Gedragsregels Oud nieuw Algemeen 1. De predikant is persoonlijk verantwoordelijk voor de 1. De predikant is persoonlijk verantwoordelijk voor de invulling en uitoefening van zijn ambt binnen de door invulling en uitoefening van het ambt binnen de zijn kerkgenootschap gestelde regels. door het kerkgenootschap gestelde regels 2. De predikant streeft ernaar inzichtelijk te handelen en is bereid tot verantwoording. 3. De predikant is gehouden bij onduidelijkheid over de te volgen handelwijze zo mogelijk collega s te raadplegen. 2. De predikant zal zijn ambt hoog houden en zich zodanig gedragen dat het vertrouwen in het ambt en in de beroepsgroep niet wordt geschaad. 3. De predikant houdt de kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een kwalitatief goede uitoefening van het ambt op peil, onder andere door middel van persoonlijke studie en bij- en nascholing. 4. De predikant - besteedt voortdurende zorg aan persoonlijke spiritualiteit - houdt de vakkennis en vaardigheden op peil die noodzakelijk zijn voor een kwalitatief goede uitoefening van het ambt. - ziet het als een plicht deel te nemen aan voortgezette scholing en vorming. 5. De predikant houdt zich op de hoogte - van de algemene ontwikkelingen in kerk en samenleving, - en van wat er leeft onder de mensen die aan de zorg van de predikant zijn toevertrouwd en stemt de taakuitoefening daar op af. Zie nieuw 6 nieuw 6. De predikant is zowel in de taakuitoefening als Samenvoeging 2
daarbuiten zorgvuldig en betrouwbaar, en gedraagt zich zodanig dat het vertrouwen in het ambt en in de beroepsgroep niet wordt geschaad. Dat betekent onder meer dat de predikant zorgvuldig is in toezeggingen en afspraken en ook betrouwbaar is in de contacten met bijvoorbeeld de overheid (fiscus). 7. De predikant weet zich deel van de beroepsgroep en zet zich naar vermogen in voor de maatschappelijke belangen van de beroepsgroep en betuigt steun aan de behartiging van deze belangen. en 7 zie oud 13. Relatie ten opzichte van anderen binnen en buiten de gemeente 4. De predikant zal zorgvuldig omgaan met het verschil in beroeps- en privé-relaties. Hij zal daarbij altijd zijn onafhankelijkheid in het oog houden. Pastorale relaties binnen en buiten de gemeente 8. De predikant zal zorgvuldig omgaan met het verschil in beroeps- en privé-relaties en zal daarbij altijd in het oog houden dat de predikant onafhankelijk moet blijven. Bij een samenlopen van beroeps- en privérelaties zal de predikant het verschil in pastorale relatie en privé-relatie aan de orde stellen en zo nodig de hulp van een collega inroepen. 9. De predikant is bij het aangaan van privérelaties zich ervan bewust dat er met gemeenteleden een ongelijke relatie kan bestaan, en dat handelingen machtsmisbruik kunnen zijn. De predikant draagt daarom zorg voor openheid en vraagt zo nodig advies. 5. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de predikant, ter bescherming van zichzelf en anderen, om de grenzen aan te geven ten aanzien van wat wel en niet verantwoord is binnen een pastorale relatie en 10. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de predikant, ter bescherming van zichzelf en anderen, om de grenzen aan te geven ten aanzien van wat wel en niet verantwoord is binnen een pastorale
deze grenzen ook te bewaren en te bewaken. relatie en deze grenzen ook te bewaren en te bewaken. 6. De predikant zal zich in het maatschappelijk verkeer zorgvuldig gedragen en betrouwbaar zijn. Van predikanten mag worden verwacht dat zij zorgvuldig zijn in hun toezeggingen en afspraken en ook betrouwbaar zijn in hun contacten met bijvoorbeeld de overheid (fiscus). Zie nieuw 6 7. De predikant eerbiedigt de persoonlijke (fysieke en geestelijke) integriteit van de ander. De predikant dient zich bewust te zijn van zijn vertrouwenspositie in pastorale situaties en de machtsongelijkheid die dat met zich kan meebrengen. Hij zal geen misbruik maken van de eventuele afhankelijkheid of kwetsbaarheid van diegenen die aan zijn pastorale zorgen zijn toevertrouwd. Deze bepaling impliceert onder andere dat de predikant in een pastorale relatie gehouden is, zelfs als de ander dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet metterdaad in te gaan op seksuele toenaderingspogingen, dan wel zelf dergelijke toenaderingspogingen te ondernemen. 