Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken

Vergelijkbare documenten
Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken

Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken

Landelijk procesreglement. voor. civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken

Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken

Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken

PROCESREGLEMENT VOOR DE CIVIELE DAGVAARDINGSZAKEN VAN DE RECHTBANK ARNHEM

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton

Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden

Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton

In werking getreden op 1 april Laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 april 2004.

Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton

Rolreglement gerechtshof Leeuwarden

Landelijk procesreglement. voor. civiele rol van de kantonsectoren

Datum 26 juni 2014 Kenmerk Pagina 1 van 5

Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat

Regelingen bij octrooizaken. Herziening versnelde bodemprocedure in octrooizaken

Procesreglement Bijstandsverhaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector kanton

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt)

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders

Werkwijze (rolreglement) Rekestenkamer Strafsector. Rechtbank Amsterdam

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het Procesreglement van de Hoge Raad der Nederlanden

Procesreglement. kort gedingen. rechtbanken, kantonzaken

REGELING INZAKE KANTOORVERKLARINGEN

PILOT GERECHTSHOF AMSTERDAM

STAATSCOURANT. Nr Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken. 28 december 2012

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden

Procesreglement Bijstandsverhaal

Rolreglement voor het procederen in civiele zaken gerechtshof Leeuwarden

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 1 oktober 2012

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

PILOT GERECHTSHOF AMSTERDAM AANPASSING VAN HET LANDELIJK PROCESREGLEMENT VOOR CIVIELE DAGVAARDINGSZAKEN BIJ DE GERECHTSHOVEN

Verordening behandeling bezwaarschriften Schieland en de Krimpenerwaard

Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken

Procesreglement per 1 januari 2013 voor de pilot civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof s-hertogenbosch

Reglement Commissie van beroep

REGLEMENT ALGEMENE BEPALINGEN VOOR INTERNE COMMISSIES INHOUDSOPGAVE

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI?

Rechtbank Rotterdam. ja onrechtmatige daad KEULEN/GEMEENTE DORDRECHT. Hierbij zend ik u de beschikking/het vonnis in bovenvermelde zaak.

Vastgesteld door de gerechtsvergadering van de Hoge Raad der Nederlanden op 26 januari 2017

Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Reglement van de Commissie van Beroep

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) HUISHOUDELIJK REGLEMENT. 1. In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder:

Reglement voor conflictbeslechting AVVN

Reglement Vaste Commissie

Regeling Beroepscommissie Gedragscode Onderzoek & Statistiek

Rolreglement voor het procederen in civiele zaken Gerechtshof s-hertogenbosch

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Procesreglement kort gedingen rechtbanken civiel/familie

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014

: de Stichting Geschillen in de landbouw c.a.;

Landelijk procesreglement. voor. civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van:

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE TELECOMMUNICATIEDIENSTEN per 2 mei 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven

REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING BETER LEVEN KEURMERK

Reglement van Beroep Licentie Nationale Zwemdiploma s

Procesreglement de Spreekuurrechter

c. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan klager, verweerder en algemeen directeur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ VS.

Tuchtreglement SRA 1. Afdeling 1 Algemene bepalingen

3. De afhandeling van de klachten worden uitgevoerd door het onafhankelijke instituut KIGID.

GESCHILLENREGLEMENT PCR 2005

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L

Bijlage 3 Geschillenreglement IKB Kip

Dit Rolreglement komt in de plaats van het sinds 1 maart 2010 gehanteerde Rolreglement en geldt met ingang van 1 januari 2011.

Geschillenreglement IKB Ei

NAI REGLEMENT VOOR HET BENOEMEN VAN EEN BINDEND ADVISEUR IN AD HOC PROCEDURES

Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan

vonnis AFSCHRIFT J advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/ I HA ZA

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016

GESCHILLENREGLEMENT PCR 2005

Geschillenreglement AgroVision

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Procesreglement voor Civiele Zaken bij de Kantongerechten in Suriname

Landelijk model klachtenregeling

Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van het Samenwerkingsverband PasVOrm

Reglement van Orde College van Beroep voor Nederlandse Associatie voor Examinering

REGLEMENT KLACHTENBEHANDELING EN KLACHTENADVIESCOMMISSIE NVGH/ALPHA.

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Reglement van de Commissie van Beroep

Klachtenreglement voor klanten Super Sociaal

de "Stichting VRT - Verenigd Register van Taxateurs" (VRT), gevestigd te Den Haag.

Artikel 1 - Geschillencommissie

Procesreglement Project De Wijkrechter

1. Er is een bezwarencommissie IKB, welke zetelt ten kantore van SKV.

Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

In beroep in belastingzaken (oktober 2015) In beroep gaan De behandeling van de zaak In beroep gaan Hoe stelt u beroep in cassatie in U stelt beroep

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Transcriptie:

JU Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken Considerans Dit landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken is in het kader van het project Civiele procedure van het programma versterking rechterlijke organisatie (PVRO) tot stand gekomen. Het reglement is het resultaat van een uitvoerige gedachtewisseling tussen de civiele sectoren van de negentien rechtbanken. Ook heeft een brede consultatie van de Nederlandse Orde van Advocaten over de achtereenvolgende concepten plaatsgevonden. Op 14 april 2000 heeft het Landelijk Overleg van de civiele sectorvoorzitters deze procesregeling goedgekeurd en vervolgens hebben alle rechtbanken het reglement als eigen reglement vastgesteld. Deze nieuwe procesregeling introduceert uniformiteit in de wijze van procederen bij alle rechtbanken in de civiele zaken die met een dagvaarding worden ingeleid. Daarnaast beoogt de procesregeling een bijdrage te leveren aan een aanzienlijke verkorting van de doorlooptijden van de civielrechtelijke procedure tot twaalf maanden of minder. Om deze verkorting te bewerkstelligen worden in de regeling niet alleen aan partijen duidelijke termijnen gesteld voor het verrichten van proceshandelingen, doch ook aan de rechtbanken zelf. Op grond van de artikelen 12.3 e.v. kunnen de rolrechters van de rechtbanken echter voor hun rechtbank voor een overgangsperiode van in beginsel 2 jaar bepalen dat de termijnen voor de proceshandelingen van partijen voordat een tussenvonnis is gewezen niet ambtshalve zullen worden gehandhaafd. Zo kunnen de rolrechters op een soepele wijze, die goed aansluit bij de plaatselijke stand van zaken, een overgang naar het nieuwe systeem van ambtshalve handhaving van de termijnen bewerkstelligen. Bij de voorbereiding van dit uniform reglement heeft afstemming plaatsgevonden met de afdeling wetgeving van het Ministerie van Justitie, zulks met het doel dat dit reglement niet alleen toepasbaar is onder de gelding van de huidige wet maar ook indien het wetsontwerp 26855 (herziening van het civiele procesrecht) kracht van wet mocht krijgen. Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen 1.1. Dit reglement heeft betrekking op de voortgang van het geding in alle met een dagvaarding ingeleide civiele zaken waarvoor een verplichte procesvertegenwoordiging geldt. 1.2. In dit reglement wordt verstaan onder: (a) roldatum: de dag waarop de rolzitting, al dan niet schriftelijk, wordt gehouden 1. (b) roltijdstip: het tijdstip waarop de rolzitting plaatsvindt 2. (c) (weder)partij: iedere procesdeelnemer aan de betreffende zijde. (d) proceshandeling: hetgeen krachtens wettelijk voorschrift, reglement of beslissing van de rechter door een partij moet of kan worden verricht om de voortzetting van dan wel het (eind)vonnis in een aanhangig geding mogelijk te maken 3. (e) akte: een processtuk dat een korte mededeling, zoals een enkele erkenning of ontkenning, een bewijsaanbod, de aankondiging van een productie of een reactie daarop bevat 4. (f) conclusie: een processtuk dat verder dan als onder artikel 1.2.e bedoeld op de inhoud van het geschil ingaat. (g) dagen: maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet 5. 1.3. Partijen zijn gebonden aan de wijze en termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij op hun eenstemmig, vóór de eerste roldatum gedaan, verzoek de rechter een daarvan afwijkende procesvoering toestaat. De rechter volgt partijen in hun voorstel, tenzij dit in strijd is met de wet of de goede procesorde, dan wel leidt tot een onredelijke vertraging van de procedure 6. 1.4. Dit reglement is ook van toepassing in procedures waarvoor enige bijzondere wettelijke regeling betreffende de procesvoering geldt, behoudens voor zover die regeling zich daartegen verzet 7. 1.5. Bij niet naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift zal de rechter daaraan het gevolg verbinden dat hem met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend voorkomt 8. 1.6. Wanneer de rechter op grond van een bepaling van dit reglement in enig verzoek van partijen zou moeten toestemmen, onthoudt hij niettemin zijn toestemming indien het verzoek van partijen in strijd is met de wet of met de goede procesorde, dan wel leidt tot onredelijke vertraging van het geding. 1.7. Behoudens voor zover uit dit reglement anders voortvloeit, zijn de termijnen peremptoir en worden ze ambtshalve gehandhaafd. Wanneer een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvan geen verlenging kan worden verkregen, vervalt het recht de betreffende proceshandeling te verrichten 9. 1.8. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de rechter. Bij de beslissing worden zoveel mogelijk de termijnen en verdere bepalingen van dit reglement in acht genomen. 1.9. Wanneer ingevolge dit reglement enig bericht 10 door een partij aan de rechter moet worden gedaan, dient dit behoudens in geval van bijzondere spoed te geschieden op de wijze als in bijlage B 11 staat aangegeven. De partij dient gelijktijdig een afschrift van het bericht aan de wederpartij te doen toekomen op zodanige wijze, dat kan worden aangenomen dat de wederpartij het bericht niet later dan de rechter ontvangt. Uit het bericht dient te blijken dat hieraan is voldaan 12. De wederpartij kan binnen 2 dagen reageren. 1.10. Een partij die op grond van klemmende 13 redenen verlenging van een bij of krachtens dit reglement bepaalde termijn wenst, dient haar verzoek aan de rechter zo spoedig mogelijk in, doch uiterlijk 4 dagen voor de afloop van de betreffende termijn. Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 1

