ROOD AANGEGEVEN

DERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73 a FAILLISSEMENTSWET

VEERTIENDE GECONSOLIDEERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW IN DE FAILLISSEMENTEN VAN:

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 2 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

ZESDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73 a FAILLISSEMENTSWET

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 4 Datum: 13 mei 2015

1 Stille bewindvoering is geen officiële insolventieprocedure zoals het faillissement en de surseance van

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 4. EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

EINDVERSLAG Nummer: 5 Datum: 5 september 2006

Voorontwerp Insolventiewet

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 5 Datum: 14 september 2015

WIJZIGINGEN WORDEN MET ROOD AANGEGEVEN

DERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET. Datum uitspraak : 12 september 2007

Openbaar verslag ex artikel 73a Faillissementswet

EERSTE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN YourBA V.O.F.

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 3 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K ADVIES. inzake. Het voorontwerp Insolventiewet

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

VIJFDE FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: /CAMN Datum: 26 april 2016

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 13/04/2015. Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V.

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW

DERDE OPENBAAR GECONSOLIDEERD VERSLAG EX ART. 73 a FAILLISSEMENTSWET

No.W /I 's-gravenhage, 10 september 2004

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

GECOMBINEERD OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (nr. 4) EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 10

VOOR RECHTSPRAAK. Strekking conceptwetsvoorstel

Datum 29 februari 2016 Referentie CB9346. Betreft: Wet modernisering faillissementsprocedure

VIERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN SMS SCHOONMAAKDIENSTEN B.V.

Schuldeisers kunnen kiezen

OPENBAAR VERSLAG RECHTSPERSOON ALS BEDOELD IN ARTIKEL 73A FW

OPENBAAR (GECONSILIDEERD) FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 4 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW. Nummer : 4 (eindverslag)

Faillissementsverslag nummer 1 datum: 15 februari 2016

VIERDE FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: /CAMN Datum: 4 februari 2016

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 7 maart 2011

GECONSOLIDEERD OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 2 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

341. Voorontwerp Insolventiewet (2008)

DERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN POELMEER B.V.

VIERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW IN HET FAILLISSEMENT VAN ADVIES- EN ORGANISATIEBURO PAUL KNOOP B.V.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 3 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

Transcriptie:

Internetconsultatie voorontwerp Insolventiewet Er moet één insolventieprocedure komen voor schuldenaren in financiële moeilijkheden. Daarmee wordt een doelmatige en flexibele afwikkeling van insolventies bevorderd. Dit is de strekking van een advies in de vorm van een voorontwerp Insolventiewet, dat op 1 november 2007 door de voorzitter van de Commissie insolventierecht (prof.mr. S.C.J.J. Kortmann) aan minister Hirsch Ballin van Justitie is aangeboden. De Commissie insolventierecht is in 2003 ingesteld om de regering en de Staten-Generaal te adviseren over wetgeving op het terrein van het insolventierecht. De minister heeft besloten om via een Internetconsultatie reacties op het voorontwerp in te winnen. Hieronder volgt een beknopte weergave van enige kernpunten van het voorontwerp. Deze is grotendeels gebaseerd op een door de Commissie insolventierecht vervaardigde samenvatting. In het verlengde daarvan zijn telkens een of meer vragen geformuleerd, die kunnen dienen als uitgangspunt voor een reactie. Daarnaast zijn in de toelichting op het voorontwerp enige vraagpunten geformuleerd, die eveneens kunnen dienen als uitgangspunt voor een reactie. Indien u wilt reageren, wordt u verzocht uw commentaar helder en beknopt te formuleren, bij voorkeur aan de hand van de geformuleerde vragen. U kunt uw reactie richten aan het volgende adres: Insolventiewet@justitie.nl Er wordt naar gestreefd alle (serieuze) reacties te publiceren op deze website. Indien u niet wilt dat uw reactie wordt gepubliceerd, dient u dat uitdrukkelijk in uw reactie kenbaar te maken. De termijn voor de consultatie zal lopen tot 15 september 2008. Kernpunten Insolventiewet De Faillissementswet stamt uit 1893. In de vorige eeuw zijn er relatief weinig wijzigingen aangebracht. De laatste jaren is de wet echter veelvuldig gewijzigd, waardoor deze nog maar moeilijk goed te begrijpen is. De wijzigingen zijn op zichzelf gerechtvaardigd. Deels vloeien zij voort uit de voortgaande vernieuwingen van het Burgerlijk Wetboek en uit wijzigingen in verband met Europese regelgeving. Voor een ander deel gaat het om wijzigingen binnen het insolventierecht zelf, zoals de invoering van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, regels voor de vereenvoudigde afwikkeling van faillissementen, versoepeling van de bepalingen omtrent het aannemen van een akkoord. Op 1 januari 2008 zal een aantal wijzigingen in de schuldsaneringsregeling van kracht worden. Bewust heeft de Commissie insolventierecht niet gekozen voor een gefaseerde herziening van de Faillissementswet. Gegeven de onderlinge samenhang van de verschillende kwesties die in een insolventiewet dienen te worden geregeld, verdient een integrale herziening de voorkeur. De invoering van een moderne Insolventiewet houdt niet de invoering in van een volledig nieuw insolventiesysteem. Belangrijke onderdelen van de bestaande regeling zijn gehandhaafd. Het voorontwerp is geen uitvloeisel van nieuwe theorieën, maar kan worden gekarakteriseerd als een grondige renovatie, met een aantal aanvullingen. De voorstellen uit 2001 van de MDW-werkgroep modernisering faillissementsrecht tweede fase, onder voorzitterschap van Prof. Mr. M.J.G.C. Raaijmakers, hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld.

