PUBLIC LIMITE NL. Brussel, 20 oktober 2006 (27.10) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13924/06 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2005/0260 (COD)

Vergelijkbare documenten
ONTWERP-MOTIVERING VAN DE RAAD

Voorlichting regeling productplaatsing commerciële media-instellingen

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 mei 2017 (OR. en)

VERSLAG INFORMATIEVERGADERING MET DE SECTOR

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 september 2001 (06.09) (OR. fr) 11580/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0186 (COD)

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad van de Europese Unie Brussel, 16 mei 2017 (OR. en)

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 9 juli 2004 (14.07) (OR. en) 11091/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/001 (COD) LIMITE

L 162/20 Publicatieblad van de Europese Unie

ALGEMENE KAMER ZAAK VAN VRM. t. NV STUDIO 100 TV

INHOUD. Bladzijde A-PUNTEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

ALGEMENE KAMER. ZAAK VAN VRM t. NV DOBBIT

Informatievergadering Commerciële Communicatie 20 oktober 2014

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

13740/1/00 REV 1 ADD 1 die/jel/nj 1 DG J

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 maart 2007 (05.04) (OR. en) 7676/07 Interinstitutioneel dossier: 2005/0260 (COD) LIMITE

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

Raad van de Europese Unie Brussel, 21 april 2017 (OR. en)

- Politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt

Voor de delegaties gaat hierbij de ontwerp-verordening zoals deze er na de vergadering van de Groep visa van 20 februari 2003 uitziet.

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 maart 2002 (18.03) (OR. fr) 7244/02. Interinstitutioneel dossier: 2002/0068 (ACC) LIMITE UD 17

PUBLIC 11642/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0109 (CNS)

Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s)

VLAAMSE RAAD VOOR RECLAME EN SPONSORING OP RADIO EN TELEVISIE. Advies nr. 1997/04 dd. 13/10/1997

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

2. Bij bericht van 24 maart 2015 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

VLAAMSE REGULATOR VOOR DE MEDIA

RICHTLIJN 98/59/EG VAN DE RAAD van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

6812/15 cle/gra/hh 1 DG D 2A

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en. Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

2. Bij bericht van 25 september 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 januari 2000 (18.01) (OR.en) 5168/00 Interinstitutioneel dossier: 97/0359 (COD) LIMITE PI 3 CULTURE 2 CODEC 12

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 mei 2006 (15.05) (OR. en) 9133/06 ADD 2. Interinstitutioneel dossier: 2005/0153 (CNS) LIMITE

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

ALGEMENE KAMER. ZAAK VAN VRM t. NV MEDIALAAN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2008 (10.09) (OR. en) 12600/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0030 (COD) LIMITE

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 juni 2008 (12.06) (OR. fr) 10351/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0108 (CNS) AGRIORG 52

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Besluit. A. Verloop van de procedure

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

14899/09 HD/mm DG H 2 A

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van

Publicatieblad van de Europese Unie L 263/15

Datum van inontvangstneming : 19/08/2014

2. Bij bericht van 29 januari 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en)

PUBLIC LIMITE NL RAAD VAN DE DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 april 2007 (24.04) (OR. fr) 8353/07 LIMITE ENFOPOL 64

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

1. De Commissie heeft haar voorstel op 10 september 2007 bij de Raad en het Europees Parlement ingediend.

Besluit. A. Verloop van de procedure

2. Bij bericht van 28 augustus 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 februari 2002 (01.03) (OR.en) 6445/02. Interinstitutioneel dossier: 2000/0236 (COD) 2000/0237 (COD)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 september 2005 (07.09) (OR. en) 11522/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0020 (COD) LIMITE

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Overwegingen Commissariaat

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

PUBLIC. Brussel, 24 oktober 2008 (30.10) (OR. fr) RAAD VA DE EUROPESE U IE 14625/08. Interinstitutioneel dossier: 2008/0058 (C S) 2008/0059 (C S)

Besluit. A. Verloop van de procedure

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

PUBLIC. Brussel, 1 november 2003 (05.11) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 14190/03 LIMITE MIGR 90. NOTA het voorzitterschap

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 8 december 2008 (OR. fr) 16242/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0058 (C S) LIMITE FISC 171

2. Bij bericht van 8 mei 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

Samenwerkingsprotocol. Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 oktober 2000 (11.10) (OR. en) 12089/00 Interinstitutioneel dossier: 1999/0152 (COD) LIMITE

De rapporteur, mevrouw Katerina BATZELI (PES - EL), heeft namens de Commissie cultuur en onderwijs een verslag met vijf amendementen ingediend.

(Voor de EER relevante tekst)

Besluit. A. Verloop van de procedure

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

De wijzigingen ten opzichte van de originele versie (doc. 5799/00) staan vetgedrukt, terwijl weggelaten passages met vierkante haken zijn aangegeven.

De meeste delegaties steunden de compromistekst en onderstreepten daarbij hun bereidheid om te streven naar een akkoord bij de eerste lezing.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

Besluit. A. Verloop van de procedure

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3668/1/03 REV 1 MAR 117 SOC 348 CODEC 1193 OC 575

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 november 2007 (16.11) (OR. en) 15314/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0244 (CNS) LIMITE AGRILEG 171

Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 20 april 1994 en op 30 juni 1993 advies uitgebracht.

Besluit. A. Verloop van de procedure

Pb L nr. 217 van 05 augustus 1998,

ALGEMENE KAMER ZAAK VAN VRM. t. NV SBS BELGIUM

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

NOTA het voorzitterschap de Groep consumentenbescherming en -voorlichting nr. Comv.: 10686/07 CONSOM 82 JUSTCIV 168 CODEC 657 Betreft:

8620/01 AL/td DG H I NL

Transcriptie:

Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 oktober 2006 (27.10) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2005/0260 (COD) PUBLIC 13924/06 ADD 1 LIMITE AUDIO 47 TELECOM 96 CONSOM 94 CODEC 1143 ADDENDUM BIJ HET VERSLAG van: de Groep audiovisuele aangelegenheden aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers (deel 1) nr. vorig doc.: 13793/06 AUDIO 46 TELECOM 94 CONSOM 90 CODEC 1073 nr. Comv.: 15983/05 AUDIO 44 TELECOM 152 COMPET 290 RECH 244 CULT 75 EDUC 200 SOC 524 CONSOM 57 SAN 219 CODEC 1209 Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (Televisie zonder grenzen) - Algemene oriëntatie Voor de delegaties gaat in bijlage dezes de meest recente tekst van het voorzitterschap, in geconsolideerde vorm gepresenteerd, waarbij ongewijzigde bepalingen van de bestaande richtlijn in gewone letters zijn afgedrukt, terwijl het Commissievoorstel cursief en wijzigingen van het voorzitterschap vetgedrukt zijn weergegeven. Nieuw aangebrachte wijzigingen en wijzigingen die niet door de Groep zijn besproken, zijn onderstreept. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 1 DG I - 2A LIMITE NL

