Notitie reclame-uitingen In de commisise Omgeving van september 2004 is gesproken over de Welstandsnota. Daarbij is de afspraak gemaakt dat de commissie in oktober zou terugkomen op het onderdeel reclame-uitingen en in november op de Welstandsnota als geheel. Ondergetekenden daartoe hebben voor de discussie in de commissievergadering van oktober een notitie over het onderdeel reclame-utingen opgesteld. Reclame-uitingen zijn een normaal en geaccepteerd maatschappelijke verschijnsel. Welstandstoetsing kan ertoe bijdragen uitwassen in de uiterlijke verschijningsvorm van reclame-uitingen tegen te gaan. Het aanbrengen van een reclame-uiting op of aan een onroerende zaak levert niet per definitie op dat daarmee sprake is van bouwen in de zin van de Woningwet. Het aanbrengen van een reclame-uiting is op zichzelf in beginsel geen bouwen in de zin van de Woningwet. Alleen wanneer sprake is van het aanbrengen van een constructie van zodanige omvang dat ook los van de reclame-uiting sprake is van bouwen en het bovendien gaat om een niet-vergunningvrij bouwwerk kan een welstandstoets aan de orde zijn. Daarnaast kan ook een welstandstoets aan de orde zijn als er sprake is van een reclame-uiting waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) een vergunning is vereist. De Apv kent het niet voldoen aan het welstandscriterium als weigeringgrond voor een reclamevergunning. Vast staat dat een welstandstoets op grond van de Woningwet geen betrekking kan hebben op de inhoud van de reclame-uiting. Ondergetenden willen in ieder geval voor reclame-uitingen geen strenger vergunningenregiem dan nu op grond van de Woningwet en de Apv geldt. Dat houdt in dat reclame-uitingen waarvoor geen vergunning is vereist op grond van de Apv niet op welstandsaspecten behoeven te worden getoetst. Dit willen wij tot uitdrukking brengen in een amendement op de Welstandsnota. Om de gedachten te bepalen schetsen wij eerst nog eens het wettelijk systeem. Daarbij gaan wij ook in op het verband tussen de Woningwet en de Apv In de Apv is het volgende geregeld: Artikel 70 Apv. Reclamevergunning 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan deze zaak danwel achter de vensters daarvan, al dan niet door middel van een roerende zaak, op enigerlei wijze zichtbaar vanaf de weg handelsreclame te hebben of de aanwezigheid daarvan toe te laten. 2. Het is verboden een voertuig of vaartuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, te parkeren of aan te leggen met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. 3. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor: a. Onverlichte opschriften, uitsluitend vermeldende de naam van de bewoners van een gebouw of van een gebouw zelf. b. Onverlichte opschriften en aankondigingen, betrekking hebbend op de dienst, het beroep of het bedrijf, die of dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of op de bewoning daarvan. c. Onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, die aanwezig zijn bij in uitvoering zijnde werken en op deze werken betrekking hebben gedurende de termijn dat de werken in uitvoering zijn. d. Opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in een gebouw of een deel van een gebouw, dat als winkel en/of als bioscoop, schouwburg, hotel of café-restaurant wordt gebruikt, mits zij betrekking hebben op het bedrijf dat daarin wordt uitgeoefend.
