Kernpunten ANBO koopkrachtonderzoek

Vergelijkbare documenten
Koopkrachtontwikkeling postactieven

Bijgestelde koopkrachtplaatjes van chronisch zieken en gehandicapten Nibud, oktober 2013

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

CPB Achtergronddocument 16 augustus Toelichting aanpassingen presentatie koopkrachtramingen CPB. Patrick Koot Marente Vlekke

Koopkrachtverandering van ouderen

Koopkrachtverandering van ouderen

Inkomenseffecten van het afschaffen van de Wtcg, CER en de Regeling specifieke zorgkosten

Koopkrachteffecten en de nieuwe compensatieregeling chronisch zieken en gehandicapten. Nibud, juni 2008

Verandering van de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten in Nibud, september 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkracht: een kwestie van tienden

Rapportage presentatie koopkracht

Koopkracht van 65-plussers

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Maarten Maas, Voorzitter commissie Koopkracht, Inkomen en AOW

Koopkrachtveranderingen voor mensen met een beperking Prinsjesdag 2015 Nibud, september 2015

Koopkracht van ouderen Berekeningen Prinsjesdag 2013 Nibud, september 2013

Koopkrachtplaatjes: onderwerpen Berekening Koopkracht Historie ( ) Historische prijs-index-cijfers Historische

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtverandering van ouderen

Tabel 1 Statische Koopkrachtontwikkeling 2002 (in procenten)

Memo beperken inkomenseffecten

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Koopkracht van 65-plussers

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Koopkracht van 65-plussers

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Koopkrachtberekeningen voor huishoudens met extra zorgkosten naar aanleiding van de Miljoenennota 2012

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

CPB Notitie 8 november Een nadere toelichting op de koopkrachteffecten van het Regeerakkoord

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Kamerstukken II, , 33682, nr. 11. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA

De bruikbaarheid van koopkrachtplaatjes

1. het bieden van een gerichte compensatie van zogeheten meerkosten; 2. budgettaire beheersbaarheid.

Koopkracht in perspectief. In opdracht van de gezamenlijke ouderenbonden, ANBO, PCOB, Unie KBO Nibud, 2008

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Q1 Bent u gepensioneerd?

Koopkrachtberekeningen Uitgewerkte voorbeelden januari 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtontwikkeling 2006: plussen en minnen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Inkomenseffecten Participatiewet en kostendelersnorm WWB. Nibud, 2013

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Notitie categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsinformatiebrief. Onderwerp Septembercirculaire 2014 algemene uitkering

De koopkrachtontwikkeling van de Thales gepensioneerden.

Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens

Vragen kinderopvang bij begroting en jaarverslag OCW en begroting SZW

Bijlage 1 Opties voor gemeentelijke ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten en advies voor keuze uit opties

CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen

Koopkracht van 65-plussers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtberekeningen Uitgewerkte voorbeelden Prinsjesdag 2017

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage 1: Illustratie ongelijke vergoeding van kosten in de BU

Geachte heer, mevrouw,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Financiële gevolgen van het afschaffen van de buitengewone uitgavenregeling

Reactie op kritiek van Van Eijck op koopkrachtberekening CPB

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG

Zorguitgaven van chronisch zieken en mensen met een beperking in 2011 en 2016 vergeleken. Nibud, september 2016

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Vragen o.b.v. art. 45 reglement van orde

Schriftelijke vragen over de Verordening Sociaal Domein. Castricum, 3 april 2017

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA Den Haag ASEA/LIV/2004/37584

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inkomen en vermogen van ouderen: analyse en beleidsopties. Netspar bijeenkomst 20 november 2013

Het IBO-rapport: " Inkomen en vermogen van ouderen: analyse en beleidsopties"

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Gemeente Westvoorne AAN BURGEMEESTER & WETHOUDERS

4 december 2012 Begroting 2013 DIR Geachte leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

CPB Notitie. 1 Inleiding. Aan: Ewout Irrgang (SP) Datum: 4 november 2011 Betreft: SP alternatief voor de premiestelling ZVW

betaald eigen risico zorgkosten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2013D09583 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 ;

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Effecten van recent beleid op financiële positie 55-plussers

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Nota. Nota openbaar: Ja. Nummer: 14INT Invulling Wet chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie Eigen Risico (CER) Onderwerp:

Analyse economische effecten Begrotingsafspraken. Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtberekeningen

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2015, nr , gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Transcriptie:

