Hof van beroep van Gent, 3 november 2015, 4 de kamer

Vergelijkbare documenten
Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

HET HOF VAN BEROEP TE GENT VAN 28 JUNI 2011

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 OKTOBER 2010

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

RECHTBANK EERSTE AANLEG ANTWERPEN AFDELING ANTWERPEN, 31 MAART 2015, AC4 KAMER

Arrest. veertiende kamer correctionele zaken / / / 18 januari /CO/ /PGA/ /VJ11/393. Arrestnummer.

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

NEDERLANDSTALIGE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL, STRAFZAKEN, 3 MAART 2014, 60 ste KAMER

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 5 januari 2016, AC4 kamer

Hof van Cassatie van België

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

HOF VAN BEROEP ANTWERPEN, 31 MEI 2017, 14 DE KAMER

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 6 NOVEMBER 2015

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN, 19 maart 2008, 11 de kamer

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

Rechtbanl< van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

Recht nk van stsdvlaand ren, rugge, r rech bank

HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

HOF VAN BEROEP GENT, 21 OKTOBER 2014, 6 e KAMER

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT. 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER. Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde tijdstippen:

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL. 20 JUNI 2007, 51 e KAMER

Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /

Hof van beroep Antwerpen, 4 februari 2016, 14 de k.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 2 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A007621

Hof van Cassatie van België

AFSCHRIFT. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis. L.ooy /2017. D13M kamer 20JUNI2011

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen p.1 Dossiernr 18M zaal 20 Vonnisnr /

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 5 januari 2016, AC4 kamer

Hof van Cassatie van België

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

ME.012/2014 ST-011 B IN OB Binsoag

KOPl 0PSCH0R TING. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. Vonnis. zestiende kamer (B16)

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

Vonnis. Rechtba k \fan eerste aan eg Limburg, afdeiing Hasse tp sectie correctioneel, 13 kamer. l /_J 2018/,; ') '} 30 januari 2018 HA66.RW.

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 7 MAART 2016

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 5 MEI 2015

(lste aanleg: nr.: /92) zitting houdend in strafzaken, wijst het volgende arrest :

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT, SECTIE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK, VAN 13 OKTOBER 2015

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN OPENBARE ZITTING van 8 JUNI 2009

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 24 JUNI 2014

lll llllll l llllll lll l llllll Il Il Il lllll ll llllll lll

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

HOF VAN BEROEP VAN GENT. 26 JUNI 2002, 8de K.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

Hof van Cassatie van België

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

De burgerlijke partij wordt gehoord in baar middelen ontwikkeld door haar raadsman voornoemd.

Àfschrift van Pen m :i t ten. tende ter griffie. ,!1er rechtbdllh ;,an c. t.'.sh.: a1j11 cg te;: Lcu 1cn.

DE CORRECTIONELE RECHTBANK VAN 3 JUNI 2013

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

Kopie Afgeleverd aan: mr. CLAES Johan Uitsluitend voor bestuurlijke inlichting - behoeften van inwendige aard

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Winkelbediende Geboren te ) op Wonende te Antwerpen, Pakistaan

lllllllllllll lllll:l l lllllllllllll lll Il llhih _J

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. Griffienummer.

Rolnummer Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T

Rechtbank van eerste aanleg est-vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Rechtbank van eerste aanleg est... Vlaanderen, afdeling rugge,

Hof van Cassatie van België

Hof van Beroep Brussel, 12 maart 2014, 13 e kamer

CORRECTIONELE RECHTBANK TE LEUVEN, 20 januari 2009, 17 de kamer

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

Rechtbank van aanleg LIMBURG, Tongeren, Correctioneel.

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, Zaal A - 8e Kamer Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ T003036

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

VONNIS. TEGEN: De zich noemende W.D. ( ), volgens eigen verklaring geboren te Freetown (Sierra Leone),

NIET Tfc K&alSTRSREN ^EONTVMGER/ D'HOOGHEK. 5

Transcriptie:

