De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 9 september 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het weer was zoals voorspeld. Het was het grootste deel van de dag grijs en ook de aangekondigde regenbui liet niet lang op zich wachten. Maar het was opnieuw nogal rustig op de tuinen. Er waren wel vrij veel vlinders en ook de smalle randwants en de groene stinkwants waren nadrukkelijk aanwezig. De eitjes langs de slootkant (vorig verslag) heb ik niet terug kunnen vinden. Intussen is de sloot geschoond en het daarvoor gebruikte rupsvoertuig heeft de begroeiing op de oever niet geheel onberoerd gelaten. Ik heb nog wel een indrukwekkende hoornaar voorbij zien komen, maar hij liet zich helaas niet fotograferen. Uit wat zich wel liet fotograferen heb ik weer een selectie gemaakt, het zijn over het algemeen de reeds bekende onderwerpen. Of we het nu leuk vinden of niet, de bladeren beginnen te kleuren. De herfst laat niet lang meer op zich wachten. Dit is nog een foto van de vorige week. Per abuis kwam hij toen niet in het verslag. Pluimmuggen zijn bruin- of grijsachtige muggen. Ze lijken op steekmuggen, maar ze steken niet. Op hun kop zitten gescheiden ogen en voelsprieten, die bij het vrouwtje dun en bij het mannetje veervormig zijn en herkenbaar zijn aan de grote bolvormige eerste segmenten. De achterranden van de vleugels en veel van de vleugeladers zijn begroeid met schubachtige haren.
Er vlogen verschillende vlinders; rijkelijk veel witjes en bont zandoogjes, maar ook zag ik een gehakkelde aurelia en deze mooie atalanta. Deze vlinder wordt ook wel admiraalvlinder, nummervlinder en schoenmaker genoemd. Het is één van de laatste vlinders die gezien kan worden voordat de winter begint. Ze overwinteren in Zuid- Europa en trekken in het voorjaar naar het noorden. De vliegtijd in Noordwest- Europa is van mei tot oktober. Bij het vliegen tijdens de trek van Finland naar de Middellandse Zee maken ze gebruik van noorderwind, de vlinders hebben ongeveer vijf weken nodig om hun bestemming te bereiken. Waarom wordt de vlinder ook wel admiraalvlinder, nummervlinder of schoenmaker genoemd? Ik wist het niet, maar op internet vond ik wel een verklaring voor de naam nummervlinder. De tekening op de vleugelonderkant zou lijken op het nummer 98 of 86. Op een andere site wordt echter het getal 81 genoemd. Ik zal dat t.z.t. maar eens controleren. Bloeiende roos na een regenbui. Gewoon een mooi plaatje (vind ik).
Gelukkig was het niet de hele dag grijs, zo af en toe scheen zelfs even de zon. Deze aardhommel wist dat ook zeer te waarderen. Deze rijkelijk met stuifmeel bedekte hommel heeft een bruinrood behaard borststuk en dus zijn er twee mogelijkheden. Het is een boomhommel of een akkerhommel. De boomhommel heeft een wit kontje en de akkerhommel heeft een bruin- tot geelrode achterlijfspunt. De foto biedt op dit punt geen aanknopingspunt. Welke hommel het is, blijft dus een raadsel. Beide soorten zijn 18 tot 22 mm lang en vliegen vanaf februari. De boomhommel vliegt tot in oktober en de akkerhommel tot in november.
De gewone hooiwagen is van mei tot november aan te treffen op zonnige plekken, aan de grond, in bomen of op palen. Het lichaam wordt 3,5 tot 9 mm lang en de mannetjes zijn over het algemeen kleiner dan de vrouwtjes. De rug is grijzig tot roodbruin van kleur waarbij de hooiwagens die op lichtere plekken leven ook zelf iets lichter van kleur blijven. Het kopborststuk en achterlijf zijn bij alle hooiwagens gefuseerd, wat ze onderscheid van de andere spinachtigen. De zeer dunne poten zijn vele malen langer dan het lichaam, vooral het tweede potenpaar is langer en met deze poten neemt de hooiwagen geuren waar. De poten laten los wanneer er druk op uitgeoefend wordt (autotomie), deze blijven nog een tijdje spastische bewegingen maken. Dit dient om de vijand af te leiden, de hooiwagen gaat er snel vandoor en de poot groeit later weer aan. De gewone hooiwagen eet vooral insecten, mijten en pissebedden, maar ook dode organismen en plantenweefsel worden gegeten. In het vorig verslag stond een foto van een paartje baltsende witjes. Op basis van de zwarte vleugelpunten dacht ik dat het groot koolwitjes waren, maar dat bleek niet juist. Bij het groot koolwitje loopt de zwarte vlek op de bovenkant van de voorvleugelpunt langs de vleugelrand naar beneden tot voorbij de zwarte vlek op het midden van de voorvleugel. En dat was niet het geval, het is een paartje klein koolwitje. Soms is een witje eenvoudig met zekerheid op naam te brengen. De rechter vlinder op deze foto is een klein geaderd witje. De aders op de onderkant van de vleugels zijn groengrijs bestoven, maar dat is over het algemeen in de zomer aanzienlijk minder duidelijk dan in het voorjaar. De soort is dan niet makkelijk te onderscheiden van het klein koolwitje. Natuurlijk bestaat er ook een groot geaderd witje, maar die is sinds 1975 uit Nederland verdwenen; af en toe wordt nog wel eens een zwervend exemplaar waargenomen. Van het linker witje zijn geen duidelijke kenmerken zichtbaar, de vraag Is het een groot of een klein koolwitje? blijft dus onbeantwoord.
