Inhoud van de groepsrapportages 2017 In de groepsrapportage worden vragen uit het examen geclusterd. Per cluster van vragen wordt een groep/klas vergeleken met de resultaten van de landelijke steekproef. De clustering van vragen kan per examen verschillen. Veel gehanteerde criteria voor de clustering van vragen zijn: onderdelen uit het examen; domeinen uit het examenprogramma; vraagvormen. Per sector van verwante vakken vindt er afstemming plaats over de te hanteren indelingen. In dit document worden die criteria per sector nader omschreven. De volgende sectoren worden onderscheiden: cspe's voor de beroepsgerichte vakken (praktijk) cse's talen cse's exact cse's mens- en maatschappijvakken en kunst & cultuur Inhoudsopgave 1. Cluster beroepsgerichte vakken 1.1. standaard indeling (cspe s oude stijl) 1.2. optionele indelingen (cspe s oude stijl) 2. Cluster Talen 2.1. standaard indelingen 2.2. optionele indelingen 2.3. Nederlands: vakspecifieke indeling 2.4. Klassieke talen: vakspecifieke indeling 3. Cluster Exact 3.1. standaard indelingen 4. Cluster mens- & maatschappijvakken en kunst & cultuurvakken 4.1. standaard indeling 4.2. optionele indelingen
1. Cluster beroepsgerichte vakken Onderstaande subtoetsen zijn van toepassing op de cspe's (oude stijl) 1.1 Standaard Theorie en praktijk Kennisvragen (o.a. minitoetsen) Cluster van opdrachten die betrekking hebben op kennisvragen (o.a. minitoetsen). Bij deze indeling worden praktijkopdrachten tegenover theoretische kennis geplaatst Praktijkopdrachten Cluster van opdrachten die betrekking hebben op de praktijk. Vaardigheden en kennis Algemene beroepsvaardigheden Cluster van praktijkopdrachten die betrekking hebben op professionele vaardigheden/competenties die niet specifiek voor dit vak zijn. Deze indeling geeft een verdere specificatie van de indeling "theorie en praktijk". Bij deze indeling worden de praktijkopdrachten per vaardigheid geclusterd volgens de indeling van de toetsmatrijs. Specifieke beroepsvaardigheden Kennis Cluster van praktijkopdrachten die betrekking hebben op professionele vaardigheden/competenties die specifiek voor dit vak zijn. Cluster van opdrachten die betrekking hebben op de kennisvragen (onder andere minitoetsen). 1.2 Optioneel subtoets - soort Deze indeling correspondeert met de verschillende onderdelen (of opdrachten) van het examen die in chronologische volgorde worden aangeboden. subtoets-omschrijving onderdeel A, verwarming onderdeel B, afvoer of opdracht 1 CAD opdracht 2 materialenlijst opdracht 5 monteren en doormeten opdracht 6 meet- resultaten Domeinen uit het examenprogramma of exameneenheden Bij deze indeling worden de opdrachten gegroepeerd naar de domeinen uit het examenprogramma. Elk cluster van opdrachten uit deze indeling correspondeert met een K4 Professionele vaardigheden K4 Kassa K5 Goederenverwerking en -beheer K8 Modemarketing K11 Modepresentatie K12 Textielwarenkennis Casus 1 vs. Casus 2 Deze indeling correspondeert met de verschillende casussen die in het examen aan bod komen. casus 1 - bibliotheek casus 2 - camping
1. Cluster beroepsgerichte vakken Onderstaande subtoetsen zijn van toepassing op de profielvak cspe's 1.3 Standaard typen opdrachten minitoetsen cluster van alle vragen die in een minitoets voorkomen Bij deze indeling zijn beoordelingsaspecten gegroepeerd naar type opdracht: praktijk, minitoetsen en overig. praktijk overig cluster van alle beoordelingsaspecten waarin beroepsspecifieke praktische vaardigheden worden beoordeeld cluster van alle andere beoordelingsaspecten, bijvoorbeeld open vragen (mondeling, schriftelijk of via ICT) profielmodulen Bij deze indeling worden beoordelingsaspecten gegroepeerd per profielmodule. Een cspe GL bestaat uit twee profielmodulen, de cspe's BB en KB uit vier. Minitoetsen vallen buiten deze indeling, omdat deze bij veel vakken op twee profielmodulen zijn gericht. profielmodule 1 profielmodule 2 profielmodule 3 profielmodule 4 De profielmodulen zijn beschreven in het examenprogramma. onderdelen uit het examen Bij deze indeling zijn beoordelingsaspecten gegroepeerd per onderdeel uit het examen (A, B, C etc.). onderdeel A onderdeel B onderdeel C onderdeel D De cspe's BB en KB bestaan uit minimaal 4 onderdelen, het cspe GL uit minimaal 3. Het gaat hier om alle typen opdrachten: praktijk, minitoetsen en overig.
