1 Procedure tanken op Schiphol
Revisie lijst Datum Rev nr. Hoofdstuk Beschrijving Goedgekeurd door: 6-11-14 1 geheel 1-10-16 2 geheel 11-1-17 3 geheel AM 16-3-17 4 geheel AM Deze procedure valt onder de verantwoordelijkheid van de Accountable Manager van DDA Flight Support A.P.R. van Houtert Beheerder: L. van Heijningen 2
Tanken op Schiphol Het tanken op Schiphol voor DDA wordt uitgevoerd met een tankauto, de bediening wordt uitgevoerd door de leverancier, een medewerker van het KLM JetCenter of door daarvoor geïnstrueerd eigen personeel. Deze moeten in bezit zijn van groot rijbewijs en ADR certificaat gevaarlijke stoffen. NOOT: Een belangrijke veiligheidsissue is dat men tijdens het tanken/defuellen geen statisch geladen kunststof kleding, zoals een geel hesje, draagt om te voorkomen dat benzinedampen door statische elektriciteit ontbranden. Alleen hiervoor geschikte hesjes mogen gedragen worden. Deze zijn te herkennen aan een label met het normnummer EN1149 en bijgaand symbool. Gebruik latex handschoenen bij mogelijk direct contact met AVGAS. Gebruik bij spillage van AVGAS ook bovenstaande beschermingsmaatregelen. Voorkom schade aan het milieu. A. Procedure voor gebruik van de tankauto 1. Tankwagen chauffeur: loop, voordat de tankauto wordt gestart, een inspectieronde. Kijk hierbij naar de uiterlijke staat van de tankauto betreffende schade, bandendruk en lekkage. En controleer tevens dat de wielkeg, brandblussers, schop en spilmateriaal aanwezig zijn. Wielkeg Voor de achter wielen aan rechterzijde is de vereiste wielkeg of stopblok opgeborgen. Deze is nodig in geval de handrem niet meer kan functioneren of dat de kans bestaat dat de tankwagen uit zichzelf zou kunnen weg rollen. Brandblussers Op de tankauto bevinden zich brandblussers: a. In de cabine voor de bak op het middenconsole 2 kg kooldioxyde b. Linkerkant voor de achterwielen 9 liter schuim 3
Absorptiekit In de achterste bergkast aan de linkerkant van de tankwagen bevindt zich een zgn. Spill- of absorptiekit. Deze mag alleen gebruikt worden als er zich een overmatige lekkage voordoet van AVGAS. Dit om te voorkomen dat de gemorste brandstof in het riool verdwijnt. Meldt dat de kit gebruikt is en zorg dat er een nieuwe kit in de tankauto komt. 2. Tankwagen chauffeur: controleer voor de eerste tankbeurt de brandstof op aanwezigheid van water en de aanwezige hoeveelheid brandstof. Indien er water in de benzine wordt geconstateerd, drain de tank tot dat er geen water meer geconstateerd wordt. (zie drainen van de benzine tank). 3. Tankwagen chauffeur: start de tankwagen op om luchtdruk op te bouwen in het remsysteem. Motor starten Alvorens de motor te starten eerst de accu hoofdschakelaar aan zetten Start de motor Rijden is pas toegestaan nadat de luchtketels van het remsysteem zijn gevuld. Controleer of alle indicatielampen gedoofd zijn op de handremsignalering na. Handrem afzetten en testen door deze aan te trekken bij langzaam optrekken. 4
4. Tankwagen chauffeur: controleer de spiegels voor vertrek 5. Tankwagen chauffeur: test de gewone remmen bij vertrek 6. Tankwagen chauffeur: stel de tankwagen op op geruime afstand voor het toestel in een dusdanige positie dat de tankwagen in geval van calamiteiten direct vooruit kan weg rijden zonder dat hij obstakels tegen komt. Zet de tankwagen vervolgens op de handrem. 7. Tankwagen chauffeur: plaats een brandblusser op een direct te bereiken positie van de tankhandeling. 8. Tankwagen chauffeur: Sluit de aardkabel vanaf de tankwagen aan op de assen van de hoofdwielen. Hiermee wordt het mogelijk aanwezige elektrostatisch verschil tussen de tankwagen en het toestel vereffend. Aardkabel links in de pompbedienings- en meterkast 9. Tankwagen chauffeur: Rol de vulslang eerst uit voordat de pompinstallatie wordt geactiveerd. 10. Aftanker: degene die het vliegtuig aftankt zit op de middenvleugel klaar om het vulpistool aan te pakken. Op basis van de gepeilde hoeveelheid brandstof en de door het OCC bepaalde hoeveelheid benodigde brandstof wordt bepaald hoeveel avgas moet worden getankt. Dit wordt vervolgens afgestemd met de tankwagenoperator. 11. Aftanker: voordat dat de tank wordt gevuld, dient de aftanker het vulpistool tegen een metalen deel van het vliegtuig te houden om statische elektriciteit te ontladen. 5
