Business Administration. Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam



Vergelijkbare documenten
Bedrijfskunde. Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

and lt van de Open Universiteit Open Universiteit Nederland wo-master Business Process Management and lt (60 ECTS) 20 december 2012

Protocol TNO Educatieve Master

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de wo-master Executive MBA

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Radboud Universiteit Nijmegen

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Datum locatiebezoek(en) : 31 mei 2017 Datum paneladvies : 21 juni 2017 Instellingstoets kwaliteitszorg : ja, positief besluit van 17 oktober 2013

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Universiteit van Amsterdam wo-bachelor Biologie (180 EC) 23 maart 2016 Bachelor of Science voltijd Amsterdam

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Beoordeling. Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Psychobiologie van de Universiteit van Amsterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Deel B van de onderwijs- en examenregeling voor de duale masteropleiding Communicatie- en informatiewetenschappen, 90 EC,

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Bedrijfskunde. Faculteit Managementwetenschappen, Open Universiteit

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Toetsing en beoordeling en de beperkte opleidingsbeoordeling

22 augustus en 13 januari april april 2017 ja, positief besluit van 16 mei 2013

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Social Work van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

22 augustus en 13 januari april april 2017 ja, positief besluit van 16 mei 2013

Handreiking voor het schrijven van een kritische reflectie voor een beperkte opleidingsbeoordeling

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

«nvao. fluit. w nederlands - ulaamse accreditatieorganisatie

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Onderwijs- en Examen Regeling (OER) Programma Masteropleiding Sociologie Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

: 19 maart 2013 : 21 en 22 mei 2013 : 25 oktober 2013 : 18 december 2013 : 14 april 2014 : 30 juni 2014

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Politicologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

van de wo-master Vertaalwetenschap van de Universiteit Utrecht

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Engineering van de Hogeschool Utrecht

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

: Afstudeerproject BSc KI : Bachelor Kunstmatige Intelligentie Studiejaar, Semester, Periode : semester 2, periode 5 en 6

Richtlijn voor het schrijven van een zelfevaluatierapport voor een beperkte opleidingsbeoordeling

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

U I T S P R A A K

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

es luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Maritiem Officier van de Hogeschool Rotterdam

Onderwijskunde. Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

De NVAO heeft voor de beoordeling van de aanvraag op 27 oktober 2005 een panel van deskundigen ingesteld. Het panel kende de volgende samenstelling:

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Vrije Universiteit Amsterdam. Vrije Universiteit Amsterdam School of Business and Economics De Boelelaan HV Amsterdam. Financial Management

Onderwijskunde. Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Den Haag, 26 augustus namens de KNAW-commissie Gedragswetenschappen, 1 De instelling heeft op 4 september 2015 ingestemd met het advies.

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor. Christelijke Hogeschool Ede

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Sociologie. Faculteit der Sociale Wetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam

luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Human Resource Management van de Saxion Hogeschool

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accred tatie aan de opleiding wo-master Computer Science van de Open Universiteit

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bedrijfskunde van de Stichting LOI Hoger Onderwijs

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam

es luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Epidemiologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

STUDIEGIDS PREMASTERPROGRAMMA ACCOUNTING & CONTROL

Toetsing realisatie voorwaarde(n) nieuwe opleiding. wo-ma Master in Managing Information and. Sustainable Change. Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Psychologie van de Radboud Universiteit Nijmegen

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Handreiking voor het schrijven van een kritische reflectie voor een uitgebreide opleidingsbeoordeling

STUDIEGIDS PREMASTERPROGRAMMA ACCOUNTING & CONTROL

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bedrijfskundige Informatica van de Stichting LOI Hoger Onderwijs

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw

Onderwijs- en examenregeling

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Rijksuniversiteit Groningen

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

Voorlichtingsdag Bedrijfskunde. Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

Economie. Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie, Universiteit Utrecht

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Business IT & Management van de Hogeschool Rotterdam

Aanvraagformulier Nieuwe opleiding macrodoelmatigheidstoets beleidsregel 2014

Opleidingsspecifiek deel bij de OER Bacheloropleiding Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Undergraduate School Geosciences

Transcriptie:

Business Administration Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht The Netherlands Telefoon: 030 230 3100 Fax: 030 230 3129 E-mail: info@qanu.nl Internet: www.qanu.nl Projectnummer: Q367 2013 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen. 2 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

INHOUD Rapport over de deeltijd masteropleiding Business Administration van de Vrije Universiteit Amsterdam...5 Administratieve gegevens van de opleiding...5 Administratieve gegevens van de instelling...5 Kwantitatieve gegevens over de opleidingen...5 Samenstelling van de commissie...6 Werkwijze van de commissie...6 Samenvattend oordeel van de commissie...9 Behandeling van de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding...12 Bijlagen... 25 Bijlage 1: Curricula Vitae van de leden van de visitatiecommissie...27 Bijlage 2: Domeinspecifiek referentiekader...29 Bijlage 3: Beoogde eindkwalificaties...33 Bijlage 4: Overzicht van het programma...35 Bijlage 5: Kwantitatieve gegevens over de opleiding...37 Bijlage 6: Bezoekprogramma...39 Bijlage 7: Bestudeerde afstudeerscripties en documenten...43 Bijlage 8: Onafhankelijkheidsverklaringen...45 Dit rapport is vastgesteld op 10 juni 2013 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 3

4 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

Rapport over de deeltijd masteropleiding Business Administration van de Vrije Universiteit Amsterdam Dit rapport volgt het Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO. Administratieve gegevens van de opleiding Masteropleiding Business Administration Naam van de opleiding: Niveau van de opleiding: Oriëntatie van de opleiding: Aantal studiepunten: Specialisaties: Locatie(s): Variant(en): Business Administration master s academic 60 EC Financial Management Information & Knowledge Management Management Studies Amsterdam deeltijd Het bezoek van de visitatiecommissie Business Administration aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam vond plaats op 28 februari en 1 maart 2013. Administratieve gegevens van de instelling Naam van de instelling: Status van de instelling: Resultaat instellingstoets: Vrije Universiteit Amsterdam bekostigde instelling aangevraagd Kwantitatieve gegevens over de opleidingen De vereiste kwantitatieve gegevens over de opleidingen zijn opgenomen in Bijlage 5. QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 5

