RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 6 juni 2008 (09.06) (OR. en) 10257/08 Interinstitutioneel dossier: 2005/0283 (COD) TRANS 187 ENT 118 ENV 347 MAP 15 CODEC 710 VERSLAG van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 10071/08 TRANS 176 ENT 111 ENV 331 MAP 13 CODEC 682 + COR 1 nr. Comv.: 5113/08 TRANS 2 ENT 2 ENV 5 MAP 4 CODEC 12 Betreft: Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen - Algemene oriëntatie Inleiding 1. De Commissie heeft op 15 januari 2008 haar gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (document 5113/08) ingediend. Conform het engagement dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst op 8 en 9 maart 2007 is aangegaan, wil het voorstel bijdragen tot de omvorming van de EU in een economie die zeer energiezuinig is en weinig broeikasgassen uitstoot. 10257/08 oms/ngs/dm 1 DG C III NL
De mededeling van de Commissie 2. Doel van het Commissievoorstel is de marktintroductie van schone en energiezuinige voertuigen aan te moedigen. De richtlijn is van toepassing op de aankopen van wegvoertuigen door overheidsinstanties en entiteiten die bepaalde openbare diensten verrichten. Door deze aankopen wil de Commissie de fabrikanten ertoe aanzetten schonere en energiezuinigere voertuigen op de markt te brengen. Een hoger marktaandeel van deze voertuigen zou daardoor bijdragen tot: - energie-efficiëntie in het vervoer door het brandstofverbruik te verlagen, - de bescherming van het klimaat door de CO 2 -uitstoot terug te dringen, en - verbetering van de luchtkwaliteit door de uitstoot van bepaalde verontreinigende stoffen te verminderen (NOx, NMHC, fijne stofdeeltjes). Ter verwezenlijking van deze doelstelling stelt de Commissie een methode voor voor het berekenen van de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO 2 -uitstoot en de uitstoot van bepaalde andere verontreinigende stoffen. Aanbestedende instanties, aanbestedende entiteiten en exploitanten die openbaar-personenvervoerdiensten verrichten, moeten deze methode toepassen bij de aankoop van wegvoertuigen. 3. Het Commissievoorstel is een herziening van het voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van schone voertuigen voor wegvervoer, dat de Commissie op 9 januari 2006 had ingediend (5130/06). Het oorspronkelijke voorstel, dat zich enkel op zware bedrijfsvoertuigen richtte, bepaalde dat bij de aanschaf van voertuigen voor openbaarvervoerdiensten een bepaald quotum (25%) moest voldoen aan de bestaande EEV-norm (Enhanced Environmentally friendly Vehicle, milieuvriendelijker gemaakt voertuig). Destijds hadden de Raad en het Parlement, hoewel zij deze doelstellingen steunen, bedenkingen bij de voorgestelde middelen ter verwezenlijking daarvan. 10257/08 oms/ngs/dm 2 DG C III NL
Voornaamste vraagstukken 4. Na bespreking door de voorbereidende instanties van de Raad zijn er enkele belangrijke wijzigingen in het Commissievoorstel aangebracht. De ter aanneming van een algemene oriëntatie ingediende ontwerp-richtlijn staat in bijlage dezes. Onderwerp en doel (artikel 1) 5. Op grond van het Commissievoorstel moeten bij de aankoop van voertuigen de levensduurkosten volgens een op communautair niveau geharmoniseerde methode worden berekend. Het blijven in laatste instantie echter wel de diensten en exploitanten die beslissen welk voertuig zij aankopen. Door een andere aanpak te kiezen tracht de groep die eindbeslissing te sturen door te voorzien in een meer bindend element in de aankoopbeslissing voor schone en energiezuinige voertuigen. Derhalve stellen de voorbereidende instanties van de Raad voor in de ontwerp-richtlijn een bepaling in te voeren op grond waarvan de aanbestedende diensten, de aanbestedende entiteiten en de exploitanten rekening moeten houden met energie- en milieueffecten tijdens de volledige levensduur. Zoals in het Commissievoorstel moeten deze effecten ten minste het brandstofverbruik, de CO 2 -uitstoot, NOx, NMHC en fijne stofdeeltjes omvatten. 10257/08 oms/ngs/dm 3 DG C III NL
