Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Pedagogische wetenschappen

Vergelijkbare documenten
[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011

BESLUIT: de volgende onderwijs- en examenregeling voor de opleiding Toegepaste Wiskunde vast te stellen:

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Italiaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

OER. Onderwijs- en Examenregeling Master Onderwijskunde

Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen Schakelprogramma s Pedagogiek en Onderwijskunde

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE INFORMATICA

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING studiejaar Deel B BACHELOROPLEIDING BÈTA-GAMMA

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding American Studies. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Onderwijskunde. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling (OER) Inhoud:

Vastgesteld door de decaan van de faculteit Wiskunde&Informatica op 28 augustus 2003

ONDERWIJS- EN TENTAMENREGELING (OET) (ex artikel 7.13 WHW) Interfacultair Onderwijs TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Medische Psychologie. Faculteit Sociale Wetenschappen. Universiteit van Tilburg

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING

Faculteit der Letteren. Onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Geschiedenis

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Journalistiek. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

De OER in gewoon Nederlands

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Arabische Taal en Cultuur

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Cultureel Erfgoed. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en Examenregeling LS&T/SMS&TI (Bacheloropleiding)

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Universiteit van Amsterdam FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Algemene Cultuurwetenschappen

Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Academische Route UvA-HvA Onderwijskunde en Pedagogische wetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling Master Onderwijskunde

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Nederlandse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Literatuurwetenschap

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de bacheloropleiding. Arabische Taal en Cultuur

gelet op: de artikelen 7.13, 9.15, 9.18 en 9.38 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) (artikel 7.13 WHW)

GMW Onderwijs- en ExamenRegeling. Master-opleiding. voor het studiejaar

Bijlage 1 Overgangsregeling bacheloropleiding Onderwijskunde

Onderwijs- en Examenregeling Master Pedagogische wetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Kunstgeschiedenis

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Conflict Studies and Human Rights. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING studiejaar Deel B BACHELOROPLEIDING FUTURE PLANET STUDIES

Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen Premaster programma s Pedagogiek en Onderwijskunde

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en Examenregeling 2009/2010

Onderwijsregeling VI Keuzeonderwijs Bacheloropleiding Geneeskunde Curius+

Studiejaar Model Onderwijs- en examenregeling (Bachelor)

Onderwijs- en examenregeling BACHELORopleidingen Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.

Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden &

[60715] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Kunstbeleid en -management. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Bedrijfscommunicatie. studierichtingen: Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO)

OER. Onderwijs- en Examenregeling Master Pedagogische wetenschappen

AY 4 4 B2/P onderwijs Psychotherapeutische stromingen DY 3 - B2 Mastertraject: Opvoeding en ontwikkeling 7014C461AY

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Duitslandstudies. studierichtingen:

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) (ex artikel 7.13 WHW) BACHELOROPLEIDING INDUSTRIEEL ONTWERPEN TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

Onderwijs- en Examen Regeling (OER) Programma Bacheloropleiding Sociologie Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelor Programma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Taal- en Spraaktechnologie (Language and Speech Technology)

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en Examenregeling LS&T en MST (Bacheloropleiding)

REGELS EN RICHTLIJNEN

Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Pedagogische wetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Arabische, Nieuwperzische en Turkse Talen en Culturen

Onderwijs- en Examenregeling van de Masteropleidingen. Life Science & Technology. NanoScience

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Algemene bepaling DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Bacheloropleiding. Arabische, Nieuwperzische en Turkse Talen en Culturen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de bacheloropleiding. Geschiedenis

FtFgeld Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen College Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding

MODEL REGELS EN RICHTLIJNEN EXAMENCOMMISSIE

1 Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Informatica, 2007/2008

Artikel 2.4 Vergaderfrequentie examencommissie De examencommissie vergadert <tenminste twee keer per jaar>

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Geschiedenis

Premasterprogramma s Pedagogiek en Onderwijskunde Masteravond 16 februari 2016

Dit reglement is een extract uit de Onderwijs- en Examenregeling van NOVI Hogeschool.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Kunstgeschiedenis

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE MASTEROPLEIDING SOCIOLOGIE

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

Onderwijs- en Examenregeling MST en LS&T (Bacheloropleiding)

Onderwijs- en Examenregeling Master Onderwijskunde & Pedagogiek

Premasterprogramma s Pedagogiek en Onderwijskunde Masterweek 14 februari 2017

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Algemene Cultuurwetenschappen

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE DUALE PROGRAMMA NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Bacheloropleiding. Geschiedenis

Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) (ex artikel 7.13 WHW) BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Nederlandse Taal en cultuur

Premasterprogramma s Pedagogiek en Onderwijskunde Masterdag 12 november 2016

Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding Informatica aan de Universiteit Utrecht

Toelating tot de opleiding

Onderwijs- en Examen Regeling (OER) Programma Bacheloropleiding Sociologie Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Transcriptie:

Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen College Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding Onderwijs- en Examenregeling 12-13 Bachelor Pedagogische wetenschappen

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding Onderwijs- en examenregeling Bacheloropleiding Pedagogische wetenschappen 12-13 De Onderwijs- en examenregeling (OER) is een document dat de hoofdlijnen van het onderwijsprogramma en de examinering voor een opleiding vastlegt. Onderstaande teksten zijn geldig van 1 september 2012 tot vaststelling van een nieuwe versie. De genoemde regelingen zijn van toepassing op alle studenten van de opleiding, ongeacht het beginjaar van de studie. Als er geen overgangsregeling is gespecificeerd voor studenten die eerder zijn gestart en betreffende studenten hier mogelijk door worden benadeeld, kan de examencommissie besluiten om regelingen die eerder van toepassing waren te laten meewegen. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen het College Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding, hierna te noemen: het College, van de Faculteit Maatschappij der Maatschappij en Gedragswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. de universiteit: de Universiteit van Amsterdam c. student: zij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de opleiding; d. examen: het propedeutisch of bachelorexamen van de opleiding; e. programma het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvormen, de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven literatuur; f. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; g. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening: het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie het uitvoeren van opdrachten in werkcolleges/werkgroepen, die gericht zijn op het bereiken van bepaalde omschreven vaardigheden (practicum) het doorlopen van een stage; h. werkcollege/werkgroep: college of werkgroepbijeenkomst waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de stof voorop staat; i. scriptie: een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een schriftelijk verslag daarover; j. tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer. Een tentamen kan in gedeeltes worden afgenomen met behulp van één of meer deeltentamens. Een hertentamen bestrijkt altijd dezelfde materie als het tentamen; k. studielast: de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC (European Credits). De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/ec. l. studiepunt: een EC studiepunt met een studielast van 28 uren studie; m. fraude en plagiaat: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 1

