Aanvullend advies over de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw

Vergelijkbare documenten
Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Advies betreffende de voorgestelde maatregelen t.b.v. kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw bij werken aan een havendok in Zeebrugge

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Advies over broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief

EVOLUTIE VAN GROTE MEEUWEN Eric Stienen, Wouter Courtens, Marc Van de walle, Nicolas Vanermen & Hilbran Verstraete

Advies betreffende de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van Zilvermeeuw en Kleine mantelmeeuw

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Monitoring van de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge- Heist tijdens het broedseizoen 2010

30 jaar kustbroedvogels in Zeebrugge

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Berekening van het gemiddelde aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Het wettelijke statuut van de meeuw. Michiel Vandegehuchte

Aandeel Natura 2000-habitat in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beheerd in functie van het behalen van de instandhoudingsdoelen

Aanvullend advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het. broedseizoen 2006

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

GEEN KUST ZONDER MEEUWEN. Infosessie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven

1. Gemaakte afspraken

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart van enkele percelen in Lommel

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

MB beheerregeling grote meeuwen

Sternen te Zeebrugge. Broeden op een kunstmatig schiereiland

Memo. Commissie voor de m.e.r. Robbert Wolf en Chris Moes. Ter informatie. Aan. Havenbedrijf Rotterdam N.V. Datum 13 november 2017 Telefoon Fax

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen. te Zeebrugge-Heist tijdens het broedseizoen 2007

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te ZeebruggeHeist en de westelijke voorhaven van. Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2014

Advies betreffende beheerplan Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw in de kustgemeenten

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2016

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2015

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2017

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2013

Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven

Meeuwen in Alkmaar. Voorkom meeuwen overlast op uw dak

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

T.a.v. Bert Verbist ANB Centrale Diensten Cel Fauna en Flora Beleid Koning Albert II-laan 20 bus Brussel.

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Meldingen meeuwen: april - augustus 2008

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

10 jaar Sternenschiereiland: een jubileum met gemengde gevoelens

Advies over de toestand van de fazant in Vlaanderen

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

Meeuwen in Leiden Voorkom meeuwennesten op uw dak

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

RINGWERK OEVERZWALUWEN:

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Advies over ontsnipperingsmaatregelen

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo.


Aantal gevonden legsels in 2008

Advies over het ontwerp plan-mer voor het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo Liefkenshoek

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014

16 Broedsucces van sternen in de Zeebrugse voorhaven

De roek als broedvogel in Laarbeek - Inventarisatie

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw!

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Advies betreffende de nota voor het oprichten van 4 windturbines in de vallei van de Aa te Lille/Kasterlee

Advies over de depositiesnelheid van vermestende/verzurende depositie

Bescherming van de oeverzwaluw Richtlijnen voor aannemers

Terug een topjaar voor de bruine kiekendieven in de Westkustpolders

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

De Antwerpse Haven Natuurlijker

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart in Mol-Postel

Inleiding. geïnventariseerd op. grootste op daken broedende kolonie meeuwen. Aanvulling hierop betreft het tellen van de grote kolonie op

Aantal broedparen van Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Scholekster op het Forteiland IJmuiden in 2014

Notitie Quickscan flora en fauna

Advies betreffende het voorstel slachtoffer monitoring en resultaatverbintenis windpark Goeiende (Zele)

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met betrekking op een mogelijke impact op de avifauna.

Aalscholvers in Vlaanderen

Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

De vroedmeesterpad in Vlaanderen. 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

12.1 Ekster (Pica pica)

natuur in Gent monitoring

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H.

Meldingen meeuwen: maart september 2009

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Advies broedvrij houden 2012

Transcriptie:

Aanvullend advies over de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw Adviesnummer: INBO.A.3449 Datum advisering: 1 juli 2016 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Geadresseerden: Cc: Eric Stienen & Marc Pollet Lieve Vriens (lieve.vriens@inbo.be) ANB-INBO-BEL-2016-21 Agentschap voor Natuur en Bos T.a.v. Vandegehuchte Michiel Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel michiel.vandegehuchte@lne.vlaanderen.be Agentschap voor Natuur en Bos Joris Janssens (joris.janssens@lne.vlaanderen.be) www.inbo.be INBO.A.3449 1