Samenstelling van de commissie De commissie die de masteropleiding Business Administration van de Vrije Universiteit Amsterdam beoordeelde bestond uit: Prof. dr. Th.M.M. (Theo) Verhallen, Professor of Marketing and Marketing Research, Tilburg University (voorzitter); Prof. dr. H. (Hans) van der Heijden, Professor of Accounting and Information Systems, School of Management, Royal Holloway, University of London, UK; Prof. dr. ir. G.J.C. (Gerard) Gaalman, Hoogleraar Industrial engineering and Industrial Services, University of Groningen; Prof. dr. M.G. (Mariëlle) Heijltjes, Professor of Managerial Behavior and Associate Dean Maastricht University School of Business and Economics; Prof. dr. E.J.J. (Hans) Schenk, Professor of Economics, Utrecht University; C. (Charissa) van Mourik BSc, student masteropleiding Business Administration, Radboud University Nijmegen. De commissie werd ondersteund door drs. L. van der Grijspaarde, die optrad als secretaris. De curricula vitae van de leden van de commissie zijn opgenomen in Bijlage 1. Werkwijze van de commissie Voorbereiding De beoordeling van de aanvraag Toets Nieuwe Opleiding (TNO) voor de deeltijd masteropleiding Business Administration is deel van een cluster beoordelingen van twaalf Bedrijfskundeopleidingen, aangeboden door vijf universiteiten. De totale commissie bestaat uit elf leden. Op 14 december 2012 hield de commissie haar formele startvergadering. Tijdens de startvergadering werd de commissie geïnstrueerd, werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken en werd het Domeinspecifieke Referentiekader Bedrijfskunde besproken. Dit Domeinspecifieke Referentiekader is opgenomen in Bijlage 2 van dit rapport. Bij ontvangst van de zelfstudies van een universiteit werden deze door de projectleider gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Nadat de zelfstudies in orde waren bevonden, zijn deze doorgestuurd aan de commissieleden die deelnamen aan het betreffende bezoek. De commissieleden lazen de zelfstudies en formuleerden vragen die aan de projectleider werden toegestuurd. De projectleider compileerde de vragen tot een samengesteld document. Eventuele additionele vragen van de commissieleden werden aan de opleidingen toegestuurd met het verzoek om een reactie. Op dit moment is de deeltijd masteropleiding Business Administration onderdeel van de voltijdopleiding Business Administration van de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarom zijn bij de oordeelsvorming ook de gerealiseerde eindkwalificaties betrokken. Hiertoe lazen de commissieleden gezamenlijk vijftien recente theses van deeltijdstudenten. De secretaris selecteerde vijf theses met een laag cijfer (6-6,5), vijf theses met een gemiddeld cijfer (7-7,5) en vijf thesis met een hoog cijfer (8 en hoger). De commissie had daarnaast inzage in de beoordelingsformulieren voor de theses. Wanneer een thesis als onvoldoende werd 6 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

beoordeeld door een commissielid, is deze ook bekeken door een ander commissielid. De procedure is dat in het geval dat er meer dan 10% van de theses onvoldoende is beoordeeld, de selectie uitgebreid moet worden tot 25 theses per opleiding. Bij de deeltijd masteropleiding Business Administration van de Vrije Universiteit Amsterdam was dit niet het geval. Visitatiebezoek De commissie bezocht de opleiding op 28 februari en 1 maart 2013. Tegelijkertijd met de deeltijd masteropleiding Business Administration zijn drie andere, bestaande opleidingen Bedrijfskunde beoordeeld. Deze worden in aparte rapporten beschreven. Een overzicht van het bezoekprogramma is opgenomen als Bijlage 6 bij dit rapport. Tijdens de voorbereidende vergadering van het bezoek in de ochtend van 28 februari werd de visitatie voorbereid. Tijdens het bezoek is gesproken met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, studenten, docenten, alumni, de opleidingscommissie en de examencommissie. Daarnaast werd per opleiding gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de beoordeelde opleidingen. De opleiding heeft gesprekspartners geselecteerd binnen de door de commissie aangegeven kaders. De commissie heeft met studenten uit alle studiejaren gesproken en met docenten en begeleiders van beide opleidingen. Voorafgaand aan het bezoek heeft de commissie een overzicht ontvangen van de gesprekspartners en ingestemd met de door de opleiding gemaakte selectie. Tijdens het bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. Voor deze visitatie is geen gebruik gemaakt van het spreekuur. De commissie heeft een deel van het bezoek gebruikt voor de voorbereiding op de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter in een mondelinge rapportage de eerste bevindingen van de commissie gepresenteerd. Daarbij ging het om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indrukken per opleiding. Rapportages De secretaris heeft op basis van de bevindingen van de commissie een conceptrapport opgesteld. Het conceptrapport is voorgelegd aan de commissieleden die bij het bezoek aanwezig waren. Na vaststelling van het conceptrapport is deze aan de betrokken faculteit voorgelegd ter toetsing van feitelijke onjuistheden. Het commentaar van de opleidingen is met de voorzitter en, indien nodig, met de overige commissieleden besproken. Vervolgens is het rapport definitief vastgesteld. Beslisregels In overeenstemming met het Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding (d.d. 22 november 2011) heeft de commissie de volgende definities voor de beoordeling van de afzonderlijke standaarden en de opleiding als geheel gehanteerd: Basiskwaliteit De kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs. QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 7

Onvoldoende De opleiding voldoet niet aan de basiskwaliteit. Voldoende De opleiding voldoet aan de basiskwaliteit. 8 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

