VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/00068315/1000 BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR, HOUDENDE UITSPRAAK OVER HET BEROEP AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. D/PMVC/05L07/05262 VAN 30 MAART 2006 VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD VAN VLAAMS- BRABANT HOUDENDE HET VERLENEN VAN DE VERGUNNING AAN DE HEER BART VAN CRIEKINGEN, HOLLESTRAAT 5, 3220 HOLSBEEK, VOOR HET VERDER EXPLOITEREN EN VERANDEREN VAN EEN VARKENSHOUDERIJ GELEGEN TE 3210 LUBBEEK, BREDESTRAAT 6. De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 21 december 1994, 8 juli 1996, 21 oktober 1997, 18 mei 1999, 3 maart 2000, 9 maart 2001, 21 december 2001, 18 december 2002, 16 januari 2004, 6 februari 2004, 26 maart 2004 en 19 mei 2006; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; zoals herhaaldelijk gewij zigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, zoals laatst gewij zigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2006;
2 - Gelet op het ontvankelijk bevonden beroep van de heer Petrus Smets, Bredestraat 2, 3220 Holsbeek, aangetekend tegen de beslissing nr.d/pmvc/05l07 /05262 van 30 maart 2006 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant houdende het verlenen van de vergunning, voor een termijn verstrijkend op 30 maart 2026, aan de heer Bart Van Criekingen, Hollestraat 5, 3220 Holsbeek, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij gelegen te 3210 Lubbeek, Bredestraat 6, kadastrale percelen, afdeling 4, sectie B, perceelnrs. 121, 1621 en 164w, zodat de inrichting voortaan omvat: - stallen voor 2.000 mestvarkens; - de opslag van 5.000 liter stookolie in een ondergrondse houder geplaatst in een betonnen kelder; - de opslag van 2.186 m 3 dierlijke mest; - een grondwaterwinning met een maximum debiet van 5.000 m 3/jaar; Gelet op het attest bedoeld in artikel 31, 3 van titel I van het VLAREM waaruit blijkt dat de voormelde beroepen beslissing werd bekendgemaakt door aanplakking vanaf 12 april 2006; Gelet op het feit dat voormeld beroep werd ontvangen op 9 mei 2006 en ontvankelijk werd bevonden op 15 mei 2006; Gelet op het feit dat voormelde beroepindiener de volgende bezwaren doet gelden : - de zware stankhinder, die het huidig bedrijf al verspreidt, zal na de uitbreiding nog verergeren; Gelet op volgende besluiten van toepassing op de uit te breiden inrichting gelegen te Lubbeek, Bredestraat 6 : het besluit van 16 mei 1991 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Brabant houdende aktename van de melding van een varkenshouderij voor 1.000 gespeende varkens en 690 m 3 dierlijke mest, voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011;
3 - het besluit van 28 februari 1996 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant houdende aktename van de melding van overname van de vergunning door Bart Van Criekingen van de varkenshouderij, vergund voor 1.000 gespeende varkens en 690 m 3 dierlijke mest, voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011i het besluit van 29 februari 2000 van het college van burgemeester en schepenen van Lubbeek houdende het verlenen van de vergunning voor de exploitatie van een grondwaterwinning met een maximumdebiet van 10 m 3/dag en 3.650 m 3/jaar, voor een termijn verstrijkend op 29 februari 2000i Gelet op volgende besluiten van toepassing op de stop te zetten inrichting gelegen te Holsbeek, Putstraat 47 : het besluit van 2 maart 1994 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Brabant houdende aktename van de melding van een varkensbedrijf voor plaatsen voor 50 zeugen en 500 mestvarkens, voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011i het besluit van 19 december 2003 van het college van burgemeester en schepenen van Holsbeek houdende aktename van de melding van overname door Bart Van