De rechter beoordeelt het verzoek na het verstrijken van een termijn van 2 dagen of, indien voordien reactie van de wederpartij is ontvangen, zo spoedig mogelijk na ontvangst van die reactie. Hij deelt zijn beslissing terstond na de beoordeling aan partijen mede 14. Indien in de periode van 4 dagen voorafgaande aan de afloop van een termijn een partij meent door overmacht niet in staat te zijn zich aan die termijn te houden, geeft zij de rechter daarvan bij eerste gelegenheid bericht. Deze beslist terstond, zo mogelijk na de wederpartij te hebben gehoord. 1.11. Bij zijn beslissing op een bericht bepaalt de rechter, zo nodig, ook door welke partij en op welke termijn enige proceshandeling dient te worden verricht 15. 1.12. Een partij die bij gelegenheid van een zitting16 nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deelt dit uiterlijk 2 weken voor de dag van de zitting aan de rechter mede onder zo de handeling schriftelijk dient te worden verricht bijvoeging van de betreffende schriftuur respectievelijk de producties. De rechter kan een eerder tijdstip bepalen. 1.13. Indien de rol schriftelijk of elektronisch wordt gehouden, stelt de griffie de rol met de daarop ingevolge de rolhandelingen aangebrachte wijzigingen uiterlijk op de tweede dag na de roldatum ter beschikking van de procureurs in het arrondissement van de betrokken rechtbank 17. Zo zij daarover beschikt, publiceert de rechtbank de aldus gewijzigde rol tevens op haar intranetaansluiting 18. 1.14. De griffie stelt de rol voor de roldatum ter beschikking 19 van de procureurs in het arrondissement van de betrokken rechtbank. Hoofdstuk 2 Indiening van processtukken 2.1. Een voor een roldatum bestemd processtuk moet uiterlijk op het roltijdstip worden ingediend, behoudens hetgeen in art. 3.1 is bepaald. Indiening geschiedt ter griffie vergezeld van een formulier volgens bijlage B, dat daartoe behoorlijk moet zijn ingevuld 20. Als een rolzitting wordt gehouden geschiedt de indiening ter zitting. 2.2. Op het processtuk worden administratieve gegevens, zoals zaak- en rolnummer en roldatum, alsmede de namen van de procespartijen in de kop vermeld 21. Indien met het betreffende processtuk tevens een andere proceshandeling wordt verricht dan die waar de zaak voor stond, wordt hiervan eveneens in de kop melding gemaakt 22. 2.3. Indien bij het processtuk andere stukken in het geding worden gebracht, dienen deze producties te worden genummerd. In een volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de producties uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer producties wordt bovendien een overzicht bijgevoegd. 2.4. Conclusies en akten worden in enkelvoud ingediend. De partij die een conclusie of akte indient, draagt zorg voor gelijktijdige toezending dan wel terhandstelling van een afschrift daarvan alsmede van de daarbij behorende producties aan de wederpartij 23, 24. 2.5. Indien blijkt dat enig voor het griffiedossier bestemd stuk voorzien is van opmerkingen, bijschrijvingen, niet reguliere onderstrepingen of markeringen, kennelijk bedoeld om de bijzondere aandacht van de rechter voor een bepaald standpunt te vragen, wordt door tussenkomst van de griffie een schoon exemplaar opgevraagd 25. 2.6. Indien een partij haar eis of de grondslag daarvan heeft gewijzigd of vermeerderd, stelt zij de rechter daarvan in kennis door uitdrukkelijke vermelding op het formulier volgens bijlage B indien de rechtbank een schriftelijke rol houdt; in het andere geval doet zij daarvan onverwijld ter zitting mededeling. De rechter verwijst vervolgens de zaak naar een roldatum gelegen 2 weken na die waarop de wijziging of vermeerdering aan de orde is gesteld. Op die zitting kan de wederpartij, zo zij bezwaar maakt tegen de wijziging of vermeerdering, dit bezwaar toelichten 26. De rechter biedt, desgewenst, partijen de gelegenheid voor een aanvullende reactie. Het bepaalde in artikel 2.7 is van toepassing. 2.7. Nadat een zaak voor het eerst op een roldatum heeft gediend, wordt tussen een roldatum en het indienen van een volgende conclusie of akte in die zaak een termijn van 6 weken aangehouden 27. In afwijking hiervan is de termijn in beginsel 4 weken, indien in de zaak reeds een tussenvonnis is gewezen, en in beginsel 2 weken voor conclusies in een incident en proceshandelingen in het kader van een eiswijziging/-vermeerdering 28. 2.8. Verlenging van deze termijnen vindt niet plaats, behoudens in de volgende gevallen: (a) op eenstemmig verzoek van partijen 29, tenzij verlenging zou leiden tot onredelijke vertraging van het geding; (b) op verzoek van één partij op grond van klemmende redenen 30 ; (c) op verzoek van één partij ingeval van overmacht. 2.9. Een eerste eenstemmig verzoek van partijen als bedoeld in artikel 2.8 onder a wordt in beginsel gehonoreerd. De termijn wordt dan met maximaal zes weken verlengd 31. Het tweede en volgend eenstemmig verzoek om uitstel dient uiterlijk één week voor de roldatum schriftelijk te worden toegelicht, waarbij partijen tevens aangeven waarom doorhaling ter rolle niet in aanmerking komt. Bij gebreke van zodanig schriftelijk bericht zal het verzoek om uitstel in beginsel als onredelijk vertragend worden afgewezen. 2.10. Een verzoek als bedoeld in artikel 2.8 onder b en c dient te worden gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.10 32. In geval van toewijzing van het verzoek wordt de termijn met maximaal zes weken verlengd. 2.11. Indien partijen na de in de wet toegestane conclusies verdere conclusies, waaronder conclusies na tussenvonnis, willen nemen en daarom eenstemmig verzoeken, staat de rechter dit verzoek alleen toe indien dit naar zijn oordeel met het oog op een goede instructie van de zaak is geboden 33, 34. De rechter kan partijen ook ambtshalve verzoeken na de wettelijk toegestane conclusiewisseling stellingen nog nader toe te lichten 35. 2.12. Op de roldatum waarop het laatste toegelaten processtuk is genomen stelt de rechter de procedure ambtshalve op de roldatum gelegen 2 weken na die datum. Op die volgende roldatum hebben partijen de gelegenheid zich uit te laten of zij aanstonds vonnis wensen, de zaak willen bepleiten, een nadere conclusie of akte willen nemen 36 dan wel doorhaling wensen 37. In geval partijen vonnis wensen, Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 2