BIJLAGE Gewijzigde TVZG-richtlijn - Geconsolideerde versie RICHTLIJN [] VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD TOT WIJZIGING VAN RICHTLIJN 89/552/EEG VAN DE RAAD betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (Voor de EER relevante tekst) De titel wordt vervangen door: "Richtlijn [nr.] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de aanbieding van audiovisuele mediadiensten (richtlijn Audiovisuele mediadiensten)". 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 1

HOOFDSTUK I Definities Artikel 1 In deze richtlijn wordt verstaan onder: (a) 'audiovisuele mediadienst': - een dienst in de zin van de artikelen 49 en 50 van het Verdrag die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid 1 van een aanbieder van mediadiensten, met als hoofddoel de levering aan het brede publiek van programma's [ ] ter informatie, vermaak of educatie via elektronische communicatienetwerken in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad. Bedoelde audiovisuele mediadiensten zijn hetzij televisie-uitzendingen als gedefinieerd in punt c) van dit artikel hetzij diensten op aanvraag als gedefinieerd in punt e) van dit artikel. en/of - audiovisuele commerciële communicatie. 2 3 4 1 2 3 4 Overweging 16 bis: Een aanbieder van mediadiensten moet redactionele verantwoordelijkheid dragen voor zijn diensten. Onder redactionele verantwoordelijkheid wordt verstaan, het uitoefenen van voorafgaande controle over de keuze van programma's en de organisatie ervan in hetzij een chronologisch schema, in het geval van televisie-uitzendingen, hetzij een catalogus, in het geval van diensten op aanvraag. Redactionele verantwoordelijkheid behelst niet noodzakelijkerwijs een wettelijke aansprakelijkheid voor de inhoud of de aangeboden diensten krachtens het nationale recht. PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33. Gewijzigde overweging 13: De definitie van audiovisuele mediadiensten bestrijkt alleen audiovisuele mediadiensten, geprogrammeerd of op aanvraag, die massamedia zijn, dat wil zeggen, die bedoeld zijn voor ontvangst door, en een duidelijke impact kunnen hebben op, een groot deel van het publiek. Het bereik beperkt zich evenwel tot diensten als gedefinieerd door het Verdrag, waardoor het wel op alle vormen van economische activiteit betrekking heeft, met inbegrip van die van openbare dienstverleningsbedrijven, doch niet op activiteiten die in hoofdzaak nieteconomisch zijn, zoals particuliere websites. De definitie bestrijkt evenmin diensten die bestaan in het leveren of verspreiden van audiovisuele inhoud die door particuliere gebruikers wordt gegenereerd om te worden gedeeld en uitgewisseld met groepen met gemeenschappelijke belangen. Niet onder de definitie vallen alle diensten die niet als doel hebben de verspreiding van audiovisuele inhoud, d.w.z. waarbij audiovisuele inhoud een zuiver bijkomstig aspect is en niet het hoofddoel van de dienst. Overweging 15 bis: Deze richtlijn heeft geen betrekking op diensten, zoals gokdiensten en onlinespellen, waarvan het hoofddoel niet het aanbieden van programma's is. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 2

a bis) 'programma': een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die een afzonderlijk element van een schema of een door een aanbieder van mediadiensten opgestelde catalogus vormt en waarvan de vorm en de inhoud vergelijkbaar zijn met die van televisieuitzendingen. Voorbeelden van programma's zijn bioscoopfilms, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en origineel drama. 5 b) 'aanbieder van mediadiensten': de natuurlijke of rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor het selecteren van de audiovisuele inhoud van de audiovisuele mediadienst en die bepaalt hoe die inhoud wordt georganiseerd; c) 'televisieomroep' of 'televisie-uitzending' (dit wil zeggen een lineaire audiovisuele mediadienst): een [ ] door een aanbieder van mediadiensten aangeboden audiovisuele mediadienst voor het gelijktijdig [ ] 6 bekijken van programma's [ ] op basis van een programmaschema; (d) 'omroeporganisatie' [ ]: een mediadienstenaanbieder van televisie-uitzendingen [ ]; e) 'dienst op aanvraag' (dit wil zeggen een niet-lineaire audiovisuele mediadienst) [ ]: een door een aanbieder van mediadiensten aangeboden audiovisuele mediadienst die de gebruiker de mogelijkheid biedt tot het bekijken van programma's op diens individueel verzoek en op het door hem gekozen moment op basis van een [ ] door de aanbieder van mediadiensten geselecteerde programmacatalogus; 7 5 6 7 Toevoeging aan overweging 16: Terwijl het hoofddoel van een audiovisuele mediadienst het aanbieden van programma's is, dat wil zeggen van reeksen bewegende beelden, al dan niet met geluid, bestrijkt de definitie van een dergelijke dienst ook op tekst gebaseerde inhoud die deze programma's vergezelt, zoals ondertitelingdiensten en elektronische programmagidsen. Autonome op tekst gebaseerde diensten vallen niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn, die de vrijheid van de lidstaten om bedoelde diensten overeenkomstig het Verdrag op nationaal niveau te reguleren, onverlet laat. Nieuwe overweging: [ ] In de context van televisie-uitzendingen dekt het begrip 'gelijktijdig bekijken' ook het bijna-gelijktijdig bekijken, in verband met variaties in de korte tijdsspanne tussen de transmissie en de ontvangst van de uitzending die het gevolg zijn van technische redenen inherent aan het transmissieproces. Overweging 13 bis: Eigen aan diensten op aanvraag is dat zij "met televisie te vergelijken" zijn, dit wil zeggen dat zij wedijveren om hetzelfde publiek als televisie-uitzendingen, en dat vanwege de aard van, en wijze van toegang tot, de dienst de gebruiker redelijkerwijs kan veronderstellen aanspraak te kunnen maken op regulerende bescherming binnen het bestek van deze richtlijn. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 3