Samenvattend oordeel van de commissie De Vrije Universiteit Amsterdam (VU) heeft een aanvraag Toets Nieuwe Opleiding ingediend voor de deeltijd masteropleiding Business Administration. Deze beoogde opleiding zal een zelfstandige masteropleiding zijn van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde. De deeltijdopleiding wordt al vanaf februari 2005 aangeboden als variant van de voltijd masteropleiding Business Administration. De deeltijdvariant kende de laatste jaren een instroom van veertig studenten per jaar. Dit is tevens de beoogde maximale instroom. Dit rapport geeft de bevindingen en overwegingen weer van de commissie Bedrijfskunde over de deeltijd masteropleiding Business Administration. De commissie baseert haar oordeel op informatie uit de zelfstudie, informatie uit gesprekken tijdens het bezoek, de geselecteerde theses en de documenten die tijdens het bezoek ter inzage beschikbaar zijn gesteld. De commissie heeft voor de opleiding zowel positieve aspecten opgemerkt als verbeterpunten gesignaleerd. Na deze tegen elkaar te hebben afgewogen, adviseert de commissie de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de deeltijd masteropleiding Business Administration. Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties De opleiding richt zich op een specifieke doelgroep, namelijk studenten die basiskennis van bedrijfskunde hebben opgedaan in een bachelor opleiding, over enkele jaren werkervaring beschikken en in deze fase van hun carrière behoefte hebben aan verdieping in hun kennis van de bedrijfskunde en wel in de vorm van een MSc. De opleiding beoogt deze studenten de gewenste verdieping in hun specifieke vakgebied te bieden en daarnaast een gedegen basis van academische kennis in de breedte te bieden, zodat zij multidisciplinaire verbanden kunnen leggen. De opleiding kent drie specialisaties: Financial Management, Information & Knowledge Management en Management Studies. De commissie is van mening dat de opleiding aansluit bij het domeinspecifieke referentiekader voor bedrijfskundeopleidingen. De commissie vindt de drie specialisaties passen bij de focus en omvang van de opleiding. De commissie heeft verder vastgesteld dat studenten en docenten de beoogde positionering op het terrein van de zakelijke dienstverlening onvoldoende herkennen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen concrete voorbeelden geven van de vertaling van de positionering in het programma. De onderwijsvisie is vertaald in eindtermen voor de opleiding. De commissie stelt vast dat de eindtermen duidelijk maken welke kwalificaties van studenten aan het einde van de studie worden verwacht. Naar het oordeel van de commissie passen deze eindtermen binnen het domeinspecifieke referentiekader en zijn deze van masterniveau. De commissie is echter van mening dat de eindtermen vrij globaal zijn geformuleerd. Daarnaast weerspiegelen de eindtermen niet de beoogde focus op de zakelijke dienstverlening. Standaard 2: Onderwijsleeromgeving De deeltijd masteropleiding Business Administration start ieder jaar in de eerste week van februari en duurt twee jaar. De opleiding heeft het een studielast van 60 EC. De voertaal tijdens de colleges is Nederlands. Tentamens, werkstukken en de thesis mogen in het Nederlands geschreven worden. De gebruikte literatuur is Engelstalig. In het eerste jaar worden verbredende vakken aangeboden. Deze vakken zijn zo gekozen dat ze ieder deel uitmaken van een specialisatie waaruit in het tweede jaar van de deeltijdopleiding gekozen kan worden. Daarnaast wordt in het eerste jaar expliciet aandacht gegeven aan QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 9

onderzoeksmethoden en het kennisintensieve karakter van organisaties in de zakelijke dienstverlening. Het eerste jaar wordt afgesloten met het onderdeel ethiek. In het tweede jaar kiest de student voor verdere verdieping in één van de drie specialisaties. Per specialisatie is er ruimte voor twee verdiepende vakken. Na het afronden van de specialisatievakken is er ter voorbereiding van de thesis opnieuw aandacht voor onderzoeksmethoden. De opleiding wordt afgesloten met een thesis. De commissie heeft enkele opmerkingen bij de inrichting van het programma. De commissie constateert dat de profilering op dienstverlening niet sterk zichtbaar is in het curriculum. Verder mist de commissie aandacht voor marketing in het verplichte deel van het curriculum en adviseert de commissie een meer praktische invulling van het vak Ethiek. De gehanteerde werkvormen, zoals hoorcolleges, instructie- en responsiecolleges, werkcolleges en individuele supervisie, vindt de commissie passend. De opleiding is voornemens om studenten casussen uit hun eigen bedrijf te laten inbrengen en gebruik te gaan maken van casussen die aansluiten bij de belevingswereld en ervaring van young professionals. Daarnaast gaan studenten meer opdrachten uitvoeren binnen het eigen bedrijf of binnen bedrijven van medestudenten. De commissie vindt deze aanpassingen van belang voor de doelgroep. De studielast en studieduur van de opleiding is reëel volgens de commissie. De commissie stelt vast dat de opleiding de beschikking heeft over voldoende docenten voor het verzorgen van het onderwijs. De staf-student ratio is gunstig voor de deeltijdopleiding. Er is voldoende expertise beschikbaar op de verschillende kennisgebieden van de opleiding en er zijn voldoende docenten van de deeltijdopleiding werkzaam in de praktijk. De verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek krijgt voldoende vorm, doordat onderwijs verzorgd wordt door docenten die zelf actief zijn in het onderzoek. Daarbij nemen hoogleraren actief deel in het onderwijs. Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties In de opleiding worden verschillende toetsvormen gehanteerd: schriftelijke tentamens met open vragen, meerkeuzetentamens, schriftelijke verslagen en mondelinge presentaties. De commissie constateert dat de toetsen aansluiten op het aangeboden onderwijs en van voldoende niveau zijn. De deeltijdopleiding valt onder de Examencommissie Bedrijfskunde. De examencommissie heeft samen met de recent ingestelde toetscommissie voldoende aandacht voor de kwaliteit van toetsen, stelt de commissie vast. Op basis van de beoordeling van mastertheses van huidige deeltijdstudenten van de opleiding Business Administration stelt de commissie vast dat het niveau van de masterstudenten overeenkomt met de verwachtingen die de commissie heeft van studenten van een masteropleiding. De oordelen van de commissie komen in het algemeen overeen met de door de opleiding toegekende beoordelingen. Het niveau van de wetenschappelijke eindwerken bevestigt de commissie in haar opvatting dat de toetsing en beoordeling van wetenschappelijke vorming in de opleiding adequaat zal zijn. De commissie stelt vast dat de zorgvuldigheid van invullen van beoordelingsformulieren bij mastertheses sterk varieert en dat er over het algemeen zeer weinig feedback aan studenten wordt verstrekt. De commissie heeft met instemming vernomen dat in de nabije toekomst 10 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

een nieuw, uitgebreider formulier wordt ingevoerd en dat docenten worden geschoold om adequaat te beoordelen en feedback te geven. Standaard 4: Afstudeergarantie en financiële voorzieningen De commissie stelt vast dat de instelling aan studenten de garantie geeft dat het programma volledig kan worden doorlopen en toereikende financiële voorzieningen beschikbaar stelt. De commissie beoordeelt de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding als volgt: Masteropleiding Business Administration: Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Standaard 4: Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Algemeen eindoordeel voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende De voorzitter en de secretaris van de commissie verklaren hierbij dat alle leden van de commissie kennis hebben genomen van dit rapport en instemmen met de hierin vastgestelde oordelen. Zij verklaren ook dat de beoordeling in onafhankelijkheid heeft plaatsgevonden. Datum: 10 juni 2013 prof. dr. Th. M. M. Verhallen drs. L. van der Grijspaarde QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 11