Werkingssfeer (artikel 2) 6. De voorbereidende instanties van de Raad stellen voor de werkingssfeer van de ontwerprichtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen zoals die thans in het Commissievoorstel is geformuleerd, te wijzigen om samenhang te bewerkstelligen tussen deze ontwerp-richtlijn, enerzijds, en de overheidsopdrachtenrichtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG en Verordening (EG) nr. 1370/2007 inzake openbaredienstverplichtingen, anderzijds. In geval van aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten die onder de verplichtingen van de overheidsopdrachtenrichtlijnen vallen, zijn de in deze richtlijnen vastgestelde drempels ook in het kader van deze ontwerp-richtlijn van toepassing. In geval van exploitanten die openbaar personenvervoer uit hoofde van een openbaredienstcontract verrichten, kunnen de lidstaten drempels vaststellen, op voorwaarde dat deze niet hoger liggen dan de drempels van de betrokken overheidsopdrachtenrichtlijn. Als gevolg hiervan worden onnodige administratieve lasten voor de aanbestedende diensten, de aanbestedende entiteiten en de exploitanten voorkomen en wordt ervoor gezorgd dat op doeltreffende wijze uitvoering wordt gegeven aan de richtlijn inzake schone en zuinige voertuigen. 7. BE maakt een studievoorbehoud (voetnoot 3, blz. 8). Opties om te voldoen aan de eis om energie- en milieueffecten in te calculeren (artikel 4) 8. De voorbereidende instanties van de Raad scherpen dus de doelstelling aan, maar stellen tegelijkertijd voor om te voorzien in meer soepelheid dan in het Commissievoorstel met betrekking tot de vraag hoe aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten kunnen voldoen aan de eis om energie- en milieueffecten in te calculeren. Meer soepelheid maakt het mogelijk de diversiteit van plaatselijke milieuvraagstukken en -prioriteiten tot uiting te brengen en bestaande initiatieven in de hele Gemeenschap te erkennen. De ontwerp-richtlijn voorziet in twee opties om te voldoen aan de eis om energie- en milieueffecten in te calculeren, op voorwaarde dat deze effecten ten minste het energieverbruik, de CO 2 -uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen van een wegvoertuig omvatten: 10257/08 oms/ngs/dm 4 DG C III NL
a) vaststellen van technische specificaties voor energie- en milieuprestaties in het dossier voor de aankoop van wegvoertuigen; b) energie- en milieu-effecten meenemen in de aankoopbeslissing, hetgeen de aankoper in staat stelt het aan deze effecten toe te kennen gewicht te bepalen door: - ingeval een procedure voor het plaatsen van opdrachten wordt toegepast, deze effecten te gebruiken als gunningscriteria; en - ingeval deze effecten worden uitgedrukt in geld in het kader van de aankoopbeslissing, gebruik te maken van een geharmoniseerde methode zoals die wordt vastgesteld in de ontwerp-richtlijn. Methode voor het berekenen van de levensduurkosten (artikel5) 9. Indien de aanbestedende diensten, de aanbestedende entiteiten en de exploitanten ervoor kiezen de energie- en milieueffecten in geld uit te drukken, zijn zij verplicht de in de richtlijn vastgestelde methode te gebruiken. Voor de berekening van de levensduurkosten voorziet de ontwerp-richtlijn in de mogelijkheid om de kosten van CO 2 -uitstoot en van de uitstoot van verontreinigende stoffen te kiezen in een bereik tussen de gemiddelde EU-waarden voor deze kosten en het dubbele daarvan. Met deze marge wordt een evenwicht gezocht tussen passende flexibiliteit voor aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten met het oog op de plaatselijke situatie, enerzijds, en een zekere graad van harmonisatie, anderzijds. Dit laatste is belangrijk om druk uit te oefenen op de industrie om schonere en energiezuinigere voertuigen te produceren. Overige kwesties 10. De delegatie van DE stelt de volgende nieuwe overweging (15 bis) met betrekking tot artikel 9 voor: "De methode voor het berekenen van de operationele levensduurkosten voor de uitstoot van verontreinigende stoffen, die wordt toegepast met het oog op beslissingen over de aankoop van voertuigen, belet niet dat externe kosten in andere communautaire wetgeving aan bod komen. Bij de regelmatige toetsing en herziening van de berekeningsmethode en van de in deze richtlijn vastgestelde numerieke waarden wordt echter gestreefd naar samenhang tussen de verschillende wetgevingsmaatregelen ter zake." 10257/08 oms/ngs/dm 5 DG C III NL
11. FI handhaaft een algemeen studievoorbehoud bij de ontwerp-richtlijn. 12. DK, FR, MT en UK maken een voorbehoud voor parlementaire behandeling. Conclusie 13. Er zijn reeds belangrijke vorderingen gemaakt in de richting van een tekst voor een richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen, die algemene steun krijgt. De Raad wordt verzocht zich te beraden op de laatste nog op te lossen vraagstukken met het oog op de aanneming van een algemene oriëntatie over deze richtlijn 1. 1 Terwijl het dispositief in vergelijking met het Commissievoorstel grondig is gewijzigd, zijn de overwegingen nog niet door de Raadsorganen besproken. Alleen overwegingen waarover de Raad het eens is - en die in de voetnoten worden vermeld, zullen deel uitmaken van de algemene oriëntatie. 10257/08 oms/ngs/dm 6 DG C III NL