11. De predikant eerbiedigt de persoonlijke (fysieke en geestelijke) integriteit van de ander. De predikant dient zich bewust te zijn van zijn vertrouwenspositie in pastorale situaties en de machtsongelijkheid die dat met zich kan meebrengen en zal geen misbruik maken van de eventuele afhankelijkheid of kwetsbaarheid van diegenen die aan haar of zijn pastorale zorgen zijn toevertrouwd. Deze bepaling impliceert onder andere dat de predikant in een pastorale relatie gehouden is, geen seksuele toenaderingspogingen te ondernemen en af te zien van gedragingen die als zodanig kunnen worden uitgelegd en, zelfs als de ander dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet metterdaad in te gaan op seksuele toenaderingspogingen. Deze bepaling impliceert eveneens dat de predikant geen privé-relatie aangaat met iemand met wie een bijzonder pastoraal contact gedurende het afgelopen jaar is onderhouden. Omkering: eerst het gedrag van de pastor; uitbreiding van de aanduiding.. 8. De predikant zal zich niet laten omkopen noch erfenissen van gemeenteleden aanvaarden. 12. De predikant draagt er zorg voor vrij te staan tegenover gemeenteleden. De predikant zal daarom
De predikant zal terughoudend zijn in het aannemen van giften en geschenken van gemeenteleden voor zichzelf. De predikant zal giften en geschenken van gemeenteleden die alle redelijkheid te boven gaan, niet accepteren. De predikant moet vrij staan tegenover zijn gemeenteleden. Die vrijheid wordt gewaarborgd door de door het kerkgenootschap vastgestelde rechtspositieregeling. De pastorale relatie mag niet worden belast door grote giften, geschenken of erfenissen. Uiteraard wordt hier niet bedoeld dat de predikant geen blijk van waardering (fles wijn, CD, boekenbon) zou mogen aannemen. 9. De predikant zal al hetgeen hem in het kader van zijn ambtsuitoefening vertrouwelijk ter kennis is gekomen, beschouwen als ambtsgeheim. Hij heeft ter zake tegenover derden een zwijgplicht. De predikant draagt er zorg voor, dat de geheimhouding van de gegevens van de ander en de bescherming van diens persoonlijke levenssfeer verzekerd zijn. Ook als de predikant vanuit het ambt overgaat naar een andere staat des levens, blijft het ambtsgeheim van kracht. In justitiële zaken kan een predikant een beroep doen op het verschoningsrecht. De predikant is daarin vrij maar moet de ruimte houden om in zeer ernstige gevallen daarvan geen gebruik te maken. geen giften (waaronder legaten en erfenissen) aanvaarden van gemeenteleden en geen financiële relaties aangaan met gemeenteleden dan na verkregen schriftelijke toestemming van de kerkenraad. De predikant zal terughoudend zijn in het aanvaarden van giften in natura (waaronder gratis dienstverlening) en zal geschenken met een geldswaarde van meer dan 50 niet aanvaarden. 13. De predikant zal al hetgeen hem in het kader van zijn ambtsuitoefening vertrouwelijk ter kennis is gekomen, beschouwen als ambtsgeheim. Hij heeft ter zake tegenover derden een zwijgplicht. 14. De predikant kan zich slechts dan ontslagen achten van de geheimhoudingsplicht wanneer voldaan is aan alle hieronder genoemde 6 voorwaarden. Dit is het geval als: a. Alles in werking is gesteld om toestemming van betrokkene te krijgen. b. De predikant in gewetensnood komt te verkeren door het handhaven van de geheimhouding. c. Er geen andere weg is dan doorbreken van het geheim om het probleem op te lossen. d. Het vrijwel zeker is dat het niet-doorbreken van het geheim voor derden of voor de betrokkene aanwijsbare en ernstige schade en/of gevaar zal opleveren. e. De predikant er vrijwel zeker van is dat door
de doorbreking van de geheimhouding die schade aan de ander(en), dan wel aan de patiënt kan worden voorkomen of beperkt. f. De geheimhouding slechts zover doorbroken wordt als nodig is om het gevaar af te wenden of de schade te voorkomen. 15. Waneer de predikant in gewetensnood komt te verkeren door de geheimhoudingsplicht dan wel onzeker is over de te volgen gedragswijze kan de predikant de zaak anoniem voorleggen aan een collega. Indien anonimiteit niet volledig gewaarborgd is, deelt de collega in de geheimhoudingsplicht. 16. De predikant kent de grenzen van het pastorale handelen. Indien de predikant de gevraagde hulp niet kan bieden wijst de predikant op mogelijkheden elders. Zo nodig legt de predikant op verzoek van betrokkene contact met een andere predikant of met een andere hulpverlener. 