12. Tankwagen chauffeur: stel de pomp installatie op de tankwagen in voor de te tanken hoeveelheid brandstof. 13. Tankwagen chauffeur: schakel de PTO (leveringspomp) in voor het activeren van de pomp installatie. 14. Aftanker: de toegevoegde en de totale hoeveelheid brandstof wordt doorgegeven aan die gene die het ATL (Aircraft Technical Log) invult. 15. Tankwagen chauffeur: nadat de tankhandeling is beëindigd en de pompinstallatie is afgezet, rol eerst de vulslang en daarna aardkabel weer op. Verwerk vervolgens de administratieve bonnen. Sluit vervolgens de luiken. Indien de luiken niet zijn gesloten gaat er een alarm af. 16. Tankwagen chauffeur: voordat er wordt vertrokken, eerst een inspectieronde om de tankwagen lopen om zeker te stellen dat er geen obstakels aanwezig zijn. 17. Tankwagen chauffeur: de tankwagen wordt weer op een veilige opstel plaats geparkeerd. Na de laatste tank beurt wordt de tankauto op de hiervoor ingerichte vloerstofdichte parkeerplaats neergezet. 18. Tankwagen chauffeur: schakel de hoofdschakelaar van de tankwagen uit en laat de sleutel in het voertuig en de linker deur open, opdat het voertuig in geval van calamiteiten onmiddellijk kan worden weggereden. 6
B. PBM s De volgende PBM s (Persoonlijke Beschermings Middelen) dienen in de tankauto aanwezig te zijn. a. Oogspoelfles met een geschikte beschermingsvloeistof De oogspoelfles dient er voor om je ogen uit te spoelen als er benzine in je ogen terecht gekomen is. Wat moet je doen. 1. Pak de fles en breek de sluiting af. 2. Bel DDA FS OPS en het OPS KLM Jet Center en meldt het incident 3. Laat je naar de medische dienst brengen 4. Zorg dat een nieuwe oogspoelfles in de tankauto komt. Ook als je een klein beetje gebruikt moet je de fles vervangen. b. Chemisch bestendige Latex handschoenen c. Gesloten veiligheidsbril d. Veiligheidsschoenen met chemisch bestendige zool e. Veiligheidshelm. C. Verdere informatie 1. Waar moet je op letten als de motor niet wil starten of als de tankauto niet wil rijden. - Is de hoofdschakelaar aan - Is er geen noodstop ingedrukt - Zijn de rolluiken gesloten 2. Drainen van de benzine tank Voordat de eerste betanking wordt uitgevoerd moet er gedrained worden. Het drainpunt bevindt zich altijd op het laagste punt van de tank. Glazen fles onder het drainpunt zetten en de hendel tegen de klok in omhalen om de kraan te openen. Laat de fles half vol lopen en neem een monster om te kijken of er water in de tank zit. Mocht er water in zitten dan blijven drainen tot de benzine schoon is. 3. Water detectie Door middel van een waterindicator pasta op een aluminiumstrip kan gecontroleerd worden of de benzine hydrostatisch vocht bevat. 4. Peilen Voor een vlucht wordt de brandstof altijd gepeild door middel van een peilstok. De opening om te peilen zit bovenop de vleugel. De opening wordt kort, hooguit een minuut, open gehouden om de handeling te kunnen verrichten. AVGAS is zwaarder dan lucht en kan dus niet uit de opening komen. Haal de brandstofpeilstok uit de houder op de wand achter 7
de CA stoel (PBA), klim op de vleugel, open de betreffende tankdeksel en peil de brandstofhoeveelheid. Let op met welke kant van de peilstok er gemeten wordt (voor- of achtertank) en laat de peilstok loodrecht in de tank zakken tegen de voorrand van de vulopening aan. Doe dit op beide vleugels en zowel bij zowel de vóór- als áchtertanks. Schrijf op wat de beginstand is en wat er uiteindelijk na het tanken gemeten wordt of laat dit doen! Geef dit door aan de GWK. Let op dat de tankdeksels weer goed gesloten worden, let op de afbeelding van het pijltje, deze moet naar voren wijzen, trek zachtjes aan het handvat ter controle. (De rand van de vulopening is van aluminium en beschadigt als je hard aan het handvat trekt). De sluiter van het afdekplaatje moet in vliegrichting staan (DDZ) of de borgspeld moet goed bevestigd zijn (PBA). 5. Er zijn 4 vleugeltanks die elk ongeveer 750 liter kunnen bevatten; de voorste twee (Main Tanks) 762 liter en de achterste twee (AUX) 757 liter. Houd er rekening mee dat indien de tanks volledig worden gevuld de brandstof door opwarming kan expanderen waardoor de tanks kunnen gaan overlopen. 6. Controleer na zo n 10 minuten de zojuist getankte brandstof op aanwezigheid van water. De brandstof kan worden afgetapt bij de drainvalves onder in de middenvleugel. Dit wordt gedaan door een kleine hoeveelheid in een kijkbeker op te vangen en goed te kijken naar witte bellen van water onder in de blauw gekleurde AVGAS. 8
