Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Verzoek Subsidiëring lokale politieke partij Leeuwarder Klokkenluiders. Geachte Minister, College van Provinciale Staten en Gemeenteraad

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Subsidiëring van politieke partijen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen)

Activiteitenplan Vrijzinnige Partij 2017

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

a. minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; b. stichting: Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel.

De positie van de politieke partij in het eindrapport van de staatscommissie Parlementair stelsel.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

gelet op de artikelen 4:81 en 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht, - strekking van de regeling -

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Fiche 2: Aanpassing verordening statuut en financiering Europese politieke partijen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat is een politieke partij?

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Activiteitenplan Vrijzinnige Partij 2015

Tijdelijke regeling bijzondere positie Regionaal opleidingencentrum Flevoland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het dagelijks bestuur van de Sociaal-Economische Raad;

Sector: I. Nr. : 90.8

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitvoeringsregeling subsidies incidentele activiteiten 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidsregels Algemene subsidieverordening Gouda 2003 (zoals gewijzigd op 28 november 2006)

Spreektekst minister Ter Horst bij ontvangst Rob-advies Democratie vereist partijdigheid. Politieke partijen en formaties in beweging.

Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tijdelijke regeling extern onderzoek t.b.v. initiatiefwetsvoorstellen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Datum 5 december 2018 Beantwoording aanvullende vragen voorhang Besluit bekostiging gvo en hvo op openbare scholen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

32752 Regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen Wfpp)

1-cD. JU! 1 ' Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Wijziging van de Wet financiering politieke partijen voor financiële transparantie bij lokale partijen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit tot vaststelling van de Verordening tegemoetkomingen bestuur Waterschap Vallei & Eem

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kaderverordening subsidies provincie Groningen Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal


Datum OE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EIM KONINKRIJKSRELATIES, Onskenmerk Gelet op artikel 12 van de Wet overige BZK-subsldles;

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Ondernemingsraad gemeente Nissewaard - REGLEMENT VAN DE ONDERNEMINGSRAAD GEMEENTE NISSEWAARD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Hoofdstuk 2. Aanvragen Hoofdstuk 3. Beoordelingscriteria Hoofdstuk 4. Besluitvorming...

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Registratienummer: GF Datum: 17 september 2013 Agendapunt: 20

Nota Reserves en. Voorzieningen. Gemeente Ferwerderadiel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op de artikelen 120, derde lid, en 121, van de Wet op het primair onderwijs;

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 869 Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen houdende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING I Algemeen 1. Inleiding 1 Kamerstukken TK 27 422, nr. 2. Aanleiding wetsvoorstel Dit voorstel bevat een aantal wijzigingen met betrekking tot de subsidiëring van politieke partijen. Medio 2002 heeft mijn ambtsvoorganger de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen aan de Tweede Kamer gezonden. 1 Over deze nota heeft het huidig kabinet eind 2003 een standpunt bepaald in de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen. Uit deze notitie vloeien verschillende wijzigingen voort. Het betreft onder meer de verhoging van het subsidiebudget, de wijziging van de verdeelsleutel, de verruiming van de subsidiabele doelen, de invoering van het baten- en lastenstelsel, het aanscherpen van de voorschriften voor giften en sponsoring, een subsidiemogelijkheid voor nieuw aan verkiezingen deelnemende partijen, het invoeren van sancties en een onafhankelijk orgaan voor de uitvoering van de Wet subsidiëring politieke partijen. Gelijktijdige invoering van al deze voorstellen zou een onwenselijke vertraging van de verschillende maatregelen tot gevolg hebben. Vanuit dit oogpunt heeft het de voorkeur om een aantal voorzieningen met dit wetsvoorstel aanstonds te regelen, namelijk de verhoging van de subsidie, de verbreding van het subsidiebudget en de wijziging van de verdeelsleutel voor de subsidie. In 2001 is de subsidie van politieke partijen reeds verhoogd. Sinds 2001 is de financiële positie van politieke partijen echter aanhoudend onder druk blijven staan. Partijen hebben steeds meer financiële middelen nodig om op eigentijdse wijze en in concurrentie met andere maatschappelijke «single-issue» organisaties hun intermediaire functie uit te oefenen. De politieke partijen hechten hier, terecht, veel belang aan. Politieke partijen beschikken echter over beperkte financieringsbronnen: contributiegelden, giften en sponsoring. Het is niet redelijk en ook niet verstandig om alleen de partijleden te belasten met de financiering van het partijenstelsel. De verkiezingen zijn graadmeter voor het functioneren van de politieke partijen. Tijdens de verkiezingen blijkt telkenmale dat het aantal leden van politieke partijen niet in verhouding staat tot het aantal kiesgerechtigden, dat zijn stem op politieke partijen uitbrengt. De betrokkenheid bij politieke partijen en de waardering voor de functie van politieke KST81472 0405tkkst29869-3 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2004 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 1

