ZUID 22 SEP2016. provinoe H OLLAND. Lid Gedeputeerde Staten. Aan de leden van Provinciale Staten. memo Wet natuurbescherming. Geachte Statenleden,

Vergelijkbare documenten
Was-wordt overzicht aan de hand van de tekst van Verordening en Beleidsregel

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van

Statenvoorstel. November Vaststellen Legesverordening Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2017 en de daarbij behorende tarieventabel

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 18 april 2017) Nummer 3288

Wet natuurbescherming Stap vooruit voor natuur en economie?

Fauna en wet Natuurbescherming

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

Stichting Faunabeheereenheid Groningen

Stichting Faunabeheereenheid Groningen

De nieuwe Wet natuurbescherming in vogelvlucht

Aanvraag ontheffingverlening ex art. 68 van de Flora- en faunawet

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

Faunabeheereenheid Overijssel

omgevingsdienst HAAGLANDEN

4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Gewijzigd Statenvoorstel

Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015

Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL

Introductie Faunabeheer. FBE Limburg - Alfred Melissen

De blik vooruit: De nieuwe Wet natuurbescherming. Anne Reichgelt, Annelies Blankena en Evelien Verbij

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

Beheer en schadebestrijding in Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Faunabeheereenheid Fryslân. Wat gaan we doen?

provincie Zeeland M/V* M/V* inschrijfnummer Kamer van Koophandel: plaats van inschrijving: datum van inschrijving: Ga verder met vraag 6.

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 3 oktober 2016 tot vaststelling van de Verordening faunabeheer Noord-Holland.

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Jacht en de positie van provincies onder de nieuwe Wet natuurbescherming

PROVINCIAAL BLAD. Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 13 september 2016, PZH (DOS );

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De nieuwe Wet natuurbescherming in de praktijk. Anne Reichgelt en Evelien Verbij

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Wet natuurbescherming

Nieuwsbrief Faunabeheereenheid Noord Holland 28 februari 2015

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 10 september 2013, nr ;

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Wilde eend

Nota van Beantwoording. Op de zienswijzen op de Ontwerpverordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

Documentnummer: Page 1 of 11

Evaluatie Verordening Vrijstellingen Flora en faunawet September 2005 Provincie Noord Holland, Afdeling WNLO

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Houtduiven Bijgedragen door Faunabeheereenheid

Provinciale staten van Noord-Holland; besluiten. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

lv. dat deze opdracht geldig is tot 15 augustus 2017 HAAGLANDEN lll. de voorschriften 1. tot en met 4. te verbinden aan deze opdracht; Besluit

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 15 januari 2016) Nummer 3117

subparagraaf Vrijstellingen van verboden ten aanzien van soorten

Nieuwsbrief Faunabeheereenheid Noord Holland - 1 mei 2014

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Besluit Gelet op bovenstaande overwegingen hebben wij overeenkomstig het advies van de hoor en adviescommissie besloten:

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Natuurwetgeving. Reinier van Elderen voorzitter HPG 25 september

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 24 juli 2018) Nummer 3424

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr.

BESLUIT FLORA- EN FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Wilde eend

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 21 maart 2016) Nummer 3158

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948

1. Wie speelt welke rol in dat beleid (rijk, provincie, faunabeheereenheid, en mogelijke

Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân

AANVRAAGFORMULIER HOOFDSTUK 3 SOORTEN FAUNABEHEER

Ons kenmerk Besluit

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Via deze nieuwsbrief informeren de provincie Fryslân en de Faunabeheereenheid u over de stand van zaken rondom het Friese ganzenbeleid.

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen

provincieþrenthe ,l,l,l,h,lt,tlilttt,ltt,tltt,lt Besluit Wettelijk kader

Aanvraagformulier 05 EB-1

provinciedrenthe . 03 JULI 2017 Ingek.; Aan: Faunabeheereenheid Drenthe t.a.v. mevr. A. Doornbos Postbus LA ASSEN PROUNDER No.:.

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN

Wij zien uw reactie graag tegemoet.

Faunabeheereenheid Limburg

Eerste Kamer der Staten-Generaal

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Zeeland Vaststelling Verordening Wet natuurbescherming Zeeland 2017

Belangrijkste punten uit de Wet natuurbescherming. Voorlichting folder NOJG inzake wet Natuurbescherming. Tussentitel Xxxx.

Utrecht, 3 juni 2008 Pythagoraslaan 101 Tel

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT FLORA FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aanvraagformulier EB-2

provinci renthe r (o592) 36 tj tt r (o592) 36 t7 t7 A. Flora- en Faunawet (FFW) ,l,ht,l,t l,l,lttttttrt,trhr,l

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Onderwerp Ontheffing doden zwanen. Aan de leden van Provinciale Staten

Bijlage bij Statenbrief concept Kadernota Faunabeleid Gelderland 2018, zaaknr

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

FAUNABEHEERPLAN ALGEMENE SOORTEN NOORD-HOLLAND VOOR EEN PLANMATIG EN EFFECTIEF BEHEER

Wij hebben uw verzoek beoordeeld en besloten de gevraagde ontheffing te verlenen. Bijgaand treft u een afschrift aan van ons besluit.

