Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 03/11/2015

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 05/12/2014

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 09/10/2017

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 *

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

Datum van inontvangstneming : 24/01/2014

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Date de réception : 07/02/2012

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Memorie van Toelichting. Algemeen

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

Datum van inontvangstneming : 26/06/2014

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

Datum van inontvangstneming : 11/05/2017

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

9975/16 mak/cle/sv 1 DRI

Datum van inontvangstneming : 20/05/2013

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Date de réception : 16/12/2011

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Date de réception : 23/01/2012

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 26/03/2015

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Datum van inontvangstneming : 15/09/2016

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Vertaling C-346/13-1. Zaak C-346/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

Datum van inontvangstneming : 16/07/2015

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 17 juli 2017 Verzoekster: IQ Verweerder: JP [omissis] TRIBUNALUL CLUJ (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië) Afdeling civiele zaken [omissis] VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING volgens de versnelde procedure/spoedprocedure Gelet op het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juli 2017 heeft het Tribunalul Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj) overeenkomstig artikel 267 VWEU juncto de artikelen 105 en 107 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof ambtshalve besloten het HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE de volgende prejudiciële vragen te stellen betreffende de uitlegging van artikel 15 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 17. 7. 2017 ZAAK C-478/17 in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (PB 2003, L 338, blz. 1, hierna: Brussel II bis-verordening ), aangezien een beslissing hierover van belang is voor de beslechting van het hoofdgeding, [omissis]. 1. Verwijst de uitdrukking de gerechten van een lidstaat die bevoegd zijn om ten gronde over een zaak te beslissen in artikel 15 zowel naar gerechten die de zaak in eerste aanleg behandelen als naar beroepsinstanties? Vastgesteld moet worden of de zaak op grond van artikel 15 van de Brussel II bis-verordening kan worden verwezen naar een gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen indien het bevoegde gerecht dat is verzocht de zaak te verwijzen naar een gerecht dat hiertoe beter in staat is, een beroepsinstantie is, terwijl het gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen een gerecht van eerste aanleg is. [Or. 2] 2. In geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag, welk gevolg moet het bevoegde gerecht dat de zaak verwijst naar een gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen, verbinden aan het vonnis dat in eerste aanleg is gewezen? Voorwerp van het geschil. Relevante feiten 1 Bij verzoekschrift van 26 november 2014 heeft verzoekster IQ bij de Judecătoria Cluj-Napoca (rechter in eerste aanleg Cluj-Napoca, Roemenië) een vordering ingesteld [omissis] tegen verweerder JP waarbij zij de rechter heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken met verweerder als schuldige partij, aan verzoekster de exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag toe te kennen over de drie uit het huwelijk voortgekomen kinderen, verzoekster de huisvesting van de kinderen toe te vertrouwen en verweerder te gelasten alimentatie te betalen. Deze laatste heeft een vordering in reconventie ingediend, waarbij hij verzoekt de echtscheiding met onderlinge toestemming uit te spreken of, subsidiair, met gedeelde schuld, te voorzien in de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over de drie uit het huwelijk voortgekomen kinderen en een omgangsregeling met de kinderen vast te stellen. Ten tijde van de aanhangigmaking bij de Judecătoria Cluj-Napoca (rechter in eerste aanleg Cluj-Napoca, hierna: Judecătoria ) woonde verzoekster met de kinderen in het Verenigd Koninkrijk, terwijl verweerder woonachtig was in Floreşti, in het district Cluj. 2 Ter terechtzitting van 28 september 2015 heeft de Judecătoria zijn bevoegdheid getoetst en zich bevoegd verklaard de zaak te behandelen. Aangezien partijen een echtscheiding met onderlinge toestemming waren overeengekomen, heeft dit gerecht vastgesteld dat was voldaan aan de voorwaarden om een uitspraak te doen omtrent deze vordering en heeft het bij civiel vonnis nr. [omissis] de echtscheiding met onderlinge toestemming uitgesproken en de bijkomende vorderingen losgekoppeld van de vorderingen betreffende de echtscheiding, ten aanzien waarvan het zijn behandeling heeft voortgezet door een datum voor de terechtzitting vast te stellen ten behoeve van de bewijsvoering. 2