Criekingen van een gedeelte van de vergunning, nl. de overname van 500 mestvarkens, voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011i Gelet op het volgende besluit van toepassing op de stop te zetten inrichting gelegen te Bekkevoort, Oude Tiensebaan 58 het besluit van 26 mei 2005 van het college van burgemeester en schepenen van Bekkevoort houdende aktename van de melding van overname door Bart Van Criekingen van de vergunning voor het exploiteren van stallen voor 650 varkens, waarvan 73 zeugen, 2 beren en 575 andere varkens en 900 m 3 dierlijke mest, voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011i
4 - Gelet op het volgende besluit van toepassing op de stop te zetten inrichting gelegen te Aarschot, Teste1sesteenweg 239 het besluit van 17 november 2005 van het college van burgemeester en schepenen van Aarschot houdende aktename van de melding van overname door Bart Van Criekingen van de vergunning voor het exploiteren van stallen voo~ 118 grote zoogdieren, waarvan 9 runderen jonger dan 1 jaar, 11 runderen tussen 1 en 2 jaar, 28 andere runderen en 70 mestkalveren en 240 m> dierlijke mest, voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011; Gelet op het gunstige advies van 24 mei 2006 van het Agentschap voor Natuur en Bos; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 14 juni 2006 van de afdeling Stedenbouwkundige vergunningen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen; Gelet op het gunstige advies van 16 juni 2006 van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; Gelet op het gunstige advies van 16 juni 2006 van de Vlaamse Landmaatschappij ; Gelet op het gunstige advies van 26 juni 2006 van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie; Gelet op de ligging van de inrichting in agrarisch gebied volgens het gewestplan Leuven, vastgesteld bij koninklijk besluit van 7 april 1977;
5 - Gelet op het feit dat de inrichting volgens het voormelde gewestplan gelegen is op een afstand van circa 500 meter van woongebied ander dan een woongebied met landelijk karakter; circa 450 meter van woongebied met landelijk karakter; circa 550 meter van woonparkgebied circa 600 meter van natuurgebied ; Overwegende dat vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met de toepasselijke ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat onderhavig beroep betrekking heeft op het besluit van 30 maart 2006 van de bestendige deputatie waarbij vergunning verleend wordt voor de hernieuwing van de vergunning van een bestaand varkensbedrij f en de uitbreiding van 1.000 mestvarkens naar 2.000 mestvarkens via samenvoeging, na stopzetting, en omvorming van dieren van op 3 andere locaties gelegen bestaande veeteeltinrichtingen en diverse bijhorigheden; Overwegende dat de definitieve bouwvergunning werd verleend vóór 1 september 1991; dat, volgens de gegevens van de Vlaamse Landmaatschappij, de inrichting, overeenkomstig artikel 2,7,a van het meststoffendecreet, als een bestaande veeteeltinrichting kan beschouwd worden; Overwegende dat de aanvrager een vergunning wenst te bekomen voor de uitbreiding van de inrichting te Lubbeek, vergund voor plaatsen voor 1.000 mestvarkens, wat overeenkomt met een vergunde mestproductie van 13.000 kg N en 5.330 kg P20S, tot plaatsen voor 2.000 mestvarkens, wat overeenkomt met een te vergunnen mestproductie van 26.000 kg N en 10.660 kg P20S; dat er derhalve een stijging is van de mestproductie van de varkens op inrichtingsniveau zodat deze inrichting dient te voldoen aan de verbods- en afstandsregels van de artikels 5.9.4.4 en 5.9.4.5 van titel 11 van het VLAREM; dat het beoogde aantal varkens, na de verandering, overeenkomt met