bepaalt de rechter de uitspraak daarvan op een roldatum 6 weken nadien. 2.13. De in artikel 2.12 omschreven regeling is niet van toepassing op uitspraken in incidenten, op bezwaar en gevallen waarin een rolbeslissing dient te worden gegeven. Alsdan bedraagt de termijn voor uitspraak maximaal 4 weken na het verrichten van de laatste proceshandeling. 2.14. De rechter neemt geen kennis van berichten van een partij die de rechter bereiken nadat vonnis is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij ermee heeft ingestemd dat het bericht ter kennis van de rechter wordt gebracht 38. Hoofdstuk 3 Nieuwe zaken 3.1. Bij de inschrijving van een nieuwe zaak wordt deze uiterlijk 15.00 uur op de dag voorafgaande aan de roldatum ter griffie bezorgd. In dit geval worden bij het formulier in ieder geval gevoegd 39 de originele dagvaarding plus een kopie 40 ; indien de dagvaarding diende te worden gepubliceerd of vertaald in een vreemde taal, bescheiden waaruit blijkt dat dit is geschied; een verkregen bewijs van toevoeging of de mededeling dat een toevoeging is aangevraagd (indien van toepassing); zo door een gedaagde partij domicilie is gekozen, een bewijsstuk betreffende deze keuze; indien vergoeding van de beslagkosten is gevorderd, de beslagstukken; in zaken van appel of verwijzing, de stukken uit de vorige/eerdere aanleg 41 ; de in het geding te brengen producties, genummerd en in tweevoud 42, 43. De originele dagvaarding wordt, na inschrijving van de zaak, geretourneerd. 3.2. Als eiser aan enige in casu toepasselijke bepaling van het voorgaande artikel niet heeft voldaan en het verzuim nog kan worden hersteld, verkrijgt hij een termijn van twee weken na de dag van de roldatum om dit te doen. De verleende termijn wordt, behoudens het in artikel 1.10 bepaalde, niet verlengd. 3.3. Van het verlenen van een (definitieve) toevoeging, wijziging in de toevoeging of intrekking daarvan wordt, onder overlegging van de betreffende beslissing, zo spoedig mogelijk melding gemaakt aan de griffie. Hoofdstuk 4 Verstek en aanhouding 4.1. Indien te eerst dienende dag gedaagde niet verschijnt en alle wettelijke formaliteiten naar behoren zijn vervuld, wordt verstek tegen hem verleend. De verstekverlening kan maximaal 4 weken worden aangehouden, tenzij uit de wet of een verdrag een langere termijn voortvloeit 44. 4.2. Na de verstekverlening en, voor zover aan de orde, de indiening door de eiser van een conclusie, wordt de zaak op de roldatum van maximaal 4 weken nadien geplaatst voor de uitspraak van het verstekvonnis. 4.3. Verschijnt een van de gedaagde partijen niet, dan wordt de zaak 4 weken aangehouden tenzij een langere termijn uit de wet of een verdrag voortvloeit. Binnen deze termijn kan een van de verschenen partijen 45 het verstek aan de niet verschenen partij doen betekenen en deze tegen de nieuwe roldatum oproepen. Geschiedt dit niet binnen de bepaalde termijn, dan zal de rechter, behoudens klemmende redenen of overmacht, geen nieuwe termijn toestaan 46. 4.4. Een niet verschenen partij die het verstek wil laten zuiveren doet daarvan zo spoedig mogelijk bericht aan de rechter. Hoofdstuk 5 Comparitie na antwoord 5.1. Nadat op een roldatum een conclusie van antwoord is ingediend of een verzetzaak daarop voor de eerste maal heeft gediend, wordt de zaak in afwijking van het in artikel 2.7 bepaalde geplaatst op de roldatum gelegen 2 weken na die eerste roldatum. 5.2. Op die laatste roldatum deelt de rechter mede of hij een comparitie van partijen gelast 47. Indien geen comparitie van partijen wordt gelast, verwijst de rechter de zaak naar een roldatum gelegen 6 weken na de in dit artikel bedoelde roldatum voor conclusie van repliek 48. 5.3. Het vonnis vermeldt hoeveel tijd voor de comparitie is uitgetrokken 49, 50. Het vonnis behelst zo mogelijk mede ten overstaan van welke rechter de comparitie wordt gehouden en kan tevens inhouden over welke onderwerpen de rechter ter comparitie in het bijzonder wenst te worden voorgelicht 51. Indien de rechter ter voorbereiding op de comparitie nadere informatie van partijen wil ontvangen, wordt dit tevens medegedeeld onder opgaaf om welke informatie het gaat en de termijn binnen welke deze dient te worden ingezonden. 5.4. Afschriften van de opgevraagde stukken worden ter griffie ingediend. Hoofdstuk 2 is van overeenkomstige toepassing. Indien daartoe met het oog op een doelmatige rechtspleging aanleiding bestaat, kunnen de ingezonden stukken op verzoek van de belanghebbende partij aan het procesverbaal van de comparitiezitting worden gehecht. Alsdan behoren deze stukken tot de processtukken. 5.5. De rechter kan een of meer van de onder artikel 5.3 bedoelde zaken ook bij brief onder de aandacht van partijen brengen. De brief wordt tijdig voor de comparitiedatum aan partijen gezonden, zodat partijen de gelegenheid hebben op de brief te reageren. 5.6. De rechter gelast in beginsel een comparitie van partijen na antwoord indien een van partijen daarom in enig gedingstuk, bericht of ter rolle heeft verzocht, tenzij uit de inhoud van de gedingstukken en de eventueel door partijen gegeven toelichting reeds terstond duidelijk is dat de comparitie niet kan bijdragen aan een goede instructie van de zaak of aan een schikking. 5.7. Indien een partij om andere dan de in artikel 1.10 vermelde redenen uitstel van de comparitie verzoekt, kan de rechter beslissen de zaak eenmaal pro forma 4 weken aan te houden. Indien verder uitstel wordt gevraagd en dit wordt toegestaan, haalt hij de zaak ambtshalve ter rolle door 52. 5.8. Indien bij antwoord respectievelijk verzet tevens een eis in reconventie is gedaan, wordt gehandeld als hiervoor weergegeven, met dien verstande dat de rechter in het vonnis tot het gelasten van de comparitie dan wel bij latere beslissing tevens kan aangeven op welke dag de conclusie van antwoord in reconventie uiterlijk aan de rechtbank en wederpartij gezonden dient te zijn. De rechter kan bepalen dat het antwoord ter comparitie kan worden genomen. Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 3