n. propedeuse: propedeutische fase van de bacheloropleiding, als bedoeld in artikel 7.8 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW; wijziging 2002); o. postpropedeutische fase: tweede en derde bachelorjaar. p. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Hoofdstuk 2 Toelating tot de opleiding Artikel 2.1 Vooropleidingseisen 1. Een persoon wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een vwo-diploma bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel indien deze op grond van de wet hiervan is vrijgesteld. Alle vwo-profielen geven rechtstreeks toelating tot het propedeutische examen van de opleiding. 2. Aan bezitters van het getuigschrift vwo, dat is behaald volgens de op 31 juli 1999 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften, propedeuse hbo of afsluitend examen hbo worden evenmin aanvullende eisen gesteld. Er wordt kennis van wiskunde op vwo-niveau voorondersteld om met vrucht de programmaonderdelen te kunnen volgen. Dit zal in de voorlichtingsbrochures en bijeenkomsten en via de website uitdrukkelijk gecommuniceerd worden aan alle belangstellenden en vooraanmelders. 3. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met goed gevolg is afgelegd. Artikel 2.2 Nadere Vooropleidingseisen: schakelprogramma s 1. Voor afgestudeerden van een andere dan de onderhavige opleiding, zijn voor het verkrijgen van een toelatingsbewijs tot de aansluitende master Pedagogische wetenschappen, trajecten Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogiek en Forensische Orthopedagogiek standaard schakelprogramma s ontworpen. 2. De schakelprogramma s bestaan uit onderdelen van de bacheloropleiding als een noodzakelijke aanvulling op het behaalde universitaire- of hbo-diploma teneinde aan de toelatingseisen van het gewenste mastertraject te kunnen voldoen. Het doorlopen van een vastgelegd schakeltraject leidt niet tot het bachelordiploma en de daarbij horende graad. 3. Bij de aanvraag van toelating tot een schakelprogramma dient naast een kopie van desbetreffend universitair of hbo-bachelordiploma tevens een bewijs bijgesloten te worden waaruit blijkt dat kandidaat beschikt over kennis van wiskunde op minimaal eindexamenniveau Havo (Havo-diploma met wiskunde als eindexamenvak met minimaal een 6 afgesloten- of wiskundecertificaat van erkende opleidingsinstelling - James Boswellinstituut, opleiding Psychologie UvA of staatsexamen). Om de programmaonderdelen met vrucht te kunnen volgen wordt echter wiskunde op eindexamenniveau vwo voorondersteld. Tot 1 juni dient men een verzoek tot toelating te richten aan de examencommissie Master Pedagogische Wetenschappen, Nieuwe Prinsengracht 130, 1018 VZ Amsterdam. Zie www.studeren.uva.nl/schakelprogrammas en klik door op Pedagogiek en Onderwijskunde. 4. Voor het schakelprogramma Opvoedingsondersteuning doorlopen kandidaten een intakeprocedure. De kandidaten wordt gevraagd een portfolio op te sturen en worden uitgenodigd voor een intakegesprek met een docent van de betreffende opleiding. De intakeprocedure heeft een informerende en adviserende functie (niet selectief). 5. Studenten met een HBO diploma Gedrag en maatschappij, Onderwijs of Gezondheidszorg kunnen na het behalen van een standaard schakelprogramma van ongeveer 60 punten toegelaten worden tot het mastertraject Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogiek of Forensische orthopedagogiek. Voor de toelating tot een mastertraject moeten zij tevens twee colloquiumpunten, zoals beschreven in artikel 5.18, lid 7, behaald hebben. 6. Het standaard schakelprogramma Opvoedingsondersteuning bestaat uit de onderdelen: Academische vaardigheden (3) Algemene methodenleer en statistiek (8 punten), Gezin en samenleving (5) Sociaal-emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs (5) Wetenschapsfilosofie (3) Toegepaste methodenleer en statistiek (8) Pedagogische ethiek (6) Practicum Gespreksvaardigheden (3) Onderzoekspracticum voor schakelstudenten (9) 2