(f) 'audiovisuele commerciële communicatie': [ ] beelden, al dan niet met geluid, [ ] welke dienen om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten. [ ] Dergelijke beelden [ ] vergezellen of [ ] maken deel uit van een programma, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie. Vormen van audiovisuele commerciële communicatie zijn onder meer televisiereclame, sponsoring, telewinkelen en productplaatsing. g) 'televisiereclame': een boodschap die, in eender welke vorm, door een publieke of particuliere onderneming in verband met de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep tegen betaling of soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie wordt uitgezonden, om de afzet, tegen betaling, van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende zaken, rechten en verplichtingen, te bevorderen; h) 'audiovisuele commerciële communicatie in de vorm van sluikreclame'': het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een aanbieder van diensten in programma's, indien de [ ] aanbieder van mediadiensten daarmee beoogt reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning. Deze bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn indien de vermelding c.q. vertoning tegen betaling of soortgelijke vergoeding geschiedt; 8 i) 'sponsoring': elke bijdrage van een publieke of particuliere onderneming die zich niet bezighoudt met [ ] het aanbieden van mediadiensten of met de vervaardiging van audiovisuele producties, aan de financiering van [ ] audiovisuele mediadiensten of programma's met het doel haar naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven; (j) 'telewinkelen': rechtstreekse aanbiedingen aan het publiek die worden uitgezonden met het oog op de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen; 8 Toevoeging aan overweging 46: Het belangrijkste verschil tussen sponsoring en productplaatsing is dat, in het geval van productplaatsing, de verwijzing naar een product is ingebed in de actie van een programma (hetgeen verklaart waarom in de definitie in artikel 1, onder k), het woord "binnen het kader van" is opgenomen). Verwijzingen naar sponsors daarentegen kunnen tijdens een programma worden vertoond, maar maken geen deel uit van de verhaallijn. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 4

k) 'productplaatsing': elke vorm van audiovisuele commerciële communicatie die bestaat in het opnemen van of het verwijzen naar een product of dienst of een desbetreffend handelsmerk binnen het kader van een [ ] programma, [ ] tegen betaling of soortgelijke vergoeding." l) (ex-artikel 6) i) 'Europese producties': [ ] - producties die afkomstig zijn uit lidstaten; [ ] - producties die afkomstig zijn uit derde Europese Staten die partij zijn bij het Europese Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa en die voldoen aan de voorwaarden van punt ii); [ ] - producties die in coproductie zijn vervaardigd in het kader van tussen de Europese Gemeenschap en derde landen gesloten overeenkomsten met betrekking tot de audiovisuele sector en die voldoen aan de voorwaarden van de betrokken overeenkomst. Voorwaarde voor de toepassing van [ ] het tweede en derde streepje is dat producties die afkomstig zijn uit lidstaten, in de betrokken derde landen niet worden getroffen door discriminerende maatregelen. ii) De in punt i), eerste en tweede streepje [ ], bedoelde producties zijn producties welke voornamelijk tot stand zijn gebracht met hulp van auteurs en medewerkers die in een of meer in punt i), eerste en tweede streepje [ ], bedoelde Staten woonachtig zijn en die aan een van de volgende drie voorwaarden voldoen: de producties zijn tot stand gebracht door een of meer in een of meer van deze Staten gevestigde producenten; of de vervaardiging ervan geschiedt onder het toezicht en de feitelijke zeggenschap van een of meer in een of meer van deze Staten gevestigde producenten; of 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 5

de bijdrage van de coproducenten van deze Staten in de totale kosten van de coproductie is doorslaggevend en de coproductie staat niet onder zeggenschap van een of meer buiten deze Staten gevestigde producenten. iii) Producties die geen Europese producties in de zin van punt i) [ ] zijn, maar die vervaardigd worden in het kader van tussen de lidstaten en derde landen gesloten bilaterale coproductieverdragen, worden als Europese producties beschouwd mits de coproducenten uit de Gemeenschap een meerderheidsaandeel hebben in de totale productiekosten en de productie niet onder zeggenschap staat van een of meer buiten de lidstaten gevestigde producenten. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 6

HOOFDSTUK II Algemene bepalingen Artikel 2 1. Elke lidstaat ziet erop toe dat alle [ ] audiovisuele mediadiensten van aanbieders van mediadiensten die onder zijn bevoegdheid vallen, voldoen aan de regels van het recht dat op voor het publiek in die lidstaat bestemde [ ] audiovisuele mediadiensten van toepassing is. 2. Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder [ ] aanbieders van mediadiensten die onder de bevoegdheid van een lidstaat vallen, verstaan: a) die welke overeenkomstig lid 3 in die lidstaat gevestigd zijn; b) die waarop lid 4 van toepassing is. 3. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een [ ] aanbieder van mediadiensten geacht in een lidstaat gevestigd te zijn in de volgende gevallen: a) de [ ] aanbieder van mediadiensten heeft zijn hoofdkantoor in die lidstaat en de redactionele beslissingen betreffende [ ] de audiovisuele mediadiensten worden in die lidstaat genomen; b) indien een [ ] aanbieder van mediadiensten zijn hoofdkantoor in een lidstaat heeft, maar de redactionele beslissingen betreffende [ ] de audiovisuele mediadiensten in een andere lidstaat worden genomen, wordt die aanbieder van mediadiensten geacht gevestigd te zijn in de lidstaat waar een aanzienlijk deel van het bij de [ ]activiteiten van de audiovisuele mediadiensten betrokken personeel werkzaam is; indien in elk van die lidstaten een aanzienlijk deel van het bij de [ ]activiteiten van de audiovisuele mediadiensten betrokken personeel werkzaam is, wordt de [ ] aanbieder van mediadiensten geacht gevestigd te zijn in de lidstaat waar hij zijn hoofdkantoor heeft; indien in geen van die lidstaten een aanzienlijk deel van het bij de [ ]activiteiten van de audiovisuele diensten betrokken personeel werkzaam is, wordt de [ ] aanbieder van mediadiensten geacht gevestigd te zijn in de lidstaat waar hij het eerst met zijn [ ]activiteiten is begonnen overeenkomstig het recht van die lidstaat, mits hij een duurzame en reële band met de economie van die lidstaat onderhoudt; 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 7

c) indien een [ ] aanbieder van mediadiensten zijn hoofdkantoor in een lidstaat heeft, terwijl beslissingen betreffende [ ] de audiovisuele mediadiensten in een derde land worden genomen, of andersom, wordt hij geacht gevestigd te zijn in de betrokken lidstaat, mits een aanzienlijk deel van het bij de [ ]activiteiten van de audiovisuele mediadiensten betrokken personeel in die lidstaat werkzaam is. 4. [ ] Aanbieders van mediadiensten waarop lid 3 niet van toepassing is, worden geacht onder de bevoegdheid van een lidstaat te vallen, wanneer zij: a) [ ] gebruik maken van een satellietopstraalverbinding in die lidstaat; b) [ ] gebruik maken van tot die lidstaat behorende satellietcapaciteit, hoewel zij geen gebruik maken van een satellietopstraalverbinding in die lidstaat. 5. Indien niet volgens de leden 3 en 4 kan worden bepaald welke lidstaat bevoegd is, is de bevoegde lidstaat die waarin de [ ] aanbieder van mediadiensten is gevestigd in de zin van artikel 43 en volgende van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 6. Deze richtlijn is niet van toepassing op [ ] audiovisuele mediadiensten die uitsluitend voor ontvangst in derde landen bestemd zijn en die niet rechtstreeks of onrechtstreeks met standaardapparatuur voor de consument door het publiek in een of meer lidstaten kunnen worden ontvangen. 7. [ ] 8. [ ] 9. [ ] 10. [ ] 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 8