Administratie drainen DAGELIJKSE CONTROLES Tankwagen AVGAS 100LL Watercontrole Goed Fout tank Water detection sample no. 1 Indien vereist tweede controle Aantal afgetapte flessen om de brandstof watervrij te krijgen In orde Visuele controlepunten ja Nee Aardkabel (op aanwezigheid) Lekkages Pressure nozzle (op beschadiging) Banden Brandblusser (op aanwezigheid) Spill kit Schade Bijzonderheden Tankwagen in orde bevonden voor gebruik Datum/tijd. /. /.... :. Uur Naam ----------------------------------------------------------------------------- Handtekening ----------------------------------------------------------------------------- Voor de dagelijkse controle is het belangrijk dat we het formulier volledig invullen. het aantal afgetapte glazen flessen, controle punten, eventuele bijzonderheden, datum, tijd, naam en handtekening. 9
D. Wat moeten we doen bij een Spill of kleine morsingen: Bij het constateren van een Spill of te wel excessieve lekkage van brandstof: - Stop direct met tanken, informeer de bemanning en de andere medewerkers, blijf bij de tankwagen en schakel deze uit. - Probeer de oorzaak van het morsen en lekken op te sporen en te verhelpen. - Indien nodig iedereen het vliegtuig verlaten - Verplaats het equipment (tankauto, GPU, etc.) op een veilige afstand indien dat zonder risico mogelijk is. Bij twijfel niet starten voor de brandweer hier toestemming voor heeft gegeven. - informeer OPS van het KLM Jet Center (KJC), die de nodige partijen informeert. - Neem maatregelen zodat de Spill niet in het milieu terecht komt (zie werkwijze). DDA medewerker OPS KLM Jet Center Havendienst tel: 020 6492455 tel: 020 6012116 Werkwijze: Ter voorkoming van milieuschade bij Spills, zijn de volgende hulpmiddelen voor handen. absorberend dekens: In de linker achterkast van de tankwagen is een Spillkit op geborgen. Deze kit kan gebruikt worden bij een lekkage waarbij er voortdurend vloeistof uit de tankwagen of vliegtuig drupt. Gebruikte dekens kunnen bij het KLM Milieu Center (KMC) ingeleverd worden. gebruik van absorberende korrels: Bij het KJC staat een bagagekar met daarin een gele bak met absorberende korrels, een schep, bezem en opvangbak. Die moeten gebruikt worden om de goot te beschermen tegen het weg lopen van de milieu gevaarlijke vloeistoffen. Deze korrels kunnen na het opruimen worden meegenomen of afgegeven bij het KMC. Diegene die de Spill constateert dient de situatie zo veilig mogelijk te maken en stelt zijn eigen persoonlijke veiligheid voorop en informeert KJC OPS met de volgende gegevens: 1. De aard van de Spill 2. De geschatte hoeveelheid 3. Wat en wie heb je nodig. KJC OPS zal tegelijkertijd de div. instanties bellen en Milieu Coördinator of Station Manager informeren. Bij iedere Spill zal KJC OPS direct de havendienst van Amsterdam Airport in kennis worden gesteld (020 6012116) tevens zal men Sodexo informeren tel: 020 644444. Als vertegenwoordiger van de luchthaven is gearriveerd, neemt deze de leiding over. De op dat moment aanwezige leidinggevende van het KLM Jet Center, zal met een fototoestel ter plaatse gaan en foto s nemen van de situatie. Dit om de situatie in kaart te brengen, en te evalueren zodat dit in de toekomst voorkomen kan worden. De KJC medewerker zal binnen 6 uur na het incident een GS Registratieformulier milieu-incidenten in moeten vullen. 10
E. Wat te doen bij een brand tijdens het tanken van het vliegtuig: 1. STOP DIRECT MET TANKEN 2. Waarschuw alle andere medewerkers en de bemanning van het vliegtuig 3. Meldt de brand op het alarmnummer 020-6012222 (Havendienst). Meldt daarbij je naam, waar de brand plaatsvindt en of er gewonden zijn. De Havendienst waarschuwt de brandweer en de KMar. 4. Blus de brand met de daarvoor beschikbare hulpmiddelen. Doe dit echter alleen als dit zonder gevaar voor u zelf kan. 5. Verwijder de tankwagen van de brand en/of het vliegtuig. 6. Wanneer de brandweer ter plaatse komt zal zij de coördinatie ter hand nemen. Geef assistentie als daarom wordt gevraagd. 7. Informeer het KLM JetCenter. 8. Wanneer de brand onder controle is: vraag getuigen een schriftelijke verklaring af te leggen. Vul ook een Safety Report Form in conform SMS manual Appendix 1. Rapporteer zo uitgebreid mogelijk. 9. Geef geen verklaringen af aan derden, de pers of andere media. 11