2. Cluster Talen 2.1 Standaard Vraagvorm meerkeuze vragen cluster van alle vragen waarbij de kandidaat uit een aantal antwoordsuggesties het juiste of meest volledige antwoord moet selecteren Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd eventueel onder te verdelen in: naar vraagvorm. De meest gehanteerde indeling meerkeuze-invulvragen cluster van alle meerkeuze-invulvragen. hierbij is de clustering naar open en gesloten vragen. Bij gesloten vragen dient een kandidaat een overige meerkeuze vragen cluster van alle meerkeuze vragen met uitzondering van de meerkeuze invulvragen antwoord te selecteren bij open vragen dient een kandidaat zelf een antwoord te formuleren. open vragen cluster van alle vragen waarop de kandidaat zelf een antwoord moet formuleren eventueel onder te verdelen in: kort-antwoordvragen cluster van alle open vragen waarbij de kandidaat kan volstaan met één woord of een paar woorden, bv een naam noteren (m.u.v. de beweringenvragen) lang-antwoordvragen cluster van alle open vragen waarbij de kandidaat zelf een uitgebreid(er) antwoord moet formuleren (m.u.v. de citeervragen) citeeropdrachten cluster van alle open vragen waarbij de leerling een gedeelte van de tekst moet citeren beweringenvragen cluster van alle open vragen waarbij de kandidaat van meerdere beweringen moet aangeven of deze juist is of onjuist, of wel of niet in de tekst(passage) wordt genoemd semi-open vragen cluster van alle open vragen met een beperkt aantal mogelijke antwoorden uit een beperkte keuzehoeveelheid (bv. Bij welke alinea begint.? ) Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd per onderdeel van het examen. Deze indeling correspondeert met de verschillende teksten/contexten of onderdelen die achtereenvolgens in het examen worden b d Tekst 1 Tekst 2 Tekst 6 Inhoudelijke vraagindeling hoofdgedachtevragen cluster van vragen naar de hoofdgedachte van een tekst Bij deze indeling worden vragen gegroepeerd naar tekststructuurvragen cluster van vragen naar naar relaties tussen delen van een tekst (verband tussen zinnen, alinea s, verbindingswoorden, opbouw tekst) onderdeel van leesvaardigheid. zoekopdrachten cluster van vragen in het kader van oriënterend lezen (zoekopdracht) vragen naar betekenis tekstelement cluster van vragen naar de betekenis van een belangrijk element van een tekst vragen naar communicatieve strekking cluster van vragen naar (conclusie mbt) intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur 2.1 Optioneel Vaardigheden leesvaardigheid clustering van vragen die leesvaardigheid beogen te meten Bij deze indeling worden de vaardigheden schrijfvaardigheid clustering van vragen die schrijfvaardigheid beogen te meten gegroepeerd naar productief of receptief domein. Overlap/specifiek Specifiek. Clustering van vragen die al dan niet overlappen met Overlap met.. een ander examen. De vragen die overlapen worden aangeduid als overlap en de niet-overlappende vragen worden aangeduid als specifiek voor het onderhavige examen. 2.3 Nederlands havo/vwo subtoets - soort Domeinen uit het examenprogramma Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd naar de domeinen uit het examenprogramma. Elk cluster van vragen uit deze indeling correspondeert met een herkenbaar deel van het subtoets-omschrijving Analyseren en interpreteren Argumentatieve vaardigheden Samenvatten 2.4 Klassieke talen subtoets - soort subtoets-omschrijving Vragen Vertaling