Behandeling van de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Bevindingen Bij deze standaard wordt eerst inzicht gegeven in het domeinspecifieke referentiekader (1.1). Vervolgens komen de profilering (1.2) en de eindkwalificaties van de opleiding (1.3) aan bod. 1.1 Domeinspecifieke referentiekader De instellingen die deelnemen aan de clustervisitatie Bedrijfskunde hebben gezamenlijk een domeinspecifiek referentiekader opgesteld (zie Bijlage 2). Dit kader is bedoeld voor de bachelor- en masteropleidingen die in het kader van de landelijke onderwijsvisitatie in de bedrijfskunde worden beoordeeld. In het referentiekader wordt een beschrijving van het bedrijfskundedomein gegeven. De doelen, het niveau en de oriëntatie van de opleidingen wordt beschreven. Daarnaast zijn algemene en domeinspecifieke kwalificaties beschreven voor bachelor- en masteropleidingen in het domein. De commissie heeft het referentiekader bestudeerd en concludeert dat het kader een breed en daardoor weinig richtinggevend karakter heeft. Zij heeft hiervoor begrip, gezien het brede en multidisciplinaire domein. De commissie vindt het kader voldoende, mits opleidingen het verder specificeren in eigen doelstellingen. 1.2 Profilering De deeltijd masteropleiding Business Administration richt zich op een specifieke doelgroep, namelijk studenten die basiskennis van bedrijfskunde hebben opgedaan in een bachelor opleiding, over enkele jaren werkervaring beschikken en in deze fase van hun carrière behoefte hebben aan verdieping in hun kennis van de bedrijfskunde. De opleiding beoogt deze studenten de gewenste verdieping in hun specifieke vakgebied te bieden en daarnaast een gedegen basis van academische kennis in de breedte te bieden, zodat zij multidisciplinaire verbanden kunnen leggen. De opleiding kent drie specialisaties: (1) Financial Management, (2) Information & Knowledge Management, (3) Management Studies. De commissie is van mening dat de opleiding aansluit bij het domeinspecifieke referentiekader voor bedrijfskundeopleidingen. De commissie heeft er begrip voor dat er bewust voor gekozen is niet de zeven specialisaties van de voltijdopleiding Business Studies over te nemen, omdat dit met een instroom van veertig studenten per jaar niet te organiseren is. De commissie kan zich vinden in de gekozen drie specialisaties. Positionering van de opleiding In de zelfstudie beschrijft de opleiding dat zij zich beoogt te positioneren op het terrein van de zakelijke dienstverlening. Daarmee wenst zij zich te onderscheiden van bedrijfskundeopleidingen aan andere universiteiten in Nederland. Deze strategische keuze hangt samen met de locatie van de opleiding aan de Zuidas in Amsterdam waar diverse (hoofd)kantoren van banken, advocatenkantoren, consultancy firma s en andere 12 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

dienstverleners gevestigd zijn. De commissie is positief over deze duidelijke profilering van de opleiding, maar ziet deze profilering onvoldoende terug in (het profiel van) het programma. De commissie heeft de positionering van de opleiding besproken met het management, studenten en docenten. De commissie heeft hierbij vastgesteld dat studenten en docenten de beoogde positionering onvoldoende herkennen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen concrete voorbeelden geven van de vertaling van de positionering in het programma. De commissie adviseert de opleiding om de beoogde profilering te heroverwegen en het programma meer te laten aansluiten op de profilering. Dit thema wordt tevens besproken in de paragrafen over de eindtermen en leeromgeving. Benchmark Het profiel, de eindtermen en het programma van de opleiding als geheel zijn vergeleken met die van vergelijkbare programma s. De deeltijdopleiding richt zich op een Nederlandse doelgroep en vergelijkt zich derhalve alleen met de programma s die aan Nederlandse universiteiten worden aangeboden. Het programma is onder andere vergeleken met vergelijkbare opleidingen aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de Universiteit Twente en de Rijksuniversiteit Groningen. De opleiding geeft een samenvatting van deze vergelijking met andere opleiding in de zelfstudie. De commissie vindt dat de opleiding een gedegen benchmark heeft uitgevoerd. 1.3 Eindkwalificaties De onderwijsvisie van de opleiding is vertaald in eindtermen voor de opleiding (zie bijlage 3). De commissie stelt vast dat de eindtermen duidelijk maken welke kwalificaties van studenten aan het einde van de studie worden verwacht. Naar het oordeel van de commissie passen de eindtermen binnen het domeinspecifieke referentiekader en zijn deze van masterniveau. De commissie is echter van mening dat de eindtermen vrij globaal zijn geformuleerd. Daarnaast weerspiegelen de eindtermen niet de beoogde focus op de zakelijke dienstverlening. De commissie adviseert de eindtermen meer te specificeren, door bijvoorbeeld vakgebieden te benoemen in de eindtermen en vaardigheden concreter te omschrijven. Zo kunnen de eindtermen meer als sturend instrument worden gebruikt bij de inrichting van het curriculum. De commissie vroeg zich af in hoeverre de eindtermen van de deeltijdopleiding afwijken van de eindtermen van de fulltime masteropleiding. Het management van de opleiding heeft tijdens het bezoek uitgelegd dat vier van de acht eindtermen gelijk zijn aan de eindtermen van de voltijdopleiding. Deze betreffen vooral de eindtermen die te maken hebben met het wetenschappelijke karakter van de opleiding. De overige vier eindtermen wijken af van de eindtermen van de voltijdopleiding. Eindterm 7 wijkt bijvoorbeeld af. Aangezien het hier studenten betreft die al beschikken over enkele jaren werkervaring, is specifiek voor deze groep toegevoegd dat zij moeten leren reflecteren vanuit een wetenschappelijk kader. Zij zijn immers wel gewend aan de vraag Wat doe ik?, en daar wordt in de opleiding aan toegevoegd: Waarom doe ik dit? Wat zou ik anders kunnen doen? en vooral: Welke wetenschappelijke basis ligt hieraan ten grondslag? Andere verschillen zijn te vinden bij eindterm 1, waarbij weerspiegeld wordt dat de opleiding een andere opzet van het programma kent. Studenten krijgen in het eerste jaar eerst een brede basis in de bedrijfskunde, terwijl de voltijdstudenten meteen starten met hun specialisatie. Dat doen de deeltijdstudenten pas in het tweede jaar. Andere verschillen zijn eindterm 4, waar van deeltijdstudenten gevraagd wordt hun probleemoplossende houding ook in hun eigen professionele praktijk toe te passen, of eindterm 8, waarbij van deze studenten gevraagd wordt om in hun eigen werkomgeving ethische dilemma s te kunnen identificeren en analyseren. De commissie heeft de verschillen bestudeerd en constateert dat deze logisch zijn en passen bij de doelgroep van de opleiding. QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 13