partijen is dus breder dan het ledenbestand. Tevens beschikken politieke partijen niet over brede alternatieve financieringsbronnen. Sponsoring en giften houden een bepaald risico in zich. De schijn van belangenverstrengeling tussen de politieke partijen en hun sponsors kan de geloofwaardigheid van de politiek schade toebrengen. Vanuit de overweging dat politieke partijen een wezenlijke rol in de representatieve democratie vervullen, is in het hoofdlijnenakkoord een versteviging van de positie van politieke partijen en hun wetenschappelijke en scholingsinstituten voorgesteld. Gelijktijdige verwerking van de overige voorstellen uit de notitie Herijking in een wetsvoorstel is zodanig complex, dat de benodigde versteviging van politieke partijen te lang op zich zou laten wachten. Derhalve worden eerst enkele wijzigingen met betrekking tot de subsidie voorgesteld. Daarbij is het van belang, dat de subsidieverhoging niet tot meer overheidsbemoeienis leidt. Hiertoe gaat de subsidieverhoging gepaard met een verbreding van de subsidiabele doelen. Dit leidt tot een vergroting van de bestedingsvrijheid van politieke partijen en dus tot een afnemende overheidsbemoeienis. Tevens leidt de subsidieverhoging tot een wijziging in de hoogte van de beschikbare subsidies voor de landelijke politieke partijen. De politieke partijen zullen de verantwoording van hun activiteiten hierop moeten aanpassen. Een wijziging van de grondslag van de subsidietoedeling in een later stadium zou echter wederom tot een wijziging in de subsidieomvang leiden. Om te voorkomen dat de politieke partijen in een relatief korte tijd twee maal met een wijziging en dientengevolge met administratieve lasten te maken krijgen, heeft het mijn voorkeur om de invoering van de gewijzigde verdeelmaatstaf in dit wetsvoorstel te bewerkstelligen. De overige voorstellen zullen in een tweede wetsvoorstel worden geregeld dat nu in voorbereiding is. In het tweede wetsvoorstel zal onder meer worden voorgesteld de drempel van het openbaar maken van giften te verlagen, openbaarmakingsvereisten voor gelieerde instellingen en stichtingen in te voeren en een maximumbedrag vast te stellen dat een natuurlijke of rechtspersoon op jaarbasis aan een politieke partij kan geven. Tevens zullen sancties aan de niet-naleving van openbaarmakingsvereisten worden geïntroduceerd. Hoofdlijnenakkoord Politieke partijen vervullen een wezenlijke rol in het democratisch bestel. Het is dan ook vanuit deze overweging dat het hoofdlijnenakkoord versteviging van de politieke partijen en hun wetenschappelijke- en scholingsinstituten aanmerkt als onderdeel van de noodzakelijke versterking van het huidige stelsel van representatieve democratie. De positie en de invloed op het publieke bestel en de overheidsbesluitvorming vereisen een samenhangend stelsel van voorzieningen omtrent de financiering van de politieke partijen. Ter uitvoering van dit voornemen strekt dit wetsvoorstel tot een versteviging van de financiële positie van politieke partijen en een verhoging van het voor politieke partijen beschikbare subsidiebudget. Daartoe is in de begroting een intensivering opgenomen ten behoeve van de politieke partijen ter grootte van 5 miljoen euro structureel ingaande per 2004. Het nieuw beschikbare bedrag wordt, onder verrekening van de uit het Hoofdlijnenakkoord voortvloeiende algemene subsidietaakstelling, voor een deel toegekend aan de politiek-wetenschappelijke instituten en voor het overige aan het algemene deel voor de politieke partijen. Het algemene deel is binnen randvoorwaarden ter vrije besteding door de politieke partij. Aan het algemene deel is tevens toegevoegd het budget dat voorheen beschikbaar was voor de uitvoering van de tijdelijke regeling zendtijd politieke partijen. Deze subsidieverhoging gaat als gezegd gepaard met de verbreding van de bestedingsmogelijkheden van de subsidie, alsmede van een aanpassing van de verdeelmaatstaven waarbij Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 2