Provincie Noord-Holland

Faunabeheerplan Fryslân Actualisatie en aanvulling 2017

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 januari 2010) Nummer 2340

Transcriptie:

Lid Gedeputeerde Staten Mr. J.F. (Han) Weber provinoe H OLLAND ZUID Aan de leden van Provinciale Staten Contact 070 441 61 96 jf.weber@pzh.ni Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.ni Datum 22 SEP2016 Ons kenmerk DOS-2015-0004556 Uw kenmerk Bijlagen 1 Onderwerp memo Wet natuurbescherming Geachte Statenleden, In de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling van 13 april 2016 is afgesproken dat op 12 oktober 2016 een technische sessie georganiseerd wordt voor staten leden. Dit ter voorbereiding op de bespreking van de implementatie van de Wet natuurbescherming in de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling op 2 november 2016, en de besluitvorming in de vergadering van Provinciale Staten op 9 november 2016. In de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling van 13 april2016 is afgesproken dat statenleden hun suggesties en vragen voor de technische sessie via de commissiegriffier door kunnen geven. Op basis van de ontvangen input is bijgevoegde memo opgesteld. Per onderwerp wordt steeds eerst de gekozen lijn in het Statenvoorstel aangegeven. Vervolgens wordt (mede op basis van de ontvangen zienswijzen over de ontwerpverordening) aangegeven wat mogelijke alternatieven zijn, en wat de voor- en nadelen daarvan zijn. Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Ik wens u een goede bijeenkomst op 12 oktober. Tram 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt. Hoogachtend, ~~ R Bijlagen: -Memo Wet natuurbescherming

Memo Wet natuurbescherming ter voorbereiding op de technische sessie Statencommissie Duurzame Ontwikkeling (12 oktober 2016) In de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling van 13 april 2016 is afgesproken dat op 12 oktober 2016 een technische sessie georganiseerd wordt voor de statenleden. Dit ter voorbereiding op de bespreking van de implementatie van de Wet natuurbescherming (Wnb) in de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling op 2 november 2016. In de vergadering van Provinciale Staten (PS) op 9 november 2016 staat de vaststelling van twee verordeningen op de agenda: Verordening uitvoering Wet natuurbescherming 2017 Legesverordening Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2017 In de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling van 13 april 2016 is afgesproken dat statenleden hun suggesties en vragen voor de technische sessie via de commissiegriffier door kunnen geven. Op basis van de ontvangen input is onderstaande memo opgesteld. Per onderwerp wordt steeds eerst de gekozen lijn in het Statenvoorstel aangegeven. Vervolgens wordt (mede op basis van de ontvangen zienswijzen over de ontwerpverordening) aangegeven wat mogelijke alternatieven zijn, en wat de voor- en nadelen daarvan zijn. De volgende onderwerpen zijn uitgewerkt: Bestuurssamenstelling van de Faunabeheereenheid Eisen aan het Faunabeheerplan Eisen aan wildbeheereenheden Invulling van de provinciale vrijstelling voor schadebestrijding Invulling van de provinciale vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen Legesverordening Bestuurssamenstelling van de Faunabeheereenheid (FBE) In de huidige Flora- en faunawet (Ffw) is bepaald dat de FBE een samenwerkingsverband van jachthouders is. In 2002 is bij de inwerkingtreding van de Ffw door GS bepaald dat er voor Zuid-Holland één FBE is en dat de volgende partijen zitting hebben in het FBE-bestuur: LTO natuurorganisaties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Zuid-Hollands Landschap) Jagersvereniging Federatie Particulier Grondbezit In de Wnb is bepaald dat in het bestuur van een FBE in ieder geval de jachthouders uit het werkgebied van de FBE en maatschappelijke organisaties die het doel behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in de regio waartoe het werkgebied van de FBE behoort, zijn vertegenwoordigd. In de Statencommissie DO van 13 april is afgesproken: 'Gedeputeerde Weber zal de mogelijkheid van een tweede zetel in de FBE voor de wetenschap serieus onderzoeken en bespreken met de FBE'. Met betrekking tot de bestuurssamenstelling is in de verordening de volgende lijn opgenomen: De onder de Ffw door GS vastgestelde bestuurssamenstelling, waarbij jachthouders en jachtaktehouders zitting hebben in het FBE-bestuur, wordt gecontinueerd. Ook de lijn dat er voor Zuid Holland één FBE is wordt gecontinueerd. Een nieuwe bestuurszetel voor een vertegenwoordiger van een of meer maatschappelijke organisatie(s) is toegevoegd.