Hoofdstuk 6 Pleidooi 6.1. Bij het vragen van pleidooi doet de partij die om pleidooi verzoekt opgave van de verhinderdata aan haar zijde en aan de zijde van de wederpartij(en). Indien geen verhinderdata zijn bijgevoegd, is de rechter in de dagbepaling vrij. 6.2. De rechter deelt zijn beslissing mede op de eerstvolgende roldatum dan wel, indien hij om een toelichting op het verzoek heeft gevraagd, binnen 2 weken na ontvangst van die toelichting. Indien hij weigert een zitting voor pleidooi te bepalen 53, verwijst hij de zaak naar een roldatum waarop het vonnis zal worden uitgesproken, tenzij partijen hem eenstemmig verzoeken het wijzen van vonnis achterwege te laten. 6.3. Bij het vragen van pleidooi legt de partij die pleidooi heeft gevraagd een extra procesdossier over, tenzij de rechter heeft medegedeeld dat dit achterwege kan blijven. Indien pleidooi wordt toegestaan voor de meervoudige kamer, zendt die partij op verzoek van de rechter 2 extra procesdossiers uiterlijk 2 weken voor de dag van de pleidooien aan de rechtbank toe. De rechter kan een eerder tijdstip bepalen 54. 6.4. Partijen mogen ervan uitgaan dat voor de pleitzitting in beginsel anderhalf uur wordt gereserveerd waarbij iedere partij in de eerste termijn een spreektijd heeft van een half uur. Indien een der partijen voorziet aan de voor haar bestemde spreektijd niet voldoende te hebben, kan zij bij de opgave van de verhinderdata om een langere spreektijd verzoeken 55. Hoofdstuk 7 Vonnis wijzen 7.1. Vonnis wordt gewezen op (de inhoud van) het griffiedossier 56. Daartoe worden eventueel nog ontbrekende stukken door tussenkomst van de griffier opgevraagd van de partij(en) die dat aangaat. De opgevraagde stukken dienen binnen 2 weken na het opvragen ter griffie ontvangen te zijn 57. De partij bij wie de stukken zijn opgevraagd, handelt overeenkomstig artikel 2.4. Partijen hebben recht op inzage van het griffiedossier. 7.2. Het in het vorige artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing, indien een zaak in verband met een proceshandeling naar een rechter is verwezen 58. 7.3. Ieder van partijen kan vragen het wijzen van vonnis aan te houden. Het verzoek wordt gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.10. De artikelen 2.8 tot en met 2.10 zijn van overeenkomstige toepassing. Ingeval het een tweede verzoek betreft en de rechter het verzoek honoreert, haalt hij de zaak ambtshalve ter rolle door 59. 7.4. Indien de rol schriftelijk of elektronisch wordt gehouden, wordt het feit dat vonnis is gewezen vermeld op de rol. Het vonnis wordt terstond na het uitspreken ervan in afschrift ter beschikking gesteld aan partijen. Derden krijgen op hun binnen één week na de uitspraak gedaan verzoek ter griffie inzage in het uitgesproken vonnis 60. 7.5. Indien bij het vonnis van een partij een bepaalde proceshandeling wordt verlangd, stelt de rechter hiervoor een termijn. In het voorkomende geval bepaalt hij tevens de gevolgen van het niet nakomen van die termijn alsmede de roldatum waarop de zaak alsdan zal worden afgeroepen voor verder procederen 61. 7.6. Indien bij het vonnis een verrichting wordt gelast die ter zitting 62 dient plaats te vinden, zijn de hoofdstukken 1 en 9 van overeenkomstige toepassing 63. Hoofdstuk 8 Onttrekking van de procureur alsmede niet in staat tot concluderen 8.1. De procureur van een partij die zich op een roldatum aan een zaak wil onttrekken of niet in staat is gesteld op die roldatum de proceshandeling waarvoor hij aan de beurt is te verrichten, geeft daarvan bericht aan de rechter indien de rechtbank een schriftelijke rol houdt; in het andere geval doet hij daarvan ter zitting mededeling. In zijn bericht of bij zijn mededeling geeft hij tevens aan dat hij zijn opdrachtgever over de gevolgen van een of ander heeft geïnformeerd. 8.2. De rechter verwijst na dit bericht of mededeling de zaak naar de roldatum, gelegen op een termijn van 2 weken nadien, tenzij de wederpartij zich terstond wenst uit te laten. 8.3. Op deze nieuwe roldatum zal de wederpartij zich in ieder geval uitlaten. Zij kan verzoeken in de zaak vonnis te wijzen, tenzij zich op deze roldatum een andere procureur stelt voor de in artikel 8.1 bedoelde partij. 8.4. In het laatste geval zal de rechter aan deze partij toestaan de proceshandeling waarvoor zij aan de beurt was alsnog op deze roldatum te verrichten. Behoudens het bepaalde in artikel 2.8 vindt verlenging van deze termijn niet plaats. 8.5. Indien op de in artikel 8.3 bedoelde roldatum zich niet een andere procureur stelt en de wederpartij nalaat te verzoeken in de zaak vonnis te wijzen, noch een akte of conclusie neemt waarvoor zij aan de beurt mocht zijn, haalt de rechter de zaak ambtshalve ter rolle door. Hoofdstuk 9 Uitstel van zittingen 9.1. Een partij die voorziet dat in haar zaak een comparitie of andere verrichting zal worden gelast, waarbij haar aanwezigheid is vereist, kan op voorhand haar verhinderingen schriftelijk aan de rechtbank opgeven. De rechtbank houdt met tijdig ontvangen verhinderdata rekening 64. 9.2. In alle gevallen waarin de rechtbank een verzoek aan partijen doet om verhinderdata op te geven, stelt zij een periode van maximaal 2 weken waarbinnen die opgaaf moet zijn gedaan65. Indien de verlangde opgaaf niet binnen deze termijn is ontvangen, gaat zij er van uit dat er geen verhinderingen bestaan. 9.3. Indien de rechtbank voorafgaande aan het bepalen van dag en uur voor enige verrichting 66 aan partijen verhinderdata heeft gevraagd en met de verstrekte opgaven rekening heeft gehouden bij die bepaling, kan een partij behoudens de in artikel 2.8 onder c voorziene gevallen geen uitstel vragen van die verrichting, tenzij tussen de dag waarop de verhinderdata uiterlijk hadden moeten zijn opgegeven en de datum van de beschikking dagbepaling voor die verrichting meer dan 1 week is verstreken. In dat laatste geval kan iedere partij binnen 2 weken na de datum van de beschikking dagbepaling aanvullende verhinderdata opgeven. Bij de dan volgende nieuwe dagbepaling houdt de rechtbank met een tijdig ontvangen aanvullende opgave rekening. 9.4. Indien de rechtbank voor enige verrichting ambtshalve dag en uur heeft bepaald, kunnen partijen binnen 2 weken na datum van de beschik- Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 4