Schakelscriptie (6) 7.Het standaard schakelprogramma Orthopedagogiek bestaat uit de onderdelen: Academische vaardigheden en scriptie (6) Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen (5) Etiologie van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen (2) Psychopathologie (5) Wetenschapsfilosofie (3) Practicum Diagnostische vaardigheden (6) (met als ingangseis het behaald hebben van Gespreksvaardigheden, mogelijk in de vooropleiding) Diagnostiek (6) Behandeling (3) Algemene Methodenleer en Statistiek (8) Toegepaste Methodenleer en Statistiek (8) Onderzoekspracticum voor schakelstudenten (8) 8. Het standaard schakelprogramma Forensische orthopedagogiek bestaat uit de onderdelen: Academische vaardigheden en scriptie (6) Gedragsproblemen en jeugdzorg (5) Etiologie van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen (2) Psychopathologie (5) Wetenschapsfilosofie (3) Practicum Diagnostische vaardigheden (6) (met als ingangseis het behaald hebben van Gespreksvaardigheden, mogelijk in de vooropleiding) Diagnostiek (6) (of in 11-12 de oude module van 5 EC) Behandeling (3) (of in 11-12 het vak Ondersteuning en Behandeling van 5 EC) Algemene Methodenleer en Statistiek (8) Toegepaste Methodenleer en Statistiek (8) Onderzoekspracticum voor schakelstudenten (8) 9. Overige schakelmogelijkheden. Afgestudeerden van universitaire opleidingen anders dan Pedagogische Wetenschappen, maar op het gebied van maatschappij, gedrag, onderwijs, gezondheidszorg of recht, kunnen in aanmerking komen voor een individueel schakelprogramma voor toelating tot één van de schakelprogramma s. Artikel 2.3 Colloquium doctum 1. Het toelatingsonderzoek, bedoeld in artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: Nederlands, vwo eindexamenniveau Wiskunde C, vwo eindexamenniveau Engels, vwo eindexamenniveau. 2. Een kandidaat die beschikt over een vwo-certificaat voor één der onder lid 1 genoemde vakken, wordt vrijgesteld van toetsing in desbetreffend vak. Artikel 2.4 Instroommoment 1. Aanvang van de opleiding is mogelijk met ingang van het eerste semester van een studiejaar ( september ). Voor het in dit lid genoemd instroommoment geldt dat er sprake is van een studeerbaar onderwijsprogramma dat in de nominale duur volledig kan worden afgerond. 2. Studenten kunnen zich voor een bacheloropleiding inschrijven tot 1 september 2012. Hoofdstuk 3 Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel 3.1 Doel van de opleiding en eindtermen De bachelor- en de masteropleiding richten zich op het brede terrein van de opvoeding van kinderen en jongeren, d.w.z. van hun ontwikkeling en de manieren om die te bevorderen, van de belemmeringen van die ontwikkeling en de manieren om die te minimaliseren, en van de maatschappelijke context in wisselwerking waarmee opvoedingsprocessen zich voordoen. Het domein waarop de opleiding zich richt omvat zowel het vakgebied van de wetenschappelijke opvoedkunde, de praktijk van het professioneel pedagogisch handelen, als beleid met betrekking tot maatschappelijke problemen met een pedagogisch karakter. 1. Doelstellingen De bacheloropleiding heeft als algemene doelstellingen het aanbieden van een wetenschappelijke opleiding die afgestudeerden in staat stelt: reguliere en problematische opvoedingssituaties te analyseren en m.b.v. theorievorming en empirisch onderzoek een bijdrage te leveren aan reflectie op en verbetering van die opvoedingssituaties, 3

de samenhang tussen opvoedingsprocessen en maatschappelijke context te analyseren met het oog op pedagogische interactie, pedagogische organisatie en beleid, op academisch niveau in een arbeidsorganisatie te functioneren, m.n. die waarin pedagogische vraagstukken aan de orde zijn, een vervolgopleiding te volgen tot wetenschappelijk onderzoeker of tot een wetenschappelijk gefundeerde pedagogische beroepsuitoefening. 2. Eindtermen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van kinderen en jonge volwassenen 2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en beroepenveld 3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren 4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren 5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek 6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk 7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische wetenschappen Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te formuleren en te analyseren 9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken 10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren 11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren 12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties te verbeteren Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen 14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen 15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk 16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen 17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen De afgestudeerde heeft: 18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen Communicatie De student is in staat om: 19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 21. in groepsverband te werken Leervaardigheden De student is in staat om: 23. het eigen leerproces te sturen 24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden Artikel 3.2 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd en bedraagt 3 jaren. De schakelprogramma s Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogiek en Forensische orthopedagogiek zijn voltijdprogramma s van 1 jaar, die tevens in deeltijdtempo gevolgd kunnen worden. Artikel 3.3 Taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. De opleiding wordt grotendeels in het Nederlands verzorgd. 4

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het College besluiten om ook onderwijsonderdelen in het Engels in het aanbod op te nemen indien de specifieke aard, de inrichting of kwaliteit van het onderwijs daartoe noodzaakt. Artikel 3.4 Omvang van de opleiding 1. De opleiding bestaat uit een propedeutische fase met een studielast van 60 studiepunten, afgesloten met een propedeutisch examen, gevolgd door een postpropedeutische fase met een studielast van 120 studiepunten waaraan een afsluitend examen is verbonden. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten. 2. Voor de berekening van de studielast worden de volgende normen gehanteerd: Deelname aan het onderwijs. Voor het volgen van onderwijs worden minimaal 21 contacturen per onderdeel van 6 studiepunten gerekend, met uitzondering van het onderdeel scriptie. Literatuurstudie. Voor onderdelen in de propedeutische fase geldt 5 bladzijden per uur van gemiddelde moeilijkheidsgraad als norm. Voor onderdelen in de postpropedeutische fase geldt 6 bladzijden per uur als norm. Artikel 3.5 - Onderwijsprogramma 1. De opleiding heeft de onderdelen van de propedeutische fase met de opleiding Onderwijskunde gemeen. De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. Naam onderwijsonderdeel Aantal Studiepunten Inleiding Pedagogische Wetenschappen 6 Inleiding Onderwijskunde 6 Algemene Methodenleer en Statistiek 9 Argumentatieleer 3 Geschiedenis 6 Sociale Pedagogiek 6 Beleid 6 Filosofie 6 Psychologie 9 Onderzoeksvoorstel 3 De postpropedeutische fase is als volgt samengesteld: A. Algemeen verplichte onderdelen 102 punten B. Keuzeonderdelen 18 punten A. Algemeen verplichte onderdelen Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. Naam onderwijsonderdeel Aantal Bachelorjaar Studiepunten Wetenschapsfilosofie 3 2 Neurobiologische ontwikkeling 6 2 Psychopathologie 6 2 Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen 6 2 Sociaal-emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs 6 2 Etiologie van opvoedings- en 3 2 ontwikkelingsproblemen Psychotherapeutische stromingen 3 2 Toegepaste methodenleer en statistiek (TMLS) 9 2 Gezin en samenleving 6 2 Gedragsproblemen en jeugdzorg 6 2 Practicum Gespreksvaardigheden 3 3 Practicum Diagnostische vaardigheden 6 3 Testconstructie en Onderzoeksverslaglegging 6 3 Onderzoekspracticum 15 3 Pedagogische ethiek 6 3 Diagnostiek 6 3 Bachelorscriptie 6 3 5