Hof van beroep van Gent, 3 november 2015, 4 de kamer Notienummer Parket-Generaal 2015/PGG/998 2015/VJ11/658 in de zaak van het openbaar ministerie en van de burgerlijke partij: FEDERAAL CENTRUM VOOR DE ANALYSE VAN DE MIGRATIESTROMEN, DE BESCHERMING VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE VREEMDELINGEN EN DE STRIJD TEGEN DE MENSENHANDEL voorheen Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, instelling van openbaar nut, opgericht bij wet van 15 februari 1993, en zoals omgevormd door de Wet van 17 augustus 2013, waarvan de zetel gevestigd is te 1000 Brussel, Koningsstraat 138, tegen: 1) B. S., geboren te Irak op ( ), zonder gekende woonplaats in het Rijk, doch verblijvende te ( ), van Irakese en Iranese nationaliteit, volgens eigen verklaring, gekend als: B. S., geboren te Irak op ( ) M. W. A. geboren te Iran op ( ) ook gekend onder de aliassen: A W. geboren op ( ) B M. S. geboren op (...) W. A. geboren op (...) S. B. M. geboren op (...) Alsook onder de aliassen: R. A. geboren op ( ) A. A. geboren op (...) S. A. geboren op (...) R. M. geboren op (...) A. R. zonder gekende geboortedatum M. A. geboren op (...) A. R. geboren op (...) A. R. geboren op (...) M. A. geboren op (...) M. W. geboren op (...) M. W. geboren op (...) 1

2) niet inzake voor het Hof 3) niet inzake voor het Hof VERDACHT VAN: De eerste, tweede en de derde: Om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, nl. Bij inbreuk op artikel 77 bis en 80 van de wet van 15.12.1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zich plichtig te hebben gemaakt aan het misdrijf van mensensmokkel door ertoe bijgedragen te hebben, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnenkomt, erdoor reist of aldaar verblijft, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat, met het oog op het direct of indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel. met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare situatie waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken met de omstandigheid dat van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt met de omstandigheid dat het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet de eerste te Gent en bij samenhang elders in het Rijk onder meer te Rotselaar in de periode van 17/12/2014 tot en met 27/01/2015 en minstens op: - In de nacht van 17-18/12/2014 - In de nacht van 29-30/12/2014 - In de nacht van 05-06/01/2015 - In de nacht van 06-07/01/2015 - In de nacht van 14-15/01/2015 - In de nacht van 15-16/01/2015 - In de nacht van 16-17/01/2015 - In de nacht van 19-20/01/2015 - In de nacht van 20-21/01/2015 - In de nacht van 21-22/01/2015 - In de nacht van 26-27/01/2015 2

de tweede bij samenhang elders in het Rijk en onder meer te Rotselaar in de periode van 17/12/2014 tot en met 27/01/2015 en minstens op: - In de nacht van 17-18/12/2014 - In de nacht van 29-30/12/2014 - In de nacht van 05-06/01/2015 - In de nacht van 06-07/01/2015 - In de nacht van 14-15/01/2015 - In de nacht van 15-16/01/2015 - In de nacht van 19-20/01/2015 - In de nacht van 20-21/01/2015 - In de nacht van 26-27/01/2015 de derde bij samenhang elders in het Rijk en onder meer te Rotselaar In de nacht van 29-30/12/2014 Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen. afdeling Gent. 28 correctionele kamer, met 3 rechters, dd. 1 juni 2015. rechtdoende op tegenspraak werd als volgt beslist: OP STRAFRECHTELIJK GEBIED TEN AANZIEN VAN B. S. Veroordeelt de beklaagde voor de hierboven omschreven en bewezen verklaarde feiten voorwerp van de enige tenlastelegging SAMEN, tot een HOOFDGEVANGENISSTRAF van VEERTIG MAANDEN en een GELDBOETE van 43 maal 1000,00 EUR = DRIEËNVEERTIGDUIZEND EURO (= 43 000 00 EUR) Verhoogt de geldboete met vijftig opdecimes, aldus gebracht op TWEEHONDERD-ACHTENVIJFTIGDUIZEND EURO (= 258.000,00 EUR). Beveelt dat bij gebreke van betaling binnen de termijn bepaald bij art. 40 van het Strafwetboek, de geldboete zal kunnen vervangen worden door een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN. Beveelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis, in hoofde van de beklaagde, wat betreft: DRIEËNDERTIGDUIZEND EURO (= 33.000.00 EUR), gebracht OP 198.000.00 EUR of een vervangende gevangenisstraf van TWEE MAANDEN van de uitgesproken GELDBOETE van DRIEËNVEERTIGDUIZEND EURO: zal uitgesteld worden voor een termijn van DRIE JAAR te rekenen vanaf heden, ingeval gedurende de proeftijd geen nieuw misdrijf wordt 3