naast het zeteltal ook het aantal leden van een politieke partij bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie wordt meegewogen. 1 Kamerstukken II, 2001 2002, 27 422, nr. 6. 2 Kamerstukken II, 2000 2001, 27 422, nr. 1. Overheidsbemoeienis In de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen 1 en de notitie Financiering politieke partijen 2 is al eerder ingegaan op de redenen die ten grondslag liggen aan de huidige overheidssubsidie. Politieke partijen zijn onmisbaar voor het goed functioneren van de representatieve democratie. De Raad onderschreef in zijn advies van 3 september 1997 ook het cruciale belang van de intermediaire positie van landelijke politieke partijen in ons staatsbestel. De functies, die politieke partijen uitoefenen zoals het vertolken van meningen, de aggregatie- of integratiefunctie, de rekrutering en selectie, mobilisatie en socialisatie, zijn van eminent belang voor de werking van het democratisch bestel. De subsidiëring van politieke partijen vindt plaats op basis van de overweging dat de partijen deze belangrijke functies binnen het democratisch stelsel ook goed moeten kunnen uitoefenen. Daarvoor is het van belang dat politieke partijen de mogelijkheid hebben om hun politieke standpunten en hun partijprogramma s op een onafhankelijke manier te kunnen vaststellen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de taak om goede voorwaarden te scheppen voor het functioneren van de in de Staten-Generaal vertegenwoordigde politieke partijen. Een relevante vraag is daarbij in welke situatie er sprake zou zijn van een al te grote financiële afhankelijkheid en inhoudelijke bemoeienis van de overheid met politieke partijen. Uitgangspunt is dat voorkomen dient te worden, dat politieke partijen voor hun essentiële functioneren van de overheid afhankelijk worden (verstatelijking van politieke partijen). Van groot belang is dat politieke partijen geworteld in de samenleving zijn. Deze vraag doet zich echter ook voor bij sponsoring door bedrijven en andere organisaties. Indien een bedrijf of organisatie bijdraagt aan de financiering van een politieke partij, kan dit vragen oproepen over de onafhankelijkheid van een politieke partij. Het is voorstelbaar dat bedrijven of organisaties eerder financiële of andere bijdragen aan politieke partijen zullen geven, indien het programma van een politieke partij aansluit bij de doelstellingen van het bedrijf of de organisatie. Een dergelijke ontwikkeling kan bepaalde risico s met zich dragen, omdat alleen al de schijn van belangenverstrengeling schade kan toebrengen aan het politieke proces. Subsidiëring van politieke partijen houdt altijd een bepaalde mate in van overheidsbemoeienis. Het systeem van subsidiëring voor de landelijke politieke partijen waarborgt echter dat de overheid zich niet met de politieke partijen inhoudelijk bemoeit. De overheidssubsidie wordt toegekend op basis van objectieve wettelijke criteria. Beoordeeld wordt of de activiteiten onder de subsidiabele doelen vallen, maar niet wordt geoordeeld over de wenselijkheid van een activiteit of de doelmatigheid waarmee deze wordt verricht. De toetsing van de besteding van het subsidiegeld gebeurt dus ook met een zekere terughoudendheid. Het karakter van een politieke partij en het partijprogramma maken geen onderdeel uit van de beoordeling van de subsidieaanvraag. Tevens draagt een ruime bestedingsvrijheid van de toegekende subsidie ervoor zorg, dat de overheid zich inhoudelijk niet met politieke partijen bemoeit. De voorgestelde verbreding van de subsidiabele doelen vergroot de bestedingsvrijheid slechts. Daarbij ben ik van mening dat met de verbreding van de subsidiabele doelen de bescherming van andere dan campagne-activiteiten zoals het werk van wetenschappelijke instituten, politieke scholing en vorming en politiek jongerenwerk niet in het gedrang komen. De ruimere bestedingsvrijheid van de overheidssubsidie heeft juist als effect dat politieke partijen op efficiënte en effectieve wijze het geld kunnen besteden aan die activiteiten waar het meeste behoefte aan is. Het functioneren van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 3

politieke partijen is mede afhankelijk van de goede invulling van hun functies en de verhouding tussen deze activiteiten. Goede scholing en vorming zijn bijvoorbeeld van wezenlijk belang voor de kwaliteit van de politieke partij en haar volksvertegenwoordigers. De verruimde bestedingsvrijheid heeft ook geen gevolgen voor de geoormerkte subsidiebedragen voor de wetenschappelijke instituten en het politieke jongerenwerk. De bestedingsvrijheid is begrensd waar het betreft de subsidie voor politiek-wetenschappelijke instituten en voor politieke jongerenorganisaties. Indien een politieke partij beschikt over een politieke jongerenorganisatie of een politiek-wetenschappelijk instituut, geldt de verplichting dat een bepaald gedeelte van de subsidie als geoormerkt bedrag aan de achterliggende instelling wordt doorbetaald. Overigens hebben politieke partijen de mogelijkheid om desgewenst een groter deel van de subsidie te besteden aan de politiek-wetenschappelijke instituten en de jongerenorganisaties. Dit valt binnen de vrijheid van politieke partijen om hun eigen subsidiebudget aan verschillende activiteiten te besteden. 2. Verhoging subsidiebudget Politieke partijen vervullen een essentiële functie binnen het stelsel van de representatieve democratie en vormen een onmisbare schakel tussen overheid en samenleving. In de notities is uitvoerig ingegaan op de diverse functies en activiteiten van politieke partijen zoals het vertolken van in de samenleving bestaande opvattingen, het maken van een integrale afweging van belangen, het recruteren voor politieke functies en het informeren en mobiliseren van de achterban. Voor het vervullen van deze functies beschikken partijen over partijorganisaties met instellingen voor bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek en organisaties voor vorming en scholing en politiek jongerenwerk. Er worden ledenvergaderingen en partijcongressen gehouden over kandidaatstellingen en het bepalen van de partijpolitieke standpunten. De laatste jaren zijn de functies van politieke partijen wel gewijzigd. Zo heeft hun functie van communicatiekanaal met de samenleving aan betekenis ingeboet. Met een zekere regelmaat wordt gediscussieerd over de toekomstperspectieven van het Nederlandse partijenstelsel. Mogelijke relativeringen van het huidige stelsel laten echter onverlet dat politieke partijen ook thans nog een wezenlijke rol vervullen. Ik ben voornemens om bij de volgende gelegenheid nader in te gaan op de positie en het functioneren van politieke partijen in de gewijzigde samenleving. De in het hoofdlijnenakkoord beoogde versteviging van de politieke partijen en hun wetenschappelijke- en scholingsinstituten is voor het kabinet aanleiding geweest een verhoging voor te stellen van het voor politieke partijen beschikbare subsidiebudget. Politieke partijen hebben in het verleden aangetoond de toegekende subsidie op adequate wijze te besteden zonder dat zij verstatelijken. Zoals hierboven reeds vermeld, is de financiële positie van politieke partijen echter aanhoudend onder druk blijven staan. De eigen inkomsten stijgen niet of in beperkte mate en dat terwijl partijen juist steeds meer financiële middelen nodig hebben om mensen te mobiliseren en hun boodschap voor het voetlicht te brengen. Ook op de eventuele risico s die verbonden kunnen zijn aan een toename van overige financieringsbronnen zoals giften en sponsoring is hierboven al ingegaan. Kortom, de veranderende positie van politieke partijen in een veranderende samenleving vereist de met dit wetsvoorstel voorgestane versteviging van de politieke partijen en hun wetenschappelijke en scholingsinstituten. Op dit moment bedraagt de subsidiëring van politieke partijen in totaal ongeveer 10 miljoen. Om de positie van politieke partijen daadwerkelijk te verstevigen, dient de verhoging van de subsidie substantieel te zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 4