Voor studenten die in 2009-10 of eerder zijn gestart zal de overgangsregeling van toepassing zijn, zie artikel 7.2. B. Keuzeonderdelen Deze onderdelen kunnen zonder expliciete goedkeuring van de Examencommissie worden gekozen uit alle postpropedeutische onderdelen van bacheloropleidingen binnen de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Voor onderdelen verzorgd door overige opleidingen aan de UvA en aan overige instellingen binnen het Hoger Onderwijs is vooraf goedkeuring van de Examencommissie nodig. Deze dient schriftelijk te worden aangevraagd, met bijsluiting van materiaal waaruit inhoud, niveau, omvang en toetsingsprocedure blijken. Hetzelfde geldt voor minors die gebruikt worden voor de invulling van de keuzeruimte. Het is niet toegestaan (taal)vaardigheidsvakken in de keuzevakkenruimte in te zetten. Keuzevakken dienen gerelateerd te zijn aan het vakgebied van Pedagogische wetenschappen. artikel 3.6 Onderdelen elders 1. Onderdelen die tijdens de opleiding elders worden behaald, kunnen uitsluitend met toestemming van de examencommissie worden ingebracht in het examenprogramma van de student. 2. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van artikel 5.11 vrijstelling worden verleend. Artikel 3.7 - Major / Minorcombinatie 1. Als een gestructureerde invulling van het Vrij onderwijsprogramma wordt de mogelijkheid geboden om in de opleiding te kiezen voor een major/minorprogramma. 2. De major Pedagogische wetenschappen bestaat uit de propedeutische fase Pedagogische Wetenschappen, met een omvang van 60 studiepunten, dat is samengesteld zoals vermeld in artikel 3.5, en uit een postpropedeutische fase die is samengesteld uit algemeen verplichte onderdelen met een omvang van 90 studiepunten. 3. De minor heeft een omvang van minimaal 30 punten. Het minorprogramma kan gekozen worden uit alle minorprogramma s die aangeboden worden binnen de UvA behalve als deze bestaan uit (taal)vaardigheidsvakken of voor meer dan een derde uit propedeusevakken bestaan. De student kan ook zelf, in overleg met de studieadviseur van de opleiding, een minor samenstellen uit postpropedeutische onderdelen die worden aangeboden door opleidingen aan een andere universitaire instelling. 4. De samenstelling van de major/minorcombinatie dient ter goedkeuring aan de examencommissie van de opleiding te worden voorgelegd. 5. Indien alle tentamens van het goedgekeurde major/minorprogramma, overeenkomstig artikel 5.8 lid 2, met goed gevolg zijn afgelegd, is het bachelor examen afgelegd en kan het getuigschrift worden aangevraagd. De afgestudeerde heeft rechtstreekse toelating tot de masteropleiding Pedagogische Wetenschappen UvA, traject Opvoedingsondersteuning. Toelating tot de twee mastertrajecten Orthopedagogiek en Forensische orthopedagogiek kan alleen met toestemming van de examencommissie POW. 6. De opleiding biedt voor studenten van andere opleidingen een minorprogramma Pedagogische Wetenschappen aan met een omvang van 30 punten, die student naar wens kan samenstellen uit de volgende onderdelen: Minimaal twee onderdelen uit: Gezin en samenleving, Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen, Etiologie van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen, Gedragsproblemen en jeugdzorg en Sociaal emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs. Keuze uit: Psychopathologie, Practicum Gespreksvaardigheden, Practicum Diagnostische vaardigheden, Neurobiologische ontwikkeling, Pedagogische ethiek, Diagnostiek, Behandeling (in 2011-12 wordt dit nog aangeboden in de twee modules Diagnostiek en Ondersteuning & behandeling) Daarnaast biedt de opleiding de minorprogramma s Orthopedagogiek, Opvoedingsondersteuning en Jeugdcriminaliteit en Justitieel jeugdbeleid aan, alle drie met een omvang van (ongeveer) 30 punten. Het minorprogramma Orthopedagogiek bestaat uit de volgende onderdelen: Etiologie van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen (3 EC) Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen (6 EC) Diagnostiek (6 EC) Psychotherapeutische stromingen (in 2011-12 Behandeling) (3 EC) Gedragsproblemen en jeugdzorg (6 EC) Pedagogische Ethiek (6 EC) 6

Deze minor is ook uit te breiden naar een omvang van 59 punten. Het minorprogramma Orthopedagogiek Uitgebreid bestaat uit de volgende onderdelen: Psychologie; ontwikkeling, persoonlijkheid en leren (8 EC) Neurobiologische ontwikkeling (6 EC) Etiologie van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen (3 EC) Cognitieve ontwikkeling en leerproblemen (6 EC) Psychopathologie (6 EC) Psychotherapeutische stromingen (in 2011-12 Behandeling) (3 EC) Gedragsproblemen en jeugdzorg (6 EC) Pedagogische Ethiek (6 EC) Diagnostiek (6 EC) Practicum Gespreksvaardigheden (3 EC) Practicum Diagnostische vaardigheden (6 EC) Het minorprogramma Opvoedingsondersteuning bestaat uit de volgende onderdelen: Pedagogische ethiek (6 EC) Gezin en samenleving (6 EC) Sociaal emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs (6 EC) Keuze (totaal 12 EC) uit: Wetenschapsfilosofie, Etiologie van opvoedings- en Ontwikkelingsproblemen, Behandeling, Practicum Gespreksvaardigheden, Gedragsproblemen en jeugdzorg, The meaning of having children in cultural perspectives, Childcare quality, research and recent developments and Cross cultural research on child development, parenting and education. Het minorprogramma Jeugdcriminaliteit en Justitieel jeugdbeleid bestaat uit de volgende onderdelen: Pedagogische ethiek (6 EC) Gedragsproblemen en jeugdzorg (6 EC) Jeugdrecht (module bij Faculteit der Rechtsgeleerdheid UvA) (5 EC) Jongeren, risico s en (lokaal) jeugdbeleid (6 EC) Morele ontwikkeling en behandeling (6 EC) aanvullende opdracht of paper (1 EC) Ingangseis voor de minor Jeugdcriminaliteit en Justitieel jeugdbeleid is een behaalde WO propedeuse. Wanneer verplichte vakken vervangen worden in een minor, dient dit ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de examencommissie. Artikel 3.8 - Vrij onderwijsprogramma 1. De student heeft de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een eigen examenprogramma samen te stellen dat afwijkt van de examenprogramma s zoals vermeld in artikel 3.5. De samenstelling van een Vrij onderwijsprogramma behoeft de goedkeuring van de examencommissie. 2. De propedeutische fase heeft een omvang van 60 punten en dient te bestaan uit: 42 tot 60 punten dienen gekozen te worden uit de programma s van de propedeutische fase van één of meer van de volgende opleidingen: Pedagogische wetenschappen, Onderwijskunde, Psychologie, Sociologie, Culturele Antropologie, Politicologie, Wijsbegeerte, Communicatiewetenschappen, Algemene Sociale Wetenschappen, Planologie en Sociale geografie. 0 tot 18 punten kunnen gekozen worden uit de programma s van de propedeutische fase van alle opleidingen verzorgd door de UvA of één der overige Nederlandse universiteiten. In de propedeutische fase dienen minimaal 9 punten besteed te worden aan Methoden en Technieken (Methodologie en Statistiek) dan wel stof op vergelijkbaar niveau en van dezelfde inhoud als het onderdeel Algemene Methodenleer en statistiek uit de propedeuse van de opleiding Pedagogische Wetenschappen UvA. Als propedeutische fase van het Vrij onderwijsprogramma wordt aangemerkt: Een zelf samengesteld propedeuseprogramma onder bovenstaande voorwaarden. De propedeutische fase van één der bovengenoemde opleidingen, afgesloten met een propedeutisch examen, mits methodologie en statistiek herkenbaar en van vergelijkbaar niveau en omvang deel hebben uitgemaakt van dit programma. 3. De postpropedeutische fase heeft een omvang van 120 punten en dient te bestaan uit: - Minimaal 78 punten uit postpropedeutische onderdelen van de opleiding. De student is in principe vrij in haar keuze van de onderdelen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: ongeveer 39 studiepunten uit het tweede bachelorjaar of hoger 7