gepleegd dat een veroordeling tot een criminele of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel tot gevolg heeft. Verklaart verbeurd de gelden ten bedrage van 2.500,00 EUR (waarvan 795,05 EUR (stuk 281-283 strafdossier) gestort dd. 27 januari 2015 op rekening van ING Bank rekeningnummer ( ) met als begunstigde ( ), overeenkomstig artikel 42.3 strafwetboek, vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen. Ontzet de beklaagde, overeenkomstig art 77 sexies Sw., uit de rechten genoemd in art. 31 eerste lid Sw., voor een termijn van VIJF JAAR. Zegt dat de beklaagde verplicht is een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO, verhoogd met vijftig decimes, aldus gebracht op HONDERD VIJFTIG EURO, te betalen als bijdrage tot het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. OVERTUIGINGSSTUKKEN Verklaart verbeurd de overtuigingsstukken neergelegd ter correctionele griffie alhier onder de nummers 2015 01492 en 2015 02307 (GSM-toestellen), eigendom van de beklaagden en gediend hebbend om het misdrijf te plegen. Beveelt de overmaking aan het openbaar ministerie om te handelen ais naar recht, van de overtuigingsstukken neergelegd ter griffie van de correctionele rechtbank te Gent onder de nrs. 2015 00765,2015 02306,2015 02307 (alles met uitzondering van de GSM-toestellen) en 2015 02512 KOSTEN Begroot de gerechtskosten in hun geheel op 6038,12 EUR. Veroordeelt de beklaagde tot de kosten, gevallen aan de zijde van het openbaar ministerie, ten bate van de Staat tot heden begroot op 6038,12 EUR, meer de betekeningskosten van huidig vonnis in hoofde van de derde beklaagde. Legt de veroordeelde, krachtens artikel 91, tweede lid van het K.B. van 28 december 1950 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, een vaste vergoeding op voor beheerskosten in strafzaken van ÉÉNENVIJFTIG EURO TWINTIG CENT ( 51,20) (geïndexeerd zoals voorzien in artikel 148 K.B. 28 december 1950 en de ministeriële omzendbrief nr. 131quater (ns) (B S. 1 maart 2013). OP BURGERRECHTELIJK GEBIED 4

DE BURGERLIJKE PARTIJ FEDERAAL CENTRUM VOOR DE ANALYSE VAN DE MIGRATIESTROMEN, DE BESCHERMING VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE VREEMDELINGEN EN DE STRIJD TEGEN DE MENSENHANDEL Verklaart de eis van de burgerlijke partij toelaatbaar en gegrond. Veroordeelt de beklaagden HOOFDELIJK om te betalen aan de burgerlijke partij het bedrag van TWEEDUIZENDVIJFHONDERD EURO (= 2500,00 EUR), te vermeerderen met de vergoedende intresten tegen de wettelijke intrestvoet vanaf 7 januari 2015 tot vandaag en de moratoire intrest tegen de wettelijke intrestvoet op hoofdsom vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling, en de kosten. Veroordeelt de eerste, de tweede en de derde beklaagden HOOFDELIJK om te betalen aan de burgerlijke partij een rechtsplegingsvergoeding van 412,50 EUR. Veroordeelt de eerste en de tweede beklaagden HOOFDELIJK om te betalen aan de burgerlijke partij een rechtsplegingsvergoeding van 302,50 EUR. DE OVERIGE BURGERRECHTELIJKE BELANGEN Houdt ambtshalve de overige burgerlijke belangen aan wat betreft de bewezen verklaarde tenlasteleggingen. Tegen de beschikking van voormeld vonnis werd hoger beroep ingesteld: - Door de derde beklaagde, S. B., op 9 juni 2015, enkel tegen de strafrechtelijke beschikking; - Door de derde beklaagde, S. B., op 13 juni 2015 in de gevangenis, tegen alle beschikkingen. Gehoord ter openbare terechtzitting dd. 6 oktober 2015 in het Nederlands: - de (oorspronkelijk eerste) beklaagde, S. B., in zijn middelen van verdediging voorgedragen door hemzelf via de aangestelde tolk (Frans), en bijgestaan door meester A. M., advocaat te Aalst; - Advocaat-generaal E. C. in zijn vordering; - de burgerlijke partij, FEDERAAL CENTRUM VOOR DE ANALYSE VAN DE MIGRATIESTROMEN, DE BESCHERMING VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE VREEMDELINGEN EN DE STRIJD TEGEN DE MENSENHANDEL, in haar eis, vertegenwoordigd door meester J. P. in plaats van L. A., advocaat te Loppem. De hoger beroepen zijn regelmatig naar tijd en vorm. I. Op strafrechtelijk gebied 5