Daartoe is in de begroting een intensivering opgenomen ten behoeve van de politieke partijen ter grootte van 5 miljoen euro structureel ingaande per 2004. Om dit begrotingsbudget aan de partijen beschikbaar te stellen, dient de Wet subsidiëring politieke partijen te worden aangepast. Daartoe strekt dit wetsvoorstel. De wet regelt immers de hoogte van de aanspraken en subsidiebedragen van de politieke partijen. Zoals hierboven reeds is vermeld en ook tijdens de begrotingsbehandeling is besproken, is de in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken algemene subsidietaakstelling onverkort van toepassing op de subsidiëring van politieke partijen. Dienovereenkomstig wordt er een korting toegepast van 5% op het totale subsidiebudget. Het basisbedrag per partij voor de algemene subsidie wordt opgehoogd met het budget dat voorheen beschikbaar was voor de zendtijd politieke partijen (600 000 euro ). Het basisbedrag per partij komt hiermee op 169 539 euro per partij en het bedrag per zetel op 49 175 euro. Het subsidiebedrag per lid wordt berekend door het budget van 1 856 369 euro te delen door het aantal leden van de politieke partijen gezamenlijk. Voor deze systematiek wordt gekozen om te voorkomen dat schommelingen in de gezamenlijke ledentallen van politieke partijen onverwachte budgettaire consequenties kunnen hebben. Voor de wetenschappelijke instituten wordt het basisbedrag verhoogd met 200 000 euro. Het basisbedrag per partij komt hiermee op 119 076 euro. Het bedrag per zetel wordt vastgesteld op 12 238 euro. Overigens wordt uit de Begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken jaarlijks in het kader van het Matra Politieke Partijen programma een budget (totaalbedrag 2004: 1, 7 miljoen) beschikbaar gesteld voor kadervorming politieke (zuster-) partijen in Midden- Zuidoost en Oost- Europa. De fondsen worden toegekend aan de uitvoerende stichtingen van de in de Tweede Kamer vertegenwoordigde politieke partijen volgens een verdeelsleutel gebaseerd op de zetelverdeling. Voorafgaande aan de toekenning dienen de stichtingen een jaarbegroting over het komende jaar en een afrekening over het voorafgaande jaar te overleggen. Op basis van de door Buitenlandse Zaken goedgekeurde jaarbegroting kunnen de stichtingen zelfstandig over de fondsen beschikken. Het programma is per 1 juli jl. op experimentele basis opengesteld voor Marokko en Jordanië. Het beschikbare bedrag zal in 2005 zal oplopen tot 2 miljoen. 3. Verbreding subsidiabele doelen 1 Kamerstukken II 2001 2002, 27 422 nr. 6. 3.1 Nieuwe bestedingsmogelijkheden In de notitie Herijking wet subsidiëring politieke partijen worden de functies van politieke partijen binnen het democratisch bestel beschreven. 1 Het gaat daarbij om de volgende functies: het vertolken van wensen en opvattingen bij de bevolking, de weging van wensen en belangen (aggregatie of integratie), rekrutering, selectie en begeleiding van kandidaten voor verschillende politiek-bestuurlijke ambten, mobilisatie van het electoraat om de gang naar de stembus te maken en politieke socialisatie van de eigen leden door middel van scholing en vorming. Op dit moment kunnen activiteiten, die verbonden zijn aan sommige functies worden gefinancierd met subsidiegeld, en activiteiten die verbonden zijn aan andere functies niet. Voor subsidie kwamen tot nu toe in aanmerking de activiteiten, die betrekking hebben op politieke scholing en vorming, informatievoorziening aan leden, het onderhouden van contacten met zusterpartijen in het buitenland, het ondersteunen van politieke scholingen vormingsactiviteiten ten behoeve van het kader van zusterpartijen in het buitenland, politiek jongerenwerk en politiek-wetenschappelijke activiteiten. Ik acht het van belang dat politieke partijen in staat zijn om hun partijpoli- Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 5