ongeveer 39 studiepunten uit het derde bachelorjaar - Maximaal 42 punten uit de postpropedeutische programma s van andere opleidingen verzorgd door een Nederlandse universiteit. De student is vrij in haar keuze van de onderdelen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: Minimaal 21 studiepunten uit het tweede bachelorjaar of hoger Minimaal 21 studiepunten uit het derde bachelorjaar Als algemene voorwaarden gelden dat in het postpropedeutisch programma dienen te worden opgenomen: Toegepaste methodenleer en statistiek of vergelijkbare module(n) met een omvang van minimaal 9 punten Wetenschapsfilosofie met een omvang van minimaal 3 punten Een onderzoekspracticum en onderzoeksvaardigheden met een omvang van in totaal minimaal 20 punten Een scriptie met een omvang van minimaal 6 punten De scriptie dient een pedagogisch relevant onderwerp te hebben en beoordeeld te worden door een, aan het College verbonden, examinator. Het programma dient te bestaan uit een samenhangend cluster, waaruit duidelijk de specifieke belangstelling van de student blijkt. 4. Het onderwijsprogramma van de Universitaire Pabo van Amsterdam wijkt af van het bepaalde in voorgaand lid 2 en 3, maar is goedgekeurd door de examencommissie als programma voor een vrije Bachelor Pedagogische wetenschappen. 5. Indien alle tentamens van het goedgekeurde Vrij onderwijsprogramma overeenkomstig artikel 5.8, lid 2, met goed gevolg zijn afgelegd is het bachelor examen afgelegd en kan het getuigschrift worden aangevraagd. Aan de afgestudeerde wordt de graad Bachelor of Science (BSc) verleend. 6. Afgestudeerden van de opleiding met een Vrij onderwijsprogramma hebben uitsluitend toelating tot één van de mastertrajecten van de aansluitende masteropleiding Pedagogische Wetenschappen met toestemming van de Examencommissie. Artikel 3.9 - Honoursprogramma Vanwege een geschil bij de Geschillencommissie is het artikel van de honoursregeling van 2010-11 van kracht, zie artikel 3.9 Onderwijs- en Examenregeling bachelor Pedagogische wetenschappen 2010-11. Artikel 3.10 - Goedkeuringsprocedure 1. Een verzoek tot goedkeuring van keuzeonderdelen als bedoeld in 3.5 en een Vrij onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 3.7 en 3.8, moet tijdig schriftelijk bij de examencommissie worden ingediend, overeenkomstig een door de examencommissie aangegeven procedure: Examencommissie POW, Nieuwe Prinsengracht 130, 1018 VZ Amsterdam of examencommissie-pow@uva.nl. 2. De examencommissie beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. Indien het verzoek is ingediend binnen de academische recesperiode, beslist deze binnen acht weken na het reces. De student wordt van de beslissing schriftelijk in kennis gesteld. Een afwijzende beslissing wordt gemotiveerd. 3. Bij bijzondere omstandigheden kan de examencommissie de beslissing voor ten hoogste veertien dagen verdagen. Van de verdaging wordt tijdig schriftelijk mededeling gedaan aan de student. Hoofdstuk 4 Onderwijs Artikel 4.1 - Deelname aan het onderwijs en voorrangregels 1. In beginsel mag iedere aan de UvA ingeschreven student deelnemen aan het onderwijs binnen de opleiding. 2. De directeur van het College kan deelname aan het onderwijs binnen de opleiding beperken indien: De student zich niet, krachtens lid 3, voor het desbetreffende onderdeel in de daarvoor geldende periode heeft aangemeld. 3. Elke student dient zich voor elk studieonderdeel aan te melden. Voor het deelnemen aan het onderwijs dient de aanmelding plaats te vinden in de in de digitale studiegids aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven procedure. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt deelname aan het onderwijs geweigerd. 4. Toelating voor de cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van vooraf vastgestelde en gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels, met dien verstande dat voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de cursussen die behoren tot het verplichte deel van hun opleiding. Indien onderdelen ook in de avonduren worden verzorgd, volgt een reguliere 8