Aanleiding Bij het opstellen van de gewestelijke instandhoudingsdoelen was er een vrij grote kolonie van kleine mantelmeeuwen en zilvermeeuwen in de voorhaven van Zeebrugge, op ongebruikte haventerreinen. Voor kleine mantelmeeuw werd een gewestelijke instandhoudingsdoelstelling van minimaal 1920 broedparen vooropgesteld. Om te anticiperen op de verdere uitbreiding van de Zeebrugse haven en om de hinder door meeuwen in de nabijheid van mensen in toom te houden, werd in 2014 een beheerregeling voor grote meeuwen voorgesteld aan de minister. Er moest tevens gezocht worden naar een alternatief broedgebied voor de toenmalige 6000 broedende meeuwenkoppels in Zeebrugge. In dit kader gaf het INBO reeds eerder advies betreffende de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw (Stienen & Courtens, 2010). De grootte van de kolonie grote meeuwen is in de laatste jaren echter sterk afgenomen, gedeeltelijk door verdere uitbreiding van de havenactiviteiten en gedeeltelijk door predatie door vossen. Gelet op deze sterk gewijzigde situatie, vraagt het Agentschap voor Natuur en Bos een aanvullend advies. Vraag 1. Wat is de benodigde broedoppervlakte voor kleine mantelmeeuw, gegeven de huidige kennis en actuele situatie, rekening houdend met de gewestelijke instandhoudingsdoelstelling en met de huidige broedpopulatie zilvermeeuw? 2. Wat is de benodigde broedoppervlakte voor de populatie zilvermeeuw die momenteel in de haven van Zeebrugge gevestigd is? 3. Zijn er op basis van de actuele kennis bijkomende elementen betreffende de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw ten opzichte van wat beschreven is in Stienen & Courtens (2010)? Toelichting Inleiding Er is sinds het advies van INBO in 2010 (Stienen & Courtens, 2010) inderdaad nogal wat veranderd wat betreft de aantallen en de verspreiding van grote meeuwen in Vlaanderen. Niet alleen is het aantal broedparen in de haven van Zeebrugge, en daarmee in Vlaanderen, sterk afgenomen, ook hebben de meeuwen zich (zoals voorspeld in bovengenoemd advies) deels verplaatst naar andere kolonies, naar verschillende andere kustgemeentes en zelfs meer naar het binnenland. Sinds 2014 broedt meer dan de helft van de Vlaamse populatie grote meeuwen op daken van gebouwen, wat in sommige gevallen hinder veroorzaakt. Deze verplaatsing maakt een exacte inschatting van het aantal broedparen en van de verhouding tussen de twee soorten echter niet langer mogelijk. Vanwege de relatief grote verplaatsingsafstanden van meeuwen, vanwege potentiële uitwisseling met omliggende kolonies en omdat de opvang niet kan worden losgekoppeld van de overlastproblematiek beantwoorden we de vragen in een breder geografisch kader dan louter de haven van Zeebrugge en nemen we, naast overwegingen ten aanzien van de instandhouding ook maatschappelijke overwegingen mee, hoewel dat niet expliciet werd gevraagd. Eerst zal een korte toelichting worden gegeven van de actuele toestand van de populaties van grote meeuwen in Vlaanderen, waarna meer specifiek wordt ingegaan op bovenstaande adviesvragen. 2 INBO.A.3449 www.inbo.be