tieke standpunten en partijprogramma s op adequate wijze presenteren. Om politieke partijen gelegenheid te bieden ook aan de overige functies op een adequate wijze inhoud te geven worden de subsidiabele doelen in artikel 5 van de wet uitgebreid. Het is overigens niet zo dat de overheid, door deze activiteiten te subsidiëren, deze ook wat de inhoud betreft ondersteunt. Aangezien er geen sprake kan zijn van inhoudelijke bemoeienis van de overheid met activiteiten van partijen kan er ook geen verantwoordelijkheid van de overheid zijn voor de politieke inhoud van de activiteiten van politieke partijen. De verruiming van de bestedingsmogelijkheden betekent dat de facto een zogenoemde «lumpsumfinanciering» wordt benaderd. Daarmee is bedoeld dat partijen uitermate vrij zijn in de besteding van de subsidie. Ik ben voorstander van een zo groot mogelijke bestedingsvrijheid voor de politieke partijen. Politieke partijen hebben in bijzondere mate een eigen verantwoordelijkheid om te waarborgen dat zij op doeltreffende wijze hun inkomsten verdelen over de verschillende functies, zoals het voeren van verkiezingscampagnes, politieke scholing en vorming of bevordering van de politieke participatie van jongeren. Een inperking van de bestedingsvrijheid leidt tot een toename van overheidsbemoeienis en houdt het risico in zich van het verstatelijken van partijen. Het verruimen van de subsidiabele doelen en de subsidieverhoging geeft politieke partijen meer bestedingsvrijheid. Aandachtspunt is wel de mogelijkheid dat de subsidieverhoging leidt tot een onevenredig grote toename van het gebruik van moderne media en met name van radio- en televisieuitzendingen. Afgelopen jaren geven politieke partijen steeds meer middelen uit aan bijvoorbeeld reclamezendtijd. In een internationaal perspectief zijn deze uitgaven echter nog weinig omvangrijk. Als het om de groei van de verkiezingsuitgaven gaat, vertrouw ik in eerste instantie op de eigen verantwoordelijkheid van de politieke partijen. Het is echter wel van belang om inzicht te houden in de ontwikkeling van deze uitgaven. In de standpuntbepaling op de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen heb ik aangegeven dat ik voorstander ben van het periodiek verzamelen van gegevens over de financiële positie van politieke partijen. Ik zou daarbij echter vast willen houden aan een opsomming van subsidiabele activiteiten in de wet. Dit hangt samen met het feit, dat voor de besteding van overheidsmiddelen een deugdelijke verantwoording vereist is. Het dient toetsbaar en controleerbaar te zijn, dat de overheidssubsidie daadwerkelijk besteed is aan de subsidiabele activiteiten. Praktisch alle politieke activiteiten vallen daarmee onder de subsidiabele doelen. Het is echter theoretisch denkbaar dat bepaalde activiteiten er niet onder vallen. Indien een politieke partij voornemens is om goede doelen financieel te ondersteunen, dan valt dit niet onder de subsidiabele doelen. Uiteraard valt oneigenlijk gebruik van de subsidies ook niet onder de subsidiabele doelen. De rechtmatige besteding van deze activiteiten dient te worden verantwoord, waarbij onder meer een accountantsverklaring wordt overgelegd. Overigens is een gedeelte van het subsidiegeld geoormerkt. De wetenschappelijke instituten en de politieke jongerenorganisaties krijgen een geoormerkte subsidie. Dit houdt in dat politieke partijen een bepaald gedeelte van de subsidie als geoormerkt bedrag aan de achterliggende instelling wordt doorbetaald. 3.2 Informatievoorziening en zendtijd politieke partijen Het informeren van kiezers is een belangrijke kerntaak van politieke partijen. Het gaat daarbij zowel om informatievoorziening op papier als om informatievoorziening via informatie- en communicatietechnologieën (bijvoorbeeld het internet). Hieronder worden ook de kosten begrepen voor de productie van radio- en tv-uitzendingen, die voorheen subsidiabel Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 6