3. Cluster Exact 3.1 Standaard Vraagvorm Open vragen cluster van alle vragen waarop de kandidaat zelf een antwoord moet formuleren. Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd naar vraagvorm. De meest gehanteerde indeling hierbij is de clustering naar open en gesloten vragen. Bij gesloten vragen dient een kandidaat een antwoord te selecteren bij open vragen dient een kandidaat zelf een antwoord te formuleren. Meerkeuze vragen Voorgestructureerde vragen (optioneel) cluster van alle vragen waarbij de kandidaat uit een aantal antwoordsuggesties het juiste of meest volledige antwoord moet selecteren en waarbij de antwoorden zijn geprecodeerd. cluster van qua formulering gesloten vragen waarbij de kandidaat uit aangeboden antwoordsuggesties / antwoordelementen het juiste of meest volledige antwoord moet selecteren of samenstellen. De vraag heeft echter niet het format van een meerkeuzevraag. De antwoordsuggesties zijn niet geprecodeerd. Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd per onderdeel van het examen. Deze indeling correspondeert met de verschillende teksten/contexten of onderdelen die achtereenvolgens in het examen worden aangeboden. bijvoorbeeld Doorstralen van fruit 100 m sprint Stopcontact in schuur Winterslaap Domeinen uit het examenprogramma (h/v) of exameneenheden (vmbo) Algebra Rekenen Meetkunde of Oecologie: B1, D1 en E1/3 Celprocessen: C3, d4 en D5 Gedrag: E4 Vraagtype kwantitatieve bepalingen (bereken/bepaal) clustering van vragen die een kwantitatieve bepaling vereisen kwalitatieve bepalingen (leg uit, verklaar) clustering van vragen die een kwalitatieve bepaling of uitleg vereisen eventueel onder te vedelen in: leg uit/verklaar, noem, bereken/bepaal, reflectie, oordelen, formule/vergelijking Gedragsdimensie Productie cluster van alle vragen die door het combineren en toepassen van de leerinhouden beantwoord zouden moeten worden Reproductie cluster van alle vragen die op basis van kennis van de leerinhouden beantwoord zouden moeten worden Overlap/specifiek Specifiek. Overlap met
4. Cluster mens- & maatschappijvakken en kunst & cultuurvakken 4.1 Standaard Vraagvorm Open vragen cluster van alle vragen waarop de kandidaat zelf een antwoord moet formuleren. Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd naar vraagvorm. De meest gehanteerde indeling hierbij is de clustering naar open en gesloten vragen. Bij gesloten vragen Eventueel nader onder te verdelen in : Open vragen met kort antwoord cluster van open vragen die met één of enkele woorden / maximaal 1 zin te beantwoorden is dient een kandidaat een antwoord te selecteren bij open vragen dient een kandidaat zelf een antwoord te formuleren. Open vragen met lang antwoord cluster van open vragen die met meerdere zinnen beantwoord dient te worden en waarbij om een uitleg of toelichting wordt gevraagd Meerkeuze vragen cluster van alle gesloten vragen waarbij de kandidaat uit een aantal antwoordsuggesties het juiste of meest volledige antwoord moet selecteren en waarbij de antwoorden zijn geprecodeerd. Voorgestructureerde vragen cluster van qua formulering gesloten vragen waarbij de kandidaat uit aangeboden antwoordsuggesties / antwoordelementen het juiste of meest volledige antwoord moet selecteren of samenstellen. De vraag heeft echter niet het format van een meerkeuzevraag. De antwoordsuggesties zijn niet geprecodeerd. Bij deze indeling worden de vragen gegroepeerd per onderdeel van het examen. Deze indeling correspondeert met de verschillende teksten/contexten of onderdelen die achtereenvolgens in het examen worden aangeboden. bijvoorbeeld Blok 1: Parijs kunstleven Blok 2: G. Balanchine Blok 3: Nam June Paik Blok 4: Locatietheater Domeinen uit het examenprogramma (h/v) of exameneenheden (vmbo) domeinen uit het examenprogramma. Elk cluster van vragen uit deze indeling correspondeert met een herkenbaar deel van het examenprogramma/syllabus CE bijvoorbeeld Politiek en ruimte Vervoer en ruimtelijke inrichting of K4A Consumptie K5A Arbeid en Productie K7 Buitenland 4.2 Optioneel Gedragsdimensie/beheersingsniveau beoogde mentale operaties die nodig zijn om de vraag te beantwoorden. Het gaat hierbij meestal om de opdeling van de vragen in enerzijds reproductieve en anderzijds productieve vragen. Bij sommige vakken worden de productieve vragen verder onderverdeeld spreekt men van beheersingsniveaus Of gedragsdimensie beoogde mentale operaties