1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Aantal broedparen In Vlaanderen kwamen de eerste meeuwen in 1960 tot broeden in het Zwin. Tot de jaren negentig van de vorige eeuw bleven de aantallen beperkt tot enkele tientallen broedparen en waren het initieel vooral zilvermeeuwen die bij ons broedden (Figuur 1). In de jaren negentig namen de aantallen snel toe. Zowel in de haven van Zeebrugge als in de haven van Oostende ontstonden grote broedkolonies. Vooral in de haven van Zeebrugge was de toename spectaculair en in 10 jaar tijd nam het relatieve belang van Zeebrugge voor de Vlaamse populatie toe van 5% in 1987 naar 89% in 1996 bij nog steeds relatief lage aantallen (Figuur 1). broedpopulatie Vlaanderen 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 Kleine Mantelmeeuw Zilvermeeuw Aandeel KLM Aandeel Zeebrugge 1 0.9 0.8 0.7 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0 0 Figuur 1. De evolutie van de populaties van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw in Vlaanderen in de periode 1960-2015. De blauwe lijn geeft de veranderingen weer in het aandeel van de Vlaamse meeuwenpopulatie (beide soorten tezamen) dat in de haven van Zeebrugge broedt (weergegeven op de rechter verticale as; 1 = 100%) en de rode lijn het aandeel dat kleine mantelmeeuw (KLM) uitmaakt van de Vlaamse meeuwenpopulatie (weergegeven op de rechter verticale as) (Bron: tellingen INBO). In het eerste decennium van de 21ste eeuw broedden er gemiddeld 5809 paar grote meeuwen in Vlaanderen. Het hoogste aantal broedparen werd bereikt in 2011 toen er 7827 nesten werden geteld. De soortverhouding was ondertussen volledig omgekeerd in het voordeel van de kleine mantelmeeuw die in 2002 72% van de Vlaamse populatie uitmaakte (Figuur 1). In de periode 2002-2012 bleven de aantallen redelijk stabiel, maar zakte het aandeel kleine mantelmeeuw licht naar ongeveer 60%. Tegelijkertijd nam het belang van Zeebrugge als broedgebied geleidelijk af. In 2002 broedde 96% van de totale Vlaamse populatie in Zeebrugge en in 2012 was het Zeebrugse aandeel gezakt naar 87%. Die veranderingen waren te wijten aan infrastructuurwerken in het Zeebrugse havengebied (waarbij stukken bestaand broedgebied verloren gingen) en vanaf ongeveer 2006 ook aan de verstoring en predatie door de vos. Verstoorde meeuwen uit Zeebrugge begonnen zich meer en meer te verplaatsen naar andere kolonies in het zuiden van Nederland en het noorden www.inbo.be INBO.A.3449 3

van Frankrijk (Stienen et al. 2016), maar ook naar verschillende andere kustgemeentes in Vlaanderen. De invloed van de vos in de haven van Zeebrugge bleef in de periode 2006-2012 grotendeels beperkt tot predatie van de eerste legsels, en later in het broedseizoen hield de predatie grotendeels op. In de meeste jaren had vooral kleine mantelmeeuw hieronder te lijden. In 2013 waren er ten minste 3 vossenburchten aanwezig in de haven van Zeebrugge en dit keer was de aanwezigheid van de vossen wel funest voor de grote meeuwen. Er was veel nachtelijke verstoring in de kolonies en er werd veel predatie van eieren en adulte vogels vastgesteld. Dit keer bleef de predatie doorgaan tot het einde van het broedseizoen en uiteindelijk werden nagenoeg alle kuikens gedood door de vos. In de kernkolonies op de nog niet bebouwde vlaktes van APM Terminals Zeebrugge en PSA Zeebrugge (goed voor ongeveer 40 ha broedgebied, zie figuur 2) kon in 2013 nagenoeg geen enkel jong groot gebracht worden. Alleen op de zogenaamde Kleine Vlakte (i.e. de groenstrook tussen het bureel en de loodsen van PSA) en op de daken van de loodsen van PSA kwamen er jongen groot. In 2014 werden de braakliggende terreinen van PSA en APM door de meeuwen ongeschikt bevonden als broedgebied. Enkele jonge individuen deden nog een poging om er te broeden maar hun nesten werden al snel opgeruimd door de vos. Rond de Kleine Vlakte, een terrein van ongeveer 2,2 ha groot, werd in 2014 een elektrisch hek geplaatst om de vos te weren. Hier kwamen extreem hoge dichtheden meeuwen tot broeden en het broedsucces was goed. Ook in 2015 en 2016 was dat het geval. Het totaal aantal broedparen in Zeebrugge was echter sterk verminderd. In 2014 kwamen er nog maar 1602, in 2015 1743 en in 2016 1700 paren grote meeuwen tot broeden in Zeebrugge, een afname van meer dan 75% ten opzichte van 2011. Als reactie op de aanwezigheid van de vos gingen meer en meer meeuwen op de daken van de loodsen broeden (Stienen et al. 2016). Dat is het geval vanaf 2007 waarna een geleidelijke toename van het aantal dakbroedende meeuwen werd vastgesteld. Vooral vanaf 2014 neemt het aantal sterk toe en in 2016 broedden er al 920 meeuwenparen op de daken. De daken fungeren als vossenvrije eilanden, maar hebben ook hun nadelen. Het broedsucces op de daken is vaak geringer dan op de grond omdat de legsels veel gevoeliger zijn voor extreme weersomstandigheden (regen en hitte). Door gebrek aan nestmateriaal (vegetatie die gebruikt wordt voor de nestbouw moet van elders worden aangevoerd) zijn veel nesten slecht gebouwd waardoor de eieren vaak uit het nest rollen. Er springen zo nu en dan kuikens van de daken of ze komen in de regenpijpen terecht. Bovendien is het aantal nestplaatsen op de daken beperkt (er wordt vooral gebroed tegen de dakranden, tegen koepels etc.) en is de dichtheid aan nesten er veel geringer dan op de grond. De huidige daken vormen met andere woorden een suboptimale broedhabitat en zijn feitelijk niet erg geschikt voor een duurzame instandhouding van de meeuwenpopulatie. Daarenboven zullen de meeuwen op langere termijn, wanneer de overgebleven braakliggende terreinen in het havengebied allemaal zijn bebouwd, het nestmateriaal veel verder moeten halen. Ten slotte zijn er op de daken problemen met het achterblijven van nestmateriaal en voedselresten waardoor regenpijpen verstopt raken, de automatische dakverluchting of airco defect raakt en er kosten moeten worden gemaakt om de daken te onderhouden. 4 INBO.A.3449 www.inbo.be