waren op grond van de tijdelijke regeling zendtijd politieke partijen. De Tijdelijke regeling subsidiëring zendtijd politieke partijen is komen te vervallen per 1 januari 2004. Op grond van deze regeling ontvangt men middelen ter dekking van de productiekosten van de uitzendingen. Wanneer zoals voorgesteld de subsidiabele doelen in de Wet subsidiëring politieke partijen met de communicatiefunctie worden verruimd, betekent dit dat de subsidie ook voor het maken van politieke uitzendingen kan worden aangewend. Of men dit doet, en zo ja op welke wijze en bij welke omroep, is een keuze van de politieke partij. De partijen zullen de bedragen kunnen benutten voor de bekostiging van de programmakosten van de zendtijd politieke partijen bij de publieke omroep, maar gelet op de systematiek van de wet ook voor andere subsidiabele doelen. De ingevolge de Wet subsidiëring politieke partijen voor partijen beschikbare subsidiebedragen (algemeen deel) worden verhoogd ter hoogte van het budget dat totaal beschikbaar was voor de Tijdelijke regeling subsidiëring zendtijd politieke partijen. Dit betreft een budget van 600 000 euro structureel per jaar. Ook voor dit bedrag geldt de algemene subsidietaakstelling. 3.3 Verkiezingscampagnes Bij de totstandkoming van de Wet subsidiëring politieke partijen is er uitdrukkelijk voor gekozen om het voeren van verkiezingscampagnes niet subsidiabel te maken vanuit de overtuiging dat de subsidiëring van verkiezingscampagnes het risico in zich draagt van een te grote financiële afhankelijkheid en bemoeienis van de overheid. De bezwaren die samenhangen met de overweging dat door subsidiëring van verkiezingscampagnes er zeer directe politieke activiteiten uit overheidssubsidie worden bekostigd, dienen zeker onder ogen gezien te worden. Bij deze bezwaren is echter een relativering gewenst. Het feit dat nu reeds diverse activiteiten van politieke partijen gesubsidieerd worden, betekent dat de partijen eigen middelen kunnen herschikken en reserveren voor campagne- en verkiezingsuitgaven. De mogelijkheid om goede verkiezingscampagnes te kunnen voeren acht ik in het belang van de democratie. De waarde van verkiezingscampagnes ligt in het adequaat informeren van potentiële kiezers over de partijpolitieke standpunten en partijprogramma s. Daarnaast is het belang van het voeren van een goede campagne voor het succesvol opereren van politieke partijen in de loop der jaren alleen maar groter geworden. Subsidiëring van verkiezingscampagnes draagt ertoe bij dat politieke partijen op effectieve en efficiënte wijze hun politieke standpunten en partijprogramma s kunnen presenteren, zodat de kiezer beter in staat wordt gesteld te kiezen uit verschillende inhoudelijke alternatieven. De reden dat verkiezingscampagnes afzonderlijk worden genoemd, is dat niet alle uitgaven in het kader van verkiezingscampagnes ook als informatievoorziening kunnen worden aangemerkt. Veel uitgaven hangen samen met het ontwikkelen van het verkiezingsprogramma, de facilitaire organisatie van verkiezingsactiviteiten, het bevorderen van de participatie van leden in de verkiezing en het uitwisselen van standpunten met potentiële kiezers. Ook deze uitgaven zijn subsidiabel. Overigens zijn de activiteiten die plaatsvinden in een verkiezingscampagne niet één op één gelijk te stellen met de activiteiten van een politieke partij in het kader van een referendum. In een verkiezingscampagne worden kiezers op de hoogte gesteld van politieke thema s en beleidskeuzes op tal van terreinen. Een referendum biedt burgers de gelegenheid om zich door middel van een stemming uit te spreken over een besluit of regel van de overheid. Voor een referendum is het een belangrijke taak van politieke partijen om kiezers te informeren. Dan kan het gaan om uiteenlopende mogelijkheden van informatievoorziening, zoals op papier Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 7

of via de media of internet. Informatievoorziening aan niet-leden en leden in het kader van een referendum is echter wel een subsidiabele activiteit. 3.4 Werven van nieuwe leden en het betrekken van niet-leden bij activiteiten Ledenwerving is van groot belang voor de positie en toekomst van politieke partijen en voor het functioneren van het democratisch bestel. De politieke participatie van burgers is al lange tijd punt van aandacht. Het is daarom gewenst dat politieke partijen naast informatievoorziening aan leden de subsidie ook kunnen aanwenden voor de werving van leden. De politieke participatie van burgers kan verder worden vergroot door ook niet-leden bij partij-activiteiten te betrekken. 3.5 Werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers Ook werving en selectie van politieke ambtsdragers is van groot belang voor het democratisch bestel en het functioneren van het openbaar bestuur. Deze uitbreiding van subsidiabele doelen is mede van belang voor het betrekken van groepen bij de politiek die nu nog onvoldoende gerepresenteerd worden. Hiermee wordt bijvoorbeeld een bijdrage geleverd aan de streefcijfers op het terrein van vrouwen in politiek en openbaar bestuur (zie de jaarlijkse voortgangsrapportage op het terrein van vrouwen in politiek en openbaar bestuur). Onder de begeleiding van politieke ambtsdragers wordt niet alleen verstaan de begeleiding van politieke ambtsdragers tijdens het vervullen van de politieke functie, maar kan tevens eventuele nazorg na afloop van het vervullen van de politieke functie worden begrepen. Hierdoor zijn politieke partijen beter in staat om blijvend aandacht te besteden aan de kwaliteit en de participatie van politieke ambtsdragers binnen het openbaar bestuur. 4. Wijziging verdeelmaatstaven In de standpuntbepaling op de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen is voorgesteld om het ledental van politieke partijen in de subsidieverdeling tot uitdrukking te laten komen. De vraag of het de voorkeur heeft ledental danwel de verkiezingsuitslag voor de subsidie te wegen, is een steeds terugkerend onderwerp in discussies over partijfinanciering. Beide benaderingen zijn een uitdrukking van een visie op het functioneren van politieke partijen. Vanuit de visie dat politieke partijen een zo breed mogelijk maatschappelijke verankering moeten hebben, zou in de subsidiewaardering tot uitdrukking moeten komen, de mate waarin een partij er in slaagt om mensen aan zich te binden en bij activiteiten van de partij te betrekken. Een basisgedachte die ook aan de Wet subsidiëring politieke partijen ten grondslag ligt, is dat juist activiteiten zoals het vertolken van in de samenleving bestaande opvattingen, het maken van een integrale afweging van belangen, het recruteren voor politieke functies en het informeren en mobiliseren van de achterban, van belang zijn voor het functioneren van het democratisch bestel. In deze opvatting zijn politieke partijen meer dan kiesverenigingen gericht op het opstellen van kandidatenlijsten. Voor het verrichten van de diverse politiek-maatschappelijke activiteiten in bredere zin is een gedegen partijorganisatie benodigd en een groot ledenbestand. In dat kader dienen activiteiten te worden verricht zoals informatievoorziening en politieke vorming en scholing en bijeenkomsten en congressen te worden georganiseerd. Met deze op leden en partijorganisatie gerichte activiteiten zijn uitgaven gemoeid die overheidssteun verdienen. Vanuit deze benadering lijkt het redelijk dat de omvang van de partijorganisatie en het ledenbestand ook mede van belang zijn voor de hoogte van de overheidssubsidie. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 8