Omdat het van belang is dat de vertegenwoordiger van de maatschappelijke organisatie(s) een achterban van voldoende omvang heeft, is als eis opgenomen dat de vertegenwoordiger een achterban heeft van ten minste 2.500 leden of donateurs, woonachtig in Zuid-Holland. Het aantal van 2.500 is bepaald tegen de achtergrond dat Zuid-Holland ca. 3,6 mln. inwoners heeft. Voor de borging van wetenschappelijk inbreng is in de verordening een verplichte consultatie van een relevante vertegenwoordiger uit de wetenschap opgenomen. Zo krijgt de FBE de flexibiliteit om per diersoort I vraagstuk een relevante wetenschapper te betrekken. Mogelijke alternatieven (met de voor- en nadelen): 1. Een vaste bestuurszetel voor een wetenschapper. Voordeel: (A) Vooraf duidelijkheid over de borging van wetenschappelijke inbreng. (B) Een vast aanspreekpunt vanuit de wetenschap. Nadeel: (A) In de faunabeheerplannen (FBP-en) komen diverse diersoorten en vraagstukken aan bod, daarvoor zal steeds andere wetenschappelijke kennis vereist zijn; één vaste vertegenwoordiger biedt de FBE minder flexibiliteit dan het per onderdeel/ vraagstuk betrekken van een relevante wetenschapper. (B) Bestuursleden hebben stemrecht over alle zaken die de FBE aangaat, en leggen daarover verantwoording af aan hun achterban. Het ligt niet voor de hand dat vanuit de wetenschap mee besloten wordt over alle onderwerpen. 2. Geen eis stellen aan de omvang van achterban van de vertegenwoordiger van de maatschappelijke organisatie( s ). Voordeel: De drempel voor het aandragen van een vertegenwoordiger namens de maatschappelijke organisatie(s) gaat omlaag, waardoor meer organisaties in aanmerking komen voor de nieuwe bestuurszetel. Nadeel: Ook organisaties met een heel kleine achterban en organisaties die niet actief zijn in Zuid Holland komen in aanmerking voor de nieuwe bestuurszetel. Het is dan minder goed geborgd dat de vertegenwoordiger een representatieve achterban heeft. 3. Als eis stellen dat de vertegenwoordiger namens de maatschappelijke organisatie(s) wordt aangedragen namens minimaal tien Zuid-Hollandse natuur- of dierenwelzijnsorganisaties (in plaats van de eis van een achterban van 2.500 leden of donateurs). Voordeel: De drempel voor het aandragen van een vertegenwoordiger namens de maatschappelijke organisatie(s) gaat omlaag, waardoor meer vertegenwoordigers (van een cluster van organisaties) in aanmerking komen voor de nieuwe bestuurszetel. Nadeel: In theorie kunnen tien organisaties een heel kleine achterban hebben, het is dan minder goed geborgd dat de vertegenwoordiger een representatieve achterban heeft.