Artikel 2 bis 1. De lidstaten waarborgen de vrijheid van ontvangst en belemmeren niet de doorgifte op hun grondgebied van [ ] audiovisuele mediadiensten uit andere lidstaten om redenen die binnen de door deze richtlijn gecoördineerde gebieden vallen. 2. Met betrekking tot televisieomroepactiviteiten mogen de lidstaten tijdelijk afwijken van lid 1 wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn: a) een televisie-uitzending uit een andere lidstaat vormt een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk op artikel 22, lid 1 of 2, en/of op artikel 3 ter; b) de omroeporganisatie heeft in de voorafgaande twaalf maanden al minstens tweemaal inbreuk op de onder a) bedoelde bepaling(en) gemaakt; c) de betrokken lidstaat heeft de omroeporganisatie en de Commissie schriftelijk kennis gegeven van de vermeende inbreuken en van de maatregelen die hij voornemens is te nemen indien een dergelijke inbreuk wordt herhaald; d) overleg met de uitzendende lidstaat en de Commissie heeft niet binnen 15 dagen vanaf de in punt c) bedoelde kennisgeving tot een minnelijke schikking geleid, en de vermeende inbreuk duurt voort. De Commissie beslist binnen twee maanden na de kennisgeving van de door de lidstaat genomen maatregelen of die maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht. Is de beslissing negatief, dan moet de lidstaat de maatregelen met spoed beëindigen. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 9

3. Lid 2 vormt geen beletsel om in de lidstaat onder welks bevoegdheid de betrokken omroeporganisatie valt, enigerlei procedure, maatregel of sanctie op de betrokken inbreuken toe te passen. 4. Met betrekking tot diensten op aanvraag mogen de lidstaten maatregelen nemen die afwijken van lid 1, volgens de voorwaarden en procedures als bedoeld in Richtlijn 2000/31/EG, artikel 3, leden 4, 5 en 6. 9 9 Nieuwe overweging: Richtlijn 2000/31/EG betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt is volledig van toepassing, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald. Indien een bepaling van onderhavige richtlijn conflicteert met een bepaling van Richtlijn 2000/31/EG, prevaleren de bepalingen van onderhavige richtlijn, tenzij in onderhavige richtlijn anders is bepaald. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 10

Artikel 3 1. 10 Het staat de lidstaten vrij op de onder deze richtlijn vallende gebieden strengere of meer gedetailleerde regels op te leggen aan onder hun jurisdictie vallende [ ] aanbieders van mediadiensten. 1 bis. In het geval dat een lidstaat a) op grond van de hem door lid 1 geboden vrijheid strengere of meer gedetailleerde regels van algemeen openbaar belang heeft aangenomen 11 ; en b) van oordeel is dat een onder de jurisdictie van een andere lidstaat vallende omroeporganisatie haar activiteit volledig of hoofdzakelijk richt op zijn grondgebied, 10 11 Nieuwe overweging: Deze richtlijn doet niets af aan de verplichtingen die voor de lidstaten voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 98/34/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften. Voorstellen voor nationale maatregelen met betrekking tot audiovisuele mediadiensten op aanvraag die strenger of meer gedetailleerd zijn dan de maatregelen die vereist zijn voor de omzetting van deze richtlijn, vallen dienovereenkomstig onder de procedureverplichtingen van artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG. Nieuwe overweging: Het begrip "regels van algemeen openbaar belang" is door het Hof van Justitie ontwikkeld in zijn rechtspraak betreffende de artikelen 43 en 49 van het Verdrag, en omvat onder meer regels inzake consumentenbescherming, bescherming van minderheden en cultuurbeleid. De verzoekende lidstaat moet ervoor zorgen dat de specifieke nationale regels ter zake objectief noodzakelijk zijn, op niet-discriminerende wijze worden toegepast, geschikt zijn om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken en zich beperken tot hetgeen noodzakelijk is om deze te verwezenlijken. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 11

kan hij contact opnemen met de lidstaat van jurisdictie teneinde een wederzijds aanvaardbare oplossing voor ondervonden problemen mogelijk te maken. Indien de lidstaat van jurisdictie daartoe een met redenen omkleed verzoek van de eerstbedoelde lidstaat ontvangt, verzoekt hij de omroeporganisatie zich te voegen naar de desbetreffende regels van algemeen openbaar belang. De lidstaat van jurisdictie licht de eerstbedoelde lidstaat binnen de twee maanden in over het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven. 1 ter. Indien de eerst bedoelde lidstaat van oordeel is dat: a) het resultaat van de toepassing van lid 1 bis niet bevredigend is; en b) de betrokken omroeporganisatie zich in de lidstaat van jurisdictie heeft gevestigd om zich, op de bij deze richtlijn gecoördineerde gebieden, te onttrekken aan de strengere voorschriften die op haar van toepassing zouden zijn indien zij in de eerst bedoelde lidstaat zou zijn gevestigd, kan deze lidstaat passende maatregelen tegen de betrokken aanbieder van mediadiensten nemen. Dergelijke maatregelen zijn objectief noodzakelijk, worden op niet-discriminerende wijze genomen, zijn geschikt om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken en beperken zich tot hetgeen noodzakelijk is om deze te verwezenlijken 12. 12 Herziene overweging 47: [ ]. Nauwe samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties en de Commissie is noodzakelijk om te garanderen dat deze richtlijn correct wordt toegepast. Evenzo is nauwe samenwerking tussen de lidstaten en tussen de regelgevingsinstanties van de lidstaten met name belangrijk vanwege het effect dat een in een lidstaat gevestigde omroeporganisatie kan hebben in een andere lidstaat. Indien het nationale recht in vergunningsprocedures voorziet en indien meer dan één lidstaat betrokken is, is het wenselijk dat de betrokken instanties met elkaar contact opnemen voordat dergelijke vergunningen worden verleend. Deze samenwerking moet gelden voor alle gebieden die door deze richtlijn, en met name door de artikelen 2, 2 bis en 3, worden gecoördineerd. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 12