king dagbepaling schriftelijk om een andere dag voor de verrichting verzoeken. Het verzoek gaat vergezeld van een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen (partijen, raadslieden, procureurs, getuigen etc.) voor de komende drie maanden. Indien laatstgenoemde opgave ontbreekt, blijft de eerdere dagbepaling van kracht en deelt de rechtbank dit aan partijen mede. Na het verstrijken van de termijn van 2 weken kan een partij behoudens de in artikel 2.8 onder c voorziene gevallen geen uitstel meer vragen van de desbetreffende verrichting. Hoofdstuk 10 Diversen 10.1. Daarvoor in aanmerking komende voorwerpen kunnen ter griffie worden gedeponeerd. Vaffi het depot maakt de griffie een akte op. Deze wordt terstond aan het griffiedossier toegevoegd en in afschrift aan partijen ter beschikking gesteld. Indien vanwege de aard van de voorwerpen depot ter griffie niet in aanmerking komt, kunnen de voorwerpen op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt die plaats vermeld. 10.2. Indien de eisende partij tijdens het proces failleert dan wel indien zij definitief is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, verwijst de rechter, nadat hij daarvan heeft kennis genomen, de zaak naar een roldatum gelegen op een termijn van 6 weken 67 na die kennisneming teneinde de wederpartij de gelegenheid te geven de curator c.q. de bewindvoerder in het geding te roepen. 10.3. Indien van enige partij in een beslissing een bepaalde proceshandeling (storten van een voorschot, overlegging van bescheiden etc.) wordt verlangd, dient deze handeling op de in de beslissing aangegeven datum dan wel indien een dergelijke datum ontbreekt op de door de rechter op verzoek van de meest gerede partij alsnog te bepalen datum te geschieden. Artikel 1.10 is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 11 Doorhaling ter rolle en de gevolgen daarvan 11.1. De zaak wordt op eenstemmig verzoek van partijen op de rol doorgehaald, tenzij dit zou leiden tot onredelijke vertraging van het geding. De zaak wordt eveneens doorgehaald zodra blijkt dat in de zaak hoger beroep dan wel beroep in cassatie is ingesteld, tenzij blijkt dat de zaak door dat beroep niet geschorst is. 11.2. Indien in enig stadium van het geding een partij doorhaling wenst en niet blijkt van toestemming van haar wederpartij, wordt een verzoek van die partij tot doorhaling geweigerd en dient zij de proceshandeling te verrichten die voor de betreffende roldatum was voorzien. 11.3. De griffie houdt een lijst aan van doorgehaalde en geschorste zaken. Op deze lijst worden door de griffie, onder vermelding van de datum waarop dit geschiedt, geplaatst: de ambtshalve doorgehaalde zaken; alle zaken, waarin het geding is geschorst. 11.4. Periodiek en wel overeenkomstig het in bijlage C 68 aangegeven schema wordt een roldatum vastgesteld voor zaken die langer dan één jaar op de lijst staan. De procureurs in het arrondissement van de betrokken rechtbank ontvangen uiterlijk 2 weken voor de roldatum bericht welke zaken zullen worden behandeld. 11.5. Indien partijen op de hiervoor genoemde roldatum eenstemmig te kennen geven dat de zaak doorgehaald dient te blijven, volgt de rechter hen daarin, tenzij een dergelijke handelwijze, de aard en omvang van het geschil in aanmerking genomen, in strijd komt met een goede procesorde. De rechter bepaalt dan welke proceshandeling op welke termijn dient te geschieden. In het eerste geval blijft de zaak doorgehaald 69. 11.6. Iedere partij kan de rechter verzoeken een doorgehaalde zaak weer op de rol te plaatsen. Het verzoek wordt gedaan conform bijlage B en dient de rechter uiterlijk de dag voor die van de roldatum waarop de zaak wordt opgebracht te hebben bereikt. In het verzoek wordt melding gemaakt van het feit dat de wederpartij zodanig tijdig op de hoogte is gebracht dat zij, in het voorkomend geval, tenminste 6 weken de tijd heeft gehad de in artikel 11.7 bedoelde proceshandeling voor te bereiden 70. 11.7. Indien de rechter het verzoek toewijst dient op diezelfde roldatum de proceshandeling te worden uitgevoerd waar de zaak direct voor het doorhalen voor stond. Hoofdstuk 12 Overgangsbepalingen 12.1. De bepalingen van dit reglement zijn na de invoering daarvan van toepassing op zaken die daarna voor het eerst op een roldatum worden ingeschreven. 12.2. Op reeds vóór de invoering ingeschreven zaken zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing, tenzij dat zou indruisen tegen in die zaken reeds genomen beslissingen. In het laatste geval blijft het voordien bij de betreffende rechtbank geldende reglement van kracht tot de eerstvolgende proceshandeling dan wel tot de eerstvolgende roldatum. 12.3. Voor een overgangsperiode van in beginsel 2 jaar kan in afwijking van de artikelen 12.1 en 12.2 worden bepaald dat de artikelen 1.7, 2.8 en 2.9 toepassing missen ten aanzien van het ambtshalve handhaven van de in artikel 2.7 genoemde termijnen voor indiening van conclusies en aktes die aan het eerste vonnis in de zaak voorafgaan 71. Daarbij kan worden aangegeven in welke gevallen of na welke termijnen, een veelvoud bedragende van de in artikel 2.7 genoemde, niettemin ambtshalve handhaving plaatsvindt. Onder vonnis in de eerste zin van dit artikel is niet te verstaan: een verstekvonnis, een incidenteel vonnis, een provisioneel vonnis en een vonnis waarbij een comparitie na antwoord is bepaald 72. 12.4. De bevoegdheid om een regeling als bedoeld in artikel 12.3 vast te stellen en te wijzigen wordt gedelegeerd aan de rolrechter 73. De rolrechter zal zodanige regeling en wijzigingen daarvan op de bij de rechtbank gebruikelijke wijze aan de procureurs in het arrondissement bekend maken 74. 12.5. Onder de gelding van een regeling als in artikel 12.3 bedoeld, kan een partij haar wederpartij noodzaken tot het verrichten van de op de rol bepaalde proceshandeling door dit aan de rechter en de wederpartij aan te zeggen. 12.6. Op de peremptoirstelling als bedoeld in artikel 12.5 is de regeling van artikel 11.6 van overeenkomstige toepassing 75. Ten aanzien van verlenging van de termijn zijn de artikelen 2.8 onder b en c en 2.10 in verbinding met 1.10 van overeenkomstige toepassing. 12.7. Indien toepassing van dit reglement op zaken die ten tijde van de Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 5