bachelorstudent in de regel het dagonderwijs en een schakelstudent het avondonderwijs. Een bachelorstudent kan ook deelnemen aan het avondonderwijs en een schakelstudent aan het dagonderwijs, tenzij in geval van plaatsgebrek. In dat geval nemen bachelorstudenten met voorrang deel aan het dagonderwijs en schakelstudenten met voorrang aan het avondonderwijs. 5. Voor elk onderdeel dat door de opleiding wordt verzorgd wordt uiterlijk 14 dagen voor aanvang van het onderdeel een studiehandleiding digitaal aan de studenten ter beschikking gesteld via www.student.uva.nl.pw. Hierin komen ingangseisen, leerdoelen, globale inhoud, onderwijsvorm, literatuur (per bijeenkomst) en tentaminering uitvoerig aan de orde, alsmede wordt aangegeven of er een aanwezigheidsplicht geldt voor de bijeenkomsten van het onderdeel. Artikel 4.2 Volgorde en ingangseisen 1. Binnen de propedeutische fase is er geen voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs en de tentamens van die fase. 2. Binnen de postpropedeutische fase is er een voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs in de onderdelen van die fase, namelijk dat studenten eerst deelnemen aan het Practicum Gespreksvaardigheden alvorens deel te nemen aan het Practicum Diagnostische vaardigheden. 3. Aan de tentamens c.q. praktische oefeningen van de hierna te noemen postpropedeutische onderdelen kan niet worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de hierna vermelde examenonderdelen met goed gevolg zijn afgelegd: De student kan het Practicum Diagnostische vaardigheden pas afsluiten na het behaald hebben van het Practicum Gespreksvaardigheden Toegepaste Methodenleer en Statistiek na het behaald hebben van Algemene Methodenleer en Statistiek. Testconstructie en Onderzoeksverslaglegging en Onderzoekspracticum na het behaald hebben van Toegepaste Methodenleer en Statistiek De student kan het Onderzoekspracticum pas afsluiten indien het tentamen van de Testconstructie en Onderzoeksverslaglegging met een voldoende is afgesloten Bachelorthesis na het behaald hebben van alle onderdelen van de Propedeuse en van het tweede bachelorjaar. 4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie op gemotiveerd verzoek van de student al dan niet onder voorwaarden afwijken van de in het derde lid genoemde volgorde. Artikel 4.3. - Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten 1. In geval van een practicum is de student verplicht de practicumbijeenkomsten bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. Ingeval de student minder dan 100% heeft bijgewoond, maar wel minimaal 80 %, kan de examencommissie aanvullende opdracht(en) laten verstrekken. Ingeval de student minder dan 80 % (per onderdeel) heeft bijgewoond dient het practicum opnieuw te worden gevolgd. De student dient ook minimaal 80% van de bijeenkomsten behorend bij het onderdeel bijgewoond hebben om deel te mogen nemen aan een tentamen of een herkansing. 2. In geval van werkgroepbijeenkomsten met opdrachten is de student verplicht tenminste 80% van de werkgroepbijeenkomsten bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. Ingeval de student minder dan 100% heeft bijgewoond, maar wel minimaal 80 %, kan de examencommissie aanvullende opdracht(en) laten verstrekken. Ingeval de student minder dan 80 % heeft bijgewoond dient de werkgroep opnieuw te worden gevolgd. De student dient ook minimaal 80% bijgewoond hebben om deel te mogen nemen aan een tentamen of een herkansing. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie, op verzoek van de student, van deze verplichting vrijstelling verlenen in geval het onderzoek naar en de beoordeling van de beoogde vaardigheden naar haar oordeel ook kan plaatsvinden bij een geringer deelnamepercentage, al dan niet onder oplegging van aanvullende eisen. 4. Het voldoen aan de opdrachten in de praktische oefeningen maakt integraal deel uit van de afsluitingsvorm van het desbetreffende onderdeel. Bij onvoldoende participatie aan de praktische oefeningen kan de examencommissie een aanvullende opdracht laten verstrekken. 5. In geval van een practicum is de maximale groepsgrootte 25 studenten. Op gemotiveerd verzoek van de directeur van het College kan de decaan toestaan dat van dit maximum wordt afgeweken. Artikel 4.4. - Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend verzoek in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs en de practica. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak niet wijzigen. 9