1. Eén insolventieprocedure De huidige Faillissementswet kent drie verschillende procedures voor schuldenaren in financiële moeilijkheden: het faillissement, de surseance van betaling en de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. In het voorontwerp van de nieuwe Insolventiewet worden deze drie procedures samengevoegd tot één insolventieprocedure. Daarmee wordt beoogd een doelmatige en flexibele afwikkeling van insolventies te bevorderen. De persoon die voor de afwikkeling zorgdraagt, wordt aangeduid met de naam "bewindvoerder". In de toekomst zal de benaming (faillissements)curator niet langer worden gebezigd. 1. In de loop der jaren heeft de wetgever herhaaldelijk maatregelen genomen om de surseance van betaling, die gericht is op het saneren van schulden, effectiever te maken. De invoering van één insolventieprocedure betekent dat de surseance van betaling als afzonderlijke procedure verdwijnt en sanering in voorkomende gevallen plaats moet vinden binnen die ene insolventieprocedure. Acht u dit een juiste benadering? 2. Natuurlijke personen en schone lei De huidige schuldsaneringsregeling natuurlijke personen de zogenaamde Wsnp mag volgens de commissie tot op zekere hoogte als een succes worden aangemerkt, omdat er weinig "recidive" is bij schuldenaren wier schulden onder deze regeling zijn gesaneerd. Tegelijkertijd stelt zij vast dat de bestaande praktijk van wettelijke en buitenwettelijke schuldsanering een aantal knelpunten kent. In het voorontwerp is voor de bestaande knelpunten een samenhangende oplossing gezocht, waardoor de procedure wordt vereenvoudigd en verbeterd. Onder meer kent het voorontwerp een versterking van het minnelijk traject dat voorafgaat aan toelating tot de schuldsaneringsregeling. In het kader van het minnelijk traject kan de rechter een stille bewindvoerder benoemen. Als zodanig kunnen personen in aanmerking komen die thans als wsnp-bewindvoerder werkzaam zijn, maar bijvoorbeeld ook medewerkers van gemeentelijke kredietbanken. De stille bewindvoerder kan de schuldenaar behulpzaam zijn in zijn financiële huishouding, bij het in evenwicht brengen van inkomsten en uitgaven en bij sollicitaties e.d. De stille bewindvoerder kan de schuldenaar voorts bijstaan bij het bereiken van een minnelijke regeling met de schuldeisers, een akkoord buiten insolventie (zie hierna onder 3) voorbereiden en zo nodig bevorderen dat de rechter voorlopige voorzieningen treft om te voorkomen dat door individuele verhaalsacties de sanering van schulden in gevaar komt. In het voorontwerp bestaat een nauwere aansluiting van het minnelijk traject en het wettelijk traject. Deze komt vooral tot uitdrukking bij de beslissing over de verlening van een schone lei (die een bevrijding van de resterende schuldenlast inhoudt). Voor het verkrijgen van een schone lei geldt als uitgangspunt dat de schuldenaar zich gedurende drie jaar in voldoende mate moet hebben ingespannen om zijn schulden te voldoen. Deze inspanningen behoeven niet uitsluitend plaats te vinden gedurende de insolventie, maar ook in de periode daarvóór onder begeleiding van de stille bewindvoerder of gedurende een door het voorontwerp geregelde inspanningsperiode met schuldbegeleiding na het einde van de insolventie. In deze laatste periode wordt de schuldenaar begeleid door een "schuldbegeleider", die door de schuldenaar overgespaarde goederen en gelden bewaart ter verdeling onder de schuldeisers. In de nieuwe opzet van één procedure is het niet langer nodig dat natuurlijke personen bij aanvang van de procedure worden geselecteerd op basis van "goede trouw", zoals thans in de Wet saneringsregeling