1 quater. Een lidstaat mag slechts maatregelen uit hoofde van lid 1 ter nemen indien alle volgende voorwaarden vervuld zijn: a) b) [ ] c) hij heeft de Commissie en de lidstaat waarin de aanbieder van mediadiensten gevestigd is, in kennis gesteld van zijn voornemen om dergelijke maatregelen te nemen, met opgaaf van de redenen waarop hij zijn beoordeling heeft gebaseerd; en d) de Commissie besluit dat de maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, en in het bijzonder dat de beoordeling van de lidstaat die de maatregelen bedoeld in de leden 1 bis en 1 ter neemt, gegrond zijn. 1 quinquies. De Commissie neemt binnen drie maanden na de in lid 1 quater, onder c), bedoelde kennisgeving een besluit. Indien de Commissie besluit dat de maatregelen onverenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, ziet de lidstaat in kwestie ervan af de voorgestelde maatregelen te nemen. 2. De lidstaten zorgen er in het kader van hun wetgeving met passende middelen voor dat de onder hun jurisdictie vallende [ ] aanbieders van mediadiensten de bepalingen van deze richtlijn daadwerkelijk naleven. 3. De lidstaten stimuleren co- en/of zelfregulering op de door deze richtlijn gecoördineerde gebieden, voor zover hun rechtsstelsels dat toestaan. De betrokken regelingen zijn dusdanig dat zij door de voornaamste belanghebbenden breed worden aanvaard en in doeltreffende handhaving voorzien. 13 13 Nieuwe overweging 25 (eerste deel is geschrapt): Ervaringen op audiovisueel gebied hebben geleerd dat overeenkomstig de verschillende rechtstradities van de lidstaten geïmplementeerde co- en zelfreguleringsinstrumenten een belangrijke rol kunnen spelen bij de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming. Onverminderd de formele verplichtingen van de lidstaten inzake omzetting, moedigt deze richtlijn het gebruik van dergelijke instrumenten aan. Zulks verplicht de lidstaten echter niet te voorzien in co- en/of zelfregulering, en leidt evenmin tot een verstoring of het in gevaar brengen van reeds bestaande, daadwerkelijk functionerende co- en/of zelfreguleringsinitiatieven in de lidstaten. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 13

HOOFDSTUK II bis Voor alle audiovisuele mediadiensten geldende bepalingen Artikel 3 bis (ex-artikel 3 quater) De lidstaten zorgen ervoor dat de onder hun jurisdictie vallende aanbieders van audiovisuele mediadiensten ten minste de volgende informatie gemakkelijk, rechtstreeks en permanent ter beschikking stellen van de ontvangers van de dienst: (a) de naam van de aanbieder van mediadiensten; (b) het geografische adres waar de aanbieder van de mediadiensten gevestigd is; (c) nadere gegevens van de aanbieder van mediadiensten, waaronder diens e-mail- of webadres, zodat hij snel, rechtstreeks en doeltreffend kan worden bereikt; (d) voor zover van toepassing, de bevoegde regelgevende instantie. Artikel 3 ter (ex-artikel 3 sexies) De lidstaten zorgen er met passende middelen voor dat de audiovisuele mediadiensten [ ] die door onder hun jurisdictie vallende aanbieders worden aangeboden, niet aanzetten tot haat op grond van ras, geslacht, geloofsovertuiging of nationaliteit [ ]. Artikel 3 quater (ex-artikel 3 undecies) De lidstaten zorgen ervoor dat onder hun jurisdictie vallende aanbieders van mediadiensten geen cinematografische werken uitzenden buiten de met de houders van rechten overeengekomen tijdvakken. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 14

Artikel 3 quinquies (ex-artikel 3 octies) De lidstaten zorgen ervoor dat audiovisuele commerciële communicatie door onder hun jurisdictie vallende aanbieders aan de volgende eisen voldoet: a) commerciële audiovisuele communicatie moet [ ] gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn. Audiovisuele commerciële communicatie in de vorm van sluikreclame is verboden; b) bij audiovisuele commerciële communicatie mogen geen subliminale technieken worden gebruikt; c) audiovisuele commerciële communicatie mag niet: -i) de menselijke waardigheid aantasten; i) discriminatie inhouden naar ras, geslacht of nationaliteit; ii) godsdienstige of politieke overtuigingen kwetsen; iii) aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor gezondheid of veiligheid; iv) aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor het milieu. d) audiovisuele commerciële communicatie [ ] voor sigaretten en andere tabaksproducten is verboden; e) audiovisuele commerciële communicatie voor alcoholische dranken mag niet specifiek gericht zijn op minderjarigen en mag niet tot overmatig gebruik van dergelijke dranken aanzetten; e bis) [oud artikel 14, lid 1] audiovisuele commerciële communicatie voor geneesmiddelen en medische behandelingen die in de lidstaat onder wiens bevoegdheid de omroeporganisatie valt, alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, is verboden; f) audiovisuele commerciële communicatie mag minderjarigen geen zedelijke of lichamelijke schade toebrengen. Derhalve mag zij deze minderjarigen er niet rechtstreeks toe aanzetten een product of dienst te kopen of te huren door misbruik te maken van hun onervarenheid of naïviteit, hen niet rechtstreeks stimuleren hun ouders of anderen te overreden de aangeprezen goederen of diensten aan te kopen, geen misbruik maken van het bijzondere vertrouwen dat minderjarigen in ouders, leerkrachten of andere personen stellen, en minderjarigen niet zonder gegronde redenen in gevaarlijke situaties tonen. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 15

Artikel 3 sexies (ex-artikel 3 nonies) 1. Audiovisuele mediadiensten of programma's die worden gesponsord [ ], moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: a) [ ] de inhoud en, in het geval van televisie-uitzendingen, de programmering, mogen nimmer dusdanig worden beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de aanbieder van mediadiensten worden aangetast; b) zij mogen niet rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door specifieke aanprijzing van die goederen of diensten; c) de kijkers moeten duidelijk worden gewezen op het bestaan van een sponsoringovereenkomst [ ]. Gesponsorde programma's moeten duidelijk als zodanig worden gekenmerkt doordat aan het begin, tijdens en/of aan het einde van het programma op passende wijze naam, logo en/of ander symbool van de sponsor, zoals een verwijzing naar diens product(en) of dienst(en) of een onderscheidingsteken daarvan, worden vermeld. 2. Audiovisuele mediadiensten of programma's mogen niet worden gesponsord door ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten. 3. Bij sponsoring van audiovisuele mediadiensten of programma's door ondernemingen waarvan de activiteiten de vervaardiging of verkoop van geneesmiddelen en medische behandelingen omvatten, mag de naam of het imago van de onderneming worden aangeprezen, maar mogen geen specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen worden aangeprezen die in de lidstaten onder wier bevoegdheid de aanbieder van deze mediadiensten valt, alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn. 4. Nieuws en actualiteitenprogramma's mogen niet worden gesponsord. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 16