Gewijzigd voorstel voor een BIJLAGE RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (Voor de EER relevante tekst) Artikel 1 Onderwerp en doel Op grond van deze richtlijn moeten aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en bepaalde exploitanten bij de aankoop van wegvoertuigen rekening houden met energie- en milieueffecten tijdens de volledige levensduur, met inbegrip van energieverbruik en uitstoot van CO 2 en van bepaalde verontreinigende stoffen, teneinde de markt voor schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen en de bijdrage van de vervoerssector aan het milieu-, klimaat- en energiebeleid van de Europese Unie te verbeteren. 10257/08 oms/ngs/dm 7 BIJLAGE DG C III NL
Artikel 2 2 3 Werkingssfeer Deze richtlijn is van toepassing op contracten voor de aankoop van wegvoertuigen door: a) aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten voor zover zij verplicht zijn de procedures voor het plaatsen van opdrachten bedoeld in Richtlijn 2004/17/EG 4 en Richtlijn 2004/18/EG 5 toe te passen; b) exploitanten voor de vervulling van openbaredienstverplichtingen uit hoofde van een openbaredienstcontract in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 6 boven een drempel die door de lidstaten wordt vastgesteld en de drempelwaarden in Richtlijn 2004/17/EG en Richtlijn 2004/18/EG niet overschrijdt. 2 3 4 5 6 De volgende overweging zal worden ingevoegd: "In overeenstemming met Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG en met volledige inachtneming van de omzetting in nationaal recht hiervan, dient deze richtlijn betrekking te hebben op wegvoertuigen die worden aangekocht door aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten, ongeacht of zij publiek of privaat zijn. Voorts dient deze richtlijn betrekking te hebben op de aankoop van wegvoertuigen die worden gebruikt voor het verrichten van openbaar-personenvervoerdiensten uit hoofde van een openbaredienstcontract, waarbij de lidstaten de vrijheid wordt gelaten om kleinere aankopen uit te sluiten teneinde onnodige administratieve lasten te voorkomen." Studievoorbehoud: BE. PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1. 10257/08 oms/ngs/dm 8 BIJLAGE DG C III NL
Artikel 3 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 'aanbestedende diensten': aanbestedende diensten in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG en artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG; 'aanbestedende entiteiten': aanbestedende diensten in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2004/17/EG; 'wegvoertuig': een voertuig dat onder de voertuigcategorieën van tabel 3 van de bijlage valt. Artikel 4 Aankoop van schone en energiezuinige voertuigen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat, uiterlijk op de in artikel 10, lid 1, bedoelde datum, alle in artikel 2 bedoelde aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten bij de aankoop van wegvoertuigen rekening houden met de in lid 2 bedoelde energie- en milieueffecten tijdens de operationele levensduur en ten minste een van de in lid 3 bedoelde opties toepassen. 2. De energie- en milieueffecten waarmee rekening moet worden gehouden, omvatten ten minste: a. energieverbruik; b. uitstoot van CO 2 ; c. uitstoot van verontreinigende stoffen, waaronder NOx, NMHC en fijne stofdeeltjes. Naast de in de eerste alinea vermelde energie- en milieueffecten kunnen aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten ook andere milieueffecten incalculeren. 10257/08 oms/ngs/dm 9 BIJLAGE DG C III NL
3. Aan de in de leden 1 en 2 bedoelde eisen wordt voldaan middels de volgende opties: a. door in het dossier voor de aankoop van wegvoertuigen technische specificaties voor energie- en milieuprestaties vast te stellen voor elk van de bedoelde effecten, alsook voor eventuele aanvullende milieueffecten 7 8 ; of b. door energie- en milieueffecten mee te nemen in de aankoopbeslissing, waarbij: - ingeval een procedure voor het plaatsen van opdrachten wordt toegepast, deze effecten te gebruiken als gunningscriteria; en - ingeval deze effecten worden uitgedrukt in geld in het kader van de aankoopbeslissing, gebruik wordt gemaakt van de in artikel 5 vastgestelde methode. Artikel 5 Methode voor de berekening van operationele levensduurkosten 1. Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, punt b), tweede streepje, worden de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO 2 -uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen vermeld in tabel 2 van de bijlage die worden veroorzaakt door de exploitatie van het aan te kopen voertuig, gekwantificeerd en berekend overeenkomstig de onder a), b) en c) vastgestelde methode. 7 8 Overweging 17 wordt als volgt gewijzigd: "Deze richtlijn mag aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten er niet van weerhouden bij de aanschaf van voertuigen voor openbaarvervoerdiensten nu reeds te opteren voor voertuigen die aan de nieuwste Europese emissienormen voldoen, hoewel die nog niet bindend zijn. Zij mag de aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten er evenmin van weerhouden te opteren voor alternatieve brandstoffen, mits rekening wordt gehouden met de energie- en milieueffecten tijdens de levensduur". De volgende nieuwe overweging zal worden ingevoegd: "Bij het naleven van de eis om energie- en milieu-effecten in te calculeren door het vaststellen van technische specificaties, worden aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten aangemoedigd om strengere specificaties voor energie- en milieuprestaties vast te stellen dan die waarin de Europese wetgeving voorziet, bijvoorbeeld door rekening te houden met EURO-normen die reeds zijn aangenomen, maar nog niet in werking zijn getreden." 10257/08 oms/ngs/dm 10 BIJLAGE DG C III NL
a) De levensduurkosten van het energieverbruik door de exploitatie van een voertuig worden als volgt berekend: - het brandstofverbruik van een voertuig als bedoeld in lid 2 wordt op basis van de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde omrekeningsfactoren voor de energie-inhoud van de verschillende brandstoffen uitgedrukt in energieverbruik per kilometer; - er wordt één monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de laagste kostprijs per energie-eenheid vóór belasting van benzine of diesel die als vervoersbrandstof wordt gebruikt; - de levensduurkosten van het energieverbruik dat wordt veroorzaakt door de exploitatie van een voertuig worden berekend door het tijdens de volledige levensduur af te leggen aantal kilometers als bedoeld in lid 3, in voorkomend geval rekening houdend met het reeds afgelegde aantal kilometer, te vermenigvuldigen met het energieverbruik per kilometer als bedoeld in het eerste streepje en met de kostprijs per energie-eenheid als bedoeld in het tweede streepje. b) De levensduurkosten van de CO 2 -uitstoot door de exploitatie van een voertuig worden berekend door het tijdens de volledige levensduur van het voertuig af te leggen aantal kilometers bedoeld in lid 3, in voorkomend geval rekening houdend met het reeds afgelegde aantal kilometers, te vermenigvuldigen met de CO 2 -uitstoot uitgedrukt in kilogram per kilometer overeenkomstig lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde kostprijs per kilogram. De in lid 2 bedoelde aanbestedende autoriteiten, aanbestedende entiteiten en exploitanten kunnen een hogere kostprijs toepassen, op voorwaarde dat deze kostprijs de waarde in tabel 2 vermenigvuldigd met de factor 2 niet overschrijdt 9. 9 De volgende overweging wordt ingevoegd: "In deze richtlijn moet een marge voor de kosten van de CO 2 -uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen worden vastgesteld, zodat aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten flexibiliteit wordt geboden met het oog op de plaatselijke situatie, enerzijds, en er wordt gezorgd voor een passende graad van harmonisatie, anderzijds. De Commissie moet, met de hulp van een comité, deze minimum- en maximumwaarden kunnen aanpassen aan de inflatie en de technische vooruitgang die op het gebied van de gegevens voor de berekening wordt gemaakt. ". 10257/08 oms/ngs/dm 11 BIJLAGE DG C III NL
c) De in tabel 2 van de bijlage vermelde levensduurkosten voor de uitstoot van verontreinigende stoffen door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de levensduurkosten voor de uitstoot van stikstofoxide, niet-methaanhoudende koolwaterstoffen en fijne stofdeeltjes bij elkaar op te tellen. De levensduurkosten voor de verschillende verontreinigende stoffen worden berekend door het tijdens de volledige levensduur van het voertuig af te leggen aantal kilometers bedoeld in lid 3, in voorkomend geval rekening houdend met het reeds afgelegde aantal kilometer, te vermenigvuldigen met de emissies, uitgedrukt in gram per kilometer als bedoeld in lid 2 en met de respectieve kostprijs per gram. Voor de kostprijs worden de gemiddelde EUwaarden in tabel 2 van de bijlage gebruikt. De in artikel 2 bedoelde aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten kunnen een hogere kostprijs toepassen, op voorwaarde dat deze kostprijs de in tabel 2 vermelde betrokken waarde, vermenigvuldigd met de factor 2, niet overschrijdt. 