1. De schuld Wat betreft de aan de tenlastelegging ten grondslag liggende feiten, verwijst het hof naar de oordeelkundige uiteenzetting in het bestreden vonnis (4 e tot en met 15 e blad), die het beaamt en overneemt. Op grond van de voor het hof gevoerde debatten getoetst aan een nieuw onderzoek van alle gegevens zoals vervat in het voorliggend strafdossier zijn de aan de beklaagde S. B. ten laste gelegde feiten, voorwerp van de tenlastelegging zoals omschreven in de oorspronkelijk lastens hem betekende dagvaarding, in zijnen hoofde zoals voor de eerste rechter ook voor het hof ten genoegen van rechte bewezen gebleven, wat trouwens door de beklaagde op de terechtzitting van het hof niet langer werd betwist. Het hof treedt met betrekking tot dit besluit de oordeelkundige beweegredenen van de eerste rechter - zoals vervat op het 15 e tot en met 18 e blad van het bestreden vonnis dan ook bij en neemt deze over, nu zij in rechte voldoende grond vinden in de gegevens van het voorliggend strafdossier. 2. De strafmaat Zoals terecht aanvaard door de eerste rechter zijn de door de beklaagde S. B. gepleegde feiten voorwerp van de bewezen gebleven tenlastelegging in zijnen hoofde de uitwerking van een zelfde misdadig opzet, zodat voor ze samen bij toepassing van artikel 65 van het Strafwetboek lastens hem slechts één bestraffing dient te worden opgelegd. De eerste rechter heeft terecht de zwaarwichtigheid van de feiten onderlijnd. Niettegenstaande de beklaagde S. B. in het recente verleden in Frankrijk een gevangenisstraf had uitgezeten ingevolge gelijkaardige feiten, heeft hij zich opnieuw schuldig gemaakt aan mensensmokkel als lid van een organisatie die op schandelijke wijze misbruik maakt van de kwetsbare positie van illegalen. De ernst van de feiten en de criminele ingesteldheid van de beklaagde S. B. wettigen ten volle de door de eerste rechter opgelegde bestraffing en laten naar oordeel van het hof geen ruimte voor enige mildering. Deze door de eerste rechter lastens de beklaagde opgelegde bestraffing (hoofdgevangenisstraf, geldboete, vervangende gevangenisstraf en de ontzetting van de rechten genoemd in artikel 31, 1 e lid van het Strafwetboek overeenkomstig artikel 77sexies van de Wet van 15 december 1980 (en niet artikel 77sexies Sw. zoals door de eerste rechter aangegeven) is dan ook de wetmatige en passende beteugeling van het in zijnen hoofde aangehouden misdrijf. Zij werd bepaald op basis van oordeelkundige motieven (18 e tot en met 20 e blad) die het hof beaamt en dan ook overneemt. De verleende gunstmaatregel van uitstel van tenuitvoerlegging van een gedeelte van de opgelegde geldboete en vervangende gevangenisstraf is eveneens wetmatig en passend. De eerste rechter heeft tenslotte op correcte en billijke wijze de vermogensvoordelen geraamd die door de beklaagde S. B. uit zijn criminele activiteiten werden verkregen, en deze ook effectief verbeurdverklaard. 6

3. de gerechtskosten, de vaste vergoeding, de bijdrageplicht en de overtuigingsstukken De oordeelkundige beslissing van de eerste rechter met betrekking tot de gerechtskosten, de vaste vergoeding, de bijdrageplicht en de overtuigingsstukken, zijn te bevestigen met dien verstande dat de beklaagde (samen met de oorspronkelijke medebeklaagden) hoofdelijk gehouden is tot de kosten zoals begroot door de eerste rechter. Met betrekking tot het overtuigingsstuk neergelegd onder nummer 2015/7298 waarover de eerste rechter geen uitspraak heeft gedaan, wordt gestatueerd zoals hierna bepaald. II. Op burgerrechtelijk gebied Naar het oordeel van het hof heeft de eerste rechter passend en oordeelkundig beslist met betrekking tot de rechtsvordering van de burgerlijke partij Het Federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel, temeer deze burgerlijke partij de door de eerste rechter weerhouden beslissing heeft aanvaard. De vergoedingsplichtige S. B. heeft van zijn kant ten overstaan van diezelfde beslissing van de eerste rechter niet de minste grieven laten gelden. De beslissing van de eerste rechter is dan ook te bevestigen. In toepassing van artikel 162bis W. Sv. (ingevoegd door art. 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, B.S. 31 mei 2007) alsmede de bepalingen van het K.B. van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 Ger. W. en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat (B.S. 9 november 2007) kent het hof aan de voornoemde burgerlijke partij, gezien de beklaagde zich in hechtenis bevindt, de minimum rechtsplegingsvergoeding toe van 220,00 EUR. OP DEZE GRONDEN HET HOF, rechtdoende op tegenspraak. Gelet op de artikelen aangehaald door de eerste rechter (met uitzondering van artikel 77sexies Sw.) en gelet op: - artikel 24 van de wet van 15 juni 1935; - de artikelen 162bis, 190, 195, 211, 211 bis en 282 Wetboek van Strafvordering; - artikel 77sexies van de Wet van 15 december 1980; - artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek; - artikel 2 van het KB van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de ( ) - artikel 36 van de Wet van 7 februari 2003 zoals gewijzigd door artikel 2 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen inzake justitie (II) ( BS 30 december 2011); 7