IQ 3 Bij civiel vonnis nr. [omissis] heeft de Judecătoria de vordering van verzoekster en de vordering in reconventie van verweerder gedeeltelijk aanvaard, de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over de drie uit het huwelijk voortgekomen kinderen bevolen, de woonplaats van de kinderen vastgesteld op het adres van verzoekster, de alimentatie berekend die verweerder aan de kinderen verschuldigd is en een regeling vastgesteld voor de omgang van de vader met de kinderen. 4 Verzoekster en verweerder hebben beiden tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend en wijziging ervan gevorderd wat betreft de omgangsregeling. Verzoekster heeft gevorderd dat het vonnis zodanig wordt gewijzigd dat aan haar de exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag wordt toegekend en dat de omgangsregeling van de vader met de kinderen wordt beperkt, terwijl verweerder heeft gevorderd dat het vonnis zodanig wordt gewijzigd dat deze regeling wordt uitgebreid. Het hoger beroep is op 7 september 2016 aanhangig gemaakt bij het Tribunalul Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj). 5 [omissis] [details van de nationale procedure]. [Or. 3] 6 Op 26 december 2016 heeft verzoekster IQ de rechtbank in Birmingham verzocht een contactverbod op te leggen aan verweerder, JP [omissis]. Op 3 januari 2017 heeft verzoekster in dezelfde zaak verzocht vast te stellen wie het gezag over de kinderen krijgt, bij wie de kinderen mogen wonen en welke omgangsregeling er voor de vader zal gelden. 7 Ter terechtzitting van 3 januari 2017 heeft de rechtbank in Birmingham een contactverbod ten aanzien van de kinderen opgelegd en heeft de rechtbank naar aanleiding van de mededeling van verzoekster dat er een procedure met betrekking tot het ouderlijk gezag bij het Roemeense gerecht aanhangig was, besloten het Roemeense gerecht [...] ter terechtzitting van 2 februari 2017 te verzoeken de zaak uit handen te geven gezien het feit dat de woonplaats van de kinderen [...], met toestemming van de ouders, in Engeland en Wales is, en de behandeling van deze zaak te beëindigen. 8 Ter terechtzitting van 2 februari 2017 heeft verzoekster/appellante IQ voor het Roemeense gerecht betoogd dat alvorens over te gaan tot de bewijsvoering, de exceptie van internationale onbevoegdheid van het Roemeense gerecht diende te worden onderzocht. Ter ondersteuning van deze exceptie heeft zij aangevoerd dat er een zaak aanhangig is bij de rechtbank in Birmingham, waar zij sinds 2012 met de kinderen woont [omissis], waarvan het voorwerp hetzelfde is als van de onderhavige zaak, te weten de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid en het ouderlijk gezag, en dat de rechtbank in het kader van deze procedure een voorlopige maatregel heeft opgelegd waarbij verweerder, de vader van de kinderen, de kinderen niet mag meenemen totdat er definitief uitspraak in de zaak is gedaan, waarbij de datum van de terechtzitting is vastgesteld op 14 maart 2017. Zij heeft ook aangegeven dat zij het Britse gerecht op de hoogte had gesteld van de onderhavige procedure in Roemenië, die zich in het stadium van hoger beroep 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 17. 7. 2017 ZAAK C-478/17 bevindt, een omstandigheid ten aanzien waarvan de rechtbank in Birmingham ter terechtzitting van 24 januari 2017 het volgende heeft overwogen: [a]angezien de vordering (net als in het Verenigd Koninkrijk) betrekking heeft op het verkrijgen van een beslissing omtrent het gezag over de kinderen, verzoekt de rechtbank het Roemeense gerecht [...] om ter terechtzitting van 2 februari 2017 de zaak uit handen te geven gezien het feit dat de woonplaats van de kinderen [...], met toestemming van de ouders, in Engeland en Wales is. Dientengevolge verzoekt de rechtbank het Roemeense gerecht de behandeling van deze zaak te beëindigen. 9 Bovendien heeft verzoekster/appellante op 9 maart 2017 bij het Tribunalul Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj) een verzoek ingediend om de zaak bij het Hof aanhangig te maken op grond van artikel 267, derde alinea, VWEU alsmede op grond van artikel 2 van de Legea nr. 340/2009 (wet nr. 340/2009) [.] [omissis] [omissis] [Or. 4] [omissis] [oorspronkelijk door verzoekster voorgestelde vragen] 10 Bij beschikking van 14 april 2017 heeft het Tribunalul Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj) het verzoek om de zaak bij het Hof aanhangig te maken verworpen en geoordeeld dat de Roemeense gerechten bevoegd waren om uitspraak te doen in het geschil. Deze rechter heeft in de verwijzingsbeslissing niet aangegeven op welke gronden deze beslissingen berusten, maar heeft deze wel vermeld in de bij dit verzoek gevoegde beschikking van 12 juli 2017 waarin de zaak naar het Hof wordt verwezen. 11 Ter terechtzitting van 18 mei 2017 heeft verzoekster het Roemeense gerecht laten weten dat het Britse gerecht, dat op de hoogte was gesteld van het feit dat het Roemeense gerecht zich in casu bevoegd had verklaard, overeenkomstig de Britse procedureregels de procedure had ingeleid om het Roemeense gerecht te verzoeken de zaak op grond van artikel 15 van de Brussel II bis-verordening uit handen te geven. 12 Ter terechtzitting van 11 juli 2017 hebben partijen de beschikking van 6 juli 2017 van de High Court of Justice of England and Wales, Family Division, Family Court, Birmingham (Verenigd Koninkrijk) [hierna: High Court ] aan het dossier toegevoegd [omissis], waarin de High Court heeft besloten dat het door verzoekster ingeleide geding naar hem moet worden verwezen [.] [omissis] Gezien het feit dat de drie betrokken kinderen in elk geval sinds 2013 hun gewone verblijfplaats in Engeland en Wales hebben gehad, dat wil zeggen binnen zijn rechtsgebied en niet in Roemenië, en dit gedurende de gehele procedure voor de Roemeense gerechten, verzoekt de High Court het Roemeense gerecht om de zaak op grond van artikel 15 van de Brussel II bis-verordening [omissis] naar hem te verwijzen of de procedure in Roemenië op te schorten en de zaak uit handen te geven ten gunste van hem. [Or. 5] De High Court heeft verzoekster tevens 4