Kernpunten ANBO koopkrachtonderzoek Inleiding Jaarlijks monitort ANBO de ontwikkeling van de koopkracht in algemene zin en meer in het bijzonder die van gepensioneerden. Daarvoor baseren wij ons in de regel op de jaarlijkse onderzoeken van bijvoorbeeld het Nibud, maar ook natuurlijk op de rapportages van het CPB, het CBS en het ministerie van SZW. Daarnaast constateren wij dat er door organisaties veel verschillende uitkomsten worden gepresenteerd. Wij vonden het nuttig om zelf een uitgebreid onderzoek te laten uitvoeren, waarin op wetenschappelijke manier de verschillende ontwikkelingen in één overzicht zouden worden samengebracht, zodat een eenduidig inzicht in de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden ontstaat. In deze korte notitie staan we stil bij de aanleiding van het onderzoek, de aanpak daarvan, de resultaten en tot slot onze aanbevelingen. Aanleiding 1. Als gevolg van de financiële crisis van 2008 en de bezuinigingen die op grond daarvan noodzakelijk waren, is de ontwikkeling van de koopkracht van de meeste burgers gedurende een reeks van jaren teruggelopen. Uit de diverse CPB publicaties van de afgelopen jaren (realisaties en ramingen in CEP en MEV) kwam ook naar voren dat gepensioneerden verhoudingsgewijs een grotere achteruitgang in hun koopkracht hadden dan bijvoorbeeld de categorie werkenden. 2. Daarnaast constateerde ANBO op basis van aanvullende CPB grafieken dat er concentraties waren van afwijkingen beneden het gemiddelde gepresenteerde koopkrachtbeeld (de mediaan ) van gepensioneerden. Dat deed de vraag rijzen of voor de presentatie van de koopkrachtplaatjes wel kan worden volstaan met de mediaan: geeft deze maat nog wel een reëel beeld van de werkelijke ontwikkelingen. Het kabinet heeft per slot van rekening ook nogal wat maatregelen getroffen de afgelopen jaren, die meer of minder rechtsreeks ingrijpen in het huishoudboekje. 3. Uit jaarlijkse koopkrachtonderzoeken van het Nibud en uit eigen cijferopstellingen van de minister van SZW bij de jaarlijks presentatie van zijn begroting (Stapelingsmonitor), blijkt dat in de doelgroep gepensioneerden, onder meer door het verhoogde zorggebruik, een sterk vergrote kans is op stapelingseffecten van diverse kabinetsmaatregelen en als gevolg daarvan negatieve inkomenseffecten (vooral bij de groepen gepensioneerden boven de 75 jaar). Het verkrijgen van een tegemoetkoming op grond van de regeling Compensatie Eigen Risico Zorgverzekering (CER) en op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) zijn goede indicaties van verhoogd zorggebruik. Deze beide regelingen zijn echter vanaf 2014 gefaseerd afgeschaft, waarbij een gedeelte is overgeheveld naar 1

de WMO (dit laatste wel met zowel een aanzienlijk kleiner budget als zonder garantie vooraf op uniforme uitvoering door de gemeenten). Dan rijst de vraag natuurlijk welke inkomensgevolgen dit heeft voor 2014 en 2015 en hoe daarbij de impact is voor de verschillende categorieën burgers. 4. De armoede onder gepensioneerden is gelukkig afgenomen de afgelopen decennia. De vermogenspositie van met name de jonger gepensioneerden is ook beter geworden. Mede daardoor wordt de afgelopen jaren regelmatig geopperd, dat er geen generieke inkomensondersteuning voor gepensioneerden nodig is. Om een goed en evenwichtig beeld te krijgen over dit vraagstuk is het daarom ook belangrijk om de vermogens van de verschillende categorieën burgers in kaart te brengen en die langs dezelfde lijnen te analyseren als de koopkrachtontwikkeling. 5. Tot slot kreeg en krijgt de ANBO zeer regelmatig vragen van leden over de diverse inkomensmaatregelen, die het kabinet de afgelopen jaren heeft genomen. Het is voor ANBO ook van belang hoe gepensioneerden hun koopkracht zelf ervaren hebben en wat zij zoal hebben gedaan om met daadwerkelijke inkomensachteruitgang om te gaan. Vanzelfsprekend zullen er verschillen zijn al naar gelang iemands inkomen. Wat is m.a.w. het verhaal achter de cijfers. Aanpak ANBO vindt het belangrijk om discussies op voorgaande punten met open vizier tegemoet te treden op basis van objectieve cijfers, waar mogelijk geïllustreerd met persoonlijke verhalen. Daarom is aan de onderzoeksinstituten ITS (gelieerd aan de Universiteit van Nijmegen) en SEO (gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam) gevraagd om op deze punten grondig onderzoek te doen. ANBO is er nadrukkelijk niet op uit om op basis van de resultaten d.m.v. algemeenheden en generalisaties met de beschuldigende vinger te wijzen naar wie dan ook in het politieke spectrum. Het doel van het onderzoek is enerzijds om vanuit diverse invalshoeken beleidsmatig informatieve cijferreeksen te presenteren. En anderzijds om op die onderdelen waar het beleid mogelijkerwijs te grofmazig en niet evenredig uitpakt, met aanbevelingen en verbetervoorstellen te komen. Data Op basis van het Inkomenspanelonderzoek van het CBS (daadwerkelijk gerealiseerde huishoudinkomens) zijn de besteedbare inkomens gevolgd van huishoudens voor de onderscheiden categorieën over een reeks van vijf jaar: van 2009 (is ook het ingangsjaar van de Wtcg) t/m 2013 (is laatste jaar waarover de feitelijke CBS gegevens bekend zijn). Om de effecten van inkomensbeleid te beoordelen is gerekend met de statische 2