Overwegingen De commissie stelt vast dat de deeltijd masteropleiding Business Administration beoogt een hoogwaardig programma aan te bieden dat studenten de gewenste verdieping in hun specifieke vakgebied biedt. Daarnaast biedt de opleiding verdieping in één van de drie specialisaties Financial Management, Information & Knowledge Management of Management Studies. Volgens de commissie maken de eindtermen duidelijk welke kwalificaties van studenten aan het einde van de studie worden verwacht. Naar het oordeel van de commissie passen deze eindtermen binnen het domeinspecifieke referentiekader en zijn deze van masterniveau. De opleiding heeft logische verschillen aangebracht tussen de eindtermen van de voltijdopleiding en de masteropleiding. De eindtermen zijn echter vrij globaal geformuleerd. De commissie is positief over de positionering van de opleiding op het terrein van de zakelijke dienstverlening en beveelt aan deze profilering sterker in het programma en de eindtermen terug te laten komen. Conclusie Masteropleiding Business Administration: de commissie beoordeelt Standaard 1 als voldoende. Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving. Bevindingen Bij deze standaard wordt eerst inzicht gegeven in het curriculum (2.1). Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de onderwijsleeromgeving van de opleiding (2.2). Ten slotte komen het onderwijsgevend personeel (2.3) en de opleidingsspecifieke kwaliteitszorg (2.4) aan bod. 2.1 Curriculum 2.1.1 Curriculum Het programma van de deeltijd masteropleiding Business Administration is opgenomen in bijlage 4. De opleiding start ieder jaar in de eerste week van februari en spreidt zich uit over twee jaar. De opleiding heeft het een studielast van 60 EC. De colleges zijn verspreid over zes perioden per jaar. De studiebelasting is gemiddeld twintig uur per week (inclusief colleges) gedurende 42 weken. De periodes 1, 2, 4 en 5 duren ieder acht weken, waarvan gedurende zes weken vier uur hoor- en werkcolleges in de week worden gegeven. Een vak van 6 EC heeft 24 contacturen (zes avonden van vier uur). In de zevende week wordt geen college gegeven. Er is dan gelegenheid voor zelfstudie of voor het afleggen van een hertentamen van een vak uit de voorgaande periode. In de achtste week wordt het tentamen afgenomen. De meeste vakken worden afgesloten met zowel een tentamen als een paper. Voor enkele vakken bestaat de toets uit het schrijven van een individueel paper. De periodes 3 en 6 omvatten vier weken. De tentamens vinden dan plaats aan het einde van de 14 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

vierde week. De commissie heeft de opzet van het programma met de studenten besproken en concludeert dat deze goed past bij de mogelijke inzet van de (werkende) studenten. De voertaal tijdens de colleges is Nederlands. Tentamens, werkstukken en de thesis mogen in het Nederlands geschreven worden. De gebruikte literatuur is identiek aan het voltijdse programma en daarmee geheel Engelstalig. In het eerste jaar worden uit verschillende specialisaties van het voltijdse masterprogramma verbredende vakken in het deeltijdprogramma aangeboden. Deze vakken zijn zo gekozen dat ze ieder deel uitmaken van een specialisatie waaruit in het tweede jaar van de deeltijdopleiding gekozen kan worden. Daarnaast wordt in het eerste jaar expliciet aandacht gegeven aan onderzoeksmethoden (Research Seminar I), en het kennisintensieve karakter van organisaties in de zakelijke dienstverlening (Knowledge Management and Innovation Networks). Het eerste jaar wordt afgesloten met het onderdeel ethiek. In het tweede jaar kiest de student voor verdere verdieping in één van de drie specialisaties: (1) Financial Management, (2) Information & Knowledge Management of (3) Management Studies. Per specialisatie is er ruimte voor twee verdiepende vakken. Elke specialisatie bestaat dus uit drie vakken in totaal: een in het eerste jaar en twee in het tweede jaar. Na het afronden van de specialisatievakken is er ter voorbereiding van de thesis opnieuw aandacht voor onderzoeksmethoden in Research Seminar II. In dit seminar staan de belangrijkste onderzoeksmethoden centraal zoals deze binnen een specialisatie gehanteerd worden. De opleiding wordt afgesloten met een thesis. De commissie heeft het onderwijsprogramma bestudeerd en besproken met de studenten. De commissie heeft enkele opmerkingen bij de inrichting van het programma. Ten eerste mist de commissie een vak op het gebied van marketing. Er is een keuzevak op dit gebied, maar de commissie is van mening dat dit een verplicht vak zou moeten zijn, zodat studenten kennismaken met alle onderdelen van het multidisciplinaire vakgebied. Daarnaast vindt de commissie de invulling van het vak Ethiek te theoretisch is en te weinig praktisch. De commissie adviseert de opleiding om dit vak te herontwerpen en meer te focussen op bedrijfsethiek. De commissie constateert dat de profilering op dienstverlening niet sterk zichtbaar is in het onderwijsprogramma. Studenten en alumni noemden dit niet als uniek kenmerk van het onderwijsprogramma. In enkele vakken ligt hier de nadruk op en enkele gastsprekers komen uit de dienstverlenende sector, maar dit is volgens de commissie niet voldoende als speciale profilering. 2.1.2 Vertaling van de eindtermen in het curriculum De commissie is nagegaan in hoeverre de voor de opleiding geformuleerde oriëntatie en eindtermen terug zijn te vinden in het curriculum. Zij heeft daartoe de tabellen bestudeerd die zijn opgenomen in de kritische reflectie, waarin is aangegeven welke onderdelen van de opleidingen gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties. Daarnaast heeft zij tijdens de visitatie de beschrijving, het studiemateriaal en de toetsen van verschillende vakken ingezien. De opleiding beschrijft in de zelfstudie waar de eindtermen in het curriculum terugkomen. Voor de eindterm Kennis en toepassing van bedrijfskundige theorieën en methodologie geldt bijvoorbeeld dat voor ieder van de specialisaties in het programma de vakken in het eerste jaar fundamentele inzichten geven in relevante theoretische ontwikkelingen in het onderzoeksdomein. Een kritische evaluatie van het methodologische domein wordt QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 15