Op een schermbloemige kwam ik nog weer een pyjamawants tegen. Ik blijf me verbazen over het grote verschil in tekening op de boven- en onderkant. Een paar weken geleden was er een baltsend paartje kleine vuurvlinder op de Kinderwerktuin. Op ongeveer dezelfde plek zag ik er weer eentje. Helaas liet hij/zij zich niet goed fotograferen. De bovenzijde van de voorvleugel is oranje met onregelmatige zwarte vlekken en een bruine rand. Aan de onderzijde is de tekening vergelijkbaar, maar met een licht grijsbruine rand en lichter oranje. De achtervleugel aan de bovenzijde bruin met wat zwarte vlekken en een oranje veld bij de achterrand. De onderzijde is licht grijsbruin en heeft een heel onduidelijke tekening: hieraan is ze in Europa gemakkelijk van andere vuurvlinders te onderscheiden. De kleine vuurvlinder komt algemeen voor op open terreinen, in (half)natuurlijke gras- en droge hooilanden, en op de heide. Vliegt bijna het gehele jaar in 3-4, onder gunstige omstandigheden in 5-6 generaties per jaar.
Duizendknoop is er in vele soorten. De Japanse Duizendknoop staat vermeld als één van de 100 ergste invasieve soorten ter wereld. Het is een diepwortelende plant die met wortelstokken zichzelf verspreidt. De plant is sterk woekerend en zodra hij gevestigd is, vrijwel onuitroeibaar. De plant kan door scheuren in de fundering in huizen binnengroeien, groeit door asfalt heen en breekt zelfs betonplaten. Dan kan je beter de Persicaria virginiana 'Painter's Palette' in je tuin hebben. Persicaria virginiana wordt vooral gewaardeerd vanwege het opvallend, bont gevlekte blad. In het najaar (aug okt) heeft deze duizendknoop kleine rode bloemaartjes. De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Noord- Amerika, Japan en het Himalayagebied. Er zijn veel verschillende soorten Persicaria ; van klein Kabouter, groter Pink Elephant tot hoog Fat Domino. Inderdaad Fat en geen Fats. De midden- en achterpoten van schaatsenrijders zijn duidelijk langer dan het lichaam, ze staan kruisgewijs gespreid op de waterspiegel. De korte voorpoten langs het lichaam buigen in een hoek naar buiten. Schaatsenrijders zijn 10 tot 17 mm groot en komen het hele jaar voor op stilstaande en langzaam stromende wateren. In ons land komen negen soorten schaatsenrijders voor, ze lijken allemaal sterk op elkaar. Alle schaatsenrijders maken gebruik van de oppervlaktespanning van het water en kunnen dankzij borstelharen aan de poten op het wateroppervlak staan. Tussen die borstelharen zitten kleine luchtbelletjes, de haartjes zijn ook nog eens bedekt met een waterafstotend laagje. En zo kan de schaatsenrijder over rustig water lopen. Het mag niet te hard waaien of golven, dan zakt het insect door het oppervlak heen en verdrinkt. Links een een volwassen schaatsenrijder en rechts een nimf. Jonge wantsen (nimfen) zijn als ze uit het ei komen ongevleugeld en de vleugels groeien in de loop van een aantal vervellingen tot het volwassen formaat uit.
Veel zonnebloemen zijn al een tijdje niet meer op hun mooist, maar deze laatbloeier staat nog uitbundig te pronken. Groetjes, Luit