natuurlijke personen (Wsnp) het geval is. Volstaan wordt met een beslissing over de schone lei aan het eind van de procedure, op een tijdstip dat de relevante informatie ook daadwerkelijk voorhanden is. 2a. Wat vindt u van de gedachte om voor de schone lei niet slechts te kijken naar de periode van de formele insolventieprocedure, maar ook naar de periode dat de schuldenaar wordt begeleid door een stille bewindvoerder, dan wel een schuldbegeleider? 2b. Hoe beoordeelt u het schrappen van de "goede-trouwtoets" aan het begin van de procedure, zodat de beoordeling of een schuldenaar in aanmerking behoort komt voor een schone lei geheel aan het einde van de procedure wordt genomen? 2c. Hoe beoordeelt u de taken en bevoegdheden van de stille bewindvoerder? 2d. Hoe beoordeelt u de taken en bevoegdheden van de schuldbegeleider? 3. Informele reorganisatie van ondernemingen Schuldsanering en reorganisatie van ondernemingen langs minnelijke weg moeten volgens de commissie zoveel mogelijk worden bevorderd. Het voorontwerp biedt in vergelijking met de Faillissementswet meer instrumenten om levensvatbare (delen van) ondernemingen te laten voortbestaan. Een belangrijk instrument is de benoeming van een stille bewindvoerder in het kader van een "informele reorganisatie", vooral in combinatie met het eveneens in het voorontwerp geregelde akkoord buiten insolventie. Met een informele reorganisatie wordt gedoeld op een reorganisatie van een onderneming buiten insolventie, met als doel het herstel van de financiële gezondheid van de (onderneming van de) schuldenaar. Bij de informele reorganisatie gaat het in de regel om herstructurering van de bedrijfsactiviteiten enerzijds en een financiële herstructurering anderzijds. Kenmerkend voor deze vorm van reorganisatie is dat zij doorgaans in relatieve beslotenheid plaatsvindt. Een afkoelingsperiode of moratorium is hier niet aan de orde. In de regel spelen banken een cruciale rol bij informele reorganisaties. In de huidige praktijk wordt niet zelden een hindernis voor reorganisatie buiten faillissement gevormd door de te beperkte mogelijkheid om een schuldenregeling die door een grote meerderheid van schuldeisers wordt gesteund, dwingend op te leggen aan de beperkte groep van schuldeisers die zonder redelijke grond weigert haar medewerking te verlenen. In verband daarmee voorziet het voorontwerp in de mogelijkheid buiten insolventie een akkoord tot stand te brengen dat door de rechter ook verbindend kan worden verklaard voor de schuldeisers die, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, daarmee niet hebben ingestemd. Deze voorzieningen betreffende de informele reorganisatie en het akkoord buiten insolventie houden een versterking in van het "reorganiserend vermogen". Dat is niet alleen van belang voor de Nederlandse economie in het algemeen, maar ook voor werknemers en schuldeisers, omdat levensvatbare (delen van) ondernemingen niet onnodig verloren gaan. 3a. Acht u het nuttig dat de wet voorziet in de mogelijkheid van een stille bewindvoerder voor ondernemingen? Acht u het juist dat de stille bewindvoerder bij ondernemingen, anders dan bij particulieren, geen formele bevoegdheden heeft (zoals het vragen van voorlopige voorzieningen)? 3b. Het akkoord buiten insolventie wijkt in een aantal opzichten af van het akkoord in insolventie. Het is niet met publiciteit omgeven. Slechts door de schuldenaar opgegeven schuldeisers worden opgeroepen voor de behandeling. Andere schuldeisers worden niet gebonden aan het akkoord. Indien de schuldenaar echter schuldeisers