die nodig zijn om de vraag te beantwoorden. Het gaat hierbij meestal om de opdeling van de vragen in enerzijds reproductieve en anderzijds productieve vragen. Reproductie/identificatie Productie cluster van vragen die op basis van kennis van de leerinhouden beantwoord zouden moeten worden cluster van vragen die door het combineren en toepassen van de leerinhouden beantwoord zouden moeten worden Of beheersingsniveaus memoriseren cluster van vragen die door het ophalen van reeds aanwezige kennis uit het geheugen beantwoord zouden moeten worden (reproductie). beoogde mentale operaties die nodig zijn om de vraag te beantwoorden. Het gaat hierbij om de opdeling van de vragen volgens de gereviseerde taxonomie van Bloom (Krathwohl, 2002) zoals in de syllabus wordt gehanteerd. begrijpen analyseren evalueren cluster van vragen die door begrip en/of inzicht beantwoord zouden moeten worden. (productie) cluster van vragen die door het actief gebruiken van kennis (toepassen in situaties), het vinden van patronen, het ontdekken van delen van een groter geheel en het ontdekken van verborgen betekenissen beantwoord zouden moeten worden. (productie) cluster van vragen die door het formuleren van een eindconclusie/eindoordeel op basis van afweging en beoordeling van informatie beantwoord zouden moeten worden. (productie)
4. Cluster mens- & maatschappijvakken en kunst & cultuurvakken vervolg 4.2 Optioneel Vraagtype aard van het type respons dat een kandidaat dient te geven. Het gaat hierbij meestal om de opdeling van de vragen in enerzijds de kwantitatieve en anderzijds de kwalitatieve bepalingen. 'Leg uit' vragen Noem/citeer'-vragen Informatie-vragen Bereken/teken'-vragen cluster van vragen die een kwalitatieve bepaling of uitleg vereisen. Dit zijn veelal vragen met een van de volgende formuleringen: leg uit/ verklaar/ argumenteer/ beredeneer. cluster van vragen waarin naar feiten wordt gevraagd. Dit zijn veelal vragen met een van de volgende formuleringen: noem/citeer/wie/wat/welk cluster van vragen die een kwantitatieve bepaling vereisen Beschrijf-vragen Zet in volgorde-vragen (of ordeningsvragen) cluster van vragen die om een beschrijving vragen. Dit zijn veelal vragen met een van de volgende formuleringen: beschrijf/geef aan/ etc. cluster van vragen die om een ordening vragen (bijvoorbeeld het plaatsen van gebeurtenissen in een chronologische volgorde). Dit zijn veelal vragen met een van de volgende formuleringen: beschrijf/geef aan/zet in volgorde/orden (volgens criterium) Vak(vaardigheden) Bij deze indeling worden de vragen geclusterd op basis van onderscheidbare vakspecifieke kenmerken. Het kan hierbij gaan om vakspecifieke inhouden of vaardigheden. sociale geografie/fysische geografie/kaartvaardigheden met notenvoorbeeld/zonder notenvoorbeeld audio/video/notenvoorbeeld/grafische notatie met partituur/zonder partituur vragen met bron / vragen zonder bron met kaartbron/met andere bron/zonder bron algemeen/beeldend/dans/drama/muziek functie/inhoud/voorstelling/vormgeving e.d. argumentatie/standpuntbepaling/toepassing informatie/argumentatie en standpunt vaardigheden/structuurbegrippen indeling naar vakinhoud cq. vakspecifieke vaardigheid onderscheid naar type muzikale bron onderscheid naar type muzikale bron onderscheid naar type muzikale bron cluster van vragen waarbij het voor de beantwoording van de vraag nodig is bronmateriaal te bestuderen en juist te kunnen interpreteren / cluster van vragen die zonder nadere bestudering van enige bronnen te beantwoorden zijn idem, maar dan met specificatie 'kaart' voor dit vak indeling naar kunstdiscipline indeling naar vakinhoudelijk aspect van beeldende vormgeving indeling naar vaardigheid indeling naar vaardigheid indeling naar vaardigheid/vakspecifieke kennis Overlap/specifiek Overlap met (ander examen) cluster van vragen die identiek zijn tussen het KB en GLTL examen Specifiek voor (dit examen) Verrijkingsdeel