invoering van dit reglement reeds zijn ingeschreven zou leiden tot ongelijke behandeling van een partij ten opzichte van haar wederpartij, blijft toepassing achterwege in zoverre en zolang dit nodig is om die ongelijkheid op te heffen respectievelijk te voorkomen. 12.8. Zolang de bestaande regeling met betrekking tot het versneld regime nog niet bij wet in formele zin is geregeld, blijft op ten tijde van de invoering van dit reglement bij een rechtbank lopende procedures volgens het versneld regime de thans bij die rechtbank bestaande regeling voor het versneld regime van kracht. Op de punten waarin de bestaande versneld-regimeregeling niet voorziet geldt dit reglement. Nadien kunnen de rolrechters van de aan het versneld regime deelnemende rechtbanken met toepassing van artikel 12.4 bepalen dat de bestaande regeling voor het versneld regime voor lopende en nieuw aan te brengen zaken van kracht blijft zolang deze rechtbanken niet zijn overgegaan tot volledige invoering van dit rolreglement en de daaruit voortvloeiende termijnen. Invoering Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 oktober 2000. 1 Door deze algemeen gehouden definitie kan dit begrip gebruikt worden zowel bij een fysieke rolzitting als bij een schriftelijke of elektronische rol. 2 De roldatum en het roltijdstip blijken uit het Bijzonder Reglement van iedere rechtbank. Zij zijn tevens opgenomen in de bij dit Rolreglement gevoegde bijlage A. Datum en tijdstip kunnen eventueel in de toekomst, wanneer dit reglement landelijk is ingevoerd, worden geünificeerd. In dat geval dienen deze bepalingen te worden aangepast. 3 In een civiele procedure worden door partijen niet alleen aktes gevraagd en conclusies genomen, zij verrichten een veelheid van handelingen. Met de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp 26 855 worden deze verrichtingen gevat onder de verzamelterm proceshandelingen. Het kan gaan om meer juridische handelingen (het op verzoek van de rechter toelichten van een standpunt) maar ook om feitelijke handelingen (het opgeven van verhinderdata). 4 De gegeven opsomming is niet limitatief. 5 Deze definitie is opgenomen om duidelijk aan te geven dat de in dit reglement in dagen uitgedrukte termijnen zien op vrije werkdagen. 6 Als partijen en hun raadslieden het er op voorhand over eens zijn hoe en met inachtneming van welke termijnen de procedure dient te worden gevoerd, volgt de rechter hen in principe daarin, tenzij hij bijvoorbeeld van oordeel is dat het voorstel mede gezien de aard van de procedure en de omvang van het geschil te ver gaat. Als slechts één van partijen een specifieke wijze van procederen of langere uitstellen wenst dient zij daartoe een verzoek als bedoeld in artikel 2.8 juncto 1.10 te doen. 7 In een aantal bijzondere wetten, de Onteigeningswet, Landinrichtingswet, Rijksoctrooiwetten 1910 en 1995 etc., zijn specifieke bepalingen opgenomen betreffende de procesvoering. Alsdan heeft dit reglement aanvullende werking. 8 De rechter bekijkt van geval tot geval of een sanctie moet worden toegepast en, zo ja, welke. De sanctie zal in verhouding staan tot het verzuim en daarnaast rekening moeten houden met het feit dat procedures efficiënt gevoerd dienen te worden. Zo zal het vergeten 1 of 2 producties te nummeren als de zaak reeds in het stadium van vonnis wijzen is waarschijnlijk geen consequenties hebben. Gaat het om tientallen producties dan kunnen deze bijv. met de conclusie of akte worden teruggezonden om alsnog een nummering te laten aanbrengen. Wie verzuimt tijdig verhinderingen op te geven zal, behoudens in gevallen van overmacht, niet snel meer uitstel krijgen voor een nadien bepaalde zitting. 9 Dit artikel sluit aan bij de bestaande praktijk van het ambtshalve kunnen verlenen van een akte niet dienen en herhaalt in feite hetgeen in wetsontwerp 26 855 is bepaald. 10 Bericht wordt hier gebruikt als een verzamelterm. Het omvat voorstellen, verzoeken, opgaven en mededelingen van andere aard betreffende de procesvoering in een zaak. Ofschoon het hier om schriftelijke berichten gaat, kan het artikel op mondelinge berichten op overeenkomstige wijze worden toegepast. 11 De meeste verzoeken en berichten zijn standaard. Het is gewenst daarvoor een standaard apostille te ontwikkelen. Op dit formulier kan tevens worden aangegeven in welke gevallen een verzoek of bericht nadere motivering of toelichting verdient. 12 Deze bepaling strookt met hetgeen in artikel 14, eerste lid, van de gedragsregels voor advocaten is vermeld. 13 Van een klemmende reden is sprake als zich omstandigheden voordoen waardoor het redelijkerwijs niet mogelijk is de proceshandeling binnen de gestelde termijn te verrichten. Voorbeelden van omstandigheden waardoor sprake kan zijn van klemmende redenen zijn: de juridische of feitelijke ingewikkeldheid van de zaak, die met name een rol kan spelen indien de advocaat van de gedaagde zich met het oog op het opstellen van de conclusie van antwoord in de zaak moet inwerken; de noodzaak om voor het verrichten van de betrokken proceshandeling een deskundige in te schakelen, waardoor de termijn wordt overschreden; niet aan de betrokken partij toe te rekenen communicatieproblemen tussen de partij en haar advocaat. Te denken valt aan vertaalproblemen met buitenlandse cliënten en het verkrijgen van (buitenlandse) bescheiden; het wachten op de uitspraak in andere relevante procedures; meer persoonlijke omstandigheden zoals ziekte of vakantie van de advocaat of de partij. Of in een concreet geval sprake is van een klemmende reden staat ter beoordeling van de rolrechter. 14 In het geval dat bij een rechtbank nog een fysieke rol bestaat alwaar de betreffende beslissing behoort te worden medegedeeld dan wel in het geval de beslissing op een zitting zou moeten worden gegeven, gaat de mededeling dus voor de zitting uit en wordt een voorgenomen beslissing medegedeeld. Het voordeel van dit, bij sommige rechtbanken al gehanteerde, systeem is dat indien de beslissing negatief uitvalt de termijn kan worden gehandhaafd en de verzoekende partij nog enige tijd heeft de betreffende proceshandeling voor te bereiden. 15 Indien de oorspronkelijke proceshandeling (nog) niet behoeft te worden verricht dient de rechter ter vermijding van onduidelijkheden aan te geven wat alsdan van welke partij wordt verlangd en hiervoor een termijn te stellen. 16 Met zitting wordt hier gedoeld op getuigenverhoor, comparitie, descente en pleidooi. 17 Mutaties voor een schriftelijke rol kunnen immers reeds voor de roldatum worden doorgegeven en uitgevoerd, zodat vrij kort na de roldatum de rol beschikbaar is. Op welke wijze de rol ter beschikking zal worden gesteld is afhankelijk van het in het betreffende arrondissement gehanteerde systeem alsmede de met de Balie gemaakte afspraken. 18 Deze bepaling gaat ervan uit dat rechtbanken te eniger tijd zullen zijn opgenomen in een Intranet waartoe ook de Balie (beperkte) toegang heeft. De raadslieden kunnen dan tevens langs deze weg kennis krijgen van hetgeen ter rolle is voorgevallen. 19 Het begrip ter beschikking dient ruim te worden opgevat. Dit impliceert niet dat de rol aan de advocaten dient te worden toegestuurd. 20 De te ontwerpen apostille kan ook voor dit soort zaken worden gebruikt. 21 Deze gegevens zijn essentieel om de zaak, los van het begeleidend formulier, te kunnen verwerken. Verdere gegevens (nummer van de toevoeging e.d.) zijn denkbaar. Wellicht dat over een standaardpakket van vermeldingen overeenstemming kan worden bereikt. 22 Dit vergemakkelijkt de roladministratie. Met een oogopslag is duidelijk dat er meer aan de hand is. Ook de wederpartij hoeft het stuk niet helemaal door te werken om te zien dat ook andere proceshandelingen worden verricht. Het feit dat tot nu toe in de rechtspraak aan het achterwege laten van een dergelijke vermelding geen consequenties werden verbonden, houdt nog niet in dat een dergelijke vermelding niet zou kunnen worden afgesproken. 23 Als de processtukken per post of koerier worden verzonden, zullen griffie en wederpartij nagenoeg gelijktijdig over het stuk kunnen beschikken. Bij overhandiging op de rolzitting is de gelijktijdigheid zonder meer gewaarborgd. De wederpartij behoeft dus niet bevreesd te zijn dat door deze wijze van processtukken uitwisselen haar volgende termijn wordt verkort. 24 Zie nader artikel 1.9. 25 Omdat gekozen wordt voor vonnis wijzen op het griffiedossier moet alle schijn vermeden worden dat de rechter zich door enige bemerking of bijschrijving heeft laten beïnvloeden. 26 De wederpartij kan terstond op de roldatum waarop de eiswijziging of -vermeerdering aan de orde komt reeds bezwaar maken. Zij kent immers het voornemen en de wijziging (artikel 2.4). Heeft zij daarvoor onvoldoende gelegenheid gehad, dan kan zij dit bezwaar uiterlijk 2 weken nadien op de voorgeschreven wijze aan de orde stellen. Op diezelfde zitting kan eventueel verder debat plaats vinden. De praktijk leert dat van deze voortzetting van het debat vrijwel geen gebruik gemaakt behoeft te worden. Wordt bezwaar gemaakt, dan valt de beslissing in principe 2 weken nadien (artikel 2.7). 27 Deze termijn geldt ook in de vakantieperiode, zulks uiteraard onverminderd het bepaalde in artikel 2.8. Of een vakantie van een procureur of van een partij in een concreet geval een klemmende reden oplevert in de zin van artikel 2.8 staat ter beoordeling van de rolrechter. Wanneer de termijn afloopt op een algemene feestdag, dan schuift deze automatisch een week door. 28 De in de tweede volzin vermelde kortere termijnen gelden in beginsel. In gecompliceerde zaken kan de rechter dus in deze gevallen een termijn van 6 weken geven. 29 Een gemotiveerd verzoek van een partij waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat de wederpartij geen bezwaar heeft zal worden gelijk gesteld met een eenstemmig verzoek. 30 In noot 13 is het begrip klemmende reden omschreven. 31 Het ligt voor de hand om, behoudens andersluidend verzoek van partijen, de in 2.7 genoemde termijnen met eenzelfde termijn te verlengen. 32 Strikt genomen is dit ten overvloede bepaald: het volgt reeds uit de gelaagde structuur van het reglement. 33 Onder de huidige wet hebben partijen in de hoofdzaak zonder meer recht op ieder twee conclusies, tenzij zij andersluidende afspraken hebben gemaakt of onder enig bijzonder regime (op verkorte termijn of versneld) procederen. In incidenten is dit tot één conclusie beperkt. Onder de nieuwe wet is het uitgangspunt ieder één conclusie indien een comparitie van partijen is bevolen. Verdere conclusies zijn zeker mogelijk en denkbaar, doch het is de rechter die daarover beslist waarbij hij het wettelijk criterium noodzakelijk voor een goede instructie hanteert. 34 Dit artikellid biedt tevens de mogelijkheid om, indien bij dupliek producties zijn overgelegd en eiser zich daarover niet heeft uitgelaten terwijl die producties wel voor een eventuele beslissing relevant zijn, eiser toe te staan op die producties te reageren. Het reeds genoemde criterium bepaalt daarbij de omvang van de reactie. 35 Dit artikeldeel verschaft de mogelijkheid partijen uit te nodigen tot nadere toelichting zonder daarvoor een tussenvonnis te wijzen, hetgeen tijdbesparend kan werken. Omdat van de rechter niet ver- Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 6