uitgevoerd in de twee Research Seminars. De eindterm Bewust zijn van ethische aspecten wordt in alle vakken gestimuleerd, in het bijzonder in Ethics. De commissie stelt vast dat de inhoud en het niveau van de mastervakken adequaat is en waarborgt dat afgestudeerden voldoen aan de geformuleerde eindkwalificaties. De commissie stelt echter vast dat de (leerdoelen in de) vakomschrijvingen niet uniform en consistent zijn. De gehanteerde terminologie is niet overal helder. De commissie adviseert om de vakomschrijvingen te uniformeren en aan te scherpen. De commissie vindt daarnaast dat de verantwoording van de relatie tussen de eindtermen en het programma onvoldoende op schrift is vastgelegd. De opleiding geeft in matrices aan waar eindtermen in onderwijsblokken in meer of mindere mate aan bod komen, maar het is volgens de commissie onvoldoende geëxpliciteerd waar alle eindtermen specifiek worden getoetst. Het management van de opleiding heeft aan de commissie uitgelegd dat de eerste stap het opstellen van de matrices was. De volgende stap zal zijn dat het management een controle zal uitvoeren op de daadwerkelijke toetsing van alle eindtermen, bijvoorbeeld in het licht van de nieuwe leerlijnen. De commissie onderschrijft de noodzaak van deze volgende stap. 2.2 Onderwijsleeromgeving Eerst wordt het didactisch concept besproken. Vervolgens komen studieduur, studielast en uitval aan bod. Ten slotte wordt de toelating, de intake en het deficiëntieprogramma besproken. 2.2.1 Didactisch concept Werkvormen die in de deeltijdopleiding het meest worden gebruikt zijn hoorcolleges, instructie- en responsiecolleges, werkcolleges en individuele supervisie. In de zelfstudie beschrijft de opleiding dat zij straks als zelfstandige opleiding op een aantal punten aanpassingen wil gaan doorvoeren. Dit hangt samen met de doelgroep waar de opleiding zich op richt. Studenten zijn veelal wat ouder, hebben een aantal jaren relevante werkervaring en worden toegelaten op basis van een selectieprocedure. Het onderwijs is kleinschaliger en er kan waar mogelijk gebruik gemaakt van voorbeelden uit de werkpraktijk van de studenten. Volgens de zelfstudie geven studenten daarnaast aan behoefte te hebben aan andere onderwijsvormen, met name aan casussen die beter bij de doelgroep aansluiten en de gelegenheid geven meer input vanuit hun eigen werkervaring te kunnen verwerken. Het is dan ook de bedoeling om studenten casussen uit hun eigen bedrijf te laten inbrengen en gebruik te gaan maken van casussen die aansluiten bij de belevingswereld en ervaring van young professionals. Daarnaast gaan studenten meer opdrachten uitvoeren binnen het eigen bedrijf of binnen bedrijven van medestudenten. De commissie is het met de opleiding eens dat de genoemde aanpassingen van belang zijn. De opleiding kan de aanwezige werkervaring van studenten meer inzetten in het onderwijs dan in het huidige programma het geval is, stelt de commissie vast op basis van haar gesprek met studenten. Studenten gaven in hun gesprek met de commissie aan dat zij de discussies in de kleinschalige colleges als nuttig en stimulerend hebben ervaren. Zij hebben daarnaast het samenwerken aan opdrachten in groepen van ongeveer vijf studenten als minder nuttig ervaren. Opdrachten uitvoeren in duo s zou wat hen betreft efficiënter zijn. De commissie onderschrijft deze mening van studenten. De commissie heeft vernomen dat het management deze kritiek van studenten heeft opgepakt en in de toekomst opdrachten aan kleinere groepen studenten zal verstrekken. 16 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

2.2.2 Studieduur, studielast en uitval De deeltijdopleiding wordt sedert februari 2005 aangeboden. De eerste jaren bleef de instroom onder de dertig studenten maar sinds 2009 groeit de instroom. In 2012 werd voor het eerst de maximum instroom van veertig studenten bereikt. Dit maximum is ingesteld om het kleinschalig karakter van de opleiding te behouden en de studenten de service en kwaliteit te bieden waar werkende deeltijdstudenten behoefte aan hebben. Uit de cijfers in de zelfstudie blijkt dat de gemiddelde studieduur tussen de 23 en 27 maanden ligt, met een enkele uitschieter naar 30 maanden. Aangezien het een tweejarige opleiding betreft, stelt de commissie vast dat de grote meerderheid van studenten nominaal of bijna nominaal studeert. Uit de cijfers blijkt verder dat de uitval uit de opleiding relatief laag is. Per studiejaar ronden slechts enkele studenten de opleiding niet af. De commissie heeft de studenten gevraagd naar de studielast. De studenten gaven aan dat zij gemiddeld twaalf uur per week thuis studeren, met daarnaast vier uur college. In drukke periodes is de studielast hoger. De commissie vindt de gerapporteerde studielast reëel. 2.2.3 Toelating, intake en deficiëntieprogramma Toelatingscriteria De opleiding heeft specifieke toelatingscriteria voor de deeltijdopleiding. De ingangseis voor de opleiding is minimaal drie jaar relevante werkervaring in een voor de bedrijfswetenschappen relevante functie, zoals (project)manager, staffunctionaris of (beleids)- adviseur. De student beschikt in beginsel over academisch werk- en denkniveau en een duidelijke motivatie om aan de opleiding deel te nemen. De student beschikt over tenminste een hbo/wo bacheloropleiding in een economische, bedrijfskundige, technische of sociale discipline. Indien de student over een ander diploma op minimaal hbo niveau beschikt dan hier genoemd, dan beslist de toelatingscommissie of hij/zij al dan niet toegelaten wordt tot de opleiding. Geïnteresseerden die niet beschikken over de vereiste vooropleiding worden direct afgewezen. Intakegesprek Alle toelaatbaar geachte geïnteresseerden en alle twijfelgevallen worden uitgenodigd voor een intakegesprek met de opleidingscoördinator. Ter voorbereiding op het gesprek wordt van de geïnteresseerde een CV met motivatiebrief gevraagd. Het intakegesprek duurt ongeveer anderhalf uur en heeft tot doel de geïnteresseerde een goed beeld te geven van wat van de deeltijdopleiding verwacht mag worden. Tevens gebruikt de opleidingscoördinator dit gesprek om zich een beeld te vormen van achtergrond en motivatie van de kandidaat. Indien er naar aanleiding van het gesprek bij de opleidingscoördinator twijfels zijn over de motivatie van de geïnteresseerde of de haalbaarheid van de opleiding, krijgt de student dit direct te horen. Bij twijfel volgt een tweede gesprek waarbij naast de opleidingscoördinator ook een docent uit de opleiding aanwezig is. Deficiënties Geïnteresseerden met een hbo-bachelor dienen de collegecyclus Methoden en technieken van bedrijfskundig onderzoek voor aanvang van de opleiding afgerond te hebben. Hiertoe wordt in oktober/november een collegecyclus van acht avonden aangeboden. Bij geïnteresseerden met een hbo-achtergrond of een niet-bedrijfskundige wo-achtergrond, wordt getoetst of het bedrijfskundige Bachelor of Science niveau bereikt is in drie disciplines van de bedrijfskunde, te weten: organisatiewetenschappen, economische wetenschappen en technologische wetenschappen. Deze disciplines komen overeen met de disciplines die ten grondslag liggen QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 17