2. De student dient zich met het verzoek genoemd in lid 1 tot de studentendecaan. Dit verzoek wordt vergezeld van een recente verklaring van een arts of een psycholoog of, indien er sprake is van dyslexie, van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Zo mogelijk geeft deze verklaring een schatting van de mate waarin de studievoortgang wordt belemmerd. De studentendecaan adviseert de examencommissie over mogelijke voorzieningen in het onderwijs. 3. Op basis van het advies van de studentendecaan beslist de decaan of namens hem de College directeur dan wel opleidingsdirecteur over aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen. Deze wint zo nodig advies in voor hij beslist over de aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen. Hoofdstuk 5 Toetsing en examinering Artikel 5.1 Algemeen 1. Tijdens het studieonderdeel wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen heeft bereikt. 2. In de studiehandleiding staat beschreven aan welke vereisten de student moet voldoen om het studieonderdeel met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. 3. In het Reglement van de examencommissie ex artikel 7.12 lid 4 van de wet staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. 4. Alle tentamens worden afgenomen in de Nederlandse taal. Op verzoek van de student kan de examencommissie besluiten om de student te tentamineren in een andere dan de Nederlandse taal. 5. De student heeft recht op mondelinge of schriftelijke feedback op elk gemaakt tentamen, waardoor de student in staat gesteld wordt om te leren van diens fouten en verbeteringen aan te brengen voor een volgende toetsgelegenheid. De feedback dient gegeven te worden vóór de volgende toetsgelegenheid of in geval van een eindtoets (uiterlijk) binnen de gestelde termijn voor inzage, zie artikel 5.10, lid 1. Artikel 5.2 Inschrijving en deelname tentamens 1. Elke student dient zich voor elke tentamengelegenheid aan te melden. De student meldt zich aan voor de eerste tentamengelegenheid middels inschrijving voor het onderdeel. Voor een eventueel hertentamen dient de student zich apart aan te melden via SIS, dit kan tot uiterlijk één week voor het hertentamen. De aanmeldingsprocedure wordt beschreven in de studiegids. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt deelname aan het tentamen geweigerd. 2. Aan het onderwijs en de tentamens van de postpropedeutische fase mag worden deelgenomen nog voordat de student de propedeutische fase van de opleiding heeft behaald, onder de voorwaarden dat: zij tenminste 42 studiepunten van de propedeutische fase met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel daarvoor is vrijgesteld; zij uitsluitend kan deelnemen aan de onderdelen en/of tentamens van het tweede bachelorjaar; zij uitsluitend kan deelnemen aan een onderdeel / tentamen voor zover zulks niet strijdig is met de volgordebepalingen, zoals aangegeven in artikel 4.2, lid 3. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie, op verzoek van de student, bij gemotiveerd besluit afwijken van de in het tweede lid genoemde voorwaarden. 4. Indien binnen een periode van twee inschrijvingsjaren binnen de opleiding niet alle tentamens van de propedeutisch fase overeenkomstig artikel 5.8 lid 2, met goed gevolg zijn afgelegd mag niet worden deelgenomen aan tentamens van de postpropedeutische fase dan nadat de propedeutische fase is behaald. Artikel 5.3 Toetsmomenten 1. De toetsgelegenheden van een onderdeel worden voor alle studenten op hetzelfde tijdstip gehouden. 2. Tot het afsluiten van een onderwijsonderdeel wordt per jaar tweemaal de gelegenheid gegeven, met dien verstande dat: de eerste toetsgelegenheid van een onderdeel, al dan niet bestaande uit meerdere deeltoetsen, plaatsvindt binnen het semester waarin het onderwijs in dat onderdeel wordt verzorgd; tussen de eerste en tweede tentamengelegenheid van een zelfde onderdeel een periode ligt van tenminste zes en ten hoogste twintig weken, behoudens in geval van een individueel tentamen volgens afspraak; de tweede toetsgelegenheid binnen het desbetreffende studiejaar ligt. 3. In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie. 4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van het in het vorige lid bepaalde. 10

5. De tentamendata worden aan het begin van het studiejaar onder voorbehoud vastgesteld en gepubliceerd op de website www.student.uva.nl/pw (zie Roosters) door of onder verantwoordelijkheid van de examencommissie, met inachtneming van het in dit artikel bepaalde. Tot twee maanden voor het tentamen kunnen wijzigingen doorgevoerd worden waarvan studenten op de hoogte worden gesteld via de website en via de Blackboardomgeving van het onderdeel. Artikel 5.4 Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend verzoek in aanmerking komen voor aanpassingen in de tentamens. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van het tentamen niet wijzigen. 2. De student dient zich met het verzoek genoemd in lid 1 tot de studentendecaan. Dit verzoek wordt vergezeld van een recente verklaring van een arts of een psycholoog of, indien er sprake is van dyslexie, van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Zo mogelijk geeft deze verklaring een schatting van de mate waarin de studievoortgang wordt belemmerd. De studentendecaan adviseert de examencommissie over mogelijke voorzieningen voor de afname van tentamens. 3. Op basis van het advies van de studentendecaan beslist de examencommissie over verzoeken tot aanpassingen die de examinering betreffen. De examencommissie wint zo nodig advies in voor zij beslist over de wijze waarop tentamens dienen te worden afgelegd. 4. Studenten die van de examencommissie toestemming hebben gekregen voor voorzieningen, dienen zich minimaal twee weken voor het tentamen te melden bij de onderwijsadministratie en bij de coördinator van het onderdeel, zodat deze voldoende tijd hebben om de voorzieningen te organiseren. Artikel 5.5 Vorm tentamens 1. Het tentamen betreft een onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden van de student. Ook in het geval dat meerdere studenten gezamenlijk aan een tentamen werken (b.v. werkstuk, onderzoeksverslag), dient het tentamen zodanig te worden afgelegd, dat een onderzoek naar de individuele prestaties van elke examinandus mogelijk is. 2. De tentamens worden schriftelijk afgelegd, tenzij in de studiehandleiding is aangegeven dat mondeling of anderszins wordt getentamineerd. 3. De opleiding kent de volgende tentamenvormen: type beschrijving schriftelijk tentamen een schriftelijk onderzoek naar de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van de examinandus; de student geeft een schriftelijk antwoord op de door de examinator gestelde vragen; het tentamen wordt meestal collectief gemaakt in een bepaalde ruimte take-home tentamen een schriftelijk tentamen waarbij de student alle gewenste informatiebronnen kan raadplegen; het tentamen wordt veelal thuis gemaakt; het tentamen wordt beschikbaar gesteld op een vastgesteld tijdstip en moet binnen en van tevoren vastgestelde periode worden ingeleverd mondeling tentamen een mondeling onderzoek naar de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van de examinandus; de student geeft een mondeling antwoord op de door de examinator mondeling gestelde vragen opdracht beantwoording van vragen bij de studiestof of uitvoering van een bepaalde procedure paper tekst waarin de student een bepaald probleem of een bepaalde casus, theorie of vraag behandelt verslag tekst waarin de student verslag doet van de uitvoering van een bepaalde opdracht reflectieverslag verslag over het eigen leerproces mondelinge presentatie mondelinge presentatie over een uitgevoerde opdracht of een uitgevoerd onderzoek onderzoeksvoorstel een voorstel tot uitvoering van een onderzoek, gericht op het verzamelen en/of analyseren van empirisch, historisch of theoretisch materiaal naar aanleiding van een theorie- of praktijkgerichte vraagstelling uitvoering onderzoek het uitgevoerde onderzoeksproces, gericht op het verzamelen en/of analyseren van empirisch, historisch of theoretisch 11