Anderzijds kan men op goede gronden stellen dat de verkiezingsuitslag bij uitstek de graadmeter is voor het maatschappelijk draagvlak van een politieke partij. Partijen met een (relatief) minder groot ledenbestand kunnen wel degelijk de gunst van de kiezers verkrijgen. Hedendaagse organisatievormen en het gebruik van moderne media en communicatiemiddelen maken het mogelijk kiezers voor partijpolitieke standpunten te winnen zonder dat daarvoor noodzakelijkerwijs een brede partijorganisatie met een groot ledental is benodigd. Daarbij is een gegeven dat de grotere middenpartijen er juist meer moeite mee zullen hebben om grote ledentallen te werven, terwijl de kleinere partijen aan de randen van het politiek-ideologisch spectrum gekenmerkt worden door een sterkere ledenbinding. 1 CDS, Statistiek van de verkiezingen 2003. 2 Volgens persbericht van 13 februari jl. van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP), http://www.rug.nl/dnpp/nieuws/index. De keuze voor de verdeelsleutel hangt samen met het onderscheid dat gemaakt kan worden tussen het hebben van een brede partijorganisatie met een groot ledental en de verkiezingsuitslag van een politieke partij. Voor het verrichten van de diverse politiek-maatschappelijke activiteiten in bredere zin is een gedegen partijorganisatie en een groot ledenbestand benodigd. Tegelijkertijd is de verkiezingsuitslag bij uitstek de graadmeter voor het maatschappelijk draagvlak van politieke partijen. Partijen met een (relatief) minder groot ledenbestand kunnen wel degelijk de gunst van kiezers verkrijgen. De verhouding tussen kiesgerechtigden voor de Tweede Kamerverkiezingen en het belang van een groot ledenbestand heb ik getracht in de percentages tot uitdrukking te brengen, waarbij de verkiezingsuitslag de primaire grondslag betreft. Op dit moment zijn een ruime 12 miljoen 1 Nederlanders stemgerechtigd, terwijl ongeveer 315 000 2 personen lid zijn van een politieke partij. Een verdeling van 1 op 4 is in zekere mate arbitrair, maar sluit wel aan bij de gedachte dat de stem van kiezer uiteindelijk doorslaggevend is voor het maatschappelijk draagvlak van een politieke partij en in het verlengde hiervan het grootste aandeel heeft in het bepalen van de hoogte van de overheidssubsidie. Daartoe zijn duidelijke en controleerbare criteria vastgesteld die toegepast worden om het ledental van een politieke partij vast te stellen. Daarbij wordt uitgegaan van een volwaardig lidmaatschap. Daarmee is bedoeld dat een «pseudo» of onvolwaardig lidmaatschap niet gerekend kan worden als een daadwerkelijk lidmaatschap van een politieke partij. Dit houdt in dat leden van een politieke partij vergader- en stemrechten in de vereniging moeten hebben. Een lid van een politieke partij moet volwaardige rechten hebben en deel kunnen nemen aan de besluitvorming binnen de politieke partij als vereniging. Het gaat hier ook om leden, die een niet-nederlandse nationaliteit hebben. Leden zijn onmisbaar voor het uitoefenen van de essentiële functies van politieke partijen. De Wet subsidiëring politieke partijen is ook gebaseerd op de gedachte dat politieke partijen meer zijn dan kiesverenigingen gericht op het opstellen van kandidatenlijsten. Vanuit deze overweging is het niet de bedoeling, dat enkel de leden met kiesrecht voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal gesubsidieerd worden. Ik ben van mening dat het een goede ontwikkeling is dat politieke partijen ook leden van niet- Nederlandse nationaliteit hebben. De politieke participatie is één van de belangrijkste verworvenheden van de democratische rechtsstaat. Politieke participatie is echter niet beperkt tot het uitbrengen van een stem alleen. De leden, die niet een Nederlandse nationaliteit hebben, kunnen wel degelijke een bijdrage leveren aan de functies van de politieke partijen. Aan activiteiten zoals de organisatie van een verkiezingscampagne, het opstellen van partijprogramma s, de informatievoorziening en dergelijke, kunnen deze leden volop bijdragen zonder dat ze stemrecht hebben voor de Tweede Kamerverkiezingen. Vanuit de uitvoerbaarheid is het tevens niet goed denkbaar, dat deze leden niet meegenomen worden in het bepalen van de subsidie. Het zal een tijdrovende en complexe activiteit zijn om deze leden uit het ledenbestand te filteren. Vermoedelijk gaat het Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 9

