Memo Ter attentie van Bébouw Midreth, t.a.v. M. van den Burg Datum 18 augustus 2017 Projectnummer 171850 Onderwerp Quickscan flora en fauna Hoekenes Zwanenburg AANLEIDING Bébouw Midreth is voornemens om aan de Hoekenes in Zwanenburg enkele woningen te realiseren. Vanuit de natuurwetgeving dient te worden nagegaan of in en nabij het plangebied beschermde natuurgebieden en soorten voorkomen en of deze met de beoogde ontwikkeling worden aangetast. Voorliggende quickscan flora en fauna beschrijft in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) de (mogelijke) effecten van de beoogde ontwikkeling op beschermde soorten en gebieden. Uit deze quickscan blijkt of de plannen leiden tot aantasting van beschermde gebieden of soorten en beschrijft de eventueel noodzakelijke vervolgstappen. HET PLAN Het plangebied ligt in een bestaande woonwijk in de bebouwde kom van Zwanenburg en wordt begrensd door de Kerspel in het zuiden en de Hoekenes in het noorden (afbeelding 1). Afbeelding 1. Ligging plangebied (kaart: Aveco de Bondt). datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 1 van 12
In de huidige situatie staat centraal in het plangebied een gebouw, een voormalig pompstation (wateropslag). Dit gebouw heeft een plat dak en is gedeeltelijk uit spouwmuren opgebouwd. Rondom het gehele gebouw is een groenstructuur aanwezig, bestaande uit bomen en struiken. In het plangebied zijn geen watergangen, of ander oppervlaktewater aanwezig. Het gebouw zal worden gesloopt en de groenstructuur zal (gedeeltelijk) worden gekapt. Op het terrein worden 14 woningen en een aantal parkeerplaatsen gerealiseerd. Afbeelding 2. Indruk huidige situatie (foto: Aveco de Bondt 2015). Afbeelding 3. Impressie toekomstige situatie (bron: Ruud Beeuwkes Architecten 2017). datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 2 van 12
METHODE De quickscan flora en fauna is gebaseerd op literatuuronderzoek en een eenmalige veldverkenning. Door middel van een literatuuronderzoek is bepaald welke beschermde gebieden en soorten er in de omgeving van het plangebied voorkomen. De aanwezigheid van de mogelijk beschermde soorten is door middel van een eenmalig veldbezoek op locatie onderzocht. Op 3 april 2015 heeft een ecoloog van Aveco de Bondt het plangebied en de directe omgeving verkend. Het doel van deze veldverkenning was om een indruk te krijgen van de biotopen ter plaatse en de geschiktheid ervan voor beschermde soorten te beoordelen. Tijdens het veldbezoek is gelet op sporen, aanwezige flora en fauna en de geschiktheid van het plangebied voor vaste rust- en verblijfplaatsen voor soorten. De bebouwing is van binnen en van buiten geïnspecteerd en beoordeeld op de geschiktheid voor vleermuizen en broedvogels. Het eenmalige veldbezoek heeft niet de status van een volledige veldinventarisatie. Afbeelding 4. Binnenzijde gebouw (foto Aveco de Bondt 2015). datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 3 van 12
WET NATUURBESCHERMING De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden en heeft de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Boswet vervangen. De Wnb beoogt de bescherming van in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waarbij onderscheidt wordt gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Op grond van de Wnb is het verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te beschadigen of te plukken. Beschermde inheemse dieren mogen niet worden gedood, verstoord, verwond, gevangen en bemachtigd. De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden (zie bijlage 1). Voor de nationaal beschermde soorten heeft elke provincie een lijst opgesteld met soorten die in desbetreffende provincie zijn vrijgesteld. In de provincie Noord-Holland zijn bijvoorbeeld, in tegenstelling tot in de meeste andere provincies, de soorten bunzing, hermelijn en wezel niet vrijgesteld. Voor deze soorten gold onder de Floraen faunawet nog een algehele vrijstelling. De Wet natuurbescherming kent ook een zorgplicht (art 1.11 Wnb). De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De mogelijke