Eisen aan het Faunabeheerplan (FBP) Onder de Ffw zijn de eisen aan FBP-en vastgelegd in een Amvb (het Besluit faunabeheer). Onder de Wnb vervalt deze Amvb en moeten PS regels stellen waaraan het FBP moet voldoen. Bij het opstellen van deze regels zijn de bestaande landelijke regels als uitgangspunt gehanteerd, waarna een aanpassing heeft plaatsgevonden aan de nieuwe situatie onder de Wnb. Het FBP krijgt onder de Wnb een dubbelfunctie. Enerzijds geeft het FBP aan op welke wijze van de landelijke en provinciale vrijstellingen gebruik wordt gemaakt, ook dient de jacht te worden uitgeoefend overeenkomstig het FBP. Anderzijds bevat het FBP de onderbouwing om te komen tot ontheffingen voor populatiebeheer en schadebestrijding in incidentele gevallen. Het FBP wordt door de FBE opgesteld op basis van de eisen die PS (via de Verordening) en GS (via de Beleidsregel) stellen. GS beoordelen het plan en na goedkeuring van GS kan het FBP uitgevoerd worden. De FBE rapporteert jaarlijks over de uitvoering van het FBP. Er staat bezwaar en beroep open tegen de goedkeuring van het FBP door GS, voor zover dat besluit zelfstandige rechtgevolgen heeft. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij de goedkeuring van het onderdeel in het FBP waarin de uitwerking staat van de eisen die gelden voor het gebruik van de provinciale vrijstellingen. Voor het overige loopt de rechtsbescherming via de op basis van het FBP te verlenen ontheffingen. Met betrekking tot de FBP-en is in de verordening de volgende lijn opgenomen: Het FBP is zes jaar geldig. Dit is landelijk in!po-verband afgestemd. De looptijd van het FBP is in balans met de te verrichten inspanningen voor het opstellen van het FBP. De FBE schrijft het plan, de WBE's zullen hierbij gehoord moeten worden en er zal een wetenschapper bij betrokken moeten worden. Na vaststelling door het FBE-bestuur moetengs het plan goedkeuren. Wanneer tijdens de looptijd van het FBP de feiten of omstandigheden sterk wijzigen, waardoor het nodig is om het FBP tussentijds aan te passen, dan is dat mogelijk. In het FBP wordt de escalatieladder uitgewerkt. De escalatieladder houdt in dat als eerste diervriendelijke methodes moeten worden toegepast om schade of risico's te voorkomen, pas als dat onvoldoende effect heeft wordt afschot toegestaan. Het FBP geeft inzicht in het verband tussen de jacht, het beheer van populaties en het bestrijden van schadeveroorzakende soorten. Ook geldt een rapportageplicht over de uitvoering van alle vrijstellingen, ontheffingen en de jacht. Er worden geen aanvullende provinciale eisen gesteld die het uitoefenen van de jacht inperken. Het uitoefenen van de jacht is namelijk een recht dat de wet toekent aan de eigenaar van de grond. Een dergelijk bij wet geregeld recht kan niet via een provinciale verordening ingeperkt worden. Het FBP bevat op basis van gevalideerde gegevens, en de daaruit voortvloeiende inzichten, een onderbouwing waaruit blijkt dat de gunstige staat van instandhouding van de betrokken diersoort( en) niet significant negatief wordt beïnvloed door de uitvoering van het FBP. Het FBP bevat kwantitatieve gegevens en cijfers over afschot en vangst van de betrokken diersoort( en) in de voorgaande periode. Deze cijfers zijn gespecificeerd naar wildbeheereenheid (WBE). Het FBP bevat een omschrijving van (de uitvoering van) alle maatregelen: eieren bewerken, vangst, afschot in het kader van zowel de jacht, de bestrijding van schade als het beheren van populaties. Het FBP bevat gegevens over veroorzaakte en te verwachten schade per diersoort.

Mogelijke alternatieven (met de voor- en nadelen): 1. Een kortere geldigheidsduur voor het FBP. Voordeel: (A) Ontwikkelingen, zoals wijzigingen in de optredende schade worden sneller verwerkt in het FBP. (B) De ingezette lijn van uitvoering van het faunabeheer wordt vaker geëvalueerd. Nadeel: (A) Bij een kortere looptijd ontstaat een onbalans tussen de eerder genoemde forse inspanningen om een FBP op te stellen en de periode waarvoor die inspanningen worden gedaan. Het opstellen, de goedkeuringsprocedure, de eventuele bezwaar- en beroepsprocedure en de implementatie van een FBP vergt al snel een half jaar tot een jaar. (B) Bij een kortere looptijd ontbreekt de tijd om de ingezette uitvoeringslijn zorgvuldig op zijn merites te kunnen beoordelen. 2. Afschotcijfers rapporteren op provinciaal niveau, in plaats van op WBE-niveau Voordeel: door afschotcijfers op provinciaal niveau te laten rapporteren ontstaat een (kleine) lastenverlichting voor de WBE's en de FBE. Nadeel: een rapportage op provinciaal niveau geeft weinig inzicht in wat er nu precies in het veld gebeurt en wat de relatie is tussen het uitgevoerde beheer I de uitgevoerde bestrijdingsacties en de (desondanks) optredende schade. Eisen aan wildbeheereenheden Onder de Ffw werden er geen eisen gesteld aan de WBE's. De Ffw ging er slechts van uit dat er WBE's bestaan. Onder de Wnb gelden nieuwe regels. De Wnb stelt als eis dat alle jachthouders met een jachtakte zich verenigen in een WBE. PS kunnen daarop uitzonderingen maken. PS moeten daarnaast regels stellen waaraan de in hun provincie werkzame WBE's moeten voldoen. Deze regels dienen in elk geval betrekking te hebben op de omvang en begrenzing van het werkgebied van de WBE's en op de gevallen waarin jachthouders zijn uitgezonderd van de verplichting om lid te zijn van de WBE. Bij het opstellen van de verordening is het uitgangspunt van de wet, dat de WBE's een belangrijkere en meer geformaliseerde rol krijgen bij de uitvoering van het faunabeleid, meegenomen. Enerzijds gaat het daarbij om de gecoördineerde uitvoering van het FBP, inclusief rapportage achteraf. Anderzijds wordt ook van de WBE's verwacht dat de leden ervan elkaar aanspreken op hun gedrag en dat het bestuur de mogelijk heeft om leden die zich niet aan regels houden, hun lidmaatschap te ontnemen. Voor het betreffende lid heeft dat grote gevolgen, want uitvoering van het FBP mag alleen via de WBE plaatsvinden. Ten aanzien van de WBE's is de volgende lijn in de verordening opgenomen: Er wordt geen uitzondering gemaakt van de wettelijke verplichting voor jachthouders met een jachtakte om zich te organiseren in een WBE. Dat betreft alleen natuurlijke personen die zowel jachthouder (bezitter van het jachtrecht) alsmede jachtaktehouder (bezitter van een jachtakte) zijn. Het verplichte lidmaatschap geldt dus niet voor rechtspersonen die jachthouder zijn (bijvoorbeeld een terreinbeherende organisatie of een gemeente). Vanwege de gewenste gecoördineerde uitvoering van het FBP gebeurt dit alleen door of namens de WBE, behalve wanneer het gaat om het bewerken van eieren en nesten.