koopkrachtontwikkeling, op zowel macro- als microniveau. Voor de ontwikkeling van het vermogen zijn de jaren 2009 t/m 2011 gebruikt (vanaf 2012 nog niet bekend). De gegevens over gebruik van Wtcg en CER komen van het CAK, via het CBS. Resultaten algemeen Het onderzoek heeft op de eerste plaats een schat aan informatie opgeleverd op de onderdelen koopkrachtontwikkeling, vermogensontwikkeling en koopkrachteffecten van de afschaffing van Wtcg en CER. Nooit eerder zijn deze zaken op deze wijze samengebracht in één rapport. Over de onderzochte periode is een aantal beleidsmatig interessante cijferreeksen beschikbaar gekomen; niet alleen in totalen per onderscheiden groep huishoudens, maar ook weer onderverdeeld naar bijvoorbeeld samenstelling van het huishouden en naar inkomensklasse. Voor het in kaart brengen van de feitelijke ontwikkeling van de koopkracht en het vermogen is niet alleen gebruik gemaakt van de mediaan als gebruikelijke als maatstaf, maar zijn ook frequentieverdelingen, percentielen en figuurmatige puntenwolken berekend om het beeld compleet te maken. Het inkomen is opgebouwd uit diverse inkomensbronnen, zoals arbeid en onderneming, uitkeringen, toeslagen en pensioenen etc.. Zowel de omvang van deze bronnen als de ontwikkeling in de tijd is vastgelegd per groep huishoudens. Ditzelfde is gedaan met de vermogensbestandsdelen. Voor Wtcg en CER is niet alleen het gebruik er van becijferd, gedifferentieerd tussen en binnen de groep huishoudens, maar ook de mediane waarde van de respectievelijke vergoedingen. Vervolgens zijn de inkomenseffecten berekend van het wegvallen van de Wtcg en CER over 2014 en 2015, met daarbij meegenomen of er wel of geen gedeeltelijke vergoeding via de gemeenten wordt verkregen via de WMO. Dit i.v.m. de overheveling van een (klein) gedeelte van het budget van de Wtcg en CER van Rijk naar Gemeenten. Resultaten specifiek Koopkrachtontwikkeling (antwoorden op onze vraagpunten 1 en 2) Het in beeld brengen van de koopkrachtontwikkeling blijkt duidelijk meer dan louter de weergave van het mediane koopkrachtbeeld. Alle groepen huishoudens hebben gemiddeld te maken gehad met een daling van hun koopkracht van 2008 t/m 2013. Maar waar dit voor gepensioneerden, mensen met VUT of prepensioen en mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor 3