aan de specialisaties waaruit in het tweede jaar van het programma gekozen kan worden. Van studenten wordt verwacht dat zij op ieder van deze gebieden een gedegen basis hebben. De student krijgt voor ieder deficiëntievak een tutor toegewezen. Dit is een ervaren docent uit het betreffende vakgebied die hem begeleidt. De tutor geeft ook aan wat de vereisten inhouden en voorziet de student van een voor het eindniveau van het vak representatief boek. Na bestudering van het boek wordt het deficiëntietraject afgesloten met een mondeling examen. Aangezien er geen colleges zijn voor dit onderdeel wordt hier, naast het vereiste eindniveau, ook de vaardigheid om geheel zelfstandig te studeren getoetst. De commissie heeft de toelatingsprocedure en het wegwerken van deficiënties besproken met de studenten. De studenten gaven aan dat zij het zeer nuttig vonden dat zij een tutor kregen toegewezen. Deze voorbereiding gaf inzicht in de aard van de opleiding en in wat verwacht wordt van de studenten. De studenten hadden enkele opmerkingen over het niveau van de deficiëntietoetsen. De commissie heeft vernomen dat de opleiding op dit moment werkt aan het verbeteren van de toetsen, zodat deze beter aansluiten op het gewenste niveau. De commissie concludeert dat de opleiding een zorgvuldige toelatingsprocedure hanteert en een passend deficiëntietraject aanbiedt, met passende begeleiding, zodat studenten goed voorbereid aan de opleiding beginnen. 2.3 Personeel De academische staf van Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde is georganiseerd in afdelingen, ingedeeld naar sub-discipline. De bedrijfskundige opleidingen maken gebruik van docenten uit alle afdelingen. In totaal zijn 63 kerndocenten actief binnen de bedrijfskundige opleidingen. De deeltijd masteropleiding Business Administration maakt daarnaast ook gebruik van docenten die slechts eenmaal per jaar een deel van een vak doceren. De kerndocenten van de opleiding Bedrijfskunde zijn hoofdzakelijk Nederlands: 11% van de staf is afkomstig uit het buitenland. Van kerndocenten met een vast contract wordt verwacht dat zij beschikken over de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Ze hebben de opleiding BKO van het Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit Amsterdam voltooid of hebben aantoonbaar vergelijkbare kwalificaties elders opgedaan. Zo niet, dan moeten zij dat alsnog doen. Junior docenten die nog niet aan de basiskwalificaties voldoen, wordt verzocht zo spoedig mogelijk de opleiding van het onderwijscentrum te volgen; zij krijgen begeleiding van een ervaren docent. Docenten met ervaring kunnen een verkort traject voor het behalen van de BKO ingaan. De commissie heeft een aantal docenten gesproken en het overzicht van de docenten bestudeerd en baseert daarop haar oordeel over de kwaliteit en kwantiteit van het onderwijsgevend personeel. De commissie stelt vast dat de opleiding de beschikking heeft over voldoende docenten voor het verzorgen van het onderwijs. De staf student ratio is gunstig voor de deeltijdopleiding. Er is voldoende expertise beschikbaar op de verschillende kennisgebieden van de opleiding en er zijn voldoende docenten van de deeltijdopleiding werkzaam in de praktijk. De verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek krijgt voldoende vorm, doordat onderwijs verzorgd wordt door docenten die zelf actief zijn in het onderzoek. Daarbij nemen hoogleraren actief deel in het onderwijs. 2.4 Programmaspecifieke kwaliteitszorg Voor het deeltijdprogramma is een afzonderlijke opleidingscommissie, bestaande uit drie docenten en drie studenten, ingevoerd. Deze onafhankelijke commissie rapporteert haar 18 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

bevindingen aan de opleidingsbestuur Business Administration en gevraagd of ongevraagd aan het faculteitsbestuur. Na iedere onderwijsperiode bespreekt de commissie alle vakken uit die periode. Dit gebeurt aan de hand van schriftelijke vakbesprekingen van de studenten uit de commissie en de resultaten van de digitale vakevaluaties die onder studenten worden uitgevoerd. Klachten worden - naar gelang de aard - vanuit de opleidingscommissie doorgegeven aan het opleidingsbestuur, de examencommissie of het afdelingshoofd. Opleidingsbestuur en afdelingshoofd nemen zo nodig maatregelen en koppelen dit terug aan de opleidingscommissie. De commissie stelt vast dat er een lage respons is op de digitale vakevaluaties (tussen 15 en 50%). De commissie stelt dat door deze lage respons de opleidingscommissie te weinig formele input krijgt voor de beoordeling van de onderwijskwaliteit. De commissie adviseert de opleiding om zich in te spannen om de respons op evaluaties naar een aanvaardbaar niveau te brengen. Een mooi initiatief vindt de commissie de weergave van verbeteringen in de cursusbeschrijvingen, op basis van de evaluatie van het vorige studiejaar. De commissie heeft echter vernomen dat dit nog niet bij iedere specialisatie gedaan wordt en adviseert de opleiding dit consistent door te voeren. De opleiding geeft aan dat er tot op heden weinig voortgang gemaakt is in het ontwikkelen van een goed functionerend alumni tracking system. De commissie heeft met instemming vastgesteld dat de opleiding voornemens is dit punt op te pakken. Overwegingen De commissie stelt vast dat de beoogde opleiding de studenten in staat stelt de eindtermen te bereiken. De opleiding heeft gekozen voor de mogelijkheid tot verdieping in één van drie specialisaties. Dit beperkte aantal specialisaties is passend bij de omvang van de opleiding en bij de aard van de opleiding. De commissie heeft enkele opmerkingen bij de inrichting van het programma. De commissie constateert dat de profilering op dienstverlening niet sterk zichtbaar is in het curriculum. Verder mist de commissie aandacht voor marketing in het verplichte deel van het curriculum en adviseert de commissie een meer praktische invulling van het vak Ethiek. De gehanteerde werkvormen, zoals hoorcolleges, instructie- en responsiecolleges, werkcolleges en individuele supervisie, vindt de commissie passend. De opleiding is voornemens om studenten casussen uit hun eigen bedrijf te laten inbrengen en gebruik te gaan maken van casussen die aansluiten bij de belevingswereld en ervaring van young professionals. Daarnaast gaan studenten meer opdrachten uitvoeren binnen het eigen bedrijf of binnen bedrijven van medestudenten. De commissie vindt deze aanpassingen van belang voor de doelgroep. De studielast is reëel volgens de commissie. De programmaspecifieke kwaliteitszorg is doelmatig. De commissie stelt vast dat de opleiding beschikt over een passend, goed gekwalificeerd docentencorps. Het aantal beschikbare docenten is ruim voldoende. Conclusie Masteropleiding Business Administration: de commissie beoordeelt Standaard 2 als voldoende. QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 19

Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk. Bevindingen In deze standaard worden de bevindingen ten aanzien van de toetsing weergegeven. Vervolgens wordt de vraag beantwoord of studenten de beoogde eindkwalificaties van de opleidingen realiseren. 3.1 Systeem van toetsing De toetsing bestaat meestal uit een combinatie van individuele examens, opdrachten, teamrapporten, procesevaluaties en presentaties. Bij de meeste vakken worden verscheidene toetsvormen naast elkaar gebruikt. Een voorbeeld van hoe een vak in de praktijk gecombineerd getoetst wordt, is het vak Performance Management and Control. De toetsen bestaan uit een gewogen combinatie van (1) een individueel paper waarin modellen en theorieën worden toegepast op een specifiek probleem, en (2) het cijfer voor een project paper waarin studenten in teams werken aan analyse en herontwerp van een aantal actuele PMC-systemen. De commissie heeft een selectie van toetsen en gemaakt werk bestudeerd. De commissie constateert dat de toetsen aansluiten op het aangeboden onderwijs en van voldoende niveau zijn. Wel schrijven studenten relatief veel papers. Studenten ontvangen volgens de commissie voldoende feedback op gemaakt werkt, zowel mondeling als schriftelijk. 3.2 Ontwikkeling toetsen en borging toetskwaliteit Docenten zijn verantwoordelijk voor het opstellen en corrigeren van tentamens voor de vakken die zij verzorgen. Afhankelijk van de omvang van het vak stellen een of meer docenten het tentamen op. Correctie van schriftelijke tentamens vindt plaats aan de hand van antwoordmodellen, waarbij tentamens veelal horizontaal nagekeken worden om tot een zo objectief en vergelijkbaar mogelijke correctie te komen. Het is bij de constructie van toetsen voorgeschreven dat docenten het tentamen vooraf ter controle voorleggen aan collega s. De commissie constateert dat deze peer review bij docenten regelmatig in herinnering moet worden gebracht. De commissie heeft met instemming vastgesteld dat de opleiding hier aandacht voor heeft en de peer review wil formaliseren door twee namen op het voorblad van het tentamen op te nemen. In 2012 is een faculteitsbrede toetscommissie ingesteld om bewaking van de toetskwaliteit structureel te implementeren. De commissie wordt geschoold in aspecten van toetscontrole, zowel kwantitatief als kwalitatief, bijvoorbeeld op het toetsen en bereiken van de leerdoelen en eindtermen. Naast het onderzoek van de toetscommissie worden tentamens waar klachten over binnenkomen via de examencommissie of de opleidingscommissie eveneens in de examencommissie besproken. De commissie waardeert de instelling van de toetscommissie. De voorzitter van de toetscommissie is de programma-manager. Gezien de specifieke toetsexpertise van de voorzitter van de toetscommissie heeft de commissie begrip voor de inzet van de programma-manager, echter op termijn is het wenselijk programma management en 20 QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

toetsing te scheiden. Om de onafhankelijkheid van de examencommissie niet te schaden, acht de commissie het wenselijk dat voorzitters van examen- en toetscommisie niet tezelfdertijd functioneren als programma-managers. De deeltijdopleiding valt onder de Examencommissie Bedrijfskunde, net als de bachelor International Business Administration en de voltijd masteropleiding Business Administration. De commissie bestaat uit docenten uit verschillende afdelingen binnen de faculteit, aangevuld met een secretaris. De examencommissie heeft samen met de toetscommissie voldoende aandacht voor de kwaliteit van toetsen in het algemeen, stelt de commissie vast. 3.3 Realisatie van de eindkwalificaties 3.3.1 Masterthesis Aan het eind van de studie schrijven de studenten een masterthesis (15 EC). Naast de op inhoud gerichte specialisatievakken wordt de student specifiek voorbereid op de thesis door de Research Seminars. Thema's en benaderingen (nadruk op empirisch, theoretisch of modelmatig onderzoek) kunnen verschillen per master specialisatie. Vandaar dat het tweede research seminar per specialisatie een eigen karakter heeft. Na afloop van de Research Seminars worden studenten gekoppeld aan een scriptiebegeleider. De opleiding is voornemens om na verzelfstandiging studenten theses te laten schrijven aan de hand van onderzoek binnen het eigen bedrijf of het bedrijf van een medestudent. De commissie heeft zich een oordeel gevormd van het eindniveau van de masterstudenten die op dit moment de deeltijdvariant van de opleiding Business Administration volgen. De commissie heeft hiertoe de theses bestudeerd van vijftien recent afgestudeerde deeltijdstudenten. De commissie constateert dat de theses van de deeltijdstudenten van voldoende niveau zijn. De beoordeling van de theses is in lijn met die van de commissie. Uit de theses wordt duidelijk dat studenten in staat zijn om creatief en systematisch om te gaan met problemen die ontstaan in de wetenschappelijke en hun huidige professionele praktijk. Studenten laten in de theses zien dat zij een probleem kunnen verduidelijken of oplossen door relevante theoretische en methodologische keuzes te maken (eindterm 4). Het academisch gehalte van enkele theses is echter aan de magere kant. Enkele andere theses bevatten een onvoldoende inkadering, waardoor deelvragen niet verantwoord worden. 3.3.2 Beoordeling van theses Theses worden door twee stafmedewerkers beoordeeld. Na onafhankelijke lezing stellen de beoordelaars gezamenlijk het eindcijfer vast, vullen het beoordelingsformulier in, en tekenen het formulier waarmee het cijfer aan het studiesecretariaat wordt meegedeeld. Wanneer de beoordelaars niet tot een vergelijk kunnen komen bij het vaststellen van het cijfer wordt de thesis samen met de mening van beide beoordelaars voorgelegd aan het hoofd van de afdeling waar de thesis is geschreven, die vervolgens besluit. De commissie vindt de huidige procedure niet juist. Iedere beoordelaar zou volgens de commissie onafhankelijk de beoordelingscriteria moeten scoren. Daarnaast moet het duidelijk zijn hoe de beoordelingscriteria samenkomen in het eindoordeel. De commissie heeft de beoordelingsformulieren bij de vijftien beoordeelde theses bestudeerd. Zij stelt vast dat de zorgvuldigheid van invullen sterk varieert en dat er over het algemeen zeer weinig schriftelijke feedback aan studenten wordt verstrekt. De commissie heeft met instemming vernomen dat een nieuw formulier is ontwikkeld dat binnenkort bij alle studierichtingen wordt ingevoerd. Beoordelaars krijgen workshops waar onder meer het beoordelingsproces en het invullen van de formulieren aan de orde komt. QANU/ Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam 21