Artikel 3 septies (ex-artikel 3 decies) 1. Nieuws- en actualiteitenprogramma's, [ ], programma's voor kinderen, documentaires en godsdienstige uitzendingen [ ] bevatten geen productplaatsing [ ]. De lidstaten mogen productplaatsing voor andere programmasoorten verbieden of toestaan, mits de programma's [ ] die productplaatsing bevatten, ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen: a) [ ] de inhoud [ ] en, in het geval van televisie-uitzendingen, de programmering, [ ] worden nimmer dusdanig [ ] beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de aanbieder van mediadiensten worden aangetast; b) zij sporen niet rechtstreeks aan [ ] tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door specifieke aanprijzing van die producten of diensten; b bis) het betrokken product krijgt geen overmatige aandacht; c) de kijkers [ ] worden duidelijk [ ] gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing [ ]. [ ] Programma's die productplaatsing bevatten, [ ] worden aan het begin en het eind van het programma op passende wijze als zodanig aangeduid om verwarring bij de kijker te voorkomen. 14 14 Overweging 45: -- Het verbod op sluikreclame is niet van toepassing op rechtmatige productplaatsing binnen de door de richtlijn gestelde grenzen, op voorwaarde dat de kijker afdoende wordt gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing; dit kan gebeuren door te vermelden om welke producten het gaat, of door aan te geven dat productplaatsing in een bepaald programma voorkomt. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 17

2. [ ] Programma's [ ] mogen in geen geval productplaatsing bevatten voor: - tabaksproducten of sigaretten of van ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit in de productie of verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten bestaat; of - specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen die alleen op voorschrift beschikbaar zijn in de lidstaat onder de jurisdictie waarvan de betrokken aanbieder van mediadiensten valt. 3. De leden 1 en 2 zijn alleen van toepassing op programma's die na [datum: termijn voor de omzetting van de richtlijn] zijn geproduceerd. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 18

HOOFDSTUK II ter Bepalingen die uitsluitend gelden voor diensten op aanvraag Artikel 3 octies (ex-artikel 3 quinquies) De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat [ ] de door onder hun jurisdictie vallende aanbieders van mediadiensten verstrekte diensten op aanvraag die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, uitsluitend zodanig beschikbaar worden gesteld dat minderjarigen dergelijke diensten op aanvraag normaliter niet te horen of te zien krijgen 15. Artikel 3 nonies (ex-artikel 3 septies) 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de door onder hun jurisdictie vallende aanbieders van mediadiensten verstrekte diensten op aanvraag, voor zover haalbaar en met passende middelen, de vervaardiging van en de toegang tot Europese producties [ ] bevorderen. Een dergelijke promotie kan onder meer betrekking hebben op de financiële bijdrage van zulke diensten aan de vervaardiging van en de verwerving van rechten van Europese producties, of op het aandeel en/of de prominente aanwezigheid van Europese producties in de door de dienst aangeboden programmacatalogus. [ ] 3. De lidstaten brengen voor het einde van het vierde jaar na de aanneming van deze richtlijn en vervolgens om de [ ] vier jaar aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van de in lid 1 bedoelde maatregel. 4. De Commissie brengt op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van lid 1, rekening houdend met de marktontwikkelingen en de technologische ontwikkelingen. 15 Herziene overweging 32: --Het doel van deze maatregelen, zoals het gebruik van PIN-codes (persoonlijke identificatienummers), is --. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 19

HOOFDSTUK II quater Exclusieve rechten en bepalingen inzake korte nieuwsverslagen in televisie-uitzendingen Artikel 3 decies (ex-artikel 3 bis) 1. Iedere lidstaat kan in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat onder zijn jurisdictie vallende omroeporganisaties evenementen die door die lidstaat van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht, niet op een exclusieve basis uitzenden op zodanige wijze dat een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen. In dat geval stelt de betrokken lidstaat een lijst van aangewezen nationale of niet-nationale evenementen op die hij van aanzienlijk belang voor de samenleving acht. De lidstaat doet dit te gepasten tijde op duidelijke en transparante wijze. Daarbij bepaalt de betrokken lidstaat tevens of deze evenementen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving beschikbaar moeten zijn. 2. De lidstaten stellen de Commissie terstond in kennis van alle maatregelen die zij krachtens lid 1 nemen of hebben genomen. Binnen een periode van drie maanden na de kennisgeving vergewist de Commissie zich ervan dat deze maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en stelt zij de andere lidstaten ervan in kennis. Zij wint advies in bij het krachtens artikel 23 bis ingestelde comité. Zij maakt de genomen maatregelen onverwijld bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en publiceert ten minste eenmaal per jaar de geconsolideerde lijst van door de lidstaten getroffen maatregelen. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 20

3. De lidstaten zorgen er in het kader van hun wetgeving met passende middelen voor dat onder hun jurisdictie vallende omroeporganisaties de door deze organisaties na de datum van bekendmaking van deze richtlijn verworven exclusieve rechten niet op zodanige wijze uitoefenen dat een belangrijk deel van het publiek in een andere lidstaat evenementen die door die andere lidstaat overeenkomstig de voorgaande leden zijn aangewezen, niet op de kosteloze televisie kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving, zoals door die andere lidstaat overeenkomstig lid 1 is bepaald. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 21

Artikel 3 undecies (ex-artikel 3 ter) 1. De lidstaten zorgen ervoor dat, met het oog op korte nieuwsverslagen, de in de Gemeenschap gevestigde omroeporganisaties op billijke, redelijke en niet-discriminerende basis, toegang hebben tot uitzendingen van evenementen van groot belang voor het publiek die door een onder hun jurisdictie vallende omroeporganisatie worden uitgezonden. [ ] 2. De lidstaten waarborgen die toegang door de omroeporganisaties de mogelijkheid te geven vrijelijk korte fragmenten te kiezen uit het signaal van de omroeporganisatie die de uitzending verzorgt, tenzij zulks om praktische redenen niet mogelijk is, waarbij in ieder geval de bron dient te worden vermeld. 3. In afwijking van lid 2 kan een lidstaat een gelijkwaardig systeem opzetten dat met andere middelen op billijke, redelijke en niet-discriminerende basis toegang bewerkstelligt. 16 4. Dergelijke fragmenten mogen alleen voor nieuwsdoeleinden worden gebruikt. 5. De lidstaten zorgen ervoor dat de wijze van en de voorwaarden voor het gebruik van dergelijke korte fragmenten worden gedefinieerd, met name wat betreft de compensatieregelingen, de maximale duur van de fragmenten en de termijnen voor de transmissie ervan [ ]. 16 Nieuwe overweging: Normaliter faciliteren de lidstaten de toegang tot evenementen door toegang te verlenen tot het signaal van de omroeporganisatie als bedoeld in lid 2. Zij kunnen evenwel andere, gelijkwaardige middelen kiezen als bedoeld in lid 3. Daartoe behoort onder meer het verlenen van toegang tot de plaats van het evenement, alvorens toegang te verlenen tot het signaal. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 22