alle inkomenscategorieën het geval is, is dit voor werkenden alleen het geval vanaf een inkomen van 50.000. De feitelijke koopkrachtontwikkeling over een reeks van jaren van huishoudens van gepensioneerden wijkt, overeenkomstig de voorspelling in voorgaande jaren, daadwerkelijk significant af in negatieve zin van die van werkenden. Niet alleen in absolute zin (-6,2% tegen -1,1%), maar ook in intensiteit: meer dan 80% van de gepensioneerden had in totaal over de gemeten periode van vijf jaar een negatieve koopkrachtontwikkeling tegen over 50% van de werkenden. Dit wordt in betrokken huishoudens voor grofweg 1/3 veroorzaakt door het achterblijven van het aanvullende pensioen, voor 1/3 door het wegvallen van inkomen uit arbeid en onderneming (als de nog werkende partner met pensioen is gegaan) en voor 1/3 door het krimpende inkomen uit overig vermogen (rente, dividend, overig onroerend goed etc.). Vooral dit laatste is opvallend t.o.v. de andere onderscheiden categorieën. Het gemiddelde besteedbaar inkomen van gepensioneerden was in 2013 circa 23.800, voor mensen met VUT of prepensioen 24.200 en voor werkenden 40.500. Voor alle groepen huishoudens geldt dat hoe hoger het inkomen, hoe hoger de inkomensachteruitgang. Ook daarbij geldt dat het verschil tussen werkenden en gepensioneerden significant groot is: vanaf een inkomen van 50.000 (1,5 x modaal) was de achteruitgang voor gepensioneerden -12,8% tegen -2,3% voor werkenden. Voor een goed zicht op de feitelijke koopkrachtontwikkeling zijn naast de mediaan, aanvullende maatstaven nodig, waarvan de frequentieverdeling en de puntenwolk de belangrijkste zijn. Uit de combinatie van deze maatstaven blijkt de massiviteit van de spreiding rondom de mediaan; zowel in intensiteit als in de uitslagen. Meer dan 10% van de gepensioneerden en de werkenden hebben gemeten over 5 jaar een koopkrachtval van meer dan -20%. Wtcg en CER (antwoorden op onze vraagpunt 3) Duidelijk is geworden dat, ondanks een eventuele compensatie door gemeenten via de WMO, groepen huishoudens er op achteruit zijn gegaan in 2014 en 2015 als gevolg van de afschaffing van Wtcg en CER. Zoals te verwachten was betreft dit qua omvang van de achteruitgang met name gepensioneerden en huishoudens met een inkomen uit een arbeidsongeschiktheidsuitkering (zonder arbeidsinkomen). De tien procent huishoudens van gepensioneerden die er het meest op achteruit zullen gaan, zullen ondanks de veronderstelde gelijkmatige compensatie door gemeenten nog 2% procent koopkrachtdaling ondervinden. Alleenstaande gepensioneerden zonder kinderen gaan er 4

nog iets meer op achteruit. In alle groepen is de procentuele inkomensachteruitgang het grootst bij de laagste inkomens. Vermogensontwikkeling (antwoorden op vraagpunt 4) In 2011 was het vermogen van gepensioneerden gemiddeld circa 105.000, van mensen met VUT of prepensioen 145.000, van werkenden 55.000 en van huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsuitkering zonder inkomen uit arbeid slechts 3.600. Bij 2/3 van de huishoudens van gepensioneerden, en zo n 60% van de huishoudens van werkenden, met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of vut/prepensioen is het vermogen afgenomen. Bij een 1/4 tot 1/3 van de huishoudens is er sprake van een afname van het vermogen van meer dan 20%. Daar staat tegenover dat bij ongeveer 1/5 van de huishoudens het vermogen juist is toegenomen met meer dan 20% procent. Dit zien we bij alle inkomensklassen. Bij de gepensioneerden is de concentratie rond de mediaan veel sterker dan bij de werkenden. Een grote groep werkenden (1/3) waarbij het vermogen meer dan 20% is gedaald, maar er is ook een grote groep (een kwart) waarbij het vermogen meer dan twintig procent is gestegen. Bij de postactieven komen de extremen minder vaak voor. Verhalen achter de cijfers (antwoorden op punt 5) Uit de gesprekken die zijn gevoerd met leden van ANBO, die i.v.m. het onderzoek waren onderverdeeld naar inkomensklassen, valt een aantal zaken op: De oudere bestaat niet. Iedereen heeft zijn eigen specifieke omstandigheden die maken dat je juist wel of juist niet (of minder) wordt getroffen door de achteruitgang in inkomen. Dat heeft ook te maken met de mogelijkheden die je hebt om een daling van inkomen op te vangen en/of maatregelen te nemen om te besparen op uitgaven. Vooral dat laatste wordt in toenemende mate toegepast in allerlei varianten. Over de verschillende groepen postactieven heen is de meest populaire strategie om het bestedingspatroon aan te passen door het goedkoper inkopen van de huishoudelijke boodschappen. Dit wordt in alle groepen postactieven toegepast. Zelfs in de groep postactieven met AOW en een pensioen tussen 15.000-20.000 resp. 20.000-30.000, die in verhouding tot de andere groepen weinig strategieën toepast. Naarmate de noodzaak om te bezuinigen toeneemt, volgen meer strategieën. Dit ontwikkelt zich van het goedkoper inkopen van vaste lasten en het uitstellen van reserveringsuitgaven (vutters) via het minder of niet gebruiken van huishoudelijke producten en het minderen of geheel niet meer doen aan extra s (AOW en 5