scriptie review interview feedback aanwezigheid materiaal naar aanleiding van een theorie- of praktijkgerichte vraagstelling de individuele verslaglegging van het uitgevoerde onderzoeksproces, gericht op het verzamelen en/of analyseren van empirisch, historisch of theoretisch materiaal naar aanleiding van een theorie- of praktijkgerichte vraagstelling evaluatief verslag van een onderzoeksvoorstel, paper of artikel verzameling van gegevens middels het mondeling stellen van vragen reactie op een product of prestatie van een of meer medestudenten; de reactie is gericht op de verbetering van dat product of die prestatie aanwezigheid bij cursusonderdelen 4. De beoordeling van een verplichte praktische oefening omvat de beoordeling van de onderdelen van de praktische oefening, al dan niet in combinatie met een afsluitend tentamen. 5. Het onderdeel scriptie wordt als volgt getentamineerd: verslag van een theoretisch of empirisch onderzoek. 6. De eisen waaraan de scriptie moet voldoen, alsmede de wijze en criteria van beoordeling en de begeleiding staan vermeld in de studiehandleiding scriptie, die aan elke student via www.student.uva.nl/pw ter beschikking wordt gesteld. 7. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat een onderdeel op een andere dan de vastgestelde wijze wordt getentamineerd. 8. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt dan wel de examencommissie of de examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald. 9. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. In geval twee of meer personen tegelijk worden geëxamineerd, ziet de examencommissie erop toe dat deze personen individueel worden beoordeeld. Artikel 5.6 - Examinatoren 1. Een examinator is een medewerker die door de directeur van het College belast is met de verzorging van het onderwijs in een onderdeel en die verantwoordelijk is gesteld voor het afnemen van het desbetreffend examenonderdeel, alsmede voor het vaststellen en ondertekenen van de uitslag. 2. De examencommissie stelt jaarlijks een lijst van examinatoren vast, die bevoegd zijn om tentamens en examens af te nemen. Elke examinator plaatst op deze lijst haar handtekening en paraaf. Deze lijst wordt gedeponeerd en ligt ter inzage op de onderwijsadministratie. 3. In het geval er meerdere examinatoren belast zijn met het afnemen van tentamens binnen een examenonderdeel, zorgt de coördinator van het desbetreffend onderdeel voor een examinator die verantwoordelijk is voor een goede gang van zaken en de orde tijdens het tentamen. Desbetreffende coördinator is tevens belast met de bepaling van de einduitslag. Artikel 5.7 - Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De examinator stelt direct na afloop van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt deze bekend aan de student. Tevens draagt de examinator er zorg voor dat de onderwijsadministratie van het College op dezelfde dag een schriftelijke kennisgeving van de uitslag ontvangt. De examinator maakt hierbij uitsluitend gebruik van de daartoe bestemde uitslagformulieren. 2. De examinator (coördinator van het onderdeel) stelt de einduitslag van een examenonderdeel zo snel mogelijk vast, maar in ieder geval binnen 20 werkdagen na de dag waarop het tentamen of het laatste deeltentamen is afgelegd en voorziet de onderwijsadministratie direct van een geautoriseerd overzicht van de einduitslagen, ten behoeve van de bekendmaking van de uitslag en de toezending van het bewijsstuk omtrent de uitslag van de student. Indien er sprake is van een academische recesperiode, moet de uitslag bekend zijn binnen 20 werkdagen met aftrek van de recesperiode. De decaan kan in bijzondere gevallen toestaan dat van deze termijn wordt afgeweken. De uitslag moet in geval van een herkansing minstens 10 werkdagen voor een mogelijke herkansing bekend worden gemaakt. 3. Binnen een week na ontvangst van de uitslagen worden deze door de onderwijsadministratie ingevoerd in het studievoortgangregistratiesysteem. Als bewijs van deze invoering ontvangt de student direct een e-mail met daarin de beoordeling van het afgelegde tentamen. 12

4. In de verklaring via email omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 5. In geval van een tentamen als bedoeld in artikel 5.5, lid 5, wordt de student gewezen op het feit dat de scriptie wordt voorgelegd aan een tweede beoordelaar. In dat geval stelt de examinator de definitieve uitslag vast nadat hij kennis heeft genomen en de student kennis heeft kunnen nemen, van het oordeel van de tweede beoordelaar 6. De uitslag voor de scriptie wordt pas geregistreerd nadat een digitale versie van de scriptie door de onderwijsadministratie is ontvangen. 7. De bewijsstukken omtrent de uitslag van een tentamen worden door de onderwijsadministratie gearchiveerd en minimaal dertig jaar bewaard. 8. De opgaven en door student gemaakte uitwerkingen van die opgaven worden door de examinator tenminste twee jaar na verwerking van de uitslag door de onderwijsadministratie, bewaard. 9. Bachelorscripties of eindwerkstukken worden ten minste zeven jaar bewaard. 10. Indien de student het niet eens is met de beslissing van een examinator, dan wel indien sprake is van een verstoorde verhouding tussen examinator en student, kan bemiddeling van de examencommissie gevraagd worden. 11. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van beroep voor de examens binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op. 12. Een met goed gevolg afgelegd tentamen kan opnieuw worden afgelegd. In het studievoortgangregistratiesysteem worden de studiepunten toegekend aan de laatst behaalde uitslag. Artikel 5.8 - Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. Cijfers worden gegeven met maximaal 1 decimaal achter de komma. 2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers. 3. Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding van het onderdeel. 4. Indien een tentamen meerdere malen is afgelegd, is de laatst behaalde uitslag bepalend voor het eindresultaat. Artikel 5.9 - Geldigheidsduur tentamen 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens en examens is onbeperkt, met inachtneming van het onder lid 2 gestelde. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie voor een propedeuseonderdeel dat langer dan drie jaar geleden met goed gevolg is afgelegd een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens student wordt toegelaten tot het afleggen van het propedeutisch examen. 3. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie voor een postpropedeuse - onderdeel dat langer dan vijf jaar geleden met goed gevolg is afgelegd een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens student wordt toegelaten tot het afleggen van het bachelor examen.4. Om in aanmerking te komen voor vrijstelling van tentamens overeenkomstig artikel 5.11 mag het tentamen of examen op grond waarvan de vrijstelling wordt aangevraagd niet langer dan vijf jaar geleden zijn behaald. De examencommissie kan in voorkomende gevallen verzoeken om aanvullende informatie waaruit blijkt dat kandidaat de destijds verworven kennis, inzicht of vaardigheden actueel heeft behouden. 5. Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen, worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer. Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar. 13