HOOFDSTUK III Bevordering van de distributie en de productie van televisieprogramma's Artikel 4 1. Voor zover haalbaar zorgen de lidstaten er met passende middelen voor dat de omroeporganisaties het grootste gedeelte van hun niet aan informatie, sport, spel, reclame of teletekst en telewinkelen gewijde zendtijd reserveren voor Europese producties [ ]. Dit gedeelte moet geleidelijk, aan de hand van passende criteria, worden bereikt, rekening houdend met de verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie jegens haar publiek inzake voorlichting, vorming, cultuur en amusement. 2. Wanneer het in lid 1 omschreven gedeelte niet kan worden bereikt, mag het niet geringer zijn dan het gedeelte dat in 1988 gemiddeld in de betrokken lidstaat is vastgesteld. Voor de Helleense Republiek en de Portugese Republiek wordt het jaar 1988 echter vervangen door het jaar 1990. 3. Vanaf 3 oktober 1991 leggen de lidstaten om de twee jaar aan de Commissie een verslag voor over de toepassing van het onderhavige artikel en van artikel 5. Dit verslag bevat met name een statistisch overzicht van de mate waarin het in het onderhavige artikel en in artikel 5 genoemde gedeelte voor elk van de televisieprogramma's die onder de bevoegdheid van de betrokken lidstaat vallen, is bereikt, de redenen waarom dat in bepaalde gevallen niet is gebeurd, alsmede de maatregelen die in verband daarmee genomen zijn of overwogen worden. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 23

De Commissie brengt deze verslagen, eventueel vergezeld van een advies, ter kennis van de andere lidstaten en van het Europees Parlement. Zij ziet toe op de toepassing van het onderhavige artikel en van artikel 5, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag. In haar advies kan de Commissie met name rekening houden met de in vergelijking met voorgaande jaren geboekte vooruitgang, het aandeel van de voor het eerst uitgezonden producties in het programma-aanbod, bijzondere omstandigheden waarin nieuwe omroeporganisaties zich bevinden en de specifieke situatie van landen met een geringe audiovisuele productiecapaciteit of een beperkt taalgebied. 4. Uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar na de aanneming van de onderhavige richtlijn beziet de Raad, aan de hand van een verslag van de Commissie, vergezeld van de wijzigingsvoorstellen die zij passend acht, opnieuw de uitvoering van het onderhavige artikel. Daartoe wordt in het verslag van de Commissie, op basis van de door de lidstaten overeenkomstig lid 3 verstrekte inlichtingen, met name rekening gehouden met de ontwikkeling die zich op de communautaire markt en in internationaal verband heeft voorgedaan. Artikel 5 Voor zover haalbaar zorgen de lidstaten er met passende middelen voor dat de omroeporganisaties ten minste 10% van hun niet aan informatie, sport, spel, reclame of teletekst en telewinkelen gewijde zendtijd of, bij wijze van alternatief, naar keuze van de lidstaat, ten minste 10% van hun programmabudget, reserveren voor Europese producties die door van de omroeporganisaties onafhankelijke producenten zijn vervaardigd. Dit gedeelte moet geleidelijk, aan de hand van passende criteria, worden bereikt, rekening houdende met de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties jegens hun publiek inzake voorlichting, vorming, cultuur en amusement; het dient te worden bereikt door een passend gedeelte te reserveren voor recente producties, dat wil zeggen voor producties die binnen een periode van vijf jaar nadat zij zijn gemaakt, worden uitgezonden. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 24

Artikel 6 Artikel 7 Artikel 9 Dit hoofdstuk is niet van toepassing op voor lokaal publiek bestemde televisie-uitzendingen die geen deel uitmaken van een nationaal net. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 25

HOOFDSTUK IV Televisiereclame [ ] en telewinkelen Artikel 10 1. Televisiereclame en telewinkelen moeten gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn en door optische en/of akoestische middelen duidelijk gescheiden zijn van de rest van het programmaaanbod. 2. Afzonderlijke reclame- en telewinkelspots, tenzij in uitzendingen van sportevenementen [ ] blijven een uitzondering. 3. 4. Artikel 11 1. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer programma's worden onderbroken voor reclame of telewinkelen, de integriteit en de waarde van de uitzendingen niet worden geschaad, rekening houdende met de natuurlijke onderbrekingen in en de duur en de aard van het programma, en er geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de houders van rechten. 17 [ ]2. Uitzendingen van [ ] televisiefilms (met uitsluiting van feuilletons, miniseries [ ] en documentaires), cinematografische producties, kinderprogramma's en nieuwsprogramma's mogen één keer per tijdvak van 30 minuten worden onderbroken voor reclame en/of telewinkelen. [ ] Uitzendingen van religieuze diensten mogen niet worden onderbroken voor reclame of telewinkelen. 17 Overweging 43: De richtlijn dient het eigen karakter van het Europese televisielandschap, waar reclame bij voorkeur tussen programma's wordt ingelast, te beschermen en stelt daarom beperkingen aan de onderbreking van cinematografische producties en voor televisie geproduceerde films, alsmede van sommige categorieën programma's die nog steeds specifieke bescherming behoeven. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 26

Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 1. [ ].[verplaatst naar artikel 3, onder d)] 2. Telewinkelen met betrekking tot geneesmiddelen waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen nodig is in de zin van Richtlijn 65/65/EEG van de Raad van 26 januari 1965 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen, en telewinkelen met betrekking tot medische behandelingen zijn verboden. Artikel 15 Televisiereclame en telewinkelen met betrekking tot alcoholhoudende dranken moeten aan de volgende criteria voldoen: a) zij mogen zich niet specifiek tot minderjarigen richten en mogen in het bijzonder geen minderjarigen tonen die dit soort dranken gebruiken; b) zij mogen geen verband leggen tussen alcoholgebruik en een verbetering van fysieke prestaties of gemotoriseerd rijden; c) zij mogen niet de indruk wekken dat alcoholgebruik bijdraagt tot sociale of seksuele successen; d) er mag niet in worden gesuggereerd dat alcoholhoudende dranken therapeutische kwaliteiten bezitten of een stimulerend, kalmerend of spanningsreducerend effect hebben; 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 27

e) zij mogen geen onmatig alcoholgebruik aanmoedigen of onthouding of matig alcoholgebruik in een negatief daglicht stellen; f) zij mogen geen nadruk leggen op een hoog alcoholgehalte als positieve eigenschap van dranken. Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 [ ]1. Het aandeel van [ ] reclame- en telewinkelspots mag per klokuur niet meer dan 20% bedragen. 2. Lid 1 is niet van toepassing op boodschappen van de omroeporganisatie in verband met haar eigen programma's en rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten, boodschappen inzake sponsoring en productplaatsing. Artikel 18 bis 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 28