6-2.000 varkenseenheden; dat de nieuw te bouwen stal 210 waarderingspunten behaalt en de bestaande stallen elk 80 waarderingspunten; dat de inrichting dus 151,5 waarderingspunten behaalt; dat voor dergelijke inrichting een verbodafstandsregel geldt van 250 meter tot ieder hindergevoelig gebied; dat, zoals hoger vermeld, hieraan ruimschoots wordt voldaan; Overwegende dat de nieuwe varkensstal ammoniakemissiearm wordt gebouwd volgens het goedgekeurd stalconcept V-4. 7: stal met mestkelders met water- en een mestkanaal met schuine putwanden in het mestkanaal zodat voldaan is aan de bepalingen van artikel 5.9.2.1.bis 1 van titel 11 van het VLAREM; dat de ammoniakuitstoot beperkt wordt door verkleining van het mestoppervlak wat een positief effect zal hebben op de geuremissie; Overwegende dat de meest nabijgelegen woning op 50 meter ten zuiden van de inrichting gelegen is; dat de woning van de beroepindiener gelegen is op 150 ten noorden van de inrichting; dat het twee landbouwbedrijven betreft gelegen in het agrarisch gebied; dat, zoals blijkt uit het advies van de gemeente, er in het verleden geen klachten ten laste van de inrichting betreffende hinder door de politie werden opgemaakt; dat, bij navraag bij de afdeling Milieu-inspectie, er bij deze dienst in het verleden nooit klachten betreffende de inrichting zijn genoteerd; dat er derhalve kan vanuit gegaan worden dat de eventuele hinder, afkomstig van de inrichting tot een aanvaardbaar niveau zal beperkt zijn, gezien ook het feit dat, zoals kon worden vastgesteld bij plaatsbezoek, de inrichting op ordelijke en nette wijze wordt uitgebaat en gezien het feit dat de nieuwe stal ammoniakemissiearm wordt gebouwd; Overwegende dat er een totale mestopslagcapaciteit voorzien is van 2.186 m> mengmest; dat voor de dieren, na de beoogde verandering een mestopslagcapaciteit van 1.600 m 3 mengmest dient voorzien te worden; dat derhalve de mestopslagcapaciteit als voldoende kan worden beschouwd en er voldaan is aan artikel 5.9.2.3, 1 van titel 11 van het VLAREM;
7 - Overwegende dat dergelijke milieuvergunningsaanvraag ook dient te voldoen aan de bepalingen van artikel 33ter,IO,c),4) en 3 en 4 van het meststoffendecreet; Overwegende dat de uitte breiden inrichting, volgens hoger vermelde bepalingen, een bestaande inrichting dient te z i j n : dat de uit te breiden inrichting niet mag gelegen zijn in een ruimtelijk kwetsbaar gebied; dat de uit te breiden inrichting over een nutriëntenhalte dient te beschikken; dat de vergunningsaanvrager van de uit te breiden inrichting dezelfde natuurlijke rechtspersoon dient te zijn als degene die bij de Mestbank gekend is als producent; dat de uit te breiden inrichting geen stopzettingsvergoeding mag verkregen hebben in het kader van het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest; dat de drie voorafgaande kalenderjaren voor de uitte breiden veeteeltinrichting moet voldaan zijn aan de aangifteplicht; dat de uit te breiden inrichting moet voldaan hebben aan de bepalingen van het meststoffendecreet voor wat betreft de mestafzet; dat de inrichting gelegen is in agrarisch gebied en dus niet in een ruimtelijk kwetsbaar gebied; dat, volgens de gegevens van de Vlaamse Landmaatschappij, volda~n is aan alle aangehaalde bepalingen; Overwegende dat de stop te zetten inrichtingen, volgens hoger vermelde bepalingen, bestaande inrichtingen dienen te z i j n : dat deze inrichtingen over een nutriëntenhaltedienen te beschikken; dat er een gedateerde en ondertekende verklaring dient bij gevoegd te zijn waaruit blijkt dat de inrichtingen volledig en definitief stopgezet worden; dat de stop te zetten inrichtingen geen stopzettingsvergoeding mogen verkregen hebben in het kader van het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest; dat de drie voorafgaande kalenderjaren voor de stop te zetten veeteeltinrichtingen, moet voldaan zijn aan de aangifteplicht; dat de stop te zetten inrichtingen moeten voldaan hebben aan de bepalingen van het meststoffendecreet voor wat betreft de mestafzet; dat de vergunningsaanvrager van de uit te breiden inrichting dezelfde natuurlijke rechtspersoon dient te zijn als degene die bij de Mestbank voor de stop te zetten inrichtingen gekend is als producent; dat, volgens de gegevens van de Vlaamse Landmaatschappij, voldaan is aan alle aangehaalde bepalingen;