verzwijgt, kan het akkoord worden vernietigd. Met de regeling is beoogd zowel recht te doen aan de noodzaak dat een regeling in relatieve beslotenheid kan worden bereikt als aan de noodzaak van voldoende prikkels voor de schuldenaar om openheid van zaken te betrachten. Beantwoordt de regeling naar uw oordeel aan de gekozen uitgangspunten? 4. Het "reorganiserend vermogen" in insolventie Het voorontwerp versterkt het "reorganiserend vermogen" ook tijdens de insolventie. Onder meer is de regeling van de zogenaamde afkoelingsperiode gewijzigd en uitgebreid. De afkoelingsperiode gaat vanaf de insolventverklaring automatisch lopen. Zij kan drie maanden duren. De bewindvoerder heeft onder bepaalde voorwaarden de bevoegdheid tot gebruik van bedrijfsgebouwen, inventaris en andere bedrijfsmiddelen, alsmede tot verbruik van voorraden, ook wanneer derden daarop aanspraken (zoals eigendomsvoorbehoud, pand en hypotheek) hebben. De bewindvoerder kan gedurende de afkoelingsperiode leveranciers van goederen en (niet-financiële) diensten verplichten om hun leveringen en diensten die voor de voortzetting van de onderneming van de schuldenaar noodzakelijk zijn, tegen betaling voort te zetten. Een betalingsachterstand van vóór de insolventverklaring levert deze leveranciers geen grond op voor opschorting of ontbinding. Aldus wordt aan dwangcrediteuren de mogelijkheid ontnomen om met gebruikmaking van hun feitelijke monopoliepositie vorderingen van voor de insolventverklaring in strijd met de gelijkheid van schuldeisers voldaan te krijgen. 4a. Hoe beoordeelt u het automatisch aanvangen van de afkoelingsperiode en de maximale duur van drie maanden van de afkoelingsperiode? 4b. Hoe beoordeelt u de bevoegdheid van de bewindvoerder tot verbruik van goederen? 4c. Hoe beoordeelt u de mogelijkheid om leveranciers van goederen en (nietfinanciële) diensten gedurende de afkoelingsperiode te verplichten tot voortzetting van hun leveringen en diensten? De positie van separatisten (pand- en hypotheekhouders) volgens het voorontwerp is niet geheel gelijk aan hun huidige positie. Evenals thans het geval is, verloopt het verhaal op de in zekerheid ontvangen goederen buiten de boedel. De bevoegdheid om deze goederen te gelde te maken komt volgens de Faillissementswet primair toe aan de pand- en hypotheekhouder. Reeds thans wordt in veel gevallen de tegeldemaking feitelijk overgelaten aan de curator. In het voorontwerp krijgt de bewindvoerder, indien de onderneming wordt voortgezet, een zelfstandige bevoegdheid om deze goederen te gelde te maken. Het voorontwerp bevordert zoveel mogelijk dat de opbrengst wordt gemaximaliseerd. De bewindvoerder dient de opbrengst, minus een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bijdrage, af te staan aan de pand- of hypotheekhouder. Deze bijdrage wordt door de commissie gerechtvaardigd met het gegeven dat de bewindvoerder ook optreedt in het belang van de separatisten. Evenals onder het huidige recht ontvangt de pand-of hypotheekhouder de opbrengst zonder omslag van de algemene insolventiekosten. 4d. Acht u de aanpassing in de positie van separatisten gerechtvaardigd? De bewindvoerder is, evenals thans geldt voor de curator, tot het uitvoeren van wederkerige overeenkomsten van de schuldenaar niet verplicht, maar hij heeft daartoe wel het recht (gestanddoening). Nieuw is dat de bewindvoerder ook eigener beweging kan verklaren niet te zullen gestanddoen. Nieuw is voorts dat de wederpartij door indiening van een vordering tot