Artikel 19 De bepalingen van deze richtlijn zijn van overeenkomstige toepassing op televisiezenders [ ] die uitsluitend gewijd zijn aan reclame en telewinkelen, alsmede op televisiezenders die uitsluitend aan zelfpromotie gewijd zijn. Hoofdstuk 3, alsmede artikel 11 (onderbrekingsvoorwaarden) en artikel 18 (duur van de onderbreking voor reclame en telewinkelen) zijn niet op deze zenders van toepassing. Artikel 19 bis Artikel 20 Onverminderd artikel 3 kunnen de lidstaten, onder eerbiediging van het Gemeenschapsrecht, andere voorwaarden vaststellen dan die welke zijn neergelegd in artikel 11, lid 2, [ ] en artikel 18 [ ] wat betreft uitzendingen die uitsluitend bestemd zijn voor het nationale grondgebied en die niet rechtstreeks of onrechtstreeks in een of meer andere lidstaten door het publiek kunnen worden ontvangen [ ]. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 29

HOOFDSTUK V Bescherming van minderjarigen [ ] in televisie-uitzendingen Artikel 22 1. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat in de televisie-uitzendingen van de onder hun jurisdictie vallende omroeporganisaties geen programma's voorkomen die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, en in het bijzonder geen programma's waarin pornografische scènes of beelden van nodeloos geweld voorkomen. 2. De in lid 1 bedoelde maatregelen gelden eveneens voor andere programma's die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten, tenzij door de keuze van het tijdstip van de uitzending of door technische maatregelen wordt gewaarborgd dat minderjarigen in het zendgebied de uitzendingen normalerwijze niet zullen zien of beluisteren. 3. Indien dergelijke programma's ongecodeerd worden uitgezonden, zorgen de lidstaten er bovendien voor dat zij worden voorafgegaan door een akoestische waarschuwing of dat zij gedurende de gehele uitzending herkenbaar zijn aan een visueel symbool. Artikel 22 bis 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 30

HOOFDSTUK VI Recht op weerwoord ten aanzien van televisie-uitzendiingen Artikel 23 1. Onverminderd andere in de lidstaten geldende burgerrechtelijke, administratiefrechtelijke of strafrechtelijke bepalingen, genieten alle natuurlijke en rechtspersonen, ongeacht hun nationaliteit, wier wettige belangen, met name aanzien en reputatie, zijn aangetast door een onjuiste bewering tijdens een televisie-uitzending, het recht op weerwoord of vergelijkbare middelen. De lidstaten zorgen ervoor dat de daadwerkelijke uitoefening van het recht op weerwoord of vergelijkbare middelen niet wordt belemmerd door het opleggen van onredelijke regels of voorwaarden. Het weerwoord moet binnen een redelijke tijd na het motiveren van het verzoek worden uitgezonden, op een tijd en een wijze die passend zijn voor de uitzending waarop het verzoek betrekking heeft. 2. Het recht op weerwoord of vergelijkbare middelen gelden ten opzichte van alle omroeporganisaties die onder de bevoegdheid van een lidstaat vallen. 3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om dit recht op weerwoord of de vergelijkbare middelen te verwezenlijken en stellen de procedure vast voor de uitoefening van dit recht. Met name zorgen zij ervoor dat de termijn voor de uitoefening van het recht op weerwoord of vergelijkbare middelen voldoende ruim is en dat een en ander zodanig is georganiseerd dat natuurlijke of rechtspersonen die in andere lidstaten woonachtig of gevestigd zijn, dit recht of deze middelen op passende wijze kunnen uitoefenen. 4. Het verzoek om recht op weerwoord of vergelijkbare middelen kan worden geweigerd indien een dergelijk verzoek volgens de in lid 1 gestelde voorwaarden niet gerechtvaardigd is of een strafbare handeling zou behelzen, de omroeporganisatie door uitzending civielrechtelijk aansprakelijk zou kunnen worden gesteld of indien het verzoek zou indruisen tegen de goede zeden. 5. Er dient te worden voorzien in procedures waarbij geschillen betreffende de uitoefening van het recht op weerwoord of vergelijkbare middelen aan het oordeel van de rechter kunnen worden voorgelegd. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 31

HOOFDSTUK VI bis Contactcomité Artikel 23 bis 1. Bij de Commissie wordt een Contactcomité ingesteld. Dit Contactcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Het wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie en komt op diens initiatief dan wel op verzoek van een delegatie van een lidstaat bijeen. 2. De taken van dit comité zijn: a) bijdragen tot de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze richtlijn via geregeld overleg over alle praktische toepassingsproblemen, inzonderheid met betrekking tot artikel 2, en andere kwesties waarvoor een gedachtewisseling dienstig wordt geacht; b) op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie advies uitbrengen over de toepassing van de bepalingen van de richtlijn door de lidstaten; c) een forum bieden voor een gedachtewisseling over de punten die zullen worden opgenomen in de verslagen welke de lidstaten krachtens artikel 4, lid 3, moeten indienen, over de gang van zaken in dat verband, over het mandaat voor de in artikel 25 bis bedoelde onafhankelijke studie, over de evaluatie van de desbetreffende aanbestedingen en over de studie zelf; d) het resultaat bespreken van het geregelde overleg dat de Commissie voert met vertegenwoordigers van omroeporganisaties, producenten, consumenten, fabrikanten, dienstverrichters, vakbonden en de creatieve milieus; e) bijdragen tot de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over de situatie en de ontwikkeling van de regelgevende werkzaamheden betreffende [ ] audiovisuele mediadiensten, rekening houdend met het audiovisueel beleid van de Gemeenschap, en over relevante ontwikkelingen op technisch gebied; f) zich beraden op sectorale ontwikkelingen waarover een gedachtewisseling nuttig lijkt. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 32

HOOFDSTUK VI ter Samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties Artikel 23 ter 1. 2. De nationale regelgevende instanties verschaffen elkaar en de Commissie de informatie die nodig is voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn, en met name de artikelen 2, 2 bis en 3. HOOFDSTUK VII Slotbepalingen Artikel 24 Deze richtlijn laat, voor wat betreft de gebieden die niet door deze richtlijn worden gecoördineerd, de rechten en verplichtingen die voor de lidstaten voortvloeien uit de bestaande verdragen op het gebied van telecommunicatie en omroepactiviteiten onverlet. Artikel 25 Artikel 26 Uiterlijk op [ ], en vervolgens om de twee jaar, brengt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de toepassing van de gewijzigde richtlijn en doet zij, indien nodig, nieuwe voorstellen om de richtlijn aan te passen aan de ontwikkelingen op het gebied van [ ] audiovisuele mediadiensten, met name gelet op recente technologische ontwikkelingen, [ ] het concurrentievermogen in de sector en de niveaus van mediageletterdheid in alle lidstaten. 13924/06 ADD 1 van/gra/mv 33