8 - Overwegende dat, volgens de aangehaalde bepalingen van het meststoffendecreet t slechts 75% van de maximale in aanmerking komende mestproductie van de stop te zetten inrichtingen kan bijdragen tot de uitbreiding; Overwegende dat de stop te zetten inrichting te Bekkevoort een vergunde mestproductie heeft van 9.275 kg N en 4.152 t 25 kg P20St overeenkomstig de mestproductie van 2 berent 73 zeugen inclusief de biggen en 575 andere varkens; dat er derhalve maar 6.956 kg N en 3.114 kg P20S kan bijdragen tot de uitbreiding; Overwegende dat de stop te zetten inrichting te Aarschot een vergunde mestproductie heeft van 4.419 kg N.en 1.424 kg P20St overeenkomstig de mestproductie van 9 runderen jonger dan 1 jaar t 11 runderen van 1 tot 2 jaar t 70 mestkalveren en 28 andere runderen; dat er derhalve maar 3. 314 kg N en 1. 068 kg P20S kan bijdragen tot de uitbreiding; Overwegende dat de stop te zetten inrichting te Holsbeek een vergunde mestproductie heeft van 6.500 kg N en 2.665 kg P20St overeenkomstig de mestproductie van 500 vleesvarkens; dat er derhalve maar 4.875 kg N en 1.999 kg P20S kan bijdragen tot de uitbreiding; Overwegende dat bijgevolg de te vergunnen mestproductie van de uit te breiden inrichting - na de verplaatsing - maximaal 28.146 kg N en 11.511 kg P20S kan bijdragen; dat de aanvraagt zoals hoger vermeldt betrekking heeft op een te vergunnen mestproductie van 26.000 kg N en 10.660 kg P20S; dat het derhalve een aanvraag betreft zonder stijging van de mestproductie tot gevolg; Overwegende aangevraagd; dat er een vroegtijdige hernieuwing wordt dat de aanvraag gepaard gaat met het bouwen van
9 - een nieuwe stal, het samenvoegen en de overnames waardoor overeenkomstig artikel 18, 3 van het milieuvergunningendecreet de vroegtijdige hernieuwing kan worden toegestaan; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat het beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beslissing te bevestigen; BES L U I T Artikel 1. Het ontvankelijk bevonden beroep van de heer Petrus Smets, Bredestraat 2, 3220 Holsbeek, aangetekend tegen de beslissing nr. D/PMVC/05L07/05262 van 30 maart 2006 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant houdende het verlenen van de vergunning, voor een termijn verstrijkend op 30 maart 2026, aan de heer Bart Van Criekingen, Hollestraat 5, 3220 Holsbeek, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij gelegen te 3210 Lubbeek, Bredestraat 6, kadastrale percelen, afdeling 4, sectie B, perceelnrs. 121, 1621 en 164w, zodat de inrichting voortaan omvat: - stallen voor 2.000 mestvarkens; - de opslag van 5.000 liter stookolie in een ondergrondse houder geplaatst in een betonnen kelder; - de opslag van 2.186 m 3 dierlijke mest; - een grondwaterwinning met een maximum debiet van 5.000 m 3/jaar, wordt ongegrond verklaard. Art. 2. De bestreden beslissing nr. D/PMVC/05L07/05262 van 30 maart 2006 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant houdende het verlenen van bovenvermelde vergunning, voor een termijn verstrijkend op 30 maart 2026, aan de heer Bart Van Criekingen, Hollestraat 5, 3220 Holsbeek, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij gelegen te 3210 Lubbeek, Bredestraat 6, wordt bevestigd.
10 - Art. 3. Dit besluit wordt genoteerd in de notulenboek van de bestendige deputatie notulering van de bestreden beslissing. rand van tegenover het de Brussel, 30 AUG. 2006 de Vl~~e minister van ~gie, Leefmilieu nbare Werken, en Natuur, <,..." " -" K