langd kan worden dat hij alle zaken screent, zal meestal naar aanleiding van opmerkingen bij pleidooi of comparitie van deze mogelijkheid gebruik gemaakt worden. 36 Als volgens artikel 2.11 door de rechter aan partijen nog de gelegenheid wordt gegeven tot het nemen van een nadere conclusie of akte, dan geldt artikel 2.7. 37 Aldus verkrijgen partijen een korte tijd voor beraad. Van partijen kan immers niet onder alle omstandigheden worden verlangd dat zij terstond na het verrichten van de laatste schriftelijke proceshandeling mededelen hoe zij de procedure willen afronden. Uiteraard kan alleen om pleidooi worden verzocht in de gevallen waarin de wet dit toelaat. Hetzelfde geldt voor doorhaling. Het verdere vervolg van het geding in het geval dat partijen de zaak willen bepleiten is geregeld in de artikelen 6.2 e.v. 38 Deze bepaling strookt met gedragsregel 15, tweede lid, voor advocaten. 39 Indien voorafgaande aan de inschrijving reeds bekend is dat gedaagde in het geding zal opkomen, kunnen publicaties- en domiciliekeuzebescheiden achterwege blijven, mits de gedaagde ook daadwerkelijk verschijnt. 40 In spoedgevallen is denkbaar dat de dagvaarding per fax wordt aangeboden. Dit staat aan inschrijving van de zaak niet in de weg. Er dient vervolgens te worden gehandeld volgens artikel 3.2. 41 Het voorschrift omtrent de appelstukken geldt uiteraard alleen zolang de rechtbanken nog appelzaken behandelen. Voorts kan met kopiestukken worden volstaan indien de originele bescheiden elders (bijv. bij het kantongerecht) berusten. 42 Het bepaalde is niet van toepassing, indien de producties met de dagvaarding zijn meebetekend en bij dit stuk zijn gevoegd dan wel op voorhand aan de gedaagde(n) zijn toegezonden. In het andere geval zorgt de griffie voor toezending aan een verschenen gedaagde. 43 Weliswaar voorziet het huidige systeem nog in een conclusie van eis waarbij de producties in het geding kunnen worden gebracht, maar er verzet zich niets tegen vooruitlopend op de nieuwe wetgeving reeds thans zo te handelen. 44 Het aanhouden van verstekverlening is niet bedoeld om partijen de gelegenheid te geven om langdurig met elkaar in gesprek te komen en uitgebreid te gaan onderhandelen. In dat geval is doorhaling de oplossing. Vandaar dat de periode kort is gehouden. Alleen op grond van de voorschriften van een (betekenings)verdrag kan een langere aanhouding gewettigd zijn. 45 Het ligt voor de hand dat dit de eisende is omdat die bij het oproepen belang heeft. Maar ook een verschenen gedaagde partij kan laten oproepen. Indien eiser dit nalaat en de wel verschenen gedaagde bij de oproep belang heeft, zal hij daartoe van de rechter een nadere termijn kunnen krijgen. Er is dan immers sprake van een klemmende reden. 46 Dit artikellid komt te zijner tijd wellicht te vervallen. In wetsontwerp 26855 zijn geen verstek en aanhouding meer voorzien. Alsdan kan de bepaling komen te luiden: Zijn er meer gedaagde partijen en verschijnt te eerst dienende dag tenminste een hunner niet, dan wordt tegen de niet verschenen gedaagde(n) aanstonds verstek verleend, mits voor het overige alle wettelijke formaliteiten zijn vervuld. Een uitstel van 2 weken is niet nodig. Met de wel verschenen partij(en) kan immers terstond verder worden geprocedeerd. 47 De comparitie van partijen kan bij op schrift gesteld vonnis worden bepaald, maar noodzakelijk is dit niet. 48 Zowel onder de huidige wet als volgens wetsontwerp 26855 zal dan in principe een repliek dienen te volgen, tenzij partijen een andere proceshandeling zouden willen verrichten. 49 In de huidige praktijk worden door rechtbanken twee systemen gehanteerd bij het vaststellen van een zittingsdatum. Het eerste behelst dat op voorhand verhinderdata bij partijen worden opgevraagd, waarna de datum met inachtneming daarvan (definitief) wordt vastgesteld. Het tweede houdt in dat de rechtbank in het vonnis een datum bepaalt zonder rekening te houden met verhinderingen van partijen, waarna partijen desgewenst onder opgave van verhinderdata om bepaling van een ander tijdstip kunnen verzoeken. Beide systemen blijven met dit artikel mogelijk. Zie verder de artikelen 9.3 en 9.4. 50 De voor de comparitie uitgetrokken tijd kan belangrijk zijn bij het opgeven van verhinderingen en voor een goede planning bij partijen en hun raadslieden. In het algemeen zal het om standaardtijdvakken gaan. In dat geval kunnen eventuele afwijkingen worden aangegeven. 51 Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de, ook in de literatuur geuite, wens partijen een indicatie te geven waarover het ter comparitie met name zal gaan. 52 Het gaat hier om uitstellen buiten de sfeer van directe verhinderingen, bijv. vanwege schikkingsonderhandelingen. De rechter kan, bij serieuze onderhandelingen, eenmaal aanhouden. Waar de comparitie vrijwel altijd op een termijn van tenminste 4 tot 6 weken zal worden bepaald, betekent dit dat tenminste 8 tot 10 weken voor onderhandeling beschikbaar zijn. Indien dit niet genoeg is, dient ter vermijding van verdere vertraging doorhaling te volgen als partijen nog nader uitstel wensen. De aldus gegeven termijn spoort ook met het bepaalde in artikel 2.9. 53 Of er aanleiding is pleidooi te weigeren volgt uit de wet en de jurisprudentie. Dit artikel beoogt uiteraard niet om in strijd daarmee het pleitrecht te beperken. Onder de huidige wet is dit slechts het geval als er sprake is van misbruik van procesrecht. Dit artikel regelt slechts de procedure indien pleidooi wordt geweigerd. 54 In het algemeen zal men niet meer dan 2 weken voor de pleitdag met de voorbereiding van het pleidooi beginnen. Echter in exceptioneel bewerkelijke zaken kan de rechter (die immers het griffiedossier heeft) een langere voorbereidingstijd nodig hebben. 55 Partijen dienen zich in dit verband te realiseren dat artikel 14, tweede lid, van de gedragsregels voor advocaten bepaalt dat de pleitnota slechts mag worden overgelegd als ze niet meer bevat dan hetgeen de advocaat heeft bepleit. Hiervan kan uiteraard worden afgeweken met toestemming van de wederpartij en de rechter. Ook is denkbaar dat in overeenstemming tussen de rechtbank en partijen wordt volstaan met overlegging van de pleitnota s. 56 Er is bewust gebroken met het systeem van fourneren van partijprocesdossiers. Dat systeem kost tijd. Dikwijls worden dossiers nagezonden. Aan de hand van de gemelde rolhandelingen alsmede de nummering op de producties kunnen partijen bovendien controleren welke stukken in het griffiedossier aanwezig moeten zijn. De ervaringen met dit systeem in de kantongerechtsprocedure zijn goed; fraude of soortgelijke zaken komen zelden voor. Indien een partij het op prijs stelt dat de rechtbank over originele producties beschikt, kan zij deze altijd ter griffie doen deponeren. 