IQ toegestaan een kopie van deze beschikking rechtstreeks aan het Roemeense gerecht te doen toekomen. 13 Bij ontvangst van deze beschikking van de High Court is er zonder twijfel sprake van een verzoek aan het Roemeense gerecht op grond van artikel 15 van de Brussel II bis-verordening met het oog op de verwijzing van de zaak naar een gerecht dat beter in staat is tot de behandeling ervan. Toepasselijke bepalingen van Unierecht 14 Deze rechter is van mening dat artikel 15 van de Brussel II bis-verordening in casu van toepassing is, omdat het Roemeense gerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is over het geschil te beslissen, terwijl het Britse gerecht, dat meent hiertoe beter in staat te zijn aangezien de kinderen in elk geval sinds 2013 in het Verenigd Koninkrijk wonen, [omissis] verzoekt de zaak op grond van dit artikel naar hem te verwijzen. [omissis] Artikel 15 van de Brussel II bis-verordening bepaalt: Verwijzing naar een gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen 1. De gerechten van een lidstaat die bevoegd zijn om ten gronde over een zaak te beslissen, kunnen bij wijze van uitzondering, indien naar hun inzicht een gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen, in het belang van het kind: a) de behandeling van de zaak of het betrokken onderdeel daarvan aanhouden en de partijen uitnodigen om overeenkomstig lid 4 een daartoe strekkend verzoek te richten aan het gerecht van die andere lidstaat; of b) het gerecht van een andere lidstaat verzoeken zijn bevoegdheid overeenkomstig lid 5 uit te oefenen. 2. Lid 1 is van toepassing: a) op verzoek van een van de partijen, of b) op initiatief van het gerecht, of c) op verzoek van het gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, overeenkomstig lid 3. Verwijzing op initiatief van het gerecht of op verzoek van het gerecht van een andere lidstaat kan echter slechts plaatsvinden indien zulks door ten minste een van de partijen wordt aanvaard. 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 17. 7. 2017 ZAAK C-478/17 3. Het kind wordt geacht in de zin van lid 1 een bijzondere band met een lidstaat te hebben indien: a) het kind na de aanhangigmaking van een zaak bij het in lid 1 bedoelde gerecht zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft verkregen, of b) het kind voordien zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat had, of c) het kind onderdaan van die lidstaat is, of d) een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft, of [Or. 6] e) het geschil betrekking heeft op maatregelen ter bescherming van het kind die verband houden met het beheer, de instandhouding van of de beschikking over bestanddelen van het vermogen van het kind die zich op het grondgebied van die lidstaat bevinden. 4. Het gerecht van de lidstaat dat bevoegd is om ten gronde over de zaak te beslissen stelt een termijn vast waarbinnen de zaak overeenkomstig lid 1 bij de gerechten van de andere lidstaat aanhangig moet worden gemaakt. Wordt de zaak niet binnen deze termijn aanhangig gemaakt, dan blijft het gerecht waarbij de zaak aanvankelijk aanhangig is gemaakt de bevoegdheid overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 14 uitoefenen. 5. De gerechten van de andere lidstaat kunnen, wanneer dit, gelet op de specifieke omstandigheden van de zaak, in het belang van het kind is, binnen zes weken nadat de zaak op grond van lid 1, onder a) of b), bij hen aanhangig is gemaakt, de bevoegdheid aanvaarden. Het gerecht waarbij de zaak het eerst was aangebracht, ziet in dit geval af van het uitoefenen van zijn bevoegdheid. In het andere geval blijft het gerecht waarbij de zaak het eerst was aangebracht, zijn bevoegdheid overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 14 uitoefenen. 6. Voor de toepassing van dit artikel zijn de gerechten gehouden hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de [...] centrale autoriteiten, samen te werken. Redenen die ertoe hebben geleid dat deze rechter een verzoek om een prejudiciële beslissing overlegt 15 De twijfels van deze rechter betreffen de uitlegging van artikel 15, lid 1, van de Brussel II bis-verordening en met name de vraag of de uitdrukking de gerechten van een lidstaat die bevoegd zijn om ten gronde over een zaak te beslissen zowel naar gerechten van eerste aanleg als naar beroepsinstanties verwijst. 6