nakoming geen verdergaande aanspraak verkrijgt dan wanneer hij een vordering tot schadevergoeding zou indienen. Indien voor de schuldenaar het ongewijzigd voortduren van een overeenkomst de voortzetting van zijn onderneming onmogelijk maakt, kan hij de rechter verzoeken de overeenkomst te wijzigen of te ontbinden. 4e. Vormen de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot wederkerige overeenkomsten naar uw oordeel verbeteringen? Het voorontwerp voorziet in de mogelijkheid dat de rechtbank de schuldenaar op diens verzoek tot medebewindvoerder benoemt. Indien de insolventverklaring van de schuldenaar is verzocht met het oog op reorganisatie van de onderneming van de schuldenaar, kan zijn benoeming tot medebewindvoerder met het oog op het welslagen van de reorganisatie gewenst zijn. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het geval dat de financiële moeilijkheden van de onderneming niet het gevolg zijn van slecht bestuur, maar van externe omstandigheden. Indien de schuldenaar tot medebewindvoerder is benoemd, voert hij samen met de bewindvoerder het bestuur over de boedel. Indien zij van mening verschillen over de wijze waarop het bestuur dient te worden gevoerd, kan een eventuele patstelling worden doorbroken door middel van bindende aanwijzingen van de bewindvoerder aan de schuldenaar. 4f. Kan de benoeming van de schuldenaar tot medebewindvoerder naar uw oordeel voorzien in een behoefte? 5. Versterking van de positie van gewone schuldeisers De positie van van gewone (concurrente) schuldeisers is verbeterd door de groep boedelschulden (die dienen te worden voldaan voordat enige uitkering aan preferente en gewone schuldeisers kan plaatsvinden) te beperken. Er zal hierdoor bij een insolventie veelal méér te verdelen zijn en in een andere verhouding dan tot nu toe: uitdelingen aan preferente respectievelijk concurrente schuldeisers geschieden in beginsel in een verhouding van 2 staat tot 1. Ook bij een bescheiden opbrengst in de boedel zal er voor de gewone schuldeisers altijd iets te verdelen zijn; onder het huidige recht ontvangen gewone schuldeisers uit een faillissement meestal niets. De uitkeringsverhouding van 2 staat tot 1 is ontleend aan de Wsnp. De Commissie insolventierecht wil het niet laten bij de voorgestelde uitkeringsregel in de Insolventiewet: zij bepleit met het oog op de gelijkheid van schuldeisers het zoveel mogelijk terugdringen van wettelijke voorrechten, aangezien voor de bestaande veelheid aan voorrechten geen werkelijk overtuigende grond aanwezig is. 5a. Hoe beoordeelt u de uitbreiding van de aan de wsnp ontleende uitkeringsregel tot alle insolventies? 5b. In hoeverre acht u het wenselijk de bestaande voorrechten terug te dringen? 6. De verhouding van de bewindvoerder tot de schuldeisers en de rechtercommissaris Met het oog op een doelmatig en adequaat toezicht wordt voorzien in een aangepaste verhouding tussen de bewindvoerder, de schuldeisers en de rechter-commissaris. De schuldeisers dienen, meer dan thans het geval is, ervoor te waken dat de bewindvoerder hun belangen naar behoren behartigt. Hiervoor is nodig dat door de bewindvoerder aan de