2. Het brandstofverbruik, de CO 2 -uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen door de exploitatie van een voertuig per afgelegde kilometer als vermeld in tabel 2 van de bijlage worden gebaseerd op de gestandaardiseerde EU-testprocedures die in de EU-regelgeving inzake typekeuring voor bepaalde voertuigen zijn vastgesteld. Wanneer een voertuig niet onder de gestandaardiseerde EU-testprocedures valt, wordt de vergelijkbaarheid van de verschillende aanbiedingen gewaarborgd door het gebruik van algemeen erkende testprocedures of resultaten van tests voor de overheid, of door informatie die is meegedeeld door de constructeur. 3. Tenzij anderszins is bepaald, worden voor het totale aantal kilometers dat een voertuig tijdens zijn volledige levensduur aflegt de waarden in tabel 3 gebruikt. Artikel 6 Aanpassing aan de technische vooruitgang Aanpassingen aan de inflatie en de technische vooruitgang van de in de bijlage vastgestelde waarden voor de berekening van de operationele levensduurkosten van wegvoertuigen vormen een wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 10257/08 oms/ngs/dm 12 BIJLAGE DG C III NL
Artikel 7 Uitwisseling van beste praktijken De Commissie faciliteert en structureert de uitwisseling van kennis en beste praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot de bevordering van de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen door de in artikel 2 bedoelde aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten. Artikel 8 Comité 1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. Artikel 9 Verslag en toetsing 1. Vanaf de datum bedoeld in artikel 10, stelt de Commissie om de twee jaar een verslag op over de uitvoering van de richtlijn en de acties van de verschillende lidstaten om de aankoop van schone en energiezuinige wegvoertuigen aan te moedigen. 2. In dat verslag worden de effecten van de richtlijn beoordeeld, wordt nagegaan of er behoefte is aan verdere maatregelen en worden, zo nodig, nieuwe voorstellen gedaan. 3. Uiterlijk op de datum van het eerste verslag legt de Commissie een evaluatie van de in artikel 5 omschreven methode voor, waarin alle opties worden onderzocht en in voorkomend geval dienstige aanpassingen worden voorgesteld 10. 10 De volgende nieuw overweging (17 bis) zal worden ingevoegd: "Er moeten gestandaardiseerde EU-testprocedures voor bijkomende voertuigcategorieën worden ontwikkeld teneinde de vergelijkbaarheid en de transparantie van de gegevens van constructeurs te verbeteren." 10257/08 oms/ngs/dm 13 BIJLAGE DG C III NL
Artikel 10 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 maanden na de in artikel 11 bedoelde datum aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede. Wanneer de lidstaten deze maatregelen aannemen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten 11. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 11 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 12 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement De voorzitter Voor de Raad De voorzitter 11 Overweging 20 wordt als volgt gewijzigd: "Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven" worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken." 10257/08 oms/ngs/dm 14 BIJLAGE DG C III NL
BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE Gegevens voor de berekening van de externe levensduurkosten van wegvoertuigen in het kader van deze richtlijn Tabel 1: energie-inhoud van motorbrandstoffen Brandstof Diesel Benzine Energie-inhoud 36 MJ/liter 32 MJ/liter Aardgas/Biogas 33-38 MJ/Nm 3 LPG (vloeibaar petroleumgas) Ethanol Biodiesel Emulsiebrandstof 24 MJ/liter 21 MJ/liter 33 MJ/liter 32 MJ/liter Waterstof 11 MJ/Nm 3 Tabel 2: kostprijs van de uitstoot door het wegvervoer (prijspeil 2007): CO 2 NOx: NMHC: Fijne stofdeeltjes 2 eurocent/kg 0,44 eurocent/g 0,1 eurocent/g 8,7 eurocent/g 10257/08 oms/ngs/dm 15 Bijlage bij de BIJLAGE DG C III NL
Tabel 3: tijdens de levensduur van een wegvoertuig afgelegd aantal kilometers Voertuigcategorie Aantal (de categorieën M en N zijn gedefinieerd in kilometers Richtlijn 2007/46/EG) tijdens de levensduur Personenwagens (M1) 200.000 km Lichte bedrijfsvoertuigen (N1) Zware bedrijfsvoertuigen (N2, N3) Bussen (M2, M3) 250.000 km 1.000.000 km 800.000 km 10257/08 oms/ngs/dm 16 Bijlage bij de BIJLAGE DG C III NL