IQ 16 Het is van belang om te weten of de zaak op grond van artikel 15 van de Brussel II bis-verordening kan worden verwezen naar een gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen, indien het bevoegde gerecht dat is verzocht de zaak te verwijzen naar een gerecht dat hiertoe beter in staat is, een beroepsinstantie is, terwijl het gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen een gerecht van eerste aanleg is. Wanneer het geschil dat wordt behandeld door het gerecht dat is verzocht om de zaak te verwijzen, zich in het stadium van hoger beroep bevindt, zoals in het onderhavige geval, bestaat er, in tegenstelling tot het geval waarin de twee procedures zich in het stadium van eerste aanleg bevinden, al een vonnis dat in eerste aanleg is gewezen. Overeenkomstig artikel 448, lid 1, punt 1, van het Roemeense wetboek voor burgerlijke rechtsvordering zijn de in eerste aanleg gewezen vonnissen met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid uitvoerbaar bij voorraad, zodat verweerder, zolang dit vonnis niet is vernietigd, op grond van deze bepaling de tenuitvoerlegging ervan kan vorderen. 17 De vraag is welk gevolg moet worden verbonden aan het in eerste aanleg gewezen vonnis ingeval verwijzing van de zaak naar het gerecht dat beter in staat is tot de behandeling ervan mogelijk wordt geacht en er sprake is van de omstandigheid dat de zaken zich in een verschillend stadium van de procedure bevinden. Is het in eerste aanleg gewezen vonnis van rechtswege nietig op grond van de verwijzingsbeslissing? Is, in het ontkennende geval, het gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen bevoegd het in eerste aanleg gewezen vonnis op welke manier dan ook te vernietigen? Is, in het onderhavige geval, het Britse gerecht bevoegd het in eerste aanleg gewezen vonnis van het Roemeense gerecht te vernietigen? [Or. 7] 18 Volgens het Roemeense procesrecht kunnen de in eerste aanleg gewezen gerechtelijke vonnissen op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid alleen worden vernietigd als het hoger beroep wordt aanvaard. Indien deze rechter in het onderhavige geval de zaak op grond van artikel 15 van de Brussel II bisverordening naar het Britse gerecht verwijst, kan hij geen uitspraak in hoger beroep doen, zodat het in eerste aanleg gewezen vonnis blijft bestaan. 19 Bestudering van eerdere rechtspraak van het Hof met betrekking tot artikel 15 van de Brussel II bis-verordening heeft niet geleid tot het vinden van een arrest dat de bovenstaande vraag kon verduidelijken, zodat deze rechter het noodzakelijk acht het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing. 20 Deze rechter verzoekt het Hof de spoedprocedure toe te passen. Een versnelde behandeling van de procedure is noodzakelijk, omdat de zaak, zoals uit het voorgaande blijkt, betrekking heeft op het gezag over kinderen, een kwestie die snel moet worden opgelost. Vanwege procedures die waren gericht op het 7

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 17. 7. 2017 ZAAK C-478/17 vaststellen van de bevoegdheid van de twee gerechten, heeft de procedure al enkele maanden vertraging opgelopen. Rechtvaardiging van het verzoek om een prejudiciële beslissing volgens de versnelde procedure/spoedprocedure 21 Deze rechter is van mening dat een versnelde behandeling van de procedure noodzakelijk is, omdat de zaak, zoals uit het voorgaande blijkt, betrekking heeft op het gezag over kinderen, een kwestie die snel moet worden opgelost. Vanwege procedures die waren gericht op het vaststellen van de bevoegdheid van de twee gerechten, heeft de procedure al enkele maanden vertraging opgelopen. 8