1 Benodigde broedoppervlakte voor kleine mantelmeeuw 1.1 Actuele situatie Om vraag 1 te beantwoorden nemen we de dichtheden die in 2016 werden behaald in de haven van Zeebrugge als uitgangspunt (Tabel 1). In 2016 broedden er in totaal 1700 koppels grote meeuwen in de voorhaven van Zeebrugge, waarvan 79% kleine mantelmeeuw. De meeuwen gebruikten in totaal ongeveer 10 ha om te broeden (Tabel 2). De verhouding tussen de twee soorten varieerde per deelgebied. En ook de dichtheid varieerde sterk per deelgebied afhankelijk van de geschiktheid van het terrein als broedgebied. Die geschiktheid wordt bepaald door allerlei factoren zoals de grootte van het terrein (kleine smalle terreinen zijn veel minder in trek dan grote vierkante terreinen), de dichtheid en de hoogte van de aanwezige vegetatie (kleine mantelmeeuwen verkiezen terreinen met een dichte lage vegetatie) en de verstoringsdruk (rustige terreinen zonder al te veel menselijke verstoring of verkeer zijn het meest geschikt en de afwezigheid van vos staat uiteraard voorop). Tabel 1. Overzicht van het aantal broedparen van kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw in de verschillende deelgebieden in de voorhaven van Zeebrugge in 2016. Zie Figuur 2 voor de ligging van de deelgebieden; KV = kleine vlakte. Gebied kleine mantelmeeuw zilvermeeuw Daken 609 311 Elders 3 3 Bus 33 9 Bord 4 7 KVI 2 0 KVII 281 13 KVIII 416 9 TOTAAL 1348 352 Tabel 2. De oppervlakte, de dichtheid aan grote meeuwen (i.e. zilvermeeuw- en kleine mantelmeeuw tezamen) en de dichtheid aan kleine mantelmeeuw in de verschillende deelgebieden (zie figuur 2) in 2016. Terrein Oppervlakte (ha) Dichtheid grote meeuwen (aantal/ha) Dichtheid mantelmeeuw (aantal/ha) kleine Bus 0,64 66 52 Bord 0,40 28 10 Kleine Vlakte I 0,10 21 21 Kleine Vlakte II 0,33 891 852 Kleine Vlakte III 0,63 675 660 Daken 7,80 117 78 www.inbo.be INBO.A.3449 5