- artikel 1 van het K.B. van 31 oktober 2005; - artikel 6 van de Programmawet van 27 december 2006 -, zoals gewijzigd; - de artikelen 1 en 2 van het KB van 13 november 2012 (BS 29 november 2012); al deze wetsbepalingen ter terechtzitting van heden door de heer voorzitter aangehaald; Verklaart de hogere beroepen ontvankelijk, en erover beslissende, met eenparigheid van stemmen: Op strafrechtelijk gebied: Bevestigt het bestreden vonnis met dien verstande dat S. B. (samen met de oorspronkelijke medebeklaagden) hoofdelijk gehouden is tot de kosten zoals begroot door de eerste rechter. Stelt het overtuigingsstuk, neergelegd op de correctionele griffie van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, onder nummer 2015/7298 ter beschikking van het Openbaar Ministerie om te handelen als naar recht. Veroordeelt S. B. tot de kosten in hoger beroep gevallen aan de zijde van het Openbaar Ministerie te begroten op 297,61 EUR, met uitzondering van de tolkkosten die ten laste van de Staat blijven. Op burgerrechtelijk gebied: Bevestigt het bestreden vonnis. Veroordeelt S. B. tot betaling aan de burgerlijke partij Het Federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel ten titel van rechtsplegingsvergoeding de som van 220,00 EUR. Veroordeelt S. B. tot de overige kosten in hoger beroep, gevallen aan de zijde van de burgerlijke partij Het Federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherm.ng van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel en verwijst hem tot zijn eigen kosten veroorzaakt door zijn hoger beroep op burgerlijk gebied ten aanzien van de burgerlijke partij voornoemd. Wijst de veroordeelde voornoemd en de burgerlijke partij voornoemd er op dat de tenuitvoerlegging van onderhavig arrest, wat betreft de uitgesproken effectieve gevangenisstraf zoals hoger in onderhavig arrest bepaald, zal geschieden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17.05.2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten In het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, en dit in zoverre de bepalingen van de voornoemde wet op het ogenblik van de strafuitvoering in werking zullen zijn getreden. Overeenkomstig de aldus in werking getreden bepalingen van deze wet zal de uitvoering van de effectieve vrijheidsstraf zoals hoger in onderhavig arrest bepaald eventueel kunnen geschieden volgens de modaliteiten (bijvoorbeeld de beperkte hechtenis, elektronisch toezicht, het penitentiair verlof,...) die worden bepaald door de strafuitvoeringsrechtbank, de strafuitvoeringsrechter of door de Minister van Justitie. 8

Wijst de burgerlijke partij voornoemd op de mogelijkheid om bij deze strafuitvoeringsmodaliteiten te worden betrokken. De burgerlijke partij zal, bij het in kracht van gewijsde treden van onderhavig arrest, middels een informatief schrijven door de griffie overgemaakt, nader worden Ingelicht omtrent de wijze waarop dit kan geschieden (zie K.B. dd. 29/01/2007 tot uitvoering van artikel 2 6' van de wet van 17.05.2006). Voor het geval de partijen niet aanwezig zijn op het ogenblik van de uitspraak gelden de huidige vermeldingen als inlichting bij kennisname van dit arrest (lezing van dit arrest of kopie ervan). ( ) Dit arrest is gewezen door de vierde correctionele kamer van het Hof van beroep te Gent. samengesteld uit raadsheer - wnd.-kamervoorzitter K. D., raadsheer C G. en raadsheer W. P., en in openbare terechtzitting van 3 november 2015 uitgesproken door: raadsheer - wnd.-kamervoorzitter K. D, in aanwezigheid van advocaat-generaal E. C., met bijstand van griffier L. C. ( ) 9