hier ook om een klein aantal leden van het totale ledenbestand van de politieke partijen. Tevens moeten betrokkenen zich voor het lidmaatschap aangemeld hebben danwel daar uitdrukkelijk mee hebben ingestemd. In de regel zal uit een betalingsafschrift voor de contributie voldoende duidelijk zijn dat men instemt met het lidmaatschap van een vereniging zoals in dit geval een politieke partij of een politieke jongerenorganisatie. Uit het feit dat er contributie voor iemand is betaald of geboekt kan echter niet per definitie worden afgeleid dat er sprake is van een echt lidmaatschap. Vereist is dat uit de betalingsopdracht van betrokkene de wil blijkt om lid te zijn. Een persoon moet daarom zelf zijn contributie voldoen. Onder het «zelf voldoen» kan nog verstaan worden de voldoening door een daartoe schriftelijk gemachtigde derde. Het kan echter niet gaan om een voldoening door een derde zonder meer, zeker niet indien dit gebeurt buiten het medeweten van betrokkene. Dit betekent dat in elk geval een politieke partij of een andere organisatie niet voor een lid de minimumcontributie mag betalen. Of aan dit vereiste zal zijn voldaan wordt gecontroleerd aan de hand van het verslag van de accountant die op grond van artikel 10, tweede lid, tevens de naleving van de opgegeven ledentallen dient vast te stellen. II ARTIKELSGEWIJS Artikel I A, B en C (begripsbepalingen) Voor het lidmaatschap van een politieke partij moet uitgegaan worden van een volwaardig lidmaatschap en geen buitengewoon lidmaatschap. In dit kader dient een lid van een vereniging de beschikking te hebben over bepaalde zeggenschapsrechten. In artikel 1, onderdeel c. zijn deze rechten omschreven (vergader- en stemrechten in de vereniging). Deze rechten zijn onder meer het hebben van ten minste één stem in de algemene vergadering en het toegang hebben tot deze vergadering om aldaar het stemrecht uit te oefenen. Voor de toepassing van de wet geldt men alleen als lid van een politieke partij is als men ten minste 12,- contributie betaalt. Voor de leden van een politieke jongerenorganisatie geldt dat zij tot een politieke jongerenorganisaties worden gerekend indien zij tussen de 14 en 28 jaar oud zijn en jaarlijks 5,- of meer contributie betalen. D (verbreding subsidiabele doelen) Deze wijziging strekt tot een verbreding van de subsidiabele doelen en regelt dat politieke partijen de subsidie ook voor de volgende activiteiten kunnen aanwenden: het werven van nieuwe leden; het betrekken van niet-leden bij activiteiten; werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers; informatievoorziening en verkiezingscampagnes. E (verhoging en verdeling subsidie) Deze wijziging strekt ertoe een gemengde verdeelsleutel voor de subsidie in te voeren, waarbij de verkiezingsuitslag de primaire grondslag is. Dit houdt in dat naast de maatstaf kamerzetels voor een deel van de subsidie ook het ledental wordt meegewogen. Het aantal kamerzetels bepaalt 80% van het subsidiebedrag algemeen deel terwijl het ledental bij de berekening van het subsidiebedrag voor 20% procent wordt meegewogen. De verhoging van de bedragen leidt ertoe dat het beschikbare subsidiebudget met ruim 5 miljoen euro wordt verhoogd. Artikel 6, derde lid, regelt de peildatum voor het vaststellen van het aantal Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 10

leden van een politieke partij. De peildatum is de eerste dag van het kalenderjaar (artikel 1, onder g). F Dit betreft het herstel van een onjuiste verwijzing. G en H (subsidieaanvraag en verantwoording) Politieke partijen en politieke jongerenorganisaties moeten bij de subsidieaanvraag en bij het verzoek tot subsidievaststelling aangeven hoeveel leden de politieke partij of de politieke jongerenorganisatie op de peildatum heeft. Over de inrichting van de voor de subsidie in te zenden schriftelijke stukken en de opgave van de relevante ledentallen kunnen bij ministeriele regeling nadere voorschriften worden gesteld. Artikel II Aangezien deze wet met terugwerkende kracht in werking treedt, worden de politieke partijen in de gelegenheid gesteld om na de inwerkingtreding van deze wet dat deel van de aanspraak op subsidie dat niet meer in het kalenderjaar 2004 aan subsidiabele doelen kan worden besteed, aan te wenden voor activiteiten verricht in 2005. Vervolgens zullen deze uitgaven bij de controle en vaststelling van het subsidiebedrag worden beoordeeld als waren het uitgaven gedaan in 2004. Deze regeling geldt uiteraard niet voor uitgaven die in 2004 zijn gedaan. De terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2004 maakt het mogelijk dat de activiteiten die politieke partijen hebben verricht in 2005, betrokken kunnen worden bij de berekening van de verhoogde subsidie waarop de politieke partij voor het jaar 2004 aanspraak heeft. Deze subsidie wordt berekend op grond van de situatie op de peildatum van 1 januari 2004. Activiteiten die op deze wijze betrokken worden bij de vaststelling van de subsidie voor 2004, kunnen niet opnieuw betrokken worden bij de vaststelling van de subsidie voor het jaar 2005. Dit heeft tot gevolg, dat het voor het berekenen van de subsidie niet uitmaakt of een politieke partij op de peildatum van 2005 in een andere situatie verkeert dan in 2004. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 29 869, nr. 3 11