De oppervlakte aan geschikte daken binnen de haven van Zeebrugge bedraagt momenteel ongeveer 7,8 ha. Daar broedden in 2016 920 grote meeuwen, waarvan 609 kleine mantelmeeuwen. Ondanks de grote oppervlakte en de geringe verstoringsdruk bereiken de grote meeuwen er slechts lage dichtheden (117 nesten per ha in 2016, zie Tabel 2). Op de grond zijn er drie kleine gebieden (Bus, Bord en Kleine Vlakte I) die zeer smal zijn en omgeven door wegen en spoorwegen, waardoor er veel verstoring is. Hoewel de vegetatie daar optimaal is, zijn de meeuwendichtheden er nog veel lager dan op de daken (Tabel 2). Ten slotte zijn er twee terreinen (Kleine Vlakte II en III) die weliswaar redelijk klein zijn, maar qua vegetatie zeer geschikt en bovendien zeer rustig zijn. Daar werden dichtheden van meer dan 600 paar grote meeuwen per ha bereikt. Die twee terreinen zijn nog geen hectare groot maar herbergden in 2016 maar liefst 42% van alle grote meeuwen. Overigens is deze situatie abnormaal omdat hier de meest dominante individuen broeden die zijn overgebleven na de komst van de vos. Die werden gedwongen om op een kleine oppervlakte bij elkaar te gaan broeden en behalen daardoor ongekend hoge dichtheden. De twee terreinen zijn vooral in trek bij kleine mantelmeeuw (97% kleine mantelmeeuw en 3% zilvermeeuw). Het deelgebied Kleine Vlakte III is overigens het gebied waarvoor een bouwvergunning werd aangevraagd om er een luifel te plaatsen. In dat gebied broedden 416 paren van kleine mantelmeeuw. Elders in de haven van Zeebrugge broedden er in 2016 een zeer beperkt aantal meeuwen (minder dan 10 nesten). Figuur 2. Schematische weergave van de broedgebieden voor grote meeuwen in de voorhaven van Zeebrugge. De gebieden in blauw (APM en PSA) zijn de voormalige terreinen waar de grote meeuwen in 2013 voor het laatst tot broeden kwamen. In rood zijn de daken van de loodsen weergegeven waar vanaf 2007 een toenemend aantal meeuwen tot broeden komt. De groene terreinen (bus, bord, kleine vlakte I, kleine vlakte II en kleine vlakte III) zijn de resterende terreinen waar in de periode 2014-2016 nog meeuwen op de grond broedden. 6 INBO.A.3449 www.inbo.be

