4 Gazonaanleg en -onderhoud Opdracht 4.1 Grondsoorten herkennen a b De antwoorden staan in de tabel. Grondsoort Structuur (korrel) Kleur Plantenresten Opmerkingen Kleigrond fijn grijs/bruin nee Zandgrond grof licht bruin nee Veengrond geen bruin ja c d a b De kleur wordt lichter naarmate je dieper in de grond komt. c Het kleurverschil kan twee oorzaken hebben, namelijk: er kan een laag grond opgebracht zijn (je ziet dan een duidelijke donkere laag in de grond); de bovenste laag (zode) kan donkerder zijn, doordat er meer mest in die laag zit en meer organische stof. De organische stof geeft een zwarte kleur aan de grond. Opdracht 4.2 Spitten met een vore a Grondbewerken kun je op verschillende manieren doen. Voorbeelden van grondbewerking zijn: spitten (voor de hand of met vore; één of meer steken diep; met of zonder verwisselen van lagen); schoffelen; egaliseren (met een hark of met een kilverbord achter de trekker). GAZONAANLEG EN -ONDERHOUD 17
b c d Je kunt spitten met een vore en spitten voor de hand. Als je spit: houd je je rug recht; werk je met een steekschop die een steel heeft die lang genoeg is; moet je recht in de vore staan (dit voorkomt dat je de rug belast door het draaien). Opdracht 4.3 Egaliseren a Egaliseren is een ander woord voor vlak maken. b Het is belangrijk dat de ondergrond van een toekomstig grasveld vlak is, omdat: (bij zaaien) er anders na een regenbui water blijft staan in de kuilen; dit belemmert het kiemen van het graszaad; (bij het leggen van een graszoden) de graszoden anders niet overal de grond raken; daardoor zullen de zoden verdrogen. c Een bats gebruik je om grote hoeveelheden zand of grond weg te scheppen. d a b c Je moet er op letten dat het perceel mooi vlak wordt. Ook moet je het gereedschap op de juiste manier gebruiken. Opdracht 4.4 Siergazon aanleggen a Een goede aanleg is de basis voor een gezonde grasmat.. Als het graszaad goed kan kiemen en zich goed kan ontwikkelen zal er snel een mooie graszode ontstaan. b De belangrijke werkzaamheden zijn; spitten; aanlopen; egaliseren; zaaien. 18 GROENE RUIMTE
c Je moet de grond aanrollen of aanlopen, om de grond te verdichten. Zo voorkom je dat er later kuilen ontstaan. De zaden slaan daardoor ook beter aan. a De stappen van het aanleggen van een siergazon zijn: uitzetten; spitten; egaliseren; aanrollen/aanlopen; inzaaien; inwerken van het zaad. b c Opdracht 4.5 Gras- en grondsoorten a Een bodemprofiel is de opbouw van de grond in verschillende lagen. b Als je graszaad uitkiest, moet je weten wat de grondsoort is en wat de functie van het gazon of grasveld is. c Een sportveld moet stroef zijn, omdat je anders uitglijdt. Stroef maken doe je met zand. Opdracht 4.6 Grasmaaien a b c Voor een siergazon gebruik je een kooimaaier. Deze maaiers geven het mooiste maaibeeld. De kooimaaier knipt het gras namelijk af, terwijl een cirkelmaaier (ook geschikt voor de particuliere tuin) het gras eraf slaat. Dit laatste geeft een rommeliger maaibeeld. d e f GAZONAANLEG EN -ONDERHOUD 19
Opdracht 4.7 Graskanten knippen a Het gras groeit zeven maanden en je moet ongeveer zes keer per seizoen knippen. Eén keer in het jaar moet je de kanten steken. Je hoeft dan niet te knippen. Je moet dus ongeveer één keer in de maand kanten knippen. b Tijdens het knippen: loop je over het gras; houd je de vleugelmoer aan de buitenkant; let je op je werkhouding (werk met gebogen knieën en een rechte rug). a Je werkt met de kantenschaar van rechts naar links, omdat anders de vleugelmoer die op de kantenschaar zit in het gazon steekt. Je kunt dan niet knippen. b Opdracht 4.8 Graskanten steken a De kantensteker houd je achter het touw. Je werkt altijd ongeveer 1 cm van het touw af. Als je merkt dat je naar het touw toe gaat, moet je dit corrigeren. b Je steekt een graskant schuin af, omdat je op die manier voorkomt dat de rand van het grasveld uitdroogt. c Een goede werkhouding is werken met gebogen knieën en een rechte rug. a De diepte (5 cm) is niet zo belangrijk. Het gaat erom dat je diep genoeg steekt om het gras los te kunnen schoffelen. En dat is meestal ongeveer 5 cm. b c d Opdracht 4.9 Verticuteren a 20 GROENE RUIMTE
b c Het doorsnijden van de wortels zorgt ervoor dat de grasplant opnieuw wortels gaat maken. Op die manier verjongt de grasplant en blijft ze in goede conditie. De grasmat wordt daardoor sterker. Een verticuteerhark gebruik je: als het grasveld klein is en je er niet met de verticuteermachine kunt komen; als je pleksgewijs het grasveld wilt bijwerken. Een verticuteerhark werkt dan nauwkeuriger dan de machine. Opdracht 4.10 Een gazon bemesten GAZONAANLEG EN -ONDERHOUD 21