schuldeisers beter inzicht wordt gegeven in de aanpak en de afwikkeling van de insolventie. Daarbij verdient zowel de aard van de informatie als de wijze waarop door de bewindvoerder informatie wordt verstrekt, aandacht. De door de bewindvoerders te verstrekken informatie zal met het oog op beoordeling door de schuldeisers of de bewindvoerder adequaat functioneert, voor de schuldeisers toereikend en gemakkelijk toegankelijk moeten zijn. Landelijke uniformiteit in de verslaglegging (vgl. de door Recofa vastgestelde Richtlijnen voor faillissement en surseances van betaling 2005) en publicatie van meer en betere informatie in het via internet toegankelijke insolventieregister zijn daarvoor nodig. De hierna nog te noemen Insolventieraad kan daarvoor zo nodig richtlijnen opstellen. In het bijzonder bij de insolventies met een meer complex karakter, of waarbij substantiële belangen op het spel staan, kan een schuldeiserscommissie in het kader van het toezicht op het handelen van de bewindvoerder een nuttige rol spelen. De schuldeiserscommissie dient op te treden in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. De rol van een dergelijke commissie reikt overigens verder dan louter toezicht. De commissie is tevens adviseur van de bewindvoerder en moet instemmen met een aantal essentiële beslissingen. Om te waarborgen dat de commissie ten behoeve van het collectief van schuldeisers handelt, kunnen in deze commissie ook (of zelfs grotendeels of alleen maar) personen van buiten de kring van schuldeisers benoemd worden. 6a. Acht u het juist dat de taak van de rechter waar mogelijk wordt beperkt tot geschilbeslechting? 6b. Biedt het voorontwerp de schuldeisers de (juiste) mogelijkheden om te waken voor hun eigen belangen en die van de gezamenlijke schuldeisers? 7. Insolventiefraude Het voorontwerp bevordert de bestrijding van faillissementsfraude ( insolventiefraude ). De bewindvoerder is verplicht om aan de rechter-commissaris kennis te geven van een bij hem gerezen redelijk vermoeden van bepaalde door de schuldenaar gepleegde strafbare feiten. De rechter-commissaris kan vervolgens zelf aangifte doen of de bewindvoerder een aanwijzing geven om aangifte te doen. Van belang hierbij is dat het salaris en de verschotten van de bewindvoerder (binnen bepaalde grenzen) ten laste van de Staat komen, indien de boedel bij opheffing van de insolventie te gering is om deze daaruit te voldoen. Aldus wordt voorkomen dat de bewindvoerder niet optreedt tegen insolventiefraude, omdat hij geen vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden. Bij het voorontwerp is verder een voorstel gevoegd om de bestaande wettelijke strafbepalingen die verband houden met faillissement, aan te scherpen. 7a. Hoe beoordeelt u de verantwoordelijkheden van bewindvoerder en rechtercommissaris met betrekking tot strafbare feiten? 7b. Hoe beoordeelt u de voorgestelde verantwoordelijkheid van de Staat voor de afwikkelingskosten bij negatieve boedels? 7c. Wat is uw oordeel over de bij het voorontwerp gevoegde strafbepalingen? 8. De positie van werknemers De bestaande positie van werknemers is in grote lijnen gehandhaafd. Alvorens tot ontslag over te gaan, behoeft de bewindvoerder net als thans de toestemming van de rechtercommissaris. De opzegtermijn in insolventie is voortaan gelijk aan die buiten insolventie. De loonvordering over de opzegtermijn - die veelal door het UWV wordt overgenomen - vormt slechts een boedelvordering als de bewindvoerder de werknemer laat doorwerken.