Momenteel broeden er dus 1348 paar kleine mantelmeeuw in de haven van Zeebrugge, waarvan 739 op de grond en 609 op de daken van loodsen. Overigens broedt zilvermeeuw vrijwel niet meer op de grond (slechts 41 paar op de grond tegenover 311 paar op de daken) omdat die daar worden weggeconcurreerd door de kleine mantelmeeuw. Als de huidige broedterreinen op de grond zouden worden behouden, onderhouden en beschermd zou het aantal broedparen op de terreinen Bus, Bord en Kleine Vlakte I waarschijnlijk nog iets kunnen toenemen en kunnen er mogelijk tot 1000 paar grondbroedende kleine mantelmeeuwen worden gehuisvest. Deze terreinen liggen echter dicht tegen de parking van PSA waar de meeuwen voor nogal wat overlast zorgen. Vooral het bevuilen en het bekrassen van de geparkeerde wagens is een probleem. Bovendien wenst PSA op deze terreinen een overkapping (luifel) te bouwen, waardoor het gebied Kleine Vlakte III (waar 417 kleine mantelmeeuwen broedden) volledig zou verdwijnen. Deze terreinen zijn de voorbije drie jaren omheind met een tijdelijk hek dat deels onder stroom staat en de meeuwen voorlopig heeft beschermd tegen vossen. Als een vos echter kans ziet over deze voorlopige barrière te geraken, zou dat wederom leiden tot grote verstoring en verplaatsing van heel wat individuen. Zoals gezegd zijn de daken van de loodsen veel minder geschikt als broedgebied en zal de geschiktheid op termijn nog verder afnemen. Het is omwille van ecologische redenen 1 en omwille van kans op overlast niet aan te raden om de daken in hun huidige toestand aan te duiden om de populatie kleine mantelmeeuw in stand te houden. Pas wanneer de daken speciaal zouden worden ingericht als broedplaats (voorzien van sedumvegetatie, voldoende schuilgelegenheid, randen waardoor de kuikens niet van de daken kunnen springen, ) zullen deze niet langer als sink 2 fungeren en hogere aantallen meeuwen kunnen aantrekken. Dan zouden er zelfs dichtheden kunnen worden bereikt die vergelijkbaar zijn met die op de beste terreinen op de grond. De vraag wat de benodigde oppervlakte is voor de resterende populatie kleine mantelmeeuw is dus niet gemakkelijk te beantwoorden. Momenteel gebruiken de 1348 paar kleine mantelmeeuwen in Zeebrugge ongeveer 10 ha broedgebied. Op grond van die cijfers zou een gebied van ongeveer 15 ha nodig zijn om een populatie van 1920 broedparen (i.e. hetgeen nodig is om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen) te herbergen. Maar de dichtheid en de duurzaamheid verschilt sterk per deelgebied. Afhankelijk van de habitatgeschiktheid kan de benodigde oppervlakte variëren van enkele hectares tot vele tientallen hectares. Bovendien spreken we over het behoud en optimalisatie van het huidige broedgebied en niet over het inrichten van nieuwe gebieden. Het is namelijk onmogelijk om de bestaande kolonies te laten verplaatsen naar nieuwe broedgebieden (tenzij misschien in de onmiddellijke omgeving van de bestaande kolonie). Wanneer er elders een nieuw broedgebied zou worden gecreëerd en de huidige broedgebieden in Zeebrugge (en eventueel ook elders in Vlaanderen) deels of geheel zouden verdwijnen, zou dat nieuwe gebied - hoe optimaal ingericht ook - naar alle waarschijnlijkheid slechts een heel beperkt deel van de verstoorde broedvogels aantrekken. Die zullen zich immers aansluiten bij bestaande kolonies in de ruime omgeving, platte daken bezetten in de ruime omgeving van de oorspronkelijke kolonie en veel meer solitair gaan broeden in een stedelijke of industriële omgeving. Dat is bijvoorbeeld in 2013 gebeurd toen meer dan 4000 koppels meeuwen hun broedgebied in Zeebrugge verloren door de komst van de vos. Een deel van die vogels (ongeveer 10%) was gemerkt met een blauwe ring met unieke code. In de periode 2014-2016 werden veel gemerkte vogels teruggezien in de kolonies in Noord-Frankrijk, het zuiden van Nederland en 1 Het broedsucces ligt hier te laag voor de duurzame instandhouding waardoor de daken als sink fungeren. 2 Een sink-populatie is een populatie waar het broedsucces onvoldoende is om de jaarlijkse sterfte van volwassen individuen op te vangen, waardoor het aantal broedparen alleen door immigratie vanuit andere kolonies op hetzelfde niveau zou kunnen blijven. www.inbo.be INBO.A.3449 7