Ter verduidelijking: een rechtspersoon (bijvoorbeeld een terreinbeherende organisatie of een gemeente) die jachthouder is en op zijn gronden het FBP uit wil voeren kan er voor kiezen om zelf als organisatie lid te zijn van de WBE, of om de uitvoering te laten doen door leden van de WBE. De statuten van een WBE moeten de bepaling bevatten dat het lidmaatschap van de WBE kan worden opgezegd wanneer een lid niet handelt conform het FBP, dit ter beoordeling van het bestuur van de WBE, gehoord de FBE. De WBE stelt hiervoor een geschillencommissie in. Het werkgebied van een WBE heeft een minimale oppervlakte van 5.000 hectare binnen Zuid-Holland per 1 januari 2018. Het bestuur van de WBE bevordert een correcte naleving en een gecoördineerde uitvoering van het FBP en informeert de leden over relevante zaken en coördineert de afschotrapportage richting de FBE. Mogelijke alternatieven (met de voor- en nadelen): 1. Geen verplicht lidmaatschap voor jachthouders met een jachtakte. Voordeel: Lagere administratieve lasten voor de jachthouders. Een jachthouder met een jachtakte kan houder van het jachtrecht zijn binnen de werkgebieden van meerdere WBE's. In dat geval zal deze persoon van al die WBE's lid moeten zijn. Nadeel: Zonder verplicht lidmaatschap kan het bestuur van de WBE haar coördinerende en controlerende taken minder goed uitvoeren en is er dus minder grip op de uitvoering van het FBP en de naleving van de daarin gestelde regels. 2. De uitvoering van het FBP ook door anderen (dus niet via de WBE) laten plaatsvinden. Voordeel: Jachthouders die zelf geen jachtakte hebben (zoals terreinbeherende organisaties of gemeenten) en die als rechtspersoon ook geen lid zijn van de WBE, kunnen personen inschakelen die geen lid zijn van de WBE. Daarmee kan bijvoorbeeld de keus gemaakt worden voor een landelijk opererend schadebestrijdingsbedrijf. Nadeel: Het bestuur van de WBE kan haar coördinerende en controlerende taken, waaronder de rapportage over de uitvoering minder goed uitvoeren wanneer een deel van het FBP uitgevoerd wordt door anderen dan WBE-Ieden. Het WBE-bestuur kan in een dergelijk geval ook niet daadkrachtig optreden tegen een uitvoerder die zich niet houdt aan het FBP.