De enige jaren geleden ingevoerde bescherming tegen opzegging zonder toestemming van de rechter-commissaris is niet overgenomen, omdat zij naar het oordeel van de commissie omslachtig en nauwelijks effectief is. Hetzelfde geldt voor de regel dat als de insolventie wordt vernietigd, de opzegging alsnog beheerst wordt door de regels buiten insolventie, zodat de werknemer zich alsnog erop kan beroepen dat een ontslagvergunning ontbreekt. De commissie is van mening dat misbruik van insolventie wordt tegengegaan doordat de opzegtermijnen in en buiten insolventie zijn gelijkgetrokken, door een meer objectieve toetsing van het insolventieverzoek en door de voorgestelde strafbepalingen. De positie van werknemers wordt in zoverre verbeterd dat het mogelijk is om een werknemer plaats te laten nemen in een te benoemen schuldeiserscommissie, die met het oog op de behartiging van de belangen van het geheel aan crediteuren toezicht op de bewindvoerder houdt. Dat zal vooral kunnen voorkomen in arbeidsintensieve bedrijven. 8a. Dienen naar uw oordeel de opzegtermijnen in insolventie gelijk te zijn aan die buiten insolventie? 8b. Dient naar uw oordeel het loon over de opzegtermijn slechts een boedelvordering te vormen als tijdens de insolventie wordt doorgewerkt? 8c. Zijn de bepalingen over opzegging zonder toestemming van de rechtercommissaris inderdaad omslachtig en onvoldoende effectief? 8d. Bent u van oordeel dat bij vernietiging van de insolventie de opzegging van arbeidsovereenkomsten onaantastbaar dient te zijn? Zou misbruik van insolventieprocedures tegengegaan kunnen worden door aan de rechter die de vernietiging uitspreekt de bevoegdheid te geven ook over de gevolgen daarvan voor gedane opzeggingen te beslissen? 9. Professionele kwaliteit van bewindvoerders en rechters Het voorontwerp maakt het mogelijk dat eisen worden gesteld ten aanzien van de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de professionals die bij insolventies betrokken zijn, in het bijzonder bewindvoerders en rechters. Voor de bewindvoerder wordt gedacht aan eisen voor de benoembaarheid tot (stille) bewindvoerder, bijvoorbeeld ten aanzien van opleiding, ervaring, kantoororganisatie en integriteit, tuchtrecht en de invoering van regelmatig terugkerende audits. De onafhankelijke Insolventieraad, die door het voorontwerp wordt geïntroduceerd, zal hierbij een richtinggevende rol spelen. Door concentratie van de insolventierechtspraak bij vijf rechtbanken in Nederland (één rechtbank per hof-ressort) kan verbetering worden bereikt van de professionele kwaliteit van rechters-commissarissen en hun ondersteunend personeel. 9a. Bent u van oordeel dat de wet moet voorzien in een eigen tuchtrecht voor bewindvoerders? 9b. Hoe beoordeelt u het stellen van kwaliteitseisen en het bewaken ervan door de Insolventieraad? 9c. Acht u het concentreren van insolventierechtspraak zinvol? 10. De fiscus De positie van de fiscus behoeft in het kader van de nieuwe insolventiewetgeving speciale aandacht. De commissie meent dat fiscale wetgeving zo min mogelijk belemmeringen moet bevatten voor een deugdelijke en tijdige reorganisatie van een onderneming die insolvabel is

of dreigt te worden. Zij herhaalt haar in juli 2006 aan de staatssecretaris van Financiën gerichte adviezen tot herziening van onderdelen van de belastingwetgeving. Uit het systeem van het voorontwerp volgt dat ook de fiscale voorrechten zijn onderworpen aan de 2:1 verhouding bij uitdelingen. Het fiscale bodemrecht valt buiten deze uitdelingsregel, aangezien dat een verhaalsrecht betreft op zaken van anderen dan de schuldenaar. De commissie is van oordeel dat dit bodemrecht dient te worden afgeschaft, omdat het een te ernstige inbreuk vormt op rechten van derden, zonder voldoende rechtvaardiging. Dit geldt eveneens voor het bodemvoorrecht. De werking van het bodem(voor)recht kan daarenboven in de praktijk tot spanning leiden met het uitgangspunt dat het reorganiserend vermogen van een onderneming dient te worden versterkt. De commissie meent dat het afschaffen van het bodemvoorrecht en het bodemrecht aansluit op een tendens in ons omringende landen, zal bijdragen aan een lastenverlichting voor het bedrijfsleven, terwijl uit onderzoek blijkt dat door de verwachte positieve welvaartseffecten van deze afschaffing op macro-economisch niveau de budgettaire effecten voor de overheid beperkt kunnen zijn. 10. Hoe beoordeelt u de positie van de fiscus? 11. Gezamenlijke afwikkeling ("consolidatie") Het voorontwerp voorziet in de mogelijkheid van een geconsolideerde afwikkeling van bepaalde insolventies. Het gaat daarbij vooral om insolventies bij boedels die zodanig zijn verknoopt dat zij redelijkerwijs niet zijn te scheiden en daarom beter als één boedel kunnen worden afgewikkeld. De huidige Faillissementswet voorziet niet in een dergelijke mogelijkheid. 11. Hoe beoordeelt u de voorgestelde mogelijkheid dat insolventies geconsolideerd worden afgewikkeld? 12. De procedures Het insolventieprocesrecht is gemoderniseerd en op een aantal onderdelen vereenvoudigd. Genoemd is reeds dat insolventierechtspraak met het oog op het concentreren van deskundigheid zal plaatsvinden bij vijf rechtbanken. Voorts bevat het voorontwerp instrumenten om te voorkomen dat de afwikkeling van insolventies eindeloos wordt vertraagd door verificatieperikelen in de vorm van jarenlange renvooiprocedures. 12. Kunnen de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot renvooiprocedures bijdragen aan een efficiënte afwikkeling van insolventies? 13. Internationale insolventies Het voorontwerp geeft een aantal bepalingen voor grensoverschrijdende insolventies. Voor grensoverschrijdende insolventies binnen de Europese Unie geeft de Europese Insolventieverordening reeds voorzieningen. In aanvulling hierop bevat het voorontwerp voorzieningen die betrekking hebben op grensoverschrijdende insolventies waarbij ook landen buiten de Europese Unie zijn betrokken. Voorgesteld wordt een formele erkenningsprocedure bij de rechtbank Den Haag voor insolventies uit niet-eu-landen, waarvoor aansluiting is gezocht bij de Uncitral Model Law on Cross-Border Insolvency.