in Oostende (Stienen et al. 2016). Ook werden er gemerkte vogels gezien op plaatsen waar voordien helemaal niet gebroed werd. Zo werd o.a. een gemerkte kleine mantelmeeuw waargenomen op een dak in het centrum van Oostende, op een dak in het Nederlandse Katwijk aan Zee en op een dak in Den Haag. Er werden nieuwe kolonies gevormd op ongewenste plaatsen zoals op een dak van een bedrijventerrein in Zedelgem (niet gecontroleerd op aanwezigheid van gemerkte individuen), op een winkelcentrum in Brugge (minstens 35 gemerkte individuen uit Zeebrugge), op het ziekenhuis van Oostende (twee Zeebrugse meeuwen) en op bouwsites in Oostende (een tiental gemerkte individuen). Veel kustgemeentes hebben de laatste jaren te maken met dakbroedende meeuwen die ongetwijfeld grotendeels afkomstig zijn uit Zeebrugge. Daarnaast hebben we een vermoeden dat er her en der in Vlaanderen nog meer dakbroedende kolonies zijn, die vooralsnog onontdekt zijn gebleven omdat de overlast beperkt blijft. Meeuwen ergens behouden is geen probleem en vaak is het verwijderen van meeuwen ook geen probleem. Maar in dat laatste geval kunnen ze niet massaal - zoals sternen - naar een nieuw broedgebied worden gelokt. Verstoorde meeuwen gaan uitzwermen over de ruime omgeving. Op termijn (meestal over een periode van meer dan 10 jaar) zal het nieuwe broedgebied, mits op de juiste manier ingericht en onderhouden en mits op de juiste plek aangelegd, waarschijnlijk wel bevolkt worden door meeuwen. Maar hoogst waarschijnlijk door andere meeuwen dan die werden verjaagd, terwijl de verjaagde meeuwen zich deels hebben gevestigd op ongewenste plaatsen. 1.2 Behoud elders in Vlaanderen? Feitelijk vormen de overgebleven grondbroedende meeuwen in Zeebrugge momenteel de enige optie voor een duurzaam behoud van een deel van de tot doel gestelde 1920 broedparen. Buiten Zeebrugge is het aantal broedparen en het aantal broedlocaties in de voorbije 5 jaar toegenomen, maar hier lijken de kansen voor het behoud van bestaand broedgebied minimaal. Vrijwel alle huidige broedgebieden buiten Zeebrugge zullen ofwel op korte termijn verdwijnen of zijn recentelijk geheel of gedeeltelijk verdwenen. Het gaat over de Vismijn te Oostende, de bouwzone in de Sloepenstraat te Oostende en de loodsen en gebouwen langs de oosteroever van Oostende. Ofwel zijn het locaties waar de meeuwen over het algemeen niet gewenst zijn (stedelijke zones, daken van industrieterreinen, daken van winkelcentra/bedrijven, etc.). 1.3 Oplossingen De instandhouding van de huidige populatie kleine mantelmeeuw kan gerealiseerd worden door het behoud van de huidige grondbroedende kolonie in Zeebrugge. In combinatie met een meeuwvriendelijke inrichting van de daken van de bedrijven in de voorhaven van Zeebrugge zou dat voldoende kunnen zijn om aan de doelstelling van 1920 broedparen te voldoen. Het is echter de vraag of een dergelijke inrichting ook economisch haalbaar is en of de betrokken bedrijven daar welwillend tegenover staan. Ook de inrichting van delen van de voorhaven van Zeebrugge die nog niet bebouwd zijn (de voormalige broedterreinen APM en PSA) behoort ecologisch gezien tot de mogelijkheden. Hoewel deze oplossingen alle drie niet gemakkelijk en niet voor iedereen even wenselijk zullen zijn, zal het een duurzame oplossing zijn met de minste overlast ten aanzien van het stedelijk deel van West-Vlaanderen. Die oplossing strookt overigens geheel met het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 tot vaststelling van gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen voor Europees te beschermen soorten en habitats dat voor kleine mantelmeeuw stelt dat op korte termijn voorzien van een alternatieve en voldoende grote broedplaatsen in de buurt van de huidige kolonie nodig is voor de instandhouding van deze soort. Wat destijds als huidige kolonie(plaats) bestempeld werd, is al enkele jaren ongeschikt als broedplaats; de kolonie van 2016 ligt wél in de buurt van de destijdse kolonie. Alternatieven werden er tot op heden niet geboden waardoor de meeuwen zich nu al deels hebben verspreid over Vlaanderen. 8 INBO.A.3449 www.inbo.be