Invulling van de provinciale vrijstelling voor schadebestrijding Onder de Wnb geldt dat schadebestrijding in principe dient plaats te vinden op grond van een vrijstelling. Een vrijstelling heeft weliswaar een meer generiek karakter dan een ontheffing, maar ook een vrijstelling kan aan voorwaarden gebonden worden. Het administratieve verschil is dat bij een ontheffing de FBE de houder is en de ontheffingen weer moet doorschrijven aan de gebruikers. Bij een vrijstelling zijn deze administratieve handelingen niet nodig, omdat een vrijstelling direct gebruikt kan worden door iedereen die aan de voorwaarden voldoet. Aan de systematiek van de Wnb is op onderstaande wijze invulling gegeven. Vrijstelling voor doden I vangen Voor soorten die naar verwachting meer dan 10.000 per jaar in Zuid-Holland aan landbouwschade veroorzaken (indien er geen ondersteunend afschot plaatsvindt) geldt een vrijstelling voor doden I vangen. Dit houdt in dat een grondgebruiker de betreffende soorten kan (laten) bestrijden indien deze zich bevinden op een schadegevoelig perceel of in de directe omgeving ervan. Het CLM heeft onderzocht welke soorten naar verwachting voor meer dan 10.000 per jaar aan landbouwschade in Zuid-Holland zullen veroorzaken indien er geen ondersteunend afschot plaatsvindt. Bij de inschatting hiervan is gebruik gemaakt van getaxeerde schades uit het (recente) verleden. Omdat de werkelijke schade hoger zal zijn is er dus sprake van een conservatieve schatting. De conclusie van het CLM-onderzoek is dat de volgende soorten meer dan 10.000 per jaar aan landbouwschade in Zuid-Holland zullen veroorzaken: Grauwe gans; Brandgans; Kolgans; Knobbelzwaan; Smient Canadese gans In de verordening zijn o.a. voorschriften opgenomen over: De periode waarin de vrijstelling geldt. Voor welke schadegevoelige gewassen de vrijstelling geldt. Voor knobbelzwanen is opgenomen dat de vrijstelling alleen geldt bij een groep zwanen van ten minste 15 exemplaren. Uit een groep tot 50 knobbelzwanen mogen maximaal 5 knobbelzwanen worden gedood. Indien de groep bestaat uit meer dan 50 knobbelzwanen geldt een maximum van 10% dat mag worden gedood. De verordening moet uitgevoerd worden conform de beschrijving in het FBP, waarin per soort o.a. is beschreven welke preventieve maatregelen ingezet moeten worden. Op deze wijze gelden voor de vrijstelling vergelijkbare voorschriften als voor de ontheffingen. Ontheffingverlening Voor twee onderdelen geldt geen provinciale vrijstelling. Het eerste is populatiebeheer. Hiervoor kan geen vrijstelling verleend worden, want populatiebeheer is conform de Wnb een GS bevoegdheid. Hiervoor geldt dus ontheffingverlening. GS hebben het beleid daarvoor in de Beleidsregel uitvoering Wnb beschreven. Het tweede onderdeel is de incidentele ontheffingverlening voor soorten waarvoor geen vrijstelling geldt. Het gaat daarbij om soorten die op kleine schaal schade veroorzaken. Daarvoor is maatwerk mogelijk via ontheffingverlening voor een specifieke locatie en periode.

Mogelijke alternatieven (met de voor- en nadelen): 1. Vrijstelling pas verlenen bij dreigende schade boven een verwachte schade van 50:000 per jaar (in plaats van 1 0.000). In dat geval geldt er geen vrijstelling voor knobbelzwanen. Voordeel: omdat er bij ontheffingverlening (ten opzichte van een vrijstelling) meer tijd kan zitten tussen het ontstaan van de schade en het krijgen van toestemming voor de bestrijding zullen er naar verwachting minder dieren gedood worden. Nadeel: (A) De administratieve lasten stijgen, omdat voor knobbelzwaan door de FBE een ontheffing aangevraagd moet worden en de FBE deze moet doorschrijven naar de gebruikers. (B) Er zal naar verwachting meer landbouwschade optreden, omdat er ten opzichte van een vrijstelling meer tijd kan zitten tussen het ontstaan van landbouwschade en het krijgen van toestemming voor de bestrijding. 2. Geen drempel van 10.000 hanteren voor het verlenen van de vrijstelling. In dat geval geldt de vrijstelling ook voor de volgende soorten als: Turkse tortel, wilde eend, fazant, houtduif, meerkoet, ekster en roek. Voordeel: Lagere administratieve lasten, omdat voor bovengenoemde soorten geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden, ook doorschrijving van de FBE naar de gebruikers zijn niet meer nodig. Nadeel: Geen maatwerk voor deze soorten die jaarlijks maar zeer weinig schade veroorzaken. Invulling van de provinciale vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen Onder de Ffw is nu, via een Amvb, een landelijke vrijstelling van kracht voor het verontrusten I doden van een aantal algemeen voorkomende diersoorten. Deze vrijstelling geldt voor de uitvoering van bestendig beheer, onderhoud of ruimtelijke inrichting. Deze Amvb zal bij de inwerkingtreding van de Wnb vervallen. Ter voorkoming van extra administratieve lasten is in de verordening een provinciale vrijstelling opgenomen ter continuering van de vervallen Amvb. Bij de selectie van de soorten waarvoor de provinciale vrijstelling geldt is de huidige landelijke vrijstelling als uitgangspunt gehanteerd. Per soort is op basis van de verspreiding en talrijkheid in Zuid-Holland, de habitatvoorkeur, de trend en de Rode Lijst-status door een ecologisch adviesbureau beoordeeld of een provinciale vrijstelling gemotiveerd kan worden. Voor bunzing, hermelijn en wezel geeft het rapport geen onderbouwing voor een provinciale vrijstelling, omdat voor deze soorten geldt dat de populatietrend onbekend is of dat sprake is van een afname van de populatie. Om de onderstaande reden zijn deze drie soorten echter wel opgenomen op de provinciale vrijstelling. De wezel, hermelijn en bunzing zijn kleine roofdieren die een groot deel van het jaar solitair leven. Ze bestrijken een relatief groot leefgebied. Van een vaste verblijfplaats is maar zelden sprake. De dieren zijn mobiel en leiden soms een zwervend bestaan. Het leefgebied van een wezel varieert van 1 tot 10 hectare, die van de hermelijn enkele tientallen hectares en die van een bunzing kan oplopen tot zelfs in de duizenden hectares. De belangrijkste oorzaken voor achteruitgang van deze kleine roofdieren zijn de schaalvergroting van het landschap en het verkeer. Beheermaatregelen als het schonen van een sloot of het maaien van wegbermen zijn gezien het gedrag van deze dieren eigenlijk geen probleem. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen weliswaar hier en daar ten koste gaan van leefgebied van deze soorten, maar zijn niet de oorzaak van de achteruitgang. Vanwege de levenswijze van de drie soorten is het vrijwel onmogelijk om in het kader van ontheffingprocedures effectieve mitigerende maatregelen te bepalen. De soorten hebben in de praktijk daarom vrijwel geen baat bij de passieve juridische bescherming via ontheffingverlening. De administratieve lasten voor de ontheffingverlening voor deze soorten zijn hoog. Deze soorten hebben wel baat bij actieve

soortenbescherming. Daarom wordt bij de uitwerking van het actieve soortenbeleid in 2017 aandacht besteed aan verbetermaatregelen ten behoeve van deze drie soorten. Dan kan ook bepaald worden of er voor meer soorten een goede onderbouwing is voor opname op de provinciale vrijstelling. Onder de Ffw is sprake van een landelijke vrijstelling voor het 'doden' van dieren. In de Wnb wordt de term 'opzettelijk doden' gebruikt. Dit is overgenomen in de provinciale vrijstelling, om in de praktijk geen onduidelijkheid te hebben of sprake is van opzettelijk doden of onopzettelijk doden. Dit heeft te maken met het zogenoemde 'voorwaardelijk opzet'. Dit houdt in dat ook als een persoon niet de intentie heeft om een soort te doden, maar bij bepaalde werkzaamheden wel de gerede kans aanvaardt dat een dier gedood wordt, hij opzettelijk handelt volgens de letter van de wet. Het niet-opzettelijk doden is onder de Wnb niet langer verboden, zodat daar ook geen vrijstelling voor behoeft te worden verleend. De voorgestelde provinciale vrijstelling heeft, in combinatie met de nieuwe wetstekst, dezelfde strekking als de onder de Flora- en faunawet geldende landelijke vrijstelling. Van belang is dat onder de Wnb de zorgplicht blijft bestaan. De provinciale vrijstelling doet daar niets aan af. De zorgplicht houdt in dat 'een ieder voldoende zorg in acht neemt voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving'. Dit betekent in elk geval dat een ieder ervoor zorgt dat er geen nadelige gevolgen zijn voor wilde dieren of planten. Dat kan door handelingen achterwege te laten of als dat niet kan, maatregelen te treffen om gevolgen te voorkomen, en als dat ook niet kan, effecten te beperken of ongedaan te maken. Mogelijke alternatieven (met de voor- en nadelen): 1. Geen provinciale vrijstelling voor bunzing, hermelijn en wezel. Voordeel: betere juridische bescherming voor de drie soorten Nadeel: Meer administratieve lasten (ten opzichte van de huidige situatie), omdat initiatiefnemers in veel gevallen een ontheffing moeten hebben voor de drie soorten. Dat houdt in dat er onderzoek gedaan moet worden naar de aanwezigheid van de soorten, en dat mitigerende maatregelen bepaald moeten worden. Vanwege de levenswijze van de drie soorten is het echter vrijwel onmogelijk om effectieve mitigerende maatregelen te bepalen. De drie soorten hebben in de praktijk daarom vrijwel geen baat bij de passieve juridische bescherming via ontheffingverlening. 2. Meer soorten opnemen op de provinciale vrijstelling Voordeel: Administratieve lastenverlichting, omdat minder vaak een ontheffing nodig is. Nadeel: Op dit moment ontbreekt de onderbouwing voor een vrijstelling voor andere soorten. Tegen het gebruik van de vrijstelling kan dan mogelijk met succes een handhavingverzoek ingesteld worden.