57 Het gaat hier immers om stukken die zich in feite al in het griffiedossier hadden moeten bevinden. Daarom kan met een korte termijn worden volstaan. Wel dient men zich te realiseren dat deze handelwijze met zich brengt dat de volledigheid van het griffiedossier vrij snel na de dagbepaling van de uitspraak zal moeten worden gecontroleerd. 58 Dit artikel legt vast dat indien een rechter na afloop van een verrichting, als een comparitie of descente, met partijen tot de slotsom komt dat aanstonds vonnis kan worden gewezen, dit op het griffiedossier kan geschieden en geen nadere roldatum behoeft te worden bepaald. De mogelijkheid/noodzaak voor pleidooi of doorhaling zal in dat kader ook onder ogen zijn gezien doch verworpen. Wel zal de rechter de beslissing vonnis te wijzen ter voorkoming van misverstand moeten vastleggen in een zittings- of ander proces-verbaal. 59 Ook nadat vonnis is gevraagd kunnen partijen er belang bij hebben dat het vonnis op de aangegeven roldatum nog niet wordt uitgesproken, bijv. omdat andermaal schikkingsonderhandelingen zijn aangevangen of dat partijen het geschil in der minne hebben opgelost. In een dergelijk geval kunnen partijen verzoeken het wijzen van vonnis aan te houden. Indien het verzoek slechts van een partij uitgaat, zal deze er klemmende redenen voor dienen te hebben, met name indien het de gedaagde is die vraagt. Teneinde te voorkomen dat het wijzen van vonnis door dergelijke verzoeken te vaak wordt aangehouden, is de mogelijkheid van ambtshalve doorhaling gegeven. Dit sluit tevens aan bij de regeling van artikel 5.7. 60 Zulks laat onverlet dat in alle gevallen om redenen van privacy de uitspraak kan worden geanonimiseerd. Zie in dit verband ook de regeling in het wetsontwerp. 61 Met name in het geval dat deskundigenbericht moet worden uitgebracht is het van belang dat de rechter in het vonnis aangeeft op welke datum de diverse verrichtingen (uitlaten over de persoon van de deskundige, storten voorschot etc.) dienen te geschieden alsmede op welke roldatum de zaak weer zal worden geplaatst indien enige verrichting niet of niet conform die termijn plaatsvindt. 62 Onder zitting valt hier mede een plaatsopneming of soortgelijke verrichting. 63 Op deze wijze is het reglement ook van toepassing op comparities van partijen anders dan na antwoord en op getuigenverhoren. 64 Dit artikel sluit aan bij de praktijk waarin partijen bij het door rechtbanken strak hanteren van uitstelregelingen en -termijnen op voorhand de rechtbank berichten. Dit vergemakkelijkt de dagbepaling. Vandaar dat de rechtbank met dergelijke opgaven zonder meer rekening houdt. 65 Geopteerd is voor een vaste termijn. In het algemeen zal 2 weken voldoende zijn. In bijzondere gevallen kan om verlenging worden gevraagd langs de weg van art. 1.10. 66 Gekozen is voor een heel ruime formulering. Het gaat niet alleen om een rolverrichting, ook andere verrichtingen die zich in een procedure kunnen voordoen (enquête, comparitie, descente, uitbrengen van deskundigenbericht etc.) vallen er onder. In wezen is een verrichting overigens een proceshandeling. Omdat het echter met name zal gaan om zittingen is dit begrip hier niet gebruikt. 67 Door het stellen van een termijn voor het oproepen van de curator wordt duidelijkheid geschapen en wordt voorkomen dat zaken blijven liggen. Wat voor het overige dient te gebeuren in geval van faillissement van één van partijen staat in de wet. Er is van afgezien dat in dit reglement te herhalen. 68 Dit schema zal ook op basis van wetsontwerp 26 855 moeten worden opgesteld. Om verval van instantie mogelijk te maken zal na het plaatsen op de lijst het best een termijn van gemiddeld 15 maanden kunnen worden aangehouden. 69 Omdat naast kortstondig doorhalen (onderhandelingen konden binnen de van toepassing zijnde termijnen niet met succes worden afgerond c.q. conclusies of akten geschreven etc.) ook langduriger doorhalingen voorkomen, is gekozen voor een ambtshalve bewaken van langdurig lopende doorhalingen. Daartoe dient het ambtshalve op de rol plaatsen. Als uit de verkregen informatie blijkt dat de zaak niet langer doorgehaald dient te blijven maar moet worden afgedaan, treft de rechter daarvoor de noodzakelijke maatregelen. De toetsing die de rechter hier uitvoert is een marginale. 70 Omdat het een partij is die het verzoek doet kan deze de proceshandeling waar zij zelf voor staat voorbereiden en het tijdstip waartegen zij het verzoek doet daarop afstemmen. Als haar wederpartij in de procedure aan het woord was moet deze tenminste 6 weken hebben om de verlangde proceshandeling te verrichten. 71 Voor de ingevolge dit artikel te noemen termijnen geldt in de overgangsperiode dus niet het principe van ambtshalve handhaving van de termijnen. De ingevolge de artikelen 12.3 tot en met 12.6 vast te stellen regels dienen ertoe om een soepele overgang naar het nieuwe systeem van ambtshalve handhaving van termijnen mogelijk te maken. Zo kan worden voorkomen dat er voor partijen en de rechtbank onbeheersbare proppen ontstaan. Omdat het oude beleid in dit opzicht per rechtbank erg uiteenliep, is onvermijdelijk dat de hier bedoelde overgangsregels per rechtbank zullen verschillen. Het streven is erop gericht om zo spoedig mogelijk overal tot onverkorte handhaving van alle termijnen overeenkomstig dit reglement te komen. 72 Dat betekent dat de overgangsregels kunnen gelden voor proceshandelingen, voordat in een zaak een inhoudelijk tussenvonnis is gewezen. 73 Delegatie van deze bevoegdheid aan de rolrechter bevordert de flexibiliteit en maakt mogelijk dat de ambtshalve handhaving van de termijnen op soepele wijze kan worden ingevoerd voor steeds meer proceshandelingen. 74 Vermelding op de rol van de overgangsregels die bij een bepaalde rechtbank gelden ten aanzien van de termijnen die nog niet ambtshalve gehandhaafd worden behoort ook tot de mogelijke wijzen van bekendmaking. 75 Dit betekent dus dat een peremptoirstelling met een termijn van zes weken moet worden aangezegd. Uit: Staatscourant 30 juni 2000, nr. 124 / pag. 19 7