Artikel 71 Apv. Weigeren van een vergunning 1. Burgemeester en Wethouders weigeren de vergunning als bedoeld in artikel 70 alleen, indien te duchten is dat een reclame-uiting: a. De veiligheid van het verkeer in gevaar brengt of kan brengen. b. Uit een oogpunt van welstand, hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving, niet toelaatbaar is. c. Schadelijk is voor de leefbaarheid van de omgeving. d. Schadelijk is voor de schoonheid van het landschap. e. Strijdig is met het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden. f. Nodeloos kwetsend is of een bedreiging inhoudt voor de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid. 2. Het eerste lid onder b geldt niet voor objecten waarvoor tevens een vergunning of melding op grond van de Woningwet is vereist. In deze Apv-bepalingen is tot uitdrukking gebracht dat reclame-uitingen op of aan onroerende zaken in het kader van vergunningverlening op grond van de Apv alleen op welstand wordt getoetst als die uiting op grond van de Apv vergunningplichtig is en er geen vergunning op grond van de Woningwet voor die uiting is vereist. De Woningwet kent overigens de melding niet meer. Als er voor de reclame-uiting vergunning nodig is op grond van de Woningwet is er dus gewoon sprake van welstandstoetsing op grond van de Woningwet. Wat bepaalt nu de Woningwet? Voor zover hier van belang bepaalt de Woningwet het volgende: Artikel 1 Woningwet Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: a. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats; p. reguliere bouwvergunning: bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid; q. lichte bouwvergunning: bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, derde juncto eerste lid; Artikel 40 Woningwet 1. Het is verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning). Als er geen sprake is van bouwen is er dus ook geen bouwvergunningplicht. In discussie is hier vooral of er bij het aanbrengen van reclame aan een bouwwerk zonder dat er sprake is van een vergroting van het bouwwerk altijd sprake is van het veranderen van het bouwwerk is bovenbedoelde zin. Het is uiteindelijk aan de rechter is om dat te toetsen, maar wij zouden waar wij op grond van de Apv een heleboel reclame-uitingen bewust vergunningvrij hebben gemaakt via de Woningwet geen vergunningplicht willen terughalen door als uitgangspunt te hanteren dat het om een vergunningplichtige verandering van een bouwwerk gaat. Artikel 43 Woningwet 1. In afwijking van artikel 40, eerste lid, is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen: a. ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders; b. dat tot het gewone onderhoud behoort, of c. dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het bouwen: a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of
b. n een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Bouwen dat bij AmvB is aangemerkt als bouwen van beperkte betekenis is dus vergunningvrij. Het aanbrengen van een reclame-uiting op een onroerende zaak is dus als die vergunningvrij is in het kader van de Woningwet vergunningplichtig op grond van de Apv tenzij er ook op grond van de Apv geen vergunningplicht is. In artikel 44 wordt het onderscheid gemaakt tussen een reguliere en een lichte bouwvergunning. Als er voor een bouwerk een bouwvergunning nodig is, is er een reguliere bouwvergunning nodig tenzij er tenzij er een lichte bouwvergunning nodig is. Die laatste categorie wordt aangewezen bij AMvB. Artikel 44 Woningwet 1. De reguliere bouwvergunning mag slechts en moet worden geweigerd, indien: a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120; b. het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening, of zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120; c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald voor welke categorieën van gevallen geen reguliere bouwvergunning is vereist, doch kan worden volstaan met een lichte bouwvergunning. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is voorgelegd. 3. Op de lichte bouwvergunning is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat: a. onderdeel a van dat lid slechts van toepassing is voor zover de voorschriften die in dat onderdeel zijn bedoeld, betrekking hebben op constructieve veiligheid, en b. onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de voorschriften die in dat onderdeel zijn bedoeld, van stedenbouwkundige aard zijn. De AMvB waarin staat welke bouwwerken vergunningvrij of licht-bouwvergunningplichtig zijn, is het Besluit vergunningvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Vergunningvrij op grond van de Woningwet zijn de volgende bouwwerken: Artikel 2 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 4, wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet aangemerkt: a. het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1. gebouwd aan: a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf, 2. niet hoger dan: a) 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw,
3. gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, 4. minder dan 2,5 m diep, 5. zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, en 6. niet gebouwd aan een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of aan een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd; b. het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag of een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw, dat of die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1. gebouwd op: a) het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf, en c) indien de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m 2 : meer dan 1 m van het naburige erf, 2. niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, 3. zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, 4. de totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m 2, en 5. niet gebouwd bij een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, bij een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of bij een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd; c. het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1. niet aangebracht in de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw, en 2. de bestaande gevelopening wijzigt niet; d. het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1. gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak, 2. afstand tot de voorgevel meer dan 1 m, 3. voorzien van een plat dak, 4. zijwanden ondoorzichtig, 5. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m, 6. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet, 7. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, 8. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en 9. niet gebouwd op een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, op een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of op een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd; e. het bouwen van een erf- of perceelafscheiding, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1. niet hoger dan 1 m, of 2. niet hoger dan 2 m en gebouwd: a) op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, b) meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, en c) meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen. Licht-vergunningplichtig op grond van de Woningwet zijn de volgende bouwwerken: Artikel 4 1. Een lichte bouwvergunning is vereist voor het bouwen, bedoeld in artikel 2, indien dat plaatsvindt: a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. 2. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 2 bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken, met dien verstande dat: a. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel a, de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m; b. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel b: 1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m, en 2. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m 2. Artikel 5 1. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen, bedoeld in artikel 3, indien dat plaatsvindt:
Artikel 6 a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. 2. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 3, eerste lid, bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken, met dien verstande dat: a. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel b: 1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 3 m, en 2. de bruto-oppervlakte minder is dan 5 m 2 ; b. van de bouwwerken, bedoeld in de aanhef van de onderdelen e en f, de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager, minder is dan 40 m; c. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel h: 1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m, en 2. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m 2. 3. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in artikel 3, tweede lid, bedoeld bouwwerk dat hoger is dan in dat lid is aangegeven, met dien verstande dat de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen: a. bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, indien dat plaatsvindt: 1. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of 2. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988; b. van een balkon, mits de bruto-oppervlakte minder is dan 2 m 2 ; c. van een vloerafscheiding op een balkon of dakterras; d. van een zonwering bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen; e. van een op de grond staande reclamezuil. De op de grond staande reclamezuil is dus licht-vergunningplichtig. Het plaatsen van een lantaarnpaal of een verkeersbord is daarentegen naar ons inzicht nietbouwvergunningplichtig. Het college heeft daar nog nooit een bouwvergunning voor verleend en moet dit ook zeker niet gaan doen. Relevant is ook nog het volgende artikel uit dit besluit: Artikel 7 Criteria als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet ten aanzien van het bouwen, bedoeld in artikel 4, beschrijven de welstand uitputtend en hebben uitsluitend betrekking op de plaatsing, de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur. De criteria mogen dus niet gaan over het doel of de inhoud van de reclame-uiting. Dus ook niet over de plaatsgebondenheid of het al of niet voeren van merkreclame. Daarom willen wij onder meer het gestelde op pag. 166 onder 1.1. aanpassen. Door middel van een amendement op de Welstandsnota willen wij bovenstaande uitgangspunten vastleggen. Wij willen daarbij zeker stellen dat niet vaker het vereiste van bouwvergunning wordt aangenomen dan op grond van de Woningwet noodzakelijk is. Ook willen wij zeker stellen dat bij die gevallen waarin sprake is van een vergunningplichtig bouwen in de zin van de Woningwet die reclame-uitingen die bij toetsing aan de Apv vergunningvrij zouden zijn ook bij toepassing van de Woningwet niet op welstand worden getoetst.
Het toetsen van lichtreclames moet naar ons inzicht gebeuren in het kader van de Apv op het aspect lichthinder en niet op het aspect welstand. De betreffende passages willen wij dan ook schrappen uit de welstandsnota. Uiteraard is het ieders plicht om de wet na te leven. Daarom is een dergelijke opmerking in de Welstandsnota (pag. 165 onder 4) overbodig en wensen wij deze te schrappen. Voor het overige hebben de vergunningen waar we hier over spreken een zakelijke werking. Wij gaan in deze notitie niet in op reclames op roerende zaken. Dat onderwerp is wellicht aanleiding voor een andere discussie. Hoogeveen, 6 oktober 2004. A. Beijering G. Metselaar J. Steenbergen