Legesverordening In de huidige situatie heft Provincie Zuid-Holland geen leges voor de vergunningen voor de Natuurbeschermingswet I Natura 2000 en de ontheffingen voor de Ffw. Het Rijk heft nu welleges (niet kostendekkend) voor ontheffingen in het kader van de Ffw, voor beschermde soorten in relatie met ruimtelijke ontwikkelingen. Deze taak wordt met de inwerkingtreding van de Wnb gedecentraliseerd naar de provincies. Het Faunafonds heft nu ook alleges (behandelbedrag van 300) voor het in behandeling nemen van aanvragen om een tegemoetkoming in de schade. Dit laatste wordt ongewijzigd gecontinueerd (waarbij ook het legestarief gelijk blijft) en is in de legesverordening opgenomen De uitvoering van de gedecentraliseerde taken zorgt vanaf 2017 (de inwerkingtreding van de Wnb) voor extra uitvoeringslasten van in totaal 1.335.000: Uitvoering vergunningverlening ( 650.000). Uitvoering toezicht en handhaving ( 500.000). Beleidsontwikkeling ( 185.000). Van belang is dat de inschatting van deze kosten is gemaakt op basis van de inzichten van dit moment. De tijd zal moeten leren of dit voldoende is. Zo nodig volgen later aanvullende voorstellen. Bovenstaande extra kosten kunnen voor 700.000 gedekt worden uit provinciale middelen: In het Hoofdlijnenakkoord is hiervoor 500.000 per jaar opgenomen. De beleidslijn is om de bestrijding van landbouwschade via een vrijstelling (in plaats van ontheffingen) te organiseren, en bij een vrijstelling zonder beperkende voorwaarden geen tegemoetkoming voor de schade te verlenen. Voor het populatiebeheer voor de ganzen in de zomermaanden gelden geen beperkende voorwaarden. Dit levert een kostenreductie op van 200.000. Op 13 april 2016 is met de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling de keuze besproken om de nieuwe taken kostenneutraal in te voeren en daarvoor leges te heffen. Conform bovenstaande extra kosten en de beschikbare dekking moet 635.000 via leges gedekt worden. De leges worden geheven over de bestaande en de nieuwe taken in het kader van de Wnb. Op deze wijze kan een lager legestarief per aanvraag gehanteerd worden, dan wanneer alleen over de nieuwe taken leges geheven zouden worden. Het legestarief komt hiermee op 1.800 per aanvraag. Het is van belang dat de hoogte van het legestarief in verhouding staat tot de te verrichten dienst en met het algemeen gediende belang van de legesplichtige. Daarnaast is van belang te voorkomen dat provinciaal geld wordt rondgepompt Daarom is voor een aantal situaties een uitzondering gemaakt: Leges worden niet geheven voor de uitvoering van Natura 2000 maatregelen, maatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof, maatregelen in het kader van het Natuurnetwerk Nederland of andere maatregelen die door Provincie Zuid-Holland zijn gesubsidieerd. De volgende aanvragers zijn vrijgesteld van de heffing van leges: officiële, door het Centraal Bureau Fondsenwerving erkende goede doelen, Faunabeheereenheid Zuid-Holland en Provincie Zuid-Holland. Voor de gevallen waarbij het legestarief niet in verhouding staat tot het belang van de legesplichtige, maar die we nu niet kunnen voorzien, kunnen Gedeputeerde Staten een uitzondering maken via de hardheidsclausule.

Voor de behandeling van aanvragen om een tegemoetkoming in geleden schade die is aangericht door in het wild levende beschermde dieren wordt sinds oktober 2014 leges geheven door het Faunafonds. Dit wordt gecontinueerd waarbij het huidige tarief gehandhaafd wordt. Voor een aantal situaties, waarin de grondgebruiker feitelijk geen mogelijkheden heeft om de wildschade te voorkomen of te beperken, wordt het legesbedrag terugbetaald. Mogelijke alternatieven (met de voor- en nadelen): 1. Kostendekkende leges heffen (huidige en nieuwe taken). Voordeel: de afnemer van de dienst betaalt de reële kosten voor geleverde prestatie Nadeel: de vergunningen I ontheffingen in het kader van de Wnb zijn arbeidsintensief, een kostendekkend tarief komt gemiddeld uit op ca. 5.000. Dat zou een forse lastenverzwaring betekenen voor aanvragers en het risico inhouden dat sommige initiatiefnemers activiteiten zonder toestemmingsbesluit uitvoeren. 2. Alleen leges heffen voor de gedecentraliseerde taken (ontheffingen voor beschermde soorten in relatie met ruimtelijke ontwikkelingen). Voordeel: geen lastenverzwaring voor de huidige vergunningverlening in het kader van de huidige Natuurbeschermingswet I Natura 2000. Deze blijven dan gratis. Nadeel: het te dekken bedrag kan over minder diensten berekend worden, waardoor het legestarief voor de ontheffingen voor beschermde soorten in relatie met ruimtelijke ontwikkelingen op ca. 5.000 zal komen. Dat zou een forse lastenverzwaring betekenen voor die aanvragers en leiden tot een scheve verhouding in vergelijking met de kosten voor de qua inhoud en procedure vergelijkbare andere vergunningen in het kader van de Wnb.