SCHRIFTELIJKE INSTRUCTIE VOLGENS HET ADR ADR is een Europese regelgeving betreffende vervoer gevaarlijke stoffen over de weg (ADR- Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route.) Referentie: ADR 5.4.3.4 versie 2015 Maatregelen in het geval van een ongeval of noodgeval In het geval van een ongeval of noodgeval dat tijdens het vervoer kan voorkomen of optreden, moeten de leden van de bemanning van het voertuig de volgende maatregelen treffen, indien dit veilig en praktisch uitvoerbaar is: Gebruik de reminrichting, zet de motor af en isoleer de accu door de hoofdschakelaar, indien beschikbaar, te activeren; Vermijd ontstekingsbronnen en in het bijzonder, rook niet of schakel geen elektrische apparaten in; Informeer de geëigende hulpdiensten, geef daarbij zoveel mogelijk informatie over het voorval of ongeval en de stoffen die daarbij betrokken zijn; Trek het veiligheidsvest aan en plaats de zelfstandig staande waarschuwingssignalen zoals de bedoeling is; Houd de vervoersdocumenten beschikbaar voor de hulpverleners bij hun aankomst; Loop niet in vrijgekomen stoffen of raak ze niet aan en vermijd inademing van gassen, rook, stof en dampen door boven de wind te blijven; Gebruik voor zover mogelijk en veilig uitvoerbaar de brandblussers om kleine / beginnende branden van banden, remmen en motorcompartimenten te blussen; Branden in laadcompartimenten moeten niet worden bestreden door leden van de bemanning van het voertuig; Gebruik voor zover mogelijk en veilig uitvoerbaar de uitrusting aan boord om het vrijkomen van stoffen in het aquatisch milieu of het rioleringssysteem te voorkomen en vrijgekomen stoffen in te sluiten / op te vangen; Ga weg uit de omgeving van het ongeval of het noodgeval, en adviseer andere personen weg te gaan en volg het advies op van de hulpdiensten; Verwijder alle verontreinigde kleding en gebruikte verontreinigde beschermende uitrusting en voer deze op veilige wijze af. 12
13
Opmerking 1: Voor gevaarlijke goederen met diverse gevaren en voor gemengde ladingen, moet elke rubriek die van toepassing is, in acht worden genomen. Opmerking 2: De aanvullende adviezen hierboven mogen worden aangepast om rekening te houden met de klassen van de te vervoeren gevaarlijke goederen en hun vervoermiddelen. 14
Uitrusting voor persoonlijke en algemene bescherming voor het uitvoeren van algemene maatregelen of gevaarspecifieke noodmaatregelen, die aan boord van het voertuig meegevoerd moeten worden, in overeenstemming met sectie 8.1.5 van het ADR. De volgende uitrusting moet aan boord van de transporteenheid worden meegevoerd: - voor elk voertuig een stopblok (wielkeg) van een grootte die past bij de maximale massa van het voertuig en de diameter van het wiel; - twee zelfstandig staande waarschuwingssignalen; - vloeistof om de ogen te spoelen a; en voor elk lid van de bemanning - een waarschuwingsvest (bijv. zoals beschreven in de norm EN 471) - een draagbaar verlichtingsapparaat; - een paar beschermende handschoenen; en - bescherming voor de ogen (bijv. een veiligheidsbril). Aanvullende uitrusting voorgeschreven voor bepaalde klassen: - een vluchtmasker voor noodgevallen b moet voor elk lid van de bemanning van het voertuig aan boord van het voertuig worden meegevoerd in geval van gevaarsetiketnummers 2.3 of 6.1; - een schop c ; - een rioolafdichting c ; - een opvangreservoir c. a b c Niet voorgeschreven voor de gevaarsetiketnummers 1, 1.4, 1.5, 1.6, 2.1, 2.2 en 2.3. Bijvoorbeeld een vluchtmasker voor noodgevallen met een gecombineerd gas/stof filter van het type A1B1E1K1-P1 of A2B2E2K2-P2 dat vergelijkbaar is met het masker beschreven in de norm EN 141. Alleen voorgeschreven voor vaste stoffen en vloeistoffen met gevaarsetiketnummers 3, 4.1, 4.3, 8 en 9.. 15