effecten van de geplande ontwikkeling op beschermde soorten worden hieronder beschreven. Beschermde soorten In het plangebied kunnen enkele soorten voorkomen, die beschermd zijn in het kader van de Wnb, maar waar een vrijstelling voor geldt, zoals egel of huisspitsmuis. Voor deze soorten geldt, dat als het plan leidt tot aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen en leefgebied, er geen ontheffing noodzakelijk is. Aantasting van verblijfplaatsen en leefgebieden van deze soorten is mogelijk op basis van een vrijstelling, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht (artikel 1.11 Wnb). Een aantal soorten die in de omgeving van het plangebied kunnen voorkomen, is strikter beschermd. Voor deze soorten geldt dat als de ontwikkeling leidt tot aantasting van vaste rusten verblijfplaatsen en/of leefgebied, er in de meeste gevallen een ontheffing in het kader van de Wnb noodzakelijk is. Vaatplanten In het plangebied zijn geen geschikte groeiplaatsen aanwezig voor strikt beschermde plantensoorten. Het plangebied bestaat grotendeels uit verharding en deels uit een verruigde groenstrook. Hier zijn alleen algemeen voorkomende plantensoorten aangetroffen tijdens het veldbezoek, kenmerkend voor een voedselrijk en verstoord ecosysteem. Beschermde plantensoorten stellen doorgaans specifieke eisen aan de standplaats, voedselarme en/of kalkrijke situaties, kwelsystemen, enz. Geschikt groeiomstandigheden zijn binnen het plangebied niet aanwezig, waardoor de aanwezigheid van beschermde vaatplanten wordt uitgesloten. datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 4 van 12
Vogels Tijdens het veldbezoek zijn in de groenstrook rondom het gebouw vogels waargenomen, zoals merel, koolmees en houtduif. De verruigde groenstrook met struiken en bomen is geschikt als biotoop voor nestelende vogels. Nesten en/of broedende vogels zijn niet aangetroffen, maar de kans is groot dat er tijdens het broedseizoen vogels in de groenstrook tot broeden komen. Alle vogelsoorten zijn tijdens het broeden strikt beschermd. Werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot verstoring van broedgevallen en daarmee tot een overtreding van de Wet natuurbescherming. Het broedseizoen loopt van globaal medio maart medio juli, maar is afhankelijk van de betreffende soort en weersomstandigheden. Daarnaast zijn de verblijfplaatsen van een aantal vogelsoorten in het kader van de Wet natuurbescherming jaarrond beschermd. Dit geldt onder andere voor enkele roofvogels (buizerd, havik en sperwer), uilen (steenuil, kerkuil) en vogels die in gebouwen nestelen (gierzwaluw, huismus). Nesten en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van deze vogelsoorten zijn ook buiten het broedseizoen beschermd. Het gebouw is niet geschikt als nestlocatie voor gierzwaluw en huismus, vanwege het ontbreken van een schuin dak met dakpannen en ruimtes achter en onder dakgoten. Ook is er geen gevelbetimmering aanwezig aan het gebouw. Het volledige dak is plat en er zijn geen dakgoten aanwezig (afbeelding 5). In de directe omgeving van het plangebied zijn wel woningen gelegen, die geschikt zijn als nestlocaties voor huismus. De begroeiing in het plangebied kan bij aanwezigheid van nestlocaties in de directe omgeving onderdeel uitmaken van het leefgebied van huismus, bijvoorbeeld in de vorm van slaapplaatsen. De begroeiing in het plangebied is echter grotendeels bladverliezend, waardoor deze ongeschikt is als winterverblijfplaats. Ook zijn er tijdens verschillende veldbezoeken (3 april 2015, 12 mei 2016 en 28 juli 2017) geen huismussen in het plangebied aangetroffen. In diverse tuinen van omliggende woningen zijn bovendien groenblijvende (coniferen-)hagen aanwezig. Deze geschikte slaapplaatsen bevinden zich nabij potentiële nestlocaties. Negatieve effecten op functioneel leefgebied van de huismus als gevolg van de ontwikkeling worden niet verwacht. Afbeelding 5. Dak gebouw (foto: Aveco de Bondt 2015). datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 5 van 12
In de groenstrook zijn geen nesten aangetroffen van soorten die jaