KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK CONTACTBLAD

Vergelijkbare documenten
De steen die verhalen vertelt.

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

Albert I van België: Brussel, 8 april Marche-les- Dames, 17 februari 1934

Les 13: Geboorte van Jezus.

2

Napoleon, Alexander en Josephine. Dit werkboekje is van:

Het verhaal van onze kerststal

Kom erbij Tekst: Ron Schröder & Marianne Busser Muziek: Marcel & Lydia Zimmer 2013 Celmar Music / Schröder & Busser

Kinderkerstfeest van de Kindernevendienst 26 december Kerstverhaal

Street-art in de. Kijkwijzer 1ste, 2de en 3de leerjaar

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4

Kinderkerstfeest 2014 Op zoek naar een ster. Hartelijk welkom

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Peeters (V2).indd :31

Lucas 2:15-20 Hij is het echt!

10. Gebarentaal [1/3]

De exodus. Foto s van het materiaal

Waarom, is dan de vraag, is het dat wel waard???? Het is 9 mei 1940, de oostflank van Europa staat in brand.

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Boekverslag Nederlands La place de la bastille door Leon de Winter

Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik

Geschreven door Simon Vierstra Met illustraties van Patricia Heijmen

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 3 Op weg met Jezus. H. Theobaldusparochie, Overloon

Gebedsdienst dinsdag 20 oktober 1987 Thema: Maria, moeder van liefde. Woord ter inleiding

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018

Samen rond het kruis

Opstandingskerk, 26 november 2017

Ik heb dit boek gekozen, omdat ik hem kreeg bij de Grote Lijsters vorig jaar. Toen ik de achterkant had gelezen, wilde ik weten hoe het zou aflopen.

Voor de dienst op Eerste Kerstdag 2016 in de Hervormde kerk te Woudenberg. Aanvang uur.

Rubens, Van Dyck & Jordaens Vlaamse schilders uit de Hermitage. Dit werkboekje is van:

AANGIFTEN VAN NALATENSCHAP

Johannes 20,1-18 Jezus is opgestaan en zoekt ons!

Zondag 6 maart 2016, uur Jeugddienst. Voorganger: ds. Bert de Wit

ER IS ALTIJD EEN BRUG (Leren) leven met goesting na een verlies

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

WEBQUEST L6-02 oorlog & vrede

Samen met Jezus op weg

Beleidsplan Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

Efeziërs 4 en NGB 27 Leerpreek: Wat is de kerk?

Uitreiking erepenning Jacques Vriens 12 februari Dames en heren,

Wie vindt, die zoekt verder. Speuren naar het verleden van je vereniging

De sprookjesverzamelaar

Peter de Grote. Dit werkboekje is van:

Welkom! Kerkelijke inzegening van het huwelijk tussen Hans Bijl en Mirjam van der Weij

Boek 1 De jongen in de gestreepte pyjama

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

Het drama van twee geliefden, die niet met elkaar mochten trouwen, terwijl zij 7 maanden zwanger was

Buitengewoon bijzonder buitenaards

BIJBELLEESROOSTER VOOR GEZINNEN met kinderen in de basisschoolleeftijd

Albrecht van Oostenrijk: (Wiener Neustadt, 15 november 1559 Brussel, 13 juli 1621

Jaar A - Jezus! Samen op weg

Boekverslag Nederlands Van de koele meren des doods door Frederik van Eeden

10? Jan. 92. Houwe, , August Vermeylen aan Emmanuel de Bom 1

Street-art in de. Kijkwijzer 4de, 5de en 6de leerjaar

DomineeOnline.org Jrg. 1, nr. 8

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

Boekverslag Nederlands Gebr. door Ted van Lieshout

DEINZE: Archiefbestand Familiekunde Deinze

VIERING OVER DE NAAM 21 april 2001

SAMENZANG KINDERKERSTFEEST

KINDEREN VAN HET LICHT

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

KIEZEN VOOR WERK: HANDLEIDING

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven.

Orde van dienst Hervormde Gemeente te Sellingen

Zet je voet maar op het water!

DE WERELD VAN Pieter. de Oude

China. - Zending in China -

Liturgie voor de ochtenddienst van zondag 26 november

had, maar ook zij is achteraf alles kwijt geraakt door de oorlog.

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Kerstavond in het Kruispunt

zus van Maria, de moeder des Heren. Dat blijkt uit Johannes 19:25 waar staat: Johannes, de discipel die Jezus liefhad.

Kerstfeest 2017 groep 5

Vivian den Hollander. Kaarsjes. blazen. met illustraties van Alex de Wolf. Uitgeverij Ploegsma Amsterdam

Abonnees op het tijdschrift Leiestam betalen door overschrijving van 8,00 Euro op rekening nummer van FV - Deinze: BE BIC: GKCCBEBB

De Nieuwe Breugel. Beste vrienden,

DE DIENST VAN HET WOORD. Gebed bij de opening van het Woord. Inleiding bij het thema

Recensie Winterkant (SKaGeN) door Pol Arias Radio 1 Neon, maandag 12 maart 2007

China. - Zending in China -

Kinderkerstfeest 2014 Op zoek naar een ster

De Jefferson Bijbel. Thomas Jefferson

Zelf aan de slag met het schrijf-uw-levensverhaalboek van Zorgbedrijf Antwerpen

DE GEBOORTE VAN JEZUS

Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

Preek 10jan2016, Opstandingskerk Tilburg - Licht in onze ogen. Gemeente van onze Heer Jezus Christus

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Mijn naam is Fons. Ze noemen me een groene jongen. Weet je hoe dat komt?

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

Naam: Silke Bouwman Klas: 3T2 Lerares: Mevr. Scholten

de zon schijnt altijd

De kleine draak vindt het drakenland Iris Kater. Vandaag wil ik jullie iets vertellen over een kleine draak.

Boekverslag Nederlands De passievrucht door Karel Glastra van Loon

Prijs nu zijn naam samen met de engelen. o, nacht dat Jezus kwam

Ted van Lieshout Floor van de Ven, H3G, Uitgeveri Plaats Jaar uitgave en druk Aantal bladzijdes Genre Inhoudsopgave Samenvatting

Toespraak Staatssecretaris de Vries t.b.v. Nationale Herdenkink bij Nationaal Indië-monument , zaterdag 6 september 2008

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Transcriptie:

KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Uitgiftekantoor : Deinze 23e jaargang nr. 6 december 2003 Verantwoordelijke uitgever : Willy Jonckheere Winkelstraat 36 9800 Deinze Tel. (09)386.32.78 Postrekening 000-0434500 - 37, KGK-Deinze, p/a L. Matthyslaan 3-5, 9800 DEINZE

3102 Lidmaatschap 2004 Het jaar 2003 loopt stilaan ten einde. Een nieuw werkjaar staat voor de deur. Vriendelijk verzoeken we onze trouwe leden het bijgevoegde overschrijvingsformulier onverwijld in te vullen en aan hun financiële instelling te bezorgen, of hun lidmaatschapsbijdrage te vereffenen met onze penningmeester, of aan de balie van ons Museum. We hebben nog maar pas op 21 november 2003 het 75-jarig bestaan van onze Kring mogen vieren, maar u weet dat we dit jubileum nogmaals in de verf willen zetten op 28 februari 2004. De details volgen later. Een aantal zekerheden mag ik nu reeds verklappen: de heer H. Balthazar, gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen en een delegatie van het Oost- Vlaams Verbond van de Kringen voor Geschiedenis komen ons feliciteren, het Jaarboek 2004 wordt voorgesteld, de tentoonstelling Deinze in oude kaarten wordt geopend en prof. dr. Erik Thoen en KGKondervoorzitter dr. L. Goeminne zullen deze tentoonstelling van cartografie nader toelichten. Noteer alvast de datum in uw agenda. Ter herinnering: Lidgeld 2004 Gewoon lid : 15 Steunend lid, bestuurslid, deelgenoot : 23 Erelid : 30 of meer op Postrekening 000-0434500-37 van KGK-Deinze p/a Brielstraat 7 9800 DEINZE Wie in orde is met het lidgeld 2004, door overschrijving of door betaling aan de balie van het Museum, kan op 28 februari 2004 zijn jaarboek meenemen. Wie om welke reden dan ook zijn jaarboek liever thuis besteld krijgt, betaalt 4 portokosten extra. Wij verzoeken onze leden zoveel mogelijk gebruik te willen maken van het ingesloten overschrijvingsformulier. Als de lidgelden bij het begin van het jaar overgemaakt worden, betekent dat een hele hulp voor onze administratie. Wij zijn de leden daarvoor bijzonder dankbaar. Na het verschijnen van het jaarboek volgt immers de (forse) rekening van de drukker. We hebben het reeds vroeger vermeld: heel wat leden stellen er blijkbaar prijs op steunend lid te worden. Moge hun voorbeeld tot navolging strekken. Wij appreciëren de aanmoediging ten zeerste. In elk geval zijn ALLE leden van harte bedankt voor hun steun!

3103 Bestuursleden KGK - 1 januari 2003 Erevoorzitster Mevrouw Luc Matthijs-De Clercq, St.-Vincentius Rustoord, Ten Bosse 150 Erevoorzitter Herman Maes, Ten Bosse 11 Voorzitter Willy Jonckheere, Winkelstraat 36 1e Ondervoorzitter Roger Boerjan, Tolpoortstraat 12 2e Ondervoorzitter Secretaris Luc Goeminne, Oeselgemstraat 76-9870 Zulte Hilde Van Der Donckt (echtg. Herbert Lecomte) Bunderstraat 28-9770 Kruishoutem Penningmeester Daniël Decock, Brielstraat 7, bus 5 Ledenadministrator André Heyerick, Markt 46, bus 8 Bestuursleden * Luc Bauters, Pastoriestraat 67 * Maurits Coene, Guido Gezellelaan 52 * Stefaan De Groote, Peperstraat 7 * Trui Galle (echtg. Luc Van Nevel), Berg 17 * Peter Hoste, Herpinsakker 1 * Paul Huys, Deinse Horsweg 18, 9031 Drongen * Jan Moerman, Priester Joris Eeckhoutlaan 18 * Bruno Saverijs, Emile Clauslaan 67 * Jos F. Smith, Karel Picquélaan 10 * Hugo Thoen, Erfgoedlaan 7 * Veerle van Doorne, Snoekstraat 46 * Martin Van Haesebroeck, Oudestraat 21 * David Vanhee, Reigerslaan 2 * Tony Vanhee, Reigerslaan 2 * Urbain Vanwildemeersch, Beekstraat 105c Deelgenoten KGK 1 januari 2003 1. Herman Bekaert Guido Gezellelaan 100, bus 4 9800 Deinze 2. Roger Boerjan Tolpoortstraat 12 9800 Deinze 3. Maurits Coene Guido Gezellelaan 52 9800 Deinze 4. Albert De Clercq Palokestraat 40 1080 Brussel 5. Daniël Decock Brielstraat 7, bus 5 9800 Deinze 6. Stefaan De Groote Peperstraat 7 9800 Deinze 7. Luc Goeminne Oeselgemstraat 76 9870 Zulte 8. André Heyerick Markt 46, bus 8 9800 Deinze 9. Paul Huys Deinse Horsweg 18 9031 Drongen 10. Willy Jonckheere Winkelstraat 36 9800 Deinze 11. Filip Kempeneers Bredestraat 128 9800 Deinze 12. Herman Maes Ten Bosse 11 9800 Deinze 13. Mevr. Luc Matthijs-De Clercq St.-Vincentius-Rustoord Ten Bosse 150 9800 Deinze 14. Jan Moerman Pr. Joris Eeckhoutlaan 18 9800 Deinze 15. Rudy Pauwels Gust De Smetlaan 13 9830 St.- Martens- Latem 16. Bruno Saverijs Emiel Clauslaan 67 9800 Deinze

3104 17. Emeric Seeuws Kortrijksesteenweg 61 9800 Deinze 18. Jos F. Smith Karel Picquélaan 10 9800 Deinze 19. Juan t Kint de Roodenbeke Ooidonkdreef 11 9800 Deinze 20. Jacques Van Cauwenberghe Kongoplein 2 9800 Deinze 21. Raf Van Den Abeele Kerkstraat 27 9830 St.-Martens- Latem 22. Urbain Van Den Heede Leon De Smetlaan 12 9830 St.-Martens- Latem 23. Hilde Van Der Donckt Bunderstraat 28 9770 Kruishoutem 24. Veerle Van Doorne Snoekstraat 46 9800 Deinze 25. Martin Van Haesebroeck Oudestraat 21 9800 Deinze 26. Tony Vanhee Reigerslaan 2 9800 Deinze 27. Urbain Vanwildemeersch Beekstraat 105c 9800 Deinze 1916. Deinze viert zijn markies, ridder van het gulden vlies (1765) In de Gazette van Gend van 12 december 1765 stond het volgende bericht te lezen : Deynse den 8. December. Bailliu, Borgemeester ende Schepenen dezer Stad tydinge bekomen hebbende dat het aen Zijne Majesteyt den Keyzer behaegt had van op den 13. November lestleden Zyne Excellentie den Marquis van Deynse 1, Heere dezer Stad ende Marquizaet, tot Ridder van het Doorlugtig Order van het Gulde Vlies te benoemen, hebben ter dezer gelegentheyd heden (=08.12.1765) eene solemnele Misse van Dankbaerheyd laeten celebreren, gevolgd van de Lof-zang Te Deum Laudamus ; gedurende de Misse wierden dry salvos uyt het kleyn Geschut geschoten, vervolgens wierd er eene treffelyke Maeltyd gegeven, waerby tegenwoordig waren de voornaemste Inwoners dezer Stad; de gezontheyd van Z(yn)e Ex(cellen)tie wierd onder het luyden der Klokken ingesteld. s Avonds waeren door geheel de Stad verligtingen en vreugde-vieren aengesteken, die tot laet in den nacht geduerd hebben; en in het Stadhuys wierden Verversschingen aen het Gemeyn Volk uytgedeeld, het welk hunne blydschap en vreugd over de Promotie van Z(yn)e Ex(cellen)tie ten vollen liet uytblyken : en waer t dat de omstandigheden toegelaeten hadden, zoude men de vreugde-bedryven door een Bal gesloten hebben. De voorwaardelijke wijs, dat men het feest met een bal zoude afgesloten hebben en waer t dat, laat de lezer van dit krantenbericht veronderstellen dat er dus géén balvreugde te beleven viel. Hetgeen normaal de vraag doet rijzen, wàt dan wel die omstandigheden waren die geen bal toegelaeten hadden. Financiële omstandigheden natuurlijk! De toestand van de stadskas was in dat jaar immers bijzonder belabberd! En wel in die mate, dat de hogere overheid speciale voorwaarden aande stadsmagistraat had moeten opleggen inzake besteding van de stadsgelden. Dit lezen we in een bijzonder document, waarvan gelukkig enkele exemplaren bewaard zijn gebleven 2 en waarvan de titel luidt : Reglement voor de stede van Deynse, by haere Majesteyt gedecreteerd den 7. Mey 1772 ende gepubliceerd ten Stadhuyze van Deynse den 10. Juny. Om de rampzalige kastoestand van Deinze drastisch te remediëren, was van hogerhand een saneringsplan opgelegd, waarvan de richtlijnen in meer dan vijftig (!) artikelen spijkervast waren opgesteld. Besparingen dus! Wél een feest om de Markies te eren, maar niks te dansen! Dat men anders wel de vreugde-bedryven door een Bal zoude gesloten hebben, moet men dus als een gesmiespeld eufemisme beschouwen. Maar eerlijke armoe is geen schande, ook niet voor een stadsbestuur-in-nood Het zal de Markies, die zoals gewoonlijk niet in Deinze verbleef, wel een heel verre zorg geweest zijn.

3105 1. Markiezen van Deinze waren sedert 1632 de Merode s van Westerlo ; zij hadden in dat jaar het markiezaat van Deinze gekocht van don Diego Mesia de Guzman, die in 1626 - wegen verdiensten Deinze in zijn bezit had gekregen als een geschenk vanwege Koning Filips IV. Na tien jaar al verkocht don Diego zijn koninklijk geschenk voor een som van 152.000 gulden. De Merodes bleven Markies van Deinze tot aan de opheffing van het ancien régime in 1795. De Deinse markiezen waren achtereenvolgens : Floris de Merode (1632-1652), Willem (1652-1653), Maximilaan-Antoon (1653-1670), Ferdinand (1670-1679), Maximiliaan-Albrecht (1679-1711), Joachim-Maximiliaan-Maria-Jozef-Hyacinthe (1711-1740), Jan-Karel- Jozef (1740-1774) en als laatste Balthazar-Philips de Merode (1774-1816) : zie Alb. Vanden Abeele, Geschiedenis van Deinze blz. 91-98. 2. Gedrukt in-4 te Gent bij P. de Goesin ; de Gentse Universiteitsbibliotheek bewaart hiervan twee exemplaren (nrs. G. 2306 en Hi. 9560/I) Paul HUYS nr. 389 1917. Cyriel Buysse (Nevele/Deurle) over Emile Claus (Astene) : Mijn broeder in Vlaanderen Emile Claus, de bekende luministische schilder uit Astene en de auteur Cyriel Buysse uit Nevele/Deurle waren zeer goed bevriend. Ze hebben elkaar ongetwijfeld artistiek beïnvloed. Claus ontwikkelde zich als arbeiderskind er waren dertien kinderen thuis tot een lid van de burgerij, die in de tijdsgeest van toen eerder in het Frans dan het Vlaams converseerde en schreef. Hij bleef in zijn werk toch oog hebben voor arbeiders en landbouwers en het harde werk aan het vlas. Vooral de Leie stond centraal in zijn werk. Hij raakte na zijn eerste prijzen aan de kunstacademies van Waregem en Antwerpen vrij snel bekend, in ons land maar ook ver buiten de grenzen. Buysse beschreef de eerste ontmoeting met Claus die ergens in 1890 plaatsvond in een studie over Claus die verscheen in 1925 1, kort na het overlijden van de kunstenaar. Hij stootte - vermoedelijk in Nevele - tijdens een mooie zomerdag op een groepje van zes wandelaars: De magere heer met veel gebaren keek als t ware zoekend om zich heen; en mij ziende, kwam hij eensklaps naar mij toe en vroeg mij, met een aardige glimlach en innemende vriendelijkheid: Pardon, meneer, zoudt ge mij niet kunnen wijzen, waar hier een bakkerij te vinden is? Die dames zouden gaarne wat koekjes kopen. De magere man was Emile Claus. Tot het groepje wandelaars behoorde ook de Brusselse naturalistische schrijver Camille Lemonnier, die ook een zeer goede bekende van Buysse zou worden. Claus - 41 jaar oud - was op dat ogenblik reeds de gevierde kunstenaar van het luminisme. Hij had net het meesterwerk De Bietenoogst voltooid dat werd tentoongesteld in Brussel, Parijs en München. 2 Na zijn huwelijk met notarisdochter Dufaux had hij zich in Astene gevestigd, in het gerenoveerde jachthuis Villa Zonneschijn, vlakbij zijn geliefde Leie. Gemeenschappelijke artistieke vriendenkring Buysse was bij die eerste ontmoeting 41 jaar oud en had ondertussen zijn eerste verhalen gepubliceerd. Hij werd nadien door zijn vader voor een tijdje naar de Verenigde Staten gestuurd, maar vanaf 1894 kwam hij blijkbaar opnieuw in contact met Emile. Het was ook Claus die hem voorstelde aan Camille Lemonnier, die op dat ogenblik een vakantie doorbracht in Astene. Reeds tijdens de zomer van 1894, ten huize van Claus, beloofde Lemonnier Cyriel Buysse te steunen om door te dringen in de Frans-Belgische literatuur. 3 Maar dat zou niet echt lukken.

3106 Eén van zijn drie Franstalige verhalen uit 1895 - Le Baptême - zou hij opdragen aan Emile Claus. Er zou zich gaandeweg tussen beiden een zeer hechte vriendschap ontwikkelen die dertig jaar standhield. De vriendschap met een geestesgenoot en literator als Buysse hoeft niet te verwonderen. Claus had een grote belangstelling voor literatuur. Naast de veelvuldige ontmoetingen correspondeerden ze en ondernamen samen uitstappen en reizen. Claus was geen schrijver, vooral een begenadigd verteller. Zowel Nederlandstalige als Franstalige auteurs zonden hem regelmatig hun romans en dichtbundels. De kunstenaar was bovendien geabonneerd op (literaire) tijdschriften zoals Van Nu en Straks. Van isolement is in Astene dus helemaal geen sprake. De woning Villa Zonneschijn was in die tijd een pleisterplaats voor vrienden, kunstenaars, leerlingen... van Claus zowel uit de streek zelf als uit het buitenland. Zeer bekende beeldende kunstenaars van toen, maar ook schrijvers en kunstcritici zoals Emile Verhaeren, Maurice Maeterlinck, Camille Lemonnier, Edmond Picard waren er kind aan huis. In Villa Zonneschijn grepen er regelmatige literaire avonden en poëzieavonden plaats die weerklank vonden tot in Frankrijk toe. Ook Buysse was er uiteraard meer dan welkom. Hij profiteerde van al die contacten met auteurs om zijn horizon te verbreden. De Fransman Léon Bazalgette werd een gemeenschappelijke (reis)vriend. Volgens Willy Van Den Bussche, die in 1997 in het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst in Oostende een overzichtstentoonstelling organiseerde over Claus, liggen aan de basis van diens werk geen levensbeschouwelijke of filosofische theorieën. Enkel thematisch is er een literaire binding vast te stellen met het werk van schrijvers als Cyriel Buysse of Karel Van De Woestijne, met wie hij intensieve vriendschappelijke banden onderhield. Het zou volgens Van Den Bussche Buysse zelf zijn, maar ook de zeer invloedrijke Camille Lemonnier, die hem op het spoor van de vernieuwing bracht en bleef vergezellen. 4 Maar de vraag kan worden gesteld of het niet vooral Buysse en Lemonnier zelf zijn die rond het thema van Claus literatuur gaan scheppen. Buysse had de Leie altijd al een plaats gegeven in zijn werk maar na zijn naturalistische periode zou hij dat toch meer uitgesproken doen. Jan D Haese schreef hier het volgende over: (...) Zoals Claus en Buysse, Binus Van den Abeele en later - doch lichtjes anders - Karel Van De Woestijne zich vereenzelvigen met de tot poëzie geworden realiteit van de Leie en het Leielandschap, zo slaagden deze laatsten er in de diepe kennis en ervaring van de pure natuur om te zetten in puur emotie, in pure artistieke ontroering. Door hen werd de ziel van het Leieland zichtbaar, merkbaar en mededeelzaam. 5 Buysse hoorde zelfs de koekoek in een schilderij van Claus En nogmaals D Haese: Met Claus behoort Buysse tot de uitverkorenen die de natuur mystiek ondergingen, die deze natuur tevens fysiek beleefden en er konden over schrijven of schilderen, tot tranen toe bewogen. Men heeft dat niet genoeg onderstreept en nu dreigt men dit te vergeten. Cyriel Buysse, afkomstig van Nevele, de man van harde romans als Het recht van de sterkste en van schitterend maar meedogenloos toneel als Het Gezin van Paemel, kon zelfs de koekoek regen horen aankondigen in een schilderij van Claus. Dat was geen boutade, niet eens een anekdote, maar een weergave van het onfeilbaar natuurinstinct dat schrijver en schilder verbond tot in hun merg. Er is inderdaad het mooie citaat waarbij Buysse subtiel het beeld van de zogenaamde oppervlakkige schilder bijstuurt: Je kon Claus geen grooter genoegen doen dan die fijne nuances juist te voelen en spontaan te uiten. ( ) Zoo bracht hij mij eens voor een heerlijk en fijn en teer Lenteschilderij.( ) Voel je iets in dat schilderij?, vroeg hij mij. Ik voel er veel in! Zei ik

3107 Wanneer is het geschilderd? Ik denk zoo ongeveer 3 mei, aarzelde ik. 5 Mei!, jubelde hij. Ruik je er de lente in? Ja. Hoor je er ook iets in? Ja ja! Wat? De koekoek de koekoek die roept dat het gaat regenen!, zei ik Hij kwam naar mij toe en greep mijn beide handen. Hij had tranen van emotie in de oogen. Op 20 december 1902 verscheen een kort artikel 6 van de hand van Buysse over Claus ter gelegenheid van een tentoonstelling van een veertigtal schilderijen in de Rotterdamse kunstkring. Buysse: Een landschap van Claus, dat is werkelijk Vlaanderen. Dat is, in al zijn sterk kleurenpracht, het zachte, het intieme, het stille; dat is de tere harmonie, het fijn versmeltende van tinten, het fijntrillene van zonne-lucht en zonne-hemel. 7 Wanneer Buysse op 22 maart 1903 een opvoering van Gezin van Paemel door het Multatulitheater bijwoonde in de Minardschouwburg, was Emile Claus eveneens van de partij. Claus sprak in een brief van 10 januari 1906 verder zijn waardering uit voor Het leven van Rozeke van Dalen : t Is den sterken fijnen gezonden reuk van dat deel uit ons Vlaanderen die men bij elke bladzijde ontmoet en die ge zoo mild uitstrooit bij ieder jaargetijde. Ik wandel op dien vlasgaard in den morgendauw, alsuuk het drukke en wemelend gedoe ten tijde van den uugst up den kouter bij die duizenden rozenstruiken: ja, als een reusachtige dankbedevaart van landelijke heerlijkheid en weeld. 8 Op 15 juni 1911 woonde Buysse samen met Emile Claus de begrafenis bij van de moeder van Maurice Maeterlinck. Beide vrienden zijn vanzelfsprekend aanwezig op 16 juni 1913, ter gelegenheid van de begrafenis van hun mentor Camille Lemonnier, samen met talrijke prominenten uit de wereld van literatuur en plastische kunsten. Gezamenlijke reizen Buysse en Claus waren allebei bezeten door reizen. Buysse hield vooral van Frankrijk, waar hij regelmatig zijn jeugdvriend Maurice Maeterlinck bezocht. Claus had een voorkeur voor Spanje, Algerije en Marokko. Hij ging het licht ter plaatse bestuderen en maakte aantekeningen. Samen met de andere bekende luministische schilder Albert Baertsoen 9 bezocht hij in 1898 Buysse, die op dat ogenblik aan een depressie leed, aan de Italiaanse Riviera te Bordighera. In 1907 werd Claus aangezocht als jurylid voor de internationale tentoonstelling van het Carnegie Institute in Pittsburgh. Claus verbleef een maand in de Verenigde Staten. Als geboren causeur vertelde hij later zijn wedervaren in Pittsburgh, New York en Washington aan zijn vrienden. Zo is er een bekende foto van Leon Bazalgette, Emile Claus, Camille Lemonnier en Cyriel Buysse van april 1907 aan het Roze Huis van Buysse in Afsnee. Verhaeren kwam net terug uit Rusland en vertelde honderduit. Maar ook Emile Claus die net zijn reis door Noord-Amerika achter de rug had, kon het gezelschap onderhouden met sappige verhalen. De welstellende Cyriel Buysse was één van de eerste bezitters van een auto. Samen met Claus en de Franse criticus Léon Bazalgette ondernam hij eind april-begin mei 1911 een reis door Bretagne, Normandië en de Loirestreek.

3108 In juni 1912 trokken de drie vrienden nu samen met Lemonnier opnieuw voor een tiental dagen naar Bretagne. Buysse zou over deze trip het artikel Centralisatie en ontvolking in Frankrijk schrijven. 10 Het gezelschap Claus, Buysse en Bazalgette reisde begin juni 1913 opnieuw per auto naar Frankrijk en bezocht er o.m. Nancy, Pontcarlier, Orléans en Belfort. De reizen met de auto in Europa werden onderbroken door de vier oorlogsjaren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen hun wegen immers uit elkaar. Claus verbleef in Engeland en Buysse in Nederland. Toch zouden beide vrienden elkaar een paar keer in Londen ontmoeten en elkaar regelmatig schrijven. Op 5 november 1914 schreef hij aan Buysse dat hij het gewoel en de smoor van Londen ontvlucht was. Hij zou inderdaad geruime tijd in Wales verblijven. De Eerste Wereldoorlog was voor Claus nog een sterke periode, maar na 1918, toen hij was teruggekeerd in Astene, sloeg het luminisme als trend minder aan, hoewel het een hype was in die tijd om een schilderij van Claus te bezitten. Maar andere stromingen zoals dadaïsme en expressionisme kwamen sterk op de voorgrond. De twintigste eeuw was definitief begonnen. De bijna zeventigjarige Emile Claus slaagde er niet meer in een nieuw elan te geven aan zijn kunstenaarsschap. Hij bleef de charmante man en volksviend. Emile zou bijna alle dagen naar Deurle fietsen waar hij afstapte bij zijn liefste leerlinge Jenny Montigny en doorgaans ook zijn allerbeste vriend Buysse bezocht. Hij had weinig affiniteit met de jongere kunstenaars die in Latem waren neergestreken. Voor de oorlog was er wel een goed contact geweest met Albijn Van Den Abeele. Enkele jaren na de Eerste Wereldoorlog werden Bazalgette, Claus en Buysse opnieuw getroffen door de reismicrobe. In juni 1922 doorkruisen ze als oudere heren van stand Frankrijk met wagen en chauffeur. Buysse beschrijft deze reis die door een autodefect wordt afgebroken met veel kleur in De Laatste Ronde (1923). In 1923 zijn Claus en Buysse nog paraat in Ter Hulpen voor een bijeenkomst van de vrienden van Camille Lemonnier, precies tien jaar na zijn overlijden. Het schielijke overlijden op 5 juni 1924 van Claus, enkele uren nadat ze samen te Deurle aan de Leieoevers hebben gezeten 11, zou Buysse sterk aangrijpen: Toen ik hem de volgende dag terugzag, lang hij roerloos op zijn doodsbed! Hij lag in rok en witte das, alsof hij naar een feest zou gaan. Het scheen alsof hij sliep, maar toch nog luisterde naar de geluiden van de wereld en of hij straks weer op zou staan en iets vertellen, zoals hij altijd had gedaan. Was dan nu werkelijk zo: gisteren naast mij aan de oever van de Leie; gisterenavond op zijn rijwiel, met zijn caban en zijn rond hoedje; en slechts enkele uren later koud en roerloos als een marmeren beeld, gedost in staatsiekleren, voor het somber feest der eeuwigheid! 12 Deze tekst verscheen in de vermelde studie over Claus. Het ging hier niet zozeer om een kritische studie van zijn werk maar om een poging om de charme van Claus als mens en vriend weer te geven. Hij laat Claus herhaaldelijk aan het woord. Door middel van talrijke anekdotes komt een levendig en verrassend-juist portret van de persoonlijkheid van Claus tot stand. Hieruit blijkt dat zijn schilderijen uit het leven zijn gegrepen. Het boek werd net na diens overlijden geschreven. Buysse heeft het nog zeer moeilijk met het wegvallen van de kunstenaar, maar dat maakt vrij vlug plaats voor een meer optimistische noot: Ik zeg, Claus leeft ten eeuwige dage in zijn werk; maar naast dat werk zoek ik de man, die het geschapen heeft: die wondere mens, dat levenstrillend wezen, die flikkerende ogen, die lange, fijne, aldoor bewegende handen, dat wonder van levenskracht en levenslust, dat zijn

3109 overtollige volheid, zijn overrijke natuur als en magnetisch-aantrekkelijke kracht om zich uitstraalde. Wie hem ontmoette, kwam dadelijk en onweerstaanbaar onder zijn bekoring. 13 Buysse droeg het werk op aan koningin Elisabeth, die een grote bewonderaarster was van Emile Claus. 14 Stefaan DE GROOTE 1. Cyriel Buysse: Emile Claus. Mijn broeder in Vlaanderen, Van Rysselberge & Rombaut, Gent, 1925. Een vertaling in het Frans verscheen in 1926. De tekst werd eveneens opgenomen in deel zes van het Verzameld werk Cyriel Buysse. 2. En nu is te bezichtigen in het Museum van Deinze en Leiestreek. 3. Antonin Van Elslander, Cyriel Buysse, herdenkingsmonografie samengesteld ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag van zijn overlijden, Gent, 1982, blz. 37. 4. Willy Van Den Bussche, Inleiding catalogus, Retrospectief Emile Claus, 1997, Gemeentekrediet, blz. 8 en 9. 5. Jan D Haese, De Leie natuur en cultuur, Kunst aan de Leie, Lannoo, 1986, blz. 296. 6 In Het Kunstblad. 7. Verzameld Werk deel zeven, blz. 135. 8. Antonin Van Elslander, o.c., blz. 67. 9. De families Baertsoen en Buysse waren met elkaar verbonden door de textielfabriek Baertsoen-Buysse in Gent. 10. Verscheen in De Telegraaf van 7 juli en De Nieuwe Gazet van 15 juni 1912. 11. Eén van de laatste werken van Claus was een portret op doek van Cyriel Buysse. 12. Verzameld werk, blz. 1249 en 1250. 13. Verzameld werk, blz. 1205 14. Enkele uren voor het overlijden van Claus was koningin Elisabeth nog op bezoek geweest. Hij schilderde op doek de ruiker bloemen die ze had meegebracht, signeerde het en plaatste er zelfs het uur op. 1918. Uit een stadsrekening van Deinze ( 1755 ) Bron: Alg. Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 50781 ( 21 folio s ) Deze rekening over het jaar 1755 ( hier in een latere copie, op 20.01.1763 gemaakt door A. de Caigny) werd voorgelegd door Mr. Jacobus Franciscus van Landeghem, lic., med., gecommiteerde ontvanger van Sieur Pieter Roelants, erfachtige ontvanger van de ommestelling ( hoofdelijke belasting ) van de stad Deinze. Uit de uitgaveposten citeren we hier enkele merkwaardigheden, waaruit o.m. blijkt dat de stad enig geld veil had voor kerkelijke aangelegenheden. Ook militairen trokken in 1755 en 1756 door Deinze. En niet alle stedelingen hadden het even breed. 1. Prijzen voor catechismusonderricht ( f 12v ) Item betaelt aenden heer pastor deser stede ( = Cornelius van Puymbroeck ) de somme van twee ponden grooten over een jaer distributie vande prijsen aende jonckheijt commende naer de cristelijcke leeringe, dus hier over den jaere 1755. ( f 15r ) Item betaelt aenden heer onderpastor der prochie van Ste Martens tot Peteghem binnen der Stede van Deijnse, tot een pond groote over een jaer distributie der prijsen aende jonckheijdt commende naer de christelijcke leeringhe, dus over den jaere verschenen 1754. 2. ( Processie- ) flambeeuwen voor de stadsmagistraat ( f 16r ) Item betaelt aen Sieur Pieter de Gruijtere de somme van vier ponden thien schellinghen grooten over leveringhe van negen flambeeuwen bij hem gedaen aen Bailliu, Burghmeestere & schepenen, midsgaders greffier der stede om daermede te honoreren het hoogweirdigh ( = het H. Sacrament ) op de ordinaire feestdaegen gedurende desen jaere 1755.

3110 3. Klokluiden en orgelspel ( f 16r ) Item betaelt aen Joannes Baptista van Oost, coster dezer stede, de somme van twee ponden ses schell. en acht grooten, te weten een pond groote ter causen het luijden van de vroeghmisse op de sondaegen & heijligdaegen en één pond ses schell. en acht gr. over het dreijmael daeghs te treckken de bede ( = het Angelus, een drieledig gebed, resp. om 6u., 12u. en 18u.) den tijdt van een jaer, verschenen den 20en novembre 1755. (f 16r ) Item betaelt aen Joannes Baptista d Hersigny, organist deser stede, de somme van seven ponden grooten over een jaer bijlegh ter causen van het spelen op de orgele binnen de kercke deser stede, alsmede over het stellen ende gaedeslaen van de orlogie, dus over den jaere verschenen den 20en novembre 1755. ( f 18r ) Item betaelt aen Joannes van Honnacker de somme van een pondt seventhien schell. eene groote en ses deniers over de leveringhe van eenen clockreep ende stringen daertoe diendende, bij hem gedaen aende clocke binnen de kercke deser stede. 4. Slaapstro voor doortrekkende soldaten Een ander soort uitgaven zal de stad niet zo graag hebben besteed, maar oorlog breekt wet en ook Hollandse soldaten willen zacht en droog slapen Item betaelt aen d heer Anthone de Caigny ( = stadsgriffier ) de somme van twaelf schell. gr. over bij hem ghelevert thebben 150 bondelen ( = bundels ) stroot geëmploijeert voor slaepstroot vande hollandsche troepen binnen dese stede gelogiert hebbende inde maent april vanden jaere 1755 in advenante van 8 schell. gr. de hondert bondelen. Later wordt ook aan Joannes de Weert een bedrag van 14 schell. gr. betaald voor 200 bundels slaepstroot voor de Hollandse troepen die in Deinze zijn komen logeren op 15 october 1756, en eveneens 1 pond 8 sch. aan Anthone de Vreese voor 400 bundels slaapstro aan de voornoemde Hollandse troepen. 5. Insolvente persoonen Een andere rekeningspost betreft een opgave i.v.m. de ( belasting- ) achterstallen die enkele insolvente persoonen nog te vereffenen hadden aan de stadskas. Ziehier de lijst van die debiteurs ( bedragen in ponden/schellingen/groten/denieren ): De wed. Jacobus vander Straeten nog verschuldigd 5 sch. 7 gr. 6 den. Geeraert de Cock fs. Gilles 7 gr. 6 den. Ludovicus Plettinck 2 sch. gr. Jan Van Parijs 2 sch. gr. Lucas Algoet 13 sch. 11 gr. Jacobus de Zuttere 1 sch. 7 gr. 6 den. Pieter Allié 5 gr. Joannes Cannoot 10 gr. Joannes de Bouverie 1 lb. 4 sch. gr. Louis Joije 9 sch. 8 gr. Joannes de Loddere 6 gr. Rochus Kints 4 sch. gr. Jan Baptiste Arnoux 1 sch. 7 gr. 6 den. Frans van Aelst 2 sch. 5 gr. Jacobus vanden Bogaerde 2 sch. gr. Pieter de Smet 8 gr. 6 den. Pieter Biebuijck d oude 1 sch. 6 den. Paul HUYS nr. 390

3111 Maessprokkels Grootvaders vertellen: mondelinge overlevering De geschiedenis der volkeren begint wanneer iemand neerschrijft wat hij uit de vorige generaties heeft geleerd. Beda Venerabilis over de Angelen en Saksers Hrabanus Maurus en Eginhard over Karel de Grote Paulus Diaconus over de Longobarden Bisschop Gregorius van Tours over de Franken Jordanes over de Goten Saxo Grammaticus over de Denen Zij kunnen met wat ze vernomen hebben 200 jaar teruggaan en zelfs verder. Kan dat echt dat iemand uit mondelinge overlevering vertelt over 250 jaar geleden? Toetsen wij dat even aan ons zelf: Ik heb mijn grootvader ( 1863) horen vertellen over wat zijn grootvader ( 1800) hem vertelde. De oudste verteller die ik ooit hoorde was Fons, geboren 1847 die mij tijdens de oorlogsjaren 1943 over zijn leven vertelde; ik 17 jaar, hij 96 jaar. Stel nu dat Fons mij vertelt over wat zijn vader en grootvader ( 1787 = soldaat van Napoleon) hem vertelde, en ik vertel dat nu aan mijn kinderen en aan mijn kleinkinderen (geboren in de jaren 1980), dan kunnen mijn kleinkinderen in 2040 aan hun kinderen en kleinkinderen dat doorvertellen. In 2100 schrijft iemand het op. Vergeten we nu niet: 1) dat er vroeger veel meer verteld werd: er was noch radio noch televisie, er werd niet gelezen : vooral de lange vroeg-donkere winteravonden zaten de mensen samen thuis, meestal met drie generaties in de woning, bij de kachel of de haard want er werd maar één woonruimte verwarmd. Wat deed men dan? Samen zingen, vertellen, bidden. De verhalen werden vaak herhaald: grootvader, vertel nog eens over de oorlog. Er was altijd wel een goede verteller in de groep en de verhalen van grootvader over zijn grootvader en over wat die beleefd en verteld had over zijn vader en grootvader werden verteld en herverteld. Vergeten we niet 2) dat doordat er niet gelezen en geschreven werd de mensen verplicht waren beter hun geheugen bij te houden. Ze onthielden door te herhalen en 3) dat er meer bewustzijn was van familieverwantschap en stamverwantschap en er wel altijd iemand was die de historie onthield tot ze dan jaren later wel eens werd neergepend. En de ouderen hadden het woord en hoe ouder des te liever vertelden ze over het verleden. Al vertellend groeiden de daden en gebeurtenissen allicht in belangrijkheid en omvang : - Grootvader, vertel nog eens over de oorlog (en grootvader vertelt over zijn heldendaden) - Grootvader, waartoe dienden al die andere soldaten dan? Het spreekt vanzelf dat we kritisch moeten staan tegenover die mondelinge overlevering. Het menselijk geheugen is selectief : ik heb onthouden wat iemand anders is vergeten en omgekeerd over dingen die we samen beleefden. En over wat we samen onthouden hebben herken ik mijn belevenis nauwelijks : was het echt zo denderend? Ik dacht dat het maar een baggatelletje was. En dan zijn er dingen die verzwegen worden, omdat men er niet graag aan herinnerd wordt, of die verkeerd zijn afgelopen. Of geheimpjes waaraan we een binnenpretje hebben. Ga het maar na bij u zelf en rondom u.

3112 Identiteit Wanneer we op reis gaan en in een grote of kleine stad verblijven, gaan we naar alles kijken : de kerk, zowel binnen als buiten, de schilderijen, het houtsnijwerk, de biechtstoelen, de preekstoel, het altaar. We bekijken het allemaal. Passeren we er voorbij een standbeeld, dan kijken we van wie het is en vaak is het amper een lokale grootheid waarover wij nooit iets gehoord hebben. Zien we ergens een gedenkplaat aangebracht aan een of ander gebouw, dan lezen we de tekst. Thuis lopen we aan al die dingen voorbij : we hebben ze er altijd geweten, zodanig dat ze ons niet opvallen. We kijken soms met enige verbazing naar de vreemdeling die naar onze monumenten kijkt. Eigenaardig toch, dat verschil in reactie. Hoeveel regelmatige kerkgangers hebben eigenlijk hun eigen kerk al eens grondig bekeken? Hoevelen hebben al eens gelet op de structuur van hun kerk? Thuis is dat alles zo vanzelfsprekend; elders is alles zo opvallend beter, mooier, rijker. Elders hebben ze grote figuren, elders hebben ze geschiedenis. Bij ons thuis is er niets. Kennen we eigenlijk onze stad of ons dorp? Kennen we al datgene dat er al lang stond toen we nog kind waren? Die man voor wie een gedenkplaat werd aangebracht is toch eigenlijk niet veel zaaks. Elders is het allemaal interessanter. Of zijn wij een volk zonder geheugen geworden? Wij gaan er bewonderend op in als anderen chauvinistisch hun geschiedenis groot maken. Onze eigen geschiedenis kennen we niet ; of we minimaliseren. De guide bleu of de guide michelin hebben we echter terecht - bij de hand als we op reis gaan. En toch bloeien bij ons vele historische kringen en heemkringen die teren op plaatselijke situaties. Ze bereiken echter maar een beperkt publiek, meestal van niet-jonge mensen. Jonge mensen staan wat huiverig tegenover geschiedenis. Omdat ze op school er niet veel van geleerd hebben er ook niet veel belangstelling voor kunnen opbrengen. Ze kunnen immers in hun eigen korte leven nog niet terugkijken ; dat komt wel. En vrouwen? Die hebben immers liever geen verleden. Dat is toch ook de reden waarom vrouwen ongraag hun leeftijd meedelen. Een vrouw met een verleden (of niet soms?) Maar leven zonder geheugen is gestoord leven ; is intellectuele dementie. En een volk, of een streek of stad zonder geschiedenis, is als een mens zonder geheugen : dement. Dat volk, die streek of stad heeft de eigen identiteit verloren. Uw identiteit kwijt zijn is een ramp. Marc Eyskens zou dat in zijn boek Bron en Horizon de vermenning noemen : iedereen wordt men. Het IK verdwijnt in de grauwe massa. Wij zijn al lang niet meer op zoek naar een vaderland. Wel op zoek naar een eigen identiteit ten minste diegenen die ze vergeten, verloren zijn. Verscheidenheid van identiteit is een typisch Europees verschijnsel. Europeanisering is de bevestiging van Europese eenheid, op een grote inherente verscheidenheid geënt. Zoals een individu bestaat in een gemeenschap en er zichzelf moet kunnen zijn, zo ook bestaat de eigen eigengeaardheid van de groep in een groter geheel. Dat is Europese verscheidenheid. En daarom had August Vermeylen gelijk toen hij in 1898 reeds vooropstelde : Wij moeten Vlamingen zijn om Europeeër te worden. Wij moeten ons zelf zijn om niet te verworden tot niets in het concert van Europese verscheidenheid. Word uzelf, zei ik tot iemand ; maar hij kon niet, hij was niemand dichtte in de 18 de eeuw de Genestet. En hij heeft nog altijd gelijk. En de Griekse wijsheid, dat het begin van de alle wijsheid is zichzelf te kennen, is ook nog altijd geldig. Het leven begint thuis. En dan pas gaan we op reis. Gaan we nog altijd op reis om te leren?

3113 Wij leerden het toch zo : Wij reizen om te leren door heel het land, en hebben als we keren ook meer verstand. Is het nog zo? Of reizen we om ergens te liggen liggen? Wat denk jij erover? Dat heb ik op school geleerd Op school hebben we veel geleerd, als we ten minste wat aandacht opbrachten. Ik ben alleszins tevreden over mijn scholen, al heb ik destijds wel veel gesakkerd over die vervelende school. Maar we leerden er ten slotte veel ; en we leerden er werken en studeren. Maar we leerden er ook verkeerde dingen. Zo was het op school gebruikelijk dat jongens met de familienaam werden aangesproken en vaak ook mekaar zo noemden, jazelfs de voornaam, die toch ook de roepnaam is, niet kenden of ten minste nooit gebruikten. Uit de school (en niet tschool ) stamt de slechte gewoonte eerst de achternaam te noemen en dan de voornaam. De achternaam vooraan zetten en de voornaam achteraan zetten is toch niet erg logisch ; druist trouwens in tegen het gewone taalgebruik. Het past wel in de alfabetische volgorde, die echter louter administratief is, zowel op school als bij het leger. Voor de rest is het een slechte en lelijke gewoonte. We leerden op school ook verkeerd op vragen te antwoorden. Toen de schoolmeester (of moet het onderwijzer zijn?) vroeg : - Wie weet iets over Y? staken altijd wel enkelen de vingers op, of knipten met de vingers (nog een lelijke gewoonte) om te mogen zeggen wat ze wisten over Y. Maar dat was eigenlijk antwoorden op de vraag die nog moest komen. Stel je voor dat Piet zou geantwoord hebben : - Meneer, Jan weet daar iets over (maar ik niet). Dan was dat antwoord correct (op voorwaarde natuurlijk dat Jan daar echt iets over wist). Of stel je even voor dat de onderwijzer vroeg : - Weet je iets over Y (hij zei wellicht wel : wete gij iets, of wete gulder iets over Y) en je antwoordde doodgewoon : Ja. (punt gedaan), of je antwoordde doodgewoon : Ja meneer ; want we moesten altijd met twee woorden antwoorden (was ja ja dan ook goed?) Dan kon dat korte antwoord juist zijn. Maar wie zou het aangedurfd hebben de vragen zo letterlijk te begrijpen? Men heeft thans de basis inspraak gegeven. Na een uiteenzetting door deskundigen en daarna door de politicus (die is immers deskundig op alle terreinen?) wordt door de gespreksleider de moderator van het paneel (Engels uitspreken!) gevraagd : - Wie wenst het woord? of - Wie heeft een vraag te stellen? Eigenlijk zit hier nog de schoolmeestersfout, want ik zou kunnen mijn vinger opsteken, recht gaan staan en zeggen dat meneer Janssens het woord wenst of een vraag wenst te stellen. Of de moderator vraagt : - Wenst iemand het woord? En ik knip met mijn vingers en zeg bvb. - Neen, meneer de moderator, niemand wenst hier nog het woord ; we zitten hier al lang genoeg te luisteren. En dan heb ik direct op de vraag geantwoord. De moderator vraagt bij het begin van de inspraakvergadering : - Mag ik vragen niet te roken?

3114 Ik antwoord (liefst in stilte) : natuurlijk mag je dat vragen. Maar die vraag includeert nog niet dat ik niet mag roken. Niet roken a.u.b. Maar wat als het me niet belieft niet te roken? Op een vraag of een verzoek mag toch negatief geantwoord worden. Vragen staat vrij, en het weigeren (refuseren) staat erbij. is toch een wijd en zijd gekende spreuk. De school heeft ons dus geleerd te antwoorden op een vraag die nog moet komen. Nu ja ; in de toekomst kijken is geen slechte eigenschap. Of zie je het anders? 1919. Een vrouw uit Grammene, vermoord door Jan de Lichte (1748) In het oude archieffonds Grammene/Machelen in het Rijksarchief te Gent steekt o.m. een bundel documenten 1, waarin een dossiertje voorkomt betreffende de moord op Marianne de Smet, dochter van Lieven ; zij was de vrouw van Pieter Bovijn ( milice, d.i. soldaat, voor dese prochie gheënghageert ten jaere 1747 ) en woonde in Grammene. Op 16 augustus 1748 werd zij daar vermoord gevonden, in de buurt van een herberg, genaamd de Snack (of het Snackxkens ) en bewoon d door ene Joseph van Overberghe 2. Op bevel van de baljuw van Grammene werd een lijkschouw uitgevoerd door doctoor (lic. med.) Meester Henricus vanden Poel, residerende te Wakken, en door de Machelse chirurgijn Sieur Joannes Albertus Rosselt, een gewezen militair wondarts, afkomstig uit Duitsland 3. Zij bevonden dat de vermoorde vrouw getroffen was door diverse vuurschoten (kogels ofte ballen), nl. in de beide armen en in de dij (waardoor het heupbeen vermorzeld was) en eveneens door verschillende steken van een mes of een poignaert of een bayonette, o.m. onder de hals (penetrerende het sleutelbeen tot op het borstbeen), in de rug (penetrerende dwars door de longen) en tussen meerdere ribben. Uit andere documenten in hetzelfde dossiertje blijkt dat ene Jan de Lichte, wesende eenen causdrager, vremde ende andersins onbekent, met Marie van Dorpe, syne huysvrauwe, viament (Fr. véhément = hevig, zeer) suspect syn van desen mort begaen thebben. De dieven- en moordenaarsbende van Jan de Lichte is ook na ruim twee en een halve eeuw voldoende bekend en berucht gebleven zodat we daar niet verder moeten over uitweiden. We beperken ons ertoe, even te herinneren aan het einde van de bende, waarvan de meeste leden in Aalst werden veroordeeld en terechtgesteld : Jan de Lichte zelf ( Velzeke, 25 jaar oud) werd op 13 november 1748 (drie maand dus na de moord in Grammene) geradbraakt ; zijn vrouw Maria van Dorpe ( Huise, ca. 29 jaar) werd veroordeeld tot geseling, brandmerking en levenslange verbanning, maar wegens haar zwangerschap werden de twee lijfstraffen niet uitgevoerd. Tot die bende van Jan de Lichte (over wie Louis Paul Boon twee merkwaardige romans schreef, m.n. De bende van JdL en De zoon van JdL ) behoorden ook enkelen uit de streek van Deinze : - Jozef Le Houcke ( Gottem, 46 jaar) : op 11.10.1748 opgehangen. - Joanna van Dorpe ( Astene, ca. 23 jaar) : op 29.10.1748 veroordeeld tot geseling, brandmerking en levenslange verbanning (wegens zwangerschap werden de twee lijfstraffen niet uitgevoerd) ; haar man, Pieter van Cauwenberghe, bijgenaamd de Wanlapper, uit Michelbeke, werd veroordeeld tot de galeien. - Gabriël vander Cruyssen ( Petegem / D., ca. 23 jaar) op 14.11.1748 opgehangen.

3115 - Josephine Hermans ( Petegem / D., ca. 50 jaar) : op 20.11.1748 gegeseld en verbannen voor 20 jaar. - Marten Cleefs ( Petegem / D., 45 jaar) : op 20.11.1748 veroordeeld tot twee uren schandpaal, geseling en verbanning voor 20 jaar ; zijn vrouw, Françoise Lauwaerts ( Nazareth, ca. 33 jaar) werd dezelfde dag veroordeeld tot geseling (wegens zwangerschap niet uitgevoerd) en eveneens 20 jaar verbanning. - Françoise Vermeulen ( Nazareth, ca. 28 jaar) : op 21.11.1748 veroordeeld tot geseling en verbanning voor 20 jaar. - Gillis Vermeulen ( Gottem, 27 jaar) en zijn vrouw Philippine de Bo ( Grammene, 28 jaar) werden allebei op 21.11.1748 voor 3 jaar verbannen. - Joseph van Overberghe ( Grammene, 53 jaar) in de buurt van wiens herberg het lijk van Marie de Smet was aangetroffen! kreeg op 07.12.1748 twee uur schandpaal en 6 jaar verbanning. - Jan Willocq ( Petegem, 41 jaar) kreeg op 11.12.1748 alleen maar een boete (buiten verband met de bende-activiteiten). 4 Over dat destijds geruchtmakend proces (waardoor Jan de Lichte en zijn bende voorgoed bewaard bleven in ons collectief geheugen, net zoals dat het geval is voor die andere bende van Baekeland, een goede halve eeuw later ) alleen nog dit : de vonissen van dat monsterproces werden in 1749 in Gent gedrukt en uitgegeven (bij de wed. Petrus de Goesin) ; een facsimile-editie ervan verscheen een kwarteeuw geleden in het Jaarboek van de Zottegemse Culturele Kring (jrg. 1977-78), als bijlage bij de Jan de Lichte-studie van Danny Lamarcq. Zie ook het tijdschrift van de Heemkundige Vereniging De Gonde, Melle, jrg. 24 (1996), nr. 1 blz. 25-44, en W.L. Braekman, De Nazarethse bende van Coben den Beer en die van Jan de Lichte, in Oostvlaamse Zanten, jrg.71 (1996) blz. 47-54. 1. Rijksarchief Gent, Oud archief Grammene/Machelen, nr. 29. 2. Volgens de herbergentelling van 1779 was de Snack een geneverhuys ofte brandewynkot, omstreeks 1730 begonst sonder jemants permissie. Deze herberg bevond zich ongeveer een kwartier gaans noordwaarts van de kerk, staende ten uytcante vande prochie tusschen de waerande ende driesch, langs de dorpsweg van de Dries naar Grammene en de dorpsweg van de Warande naar Gottem. Zie K.O.K.-Jaarboek XLVI (1979), blz. 167. 3. Zie K.O.K.-Jaarboek XLV (1978), blz. 114-125 (een studie van Raf Van den Abeele, ere-burgemeester van Latem-Deurle, over J.A. Roselt), met afb. van de akte van de Grammense lijkschouwing op blz. 94. 4. Het is onzeker of deze Jan Willocq geboortig was van Petegem-Deinze of van Petegem-Oudenaarde. Paul HUYS nr. 391 1920. Kijk uit: Napoleon komt eraan! Op Canvas zal vanaf 2 januari 2004 acht vrijdagen na elkaar het historisch epos van Napoleon te zien zijn, telkens om 21.00u. Ik citeer uit Tijdingen uit Leuven (Tijdschrift van de Vereniging Historici Lovanienses), nr. 131, p. 14 e.v.: Uitgangspunt is de populaire biografie van Napoleon door Max Gallo, historicus en de vroegere woordvoerder van president Mitterand. Het scenario werd geschreven door Didier Decoin, lid van de Académie Goncourt en van 1994 tot 1996 directeur Fictie van France 2 De serie telt niet minder dan 150 personages. De hoofdrollen worden vertolkt door grote namen als de zeer veelzijdige Christian Clavier (Napoleon), een alweer imposante Gérard

3116 Depardieu (de door de wol geverfde binnenlandminister en baas van de geheime politie Fouché) een vlijmscherpe John Malkovich (de volop intrigerende en eigenzinnige diplomaat en buitenlandminister Talleyrand), Isabella Rossellini (Napoleons grote liefde Joséphine de Beauharnais), Anouk Aimée (moeder Letizia Bonaparte), e.v.a. Daarnaast zijn er liefst 20.000 figuranten voor de vele actiescènes en veldslagen. Er werden 3000 paarden ingezet, 800 geweren gebruikt en 40 kanonnen. De opnames duurden een half jaar en gebeurden in Frankrijk, Tsjechië, Oostenrijk, Hongarije, Sint-Helena, Canada en Marokko. Er werden zo n 150 decors getimmerd en 4500 kostuums gemaakt, die de opeenvolgende modes tussen 1795 en 1820 nauwgezet volgen. Napoleon is een grandioze productie geworden, die de kijker meeneemt van het kleine eiland Corsica naar de grenzen van Europa, de woestijnen van Egypte en de Russische taiga, om via de modder van Waterloo te eindigen op een nog kleiner eiland dan waar het begon. Tegen het halsbrekende ritme van de luitenant die generaal en keizer wordt, en tegelijk ook echtgenoot en vader is, broer en zoon, meestal zelfzeker, onstuimig en visionair, maar af en toe ook in zichzelf gekeerd en klein. 1921. De oudste armendisrekeningen van Deinze-OLV (late 16 de eeuw) W. J. De armendis (ook genoemd de H. Geesttafel) was de middeleeuwse voorloper van de latere bureaus van weldadigheid (= commissies van openbare onderstand, nu OCMW). De armendis was in oorsprong een kerkelijke aangelegenheid. Wel zijn de dismeesters terdege te onderscheiden van de kerkmeesters (= de latere kerkfabriek). Beide kerkelijke instellingen (met totaal verschillende doelstellingen en werking) hadden immers elk een apart bestuur, met een eigen beheer en dus ook eigen rekeningen. In deze korte bijdrage hebben we het over de oudste bewaard gebleven disrekeningen van de armendis van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Deinze 1. Ook de Sint-Martinuskerk van Petegem had een eigen armendis, met eigen rekeningen 2, waarvan de oudstbewaarde evenwel pas van 1632 dateert, terwijl die van Deinze van 1585-1586 dagtekent. De oudste Deinse disrekening (van bamis 1585 tot bamis 1586) werd opgemaakt in een platgebrande, geplunderde en quasi geruïneerde stad, die er een paar tientallen jaren over zou doen om weer enigszins tot leven te komen. Het verklaart ook waarom alle vroegere disrekeningen compleet en onherroepelijk verloren zijn gegaan. En zelfs de rekening 1585-1586 draagt zichtbaar de sporen van de tijd : het document (22 folio s) is sterk gehavend, het papier melaats (en slechts met uiterste omzichtigheid te hanteren), aan de randen rondomrond aangevreten, zodat (kleinere) brokken tekst verloren zijn gegaan Habent sua fata libelli et documenta archivalia! Dat Deinze zo weinig bewoond was, verklaart allicht ook dat de financiële middelen van de armendis vrij gering waren. Het totaal van de ontvangsten (f 1-20r ) bedraagt amper 114 pond 9 schellingen parisis, dat van de uitgaven (f 20v -22) amper 67 pond 6 schellingen 6 denieren parisis, zodat de rekening sloot met een batig saldo van 47 pond 2 schellingen 6 denieren parisis. Een som van goed 47 pond parisis is nét geen 4 pond groten Als er weinig bewoners zijn, zijn er ook weinig armen en kan de armendis spaarzaam omspringen met de geldmiddelen. Toch vinden we enkele uitgaven vermeld, die rechtstreeks aan armlastigen en goede kwamen.

3117 De grootste uitgave voor een behoeftige bedroeg 17:5:0 pond par., d.i. zowat 15% van de totale ontvangsten of zowat 25% van het totaal der uitgaven! Item betaelt voor het onderhauwen van Nele van Sent Tomaes in haren noot ten diveerschen stonden, blijckende bij billetten : xvij v sch. (par.). Drie andere behoeftigen werden ook met «aalmoezen» bedacht, voor heelwat kleinere bedragen : Item ghegheven in aelmoessen om Ghyoot vanden Hende comt 24 sch. par. Item ghegheven in aelmoessen om Jan de Vriendt - 3 par. Item ghegheven in aelmoessen om Pieryne Brouckaerts (bedrag weggevreten!) Diezelfde Jan de Vriendt zullen we ook in de eerstvolgende armendisrekening nog eens opnieuw ontmoeten daarover straks meer. Onderhauwen en aelmoessen zijn natuurlijk vrij algemene en dus wat vage termen om er de aard van de verleende bijstand (in geld? in natura?) mee aan te duiden. Toch is er een enkele uitgavenpost met een nauwkeuriger omschrijving van de aard van de dienstverlening en we vernemen bovendien de naam van een (ons tot nog toe onbekende) chirurgijn die hiervoor werd betaald : Item ghegheven in aelmoessen ten diveersschen stonden Lieven van Reckem metgaders het meesteren van zijnen beene bij Mr. Pieter vanden Driessche 3 pond parisis ende noch bij biletten totte somme van 5 12 sch. parisis. Nog iets over de ontvangsten, waarvan de opsomming het grootste deel van de rekening in beslag neemt. De ontvangsten komen uit pacht of andere opbrengst van gronden, betaling van renten en/of leningen, bijdragen van schuldenaars, en soms vrijwillige giften. Ook de ontvangstposten bevatten interessante gegevens (over personen, bezittingen enz.), waarop we hier evenwel niet ingaan. * * * Tien jaar later moet Deinze zich al behoorlijk hersteld hebben van de ergste verwoestingen en verliezen. De armendisrekening van bamis 1593 tot bamis 1595 (de op een na oudste die bewaard bleef) omvat 32 folio s, die er in materieel opzicht iets beter uit zien, maar ook hier zijn de papierranden nogal gehavend Maar inhoudelijk vertoont deze disrekening toch al een heel ander financieel beeld : ontvangsten : 1391 pond 17 sch. 5 den. parisis uitgaven : 555 pond 2 sch. 11 den. parisis batig saldo : 836 pond 2 sch. 11 den. parisis. De ontvangsten over 1593-1595 bedragen dus meer dan het twaalfvoud (!) in vergelijking met die van 1585-1586 (1391 t.o.v. 114 ), de uitgaven iets meer dan het achtvoud (555 t.o.v. 67 ). Het batig saldo a 1595 is zelfs achttien maal (!) groter dan dat van 1586 (836 t.o.v. 47 lb.) Rijke armendis!!? Weer buigen we ons niet over de inkomsten, maar beperken we ons tot enkele uitgaven, in de eerste plaats uitgaven die rechtstreeks aan de armlastigen zelf ten goede gekomen. Eerst Jan de Vriendt, die we al uit de vorige rekening kennen Alweer behoort hij, mét zijn gezin, tot de noodlijdenden : Item betaelt an Jan de Vriendt voor hem ende zijn huusghesin als aelmoesse per ordonnantie in daten viij febr. (15)95 : 6 par. Maar het is hem minder goed vergaan, zoals blijkt uit een andere uitgavenpost : Voor tmaken van tgraf van Jan de Vriendt : 20 sch. par. Ook andere uitgavenposten betreffen zijn kist, de (armen)uitvaart enz. Hier vervult de