Ministerie van Binnenlandse Zaken ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Regeling detachering politie Datum 13 juli 1998 Aan De Korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen De Korpsbeheerder van het KLPD De voorzitter van de Bestuursraad van het LSOP De Directeur Rijksrecherche De (fgd) Hoofdofficieren van Justitie i.a.a. de Korpschefs van de regionale politiekorpsen en het KLPD de Algemeen directeur van het LSOP de hoofden P&O de hoofden FEZ de leden van de CGOP via het CAOP Afkomstig van : Directie Politie Ons kenmerk : EA98/U2445 Bijlage(n) : een Doelstelling : toezending van regelgeving Juridische : - grondslag Relatie met : EA98/Ul453 andere circulaires EA98/U1017 (brief) Ingangsdatum n.v.t. Geldig tot : n v.t. Inlichtingen : mw. E Wubs
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Geachte heer, mevrouw, Bijgaand zend ik u een afschrift van de Regeling detachering politie, zoals deze in Staatscourant 1998, nr. 110 (EA98/U1453) is gepubliceerd. Voor de uitvoering van deze regeling verwijs ik naar de handreiking voor de samenwerking tussen toezichthouders en politie, die ik u bij brief van 19 maart 1998 heb doen toekomen (EA98/U1017). U zult te zijner tijd worden bericht over de evaluatie van voornoemde regeling.
Ministerie van Binnenlandse Zaken Datum Den Haag, 29 mei 1998 Nummer EA98/U1453 Departementsonderdeel directie Politie DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN Gelet op artikel 62, eerste lid, onder e, van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 17, tweede lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen; BESLUIT: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. het bevoegd gezag: het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van het Besluit algemene rechtspositie politie; b. ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van het Besluit algemene rechtspositie-politie. Artikel 2 Onverminderd artikel 62, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit algemene rechtspositie politie, kan het bevoegd gezag een ambtenaar detacheren bij: a. de stichting Inpact te Houten; b. de stichting Transpol te Amsterdam; c. de stichting Nederlands Politie Instituut te Den Haag; d. een andere organisatie dan genoemd onder a tot en met c, mits de aard en werkwijze van de organisatie niet strijdig zijn met de taken van de politie- organisatie dan wel het LSOP en mits er geen sprake is van een commercieel belang waarbij de organisatie in overwegende mate afhankelijk is van opdrachten van of namens een regionaal politiekorps, het Korps landelijke politiediensten dan wel het LSOP. Artikel 3 In afwijking van artikel 2 kan het bevoegd gezag een ambtenaar niet detacheren bij een gemeente of een stichting indien deze detachering plaatsvindt in het kader van de Regeling Extra werkgelegenheid langdurig werklozen. Artikel 4 Het bevoegd gezag doet Onze Minister jaarlijks een overzicht toekomen van de organisaties waarbij het bevoegd gezag op grond van artikel 2 een ambtenaar heeft gedetacheerd.
Artikel 5 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1997. Artikel 6 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling detachering politie. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.
Toelichting Het huidige artikel 62 van het Besluit algemene rechtspositie politie kent een limitatieve opsomming van mogelijkheden van detachering van politieambtenaren. In de praktijk bestaat echter behoefte aan - detacheringsmogelijkheden bij organisaties buiten de kringen van het openbaar bestuur en de politieorganisatie. In het akkoord arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid sector Politie 1997-1998 is daarom overeengekomen de mogelijkheden voor detacheringen te verruimen. Hiertoe is in artikel 62 van het Besluit algemene.rechtspositie politie een nieuw onderdeel e opgenomen, op grond waarvan detachering ook mogelijk wordt bij een door de minister van Binnenlandse Zaken aan te wijzen organisatie. De onderhavige regeling vormt de nadere uitwerking van genoemd onderdeel e. Detachering kan betrekking hebben op werkzaamheden die direct verband houden met de politietaak, bijvoorbeeld in geval van expertiseondersteuning. In dit kader is in artikel 2, onderdelen a tot en met c, expliciet een aantal organisaties opgenomen waarbij ambtenaren van politie gedetacheerd kunnen worden. Deze organisaties hebben alle een nauwe relatie met de politie-organisatie en zijn ten behoeve van de politieorganisatie in het leven geroepen. Voorts kan detachering plaatsvinden in het kader van scholing, management-development en outplacement. Daartoe is in artikel 2 een onderdeel d opgenomen waarin wordt bepaald dat detachering ook mogelijk is naar andere organisaties. Betrokkenen zijn dan niet werkzaam in hun hoedanigheid van politie- ambtenaar. Voorwaarde voor een detachering op grond van onderdeel d is dat de organisatie op grond van haar commercieel belang niet in overwegende mate afhankelijk is van-opdrachten van of namens de politie-organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan organisaties die hun produkten en/of diensten nagenoeg uitsluitend op de politie-organisatie richten. Ook dient de aard en werkwijze van de betreffende organisatie verenigbaar te zijn met de taakstelling van de politie. Organisaties die op grond van laatstgenoemd criterium in ieder geval niet in aanmerking komen zijn rechercheburo's en particuliere beveiligingsorganisaties. In geval van expertise-ondersteuning dient zeer terughoudend te worden omgegaan met een detachering op grond van artikel 2, onderdeel d. Politietaken dienen uitgevoerd te worden onder verantwoordelijkheid en direct toezicht van de politie-organisatie. De schijn mag niet worden gewekt dat ook andere organisaties dan de politie over politiebevoegdheden beschikken. In artikel 3 is bepaald dat detachering van politieambtenaren bij gemeenten of stichtingen in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid langdurig werklozen niet mogelijk is. Een dergelijke constructie zou een vermenging van gemeentelijke en politiële bevoegdheden en verantwoordelijkheden veroorzaken, hetgeen ongewenst is. Artikel 4 verplicht de bevoegde gezegen aan de Minister van Binnenlandse Zaken jaarlijks mededeling te doen van de organisaties waarbij zij ambtenaren op grond van de onderhavige regeling hebben gedetacheerd. Op basis hiervan zal een evaluatie van de onderhavige detacheringsregeling plaatsvinden. Ook voor een detachering op grond van artikel 2 is uitgangspunt dat de detachering in het belang van de dienst en in overeenstemming met de ambtenaar plaatsvindt. Ook is artikel 62, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie op detacheringen op grond van de onderhavige regeling onverkort van toepassing.
Tot slot wordt opgemerkt, dat de divisie Informatie Technologie van het Korps landelijke politiediensten als agentschap bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ondergebracht. Detachering bij bedoeld agentschap kan plaatsvinden op basis van artikel 62, eerste lid, onder a, van het Besluit algemene rechtspositie politie. In afwachting van de resultaten van de nog af te ronden discussie over de condities waaronder door politieambtenaren werkzaamheden kunnen worden verricht bij of ten behoeve van internationale organisaties (bijvoorbeeld Europol) kan in geval van detachering bij deze organisaties gebruik worden gemaakt van-artikel 2, onderdeel d, van de onderhavige regeling.