Het (deels) vernietigen van de huidige terreinen waar nog grondbroedende meeuwen broeden in Zeebrugge raden we af omdat de meeuwen dan niet langer gecontroleerd kunnen worden (gevaar voor uitzwermen met maatschappelijke overlast) en omdat er dan niet langer sprake zal zijn van een duurzame instandhouding (enkel de sink-populaties blijven over). 2 Benodigde broedoppervlakte voor de populatie zilvermeeuw Zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw broeden in gemengde kolonies waardoor de instandhouding van de ene soort niet los kan worden gezien van de andere soort en waardoor de benodigde oppervlaktes van de beide soorten feitelijk niet kunnen worden losgekoppeld. Momenteel broedt er nog een kleine restpopulatie zilvermeeuw in de haven van Zeebrugge (352 paar in 2016, zie Tabel 1). Vanwege het plaatsgebrek op de grond broeden zij vrijwel allemaal op de daken van de loodsen in de voorhaven van Zeebrugge. Bovenstaande berekeningen voor wat betreft de oppervlaktebehoefte voor kleine mantelmeeuw (Tabel 2) houden reeds rekening met de aanwezigheid van zilvermeeuw. Beide soorten tezamen nemen momenteel ongeveer 10 ha in de voorhaven van Zeebrugge. Wanneer die oppervlakte zou worden vergroot naar 15 ha zou ook de huidige populatie zilvermeeuw behouden blijven. Echter zoals voor kleine mantelmeeuw, geldt ook voor zilvermeeuw dat de daken momenteel niet erg geschikt zijn als broedgebied waardoor er geen sprake is van een duurzaam behoud van de populatie zilvermeeuw. Het valt te verwachten dat de populatie door het geringe broedsucces op de daken verder zal afnemen. 3 Bijkomende elementen betreffende de ecologische randvoorwaarden Het advies INBO.A.2010.163 (Stienen & Courtens, 2010) vat goed samen wat de ecologische randvoorwaarden zijn voor een broedgebied van grote meeuwen. Bovendien maakt het advies, evenals het voorliggende advies duidelijk verschil tussen het behoud van de huidige kolonie en het verplaatsen van de kolonie. Verplaatsing over korte afstand is mogelijk, maar meeuwen kunnen niet zonder risico over grotere afstanden worden verplaatst. Het enige wat destijds niet goed genoeg werd ingeschat is de omvang van daken in het Vlaamse landschap die potentieel als broedgebied kunnen dienen. Anno 2016 zijn er al meerdere daken verspreid over Vlaanderen bezet door grotere of kleinere kolonies grote meeuwen, zowel aan de kust als verder in het binnenland (Brugge, Zedelgem, Gent en Antwerpen), maar telkens tot ongenoegen van de eigenaars in kwestie. Afgaande op de kenmerken van die daken zijn er nog veel andere locaties waar potentieel grote meeuwen kunnen broeden. De wenselijkheid daarvan is echter twijfelachtig. www.inbo.be INBO.A.3449 9

Conclusies Vanwege de sterke verschillen in habitatgeschiktheid is het erg moeilijk om een exacte broedoppervlakte vast te stellen voor het behoud van minimaal 1920 broedparen van kleine mantelmeeuw, zoals vooropgesteld in gewestelijke instandhoudingsdoelstelling. Gegeven de huidige dichtheden die in Zeebrugge worden behaald is een oppervlakte van 15 ha met geschikte habitat (zie Stienen & Courtens 2010) een voorzichtige indicatie om 1920 broedparen en daarmee ook de huidige populatie zilvermeeuw te herbergen. Het is aan te raden en in de lijn van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen om de huidige grondbroedende populatie in de haven van Zeebrugge te behouden en de geschiktheid van de loodsdaken als broedhabitat in de haven van Zeebrugge te bevorderen. Ook het inrichten van resterende braakliggende terreinen in de haven zou sterk bijdragen tot de instandhouding van de kleine mantelmeeuw. Vernietiging van of verstoring in de huidige broedterreinen in Zeebrugge wordt afgeraden omwille van de mogelijke toename van de bestaande maatschappelijke overlast die de uitzwermende meeuwen kunnen veroorzaken. Het aanbieden van een volledig nieuw broedgebied buiten de haven van Zeebrugge draagt niet direct bij tot de instandhouding van kleine mantelmeeuw. Dit nieuwe gebied zal naar alle waarschijnlijkheid pas op langere termijn (meer dan 10 jaar) een nieuwe meeuwenpopulatie herbergen, terwijl de huidige broedvogels zich vooral zullen verspreiden over andere locaties. Referenties Stienen W.M. & Courtens W. (2010). Advies betreffende de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van Zilvermeeuw en Kleine mantelmeeuw. Adviezen van het Instituut voor Na tuur- en Bosonderzoek (INBO.A.2010.163). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel. Stienen E., Courtens W., Van de walle M., Vanermen N. & Verstraete H. (2016). Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2015. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (INBO.R.2016.11584874). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. 10 INBO.A.3449 www.inbo.be