13a. Hoe beoordeelt u de voorgestelde erkenningsprocedure voor niet-euinsolventies? 13b. Dient de formele erkenning alleen werking te hebben tegen degenen die in de procedure zijn opgeroepen en moet derhalve tegen anderen zo nodig nogmaals om erkenning worden verzocht? Of dient de erkenningsbeschikking werking te hebben tegen een tegen een ieder, ongeacht of hij in de procedure is opgeroepen? 13c. Zijn er gevallen, en zo ja welke, waarin een buitenlandse insolventie rechtsgevolgen in Nederland moet kunnen hebben, ook al is (nog) geen formele erkenningsprocedure gevoerd? Zou dat bijvoorbeeld het geval kunnen zijn ten opzichte van belanghebbenden die de buitenlandse insolventie vrijwillig erkennen? En wat moet gelden als zij daarvan later terugkomen? 14. Insolventieraad De wetgever dient steeds te kijken of het uitvaardigen van regels, gegeven het doel daarvan, noodzakelijk is. Als het doel in de praktijk goed kan worden bereikt zonder wettelijke regeling, dient wetgeving achterwege te blijven. Niet ieder detail moet worden geregeld. De Insolventiewet dient op de eerste plaats het normaaltype van insolventies te regelen, maar ook rekening te houden met bijzondere gevallen. Dit is alleen mogelijk indien voldoende flexibiliteit is ingebouwd. Met het oog hierop voorziet het voorontwerp in een onafhankelijke Insolventieraad, waarin terzake deskundigen, belanghebbenden en onafhankelijke experts uit het desbetreffende praktijkgebied zitting kunnen krijgen. Zoals hierboven vermeld, kan de Insolventieraad zorgdragen voor de vormgeving van kwaliteitseisen en voor kwaliteitsbewaking. Hij zou ook met betrekking tot andere aspecten van de toepassing van de Insolventiewet een nuttige rol kunnen vervullen, hetzij in de vorm van (niet bindende) richtlijnen ten behoeve van de praktijk, hetzij in de vorm van een voordracht aan de minister van Justitie voor het uitvaardigen van nadere regels betreffende het efficiënte verloop van een insolventieprocedure. 14a. Acht u het zinvol dat een Insolventieraad wordt ingesteld? 14b. Hoe beoordeelt u de hiervoor genoemde taken voor de Insolventieraad? 14c. Zouden naar uw oordeel aan de Insolventieraad ook andere taken moeten worden opgedragen, bijvoorbeeld taken die thans door de rechter worden vervuld?