17. De predikant is er medeverantwoordelijk voor, dat tijdens haar of zijn afwezigheid een beroep op een andere predikant gedaan kan worden en ziet erop toe dat de waarnemingsregeling ook in de praktijk goed functioneert, opdat mensen die een predikant nodig hebben ook geholpen worden. Formulering nog te bezien Formulering nog te bezien Oud 15 Relatie ten opzichte van collegae 10. De predikant aanvaardt allen die als voorganger in erkende kerkgenootschappen werkzaam zijn als collegae met wie hij zich ambtelijk verbonden weet. 18. De predikant aanvaardt allen die als voorganger in erkende kerkgenootschappen werkzaam zijn als collegae met wie zij of hij zich ambtelijk verbonden weet. De predikant streeft naar collegiale
verhoudingen en waar mogelijk naar samenwerking met hen die pastoraal werkzaam zijn in andere kerken. 11. De predikant zal zich onthouden van het in het openbaar uiten van kritiek op het functioneren van een collega. Tevens zal hij zich gereserveerd opstellen in geval hem zulke kritiek ter ore komt. 19. De predikant zal in het publieke debat zakelijk en respectvol zijn in het oordeel over collega s. De predikant zal kritiek op het functioneren van een collega niet uiten dan na gesprek met betrokkene, en alleen naar degenen die bevoegd zijn te oordelen. De predikant verwijst degenen die kritiek hebben op een collega naar betrokkene of naar degenen die bevoegd zijn te oordelen en stelt zich zelf terughoudend op. 20. De predikant is gehouden de collega onder vier ogen aan te spreken indien de predikant ernstige vragen heeft bij de handelwijze van de collega, en zo nodig aan te dringen op breder intercollegiaal overleg, onverlet de verplichting van de predikant in het kader van de kerkelijke tucht. 21. De predikant bevordert de collegiale samenwerking in het algemeen en is bereid tot overleg en onderlinge afstemming in een gegeven samenwerkingsverband. 12. Wanneer een predikant terugtreedt als voorganger van een gemeente en daar blijft wonen, wordt hij 22. De predikant werkt mee aan een waarnemingsregeling, opdat mensen die een predikant nodig hebben ook geholpen worden. 23. De predikant weet zich medeverantwoordelijk voor het bovenplaatselijke werk en zet zich naar vermogen hiervoor in. 24. Wanneer een predikant terugtreedt als voorganger van een gemeente neemt deze distantie in acht om Tegenhanger van 17 Zie oud 14
gewoon gemeentelid. Dit betekent dat hij distantie in acht neemt om zijn opvolger de ruimte te geven zijn ambtswerk te verrichten. Vanzelfsprekend wordt ook van een teruggetreden voorganger die elders is gaan wonen een zelfde distantie verwacht. 13. De predikant behoort zich naar vermogen in te zetten voor de maatschappelijke belangen van de beroepsgroep waartoe hij behoort en steun te betuigen aan de behartiging van deze belangen. Deze bepaling is bedoeld om de predikanten bewust te maken van een esprit de corps, zowel in kerk als maatschappij, zoals dat van een beroepsgroep verwacht mag worden. 14. Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de totale kerkgemeenschap wordt van de predikant verwacht dat hij zich ook inzet voor bovenplaatselijk werk. Zowel voor de fulltime als voor de parttime predikant geldt dat hij niet alleen verantwoordelijkheid draagt voor de gemeente, maar ook voor de bovenplaatselijke organisatie. Daarom mag van de predikant redelijkerwijze worden verwacht dat hij zich beschikbaar stelt voor bovenplaatselijk werk. Waarneming de opvolger de ruimte te geven het ambtswerk te verrichten. De teruggetreden predikant gaat niet in op het verzoek van gemeenteleden om werkzaamheden als van een predikant te verrichten maar verwijst in alle gevallen naar de opvolger of naar de kerkenraad. Alleen op uitdrukkelijk verzoek van de kerkenraad kan van deze regel worden afgeweken. Zie nieuw 7 ( Zie nieuw 23
15. Bereikbaarheid is een belangrijke voorwaarde voor het adequaat functioneren van de predikant. De predikant is er medeverantwoordelijk voor, dat tijdens zijn afwezigheid een beroep op een andere predikant gedaan kan worden. Hij rekent het zich tot zijn taak er op toe te zien dat de waarnemingsregeling ook in de praktijk goed functioneert. Hoewel kerkenraden primair verantwoordelijk zijn voor de waarneming van het dienstwerk, mag van predikanten worden verwacht dat mensen die een predikant nodig hebben ook geholpen worden. Zie nieuw 17,22