aanvullend pensioen tot 5.000 resp. 10.000) tot het verkrijgen van producten en diensten via de informele economie - denk aan iets doen voor een ander in ruil voor extra s, de deeleconomie, etc.. Dit komt met name voor bij huishoudens van gepensioneerden met alleen AOW. Er komen in de laagste inkomenscategorieën ook leden voor die besparen op zorgkosten, door (indien mogelijk) minder medicijnen te gebruiken, uitstellen van vervanging of aanschaf van hulpmiddelen, en het beperken van tandartsbezoek Er zijn overwegend twee gevoelens die de gesproken gepensioneerden hebben bij de steeds verder dalende koopkracht. o Een eerste groep maakt zich grote zorgen over hun financiële toekomst en hoe lang ze het nog gaan redden. Dit zijn met name de vutters met een bruto-inkomen tot maximaal 30.000 en postactieven met AOW en een aanvullend pensioen tot 5.000 (alleenstaanden) of 10.000 (paren). o De andere groep maakt zich niet direct zorgen over hun financiële toekomst, maar wel over een eerlijke verdeling van bezuinigingen en de beeldvorming die in hun ogen bestaat van gepensioneerden als rijke profiteurs. Dit zijn vooral deelnemers in de groep voor AOW en aanvullend pensioen 15.000-20.000 (alleenstaanden) resp. 20.000 30.000 (paren). 6

Aanbevelingen ANBO Laat de feitelijke ontwikkeling van de koopkracht zien door meerdere inkomensmaten naast elkaar te zetten. Alleen dan presenteer je een eerlijk beeld van de werkelijkheid. Want het is niet alleen inderdaad zo dat achter iedere punt in de puntenwolk een keukentafel schuil gaat, maar ook dat mogelijke onevenwichtigheden zo beter in kaart gebracht kunnen worden. Prinsjesdag 2015 is in dat opzicht een mooi markeringsmoment om de koopkrachtcijfers helder en meer gedifferentieerd te presenteren. Het afschaffen van de Wtcg en CER en overheveling van delen van het budget naar de gemeenten leidt in algemene zin tot ongewenste uitkomsten voor diegenen die én veel zorg gebruiken én in de laagste inkomenscategorieën vallen. Dat betreft vooral gepensioneerden en arbeidsongeschikten, dus flankerend beleid is absoluut nodig op dit punt. Zeker ook omdat er op het terrein van zorg natuurlijk op dit moment meer zaken spelen: een verdere stapeling van maatregelen op dit punt is ongewenst. De vooruitzichten voor de inkomensontwikkeling voor gepensioneerden zijn ook voor de komende jaren niet florissant, met name als gevolg van de ontwikkeling van de aanvullende pensioenen en de verwachtingen rondom indexatie. Ook de kans dat gemiste indexaties kunnen worden in gehaald is op grond van het nftk aanzienlijk verkleind. Dit betekent concreet dat gepensioneerden op een structureel lager groeipad terecht zijn komen. Dit gegeven zal dus meegewogen moeten worden bij toekomstige maatregelen op het terrein van inkomensbeleid. In samenhang met het vorige punt: kabinetsmaatregelen, die een zekere nivellering beogen, zijn op zichzelf best te begrijpen. Alleen zorgt de combinatie van factoren nu met name voor extra impact ten aanzien van gepensioneerden die gerekend worden tot de groep met middeninkomens. Waar de hoge inkomens verhoudingsgewijs ook een meer dan evenredig hoger vermogen hebben geldt dat niet voor de middeninkomens. Dit betekent dat deze categorie gepensioneerden extra aandacht behoeft wat ons betreft bij het vaststellen van toekomstig inkomensbeleid. ANBO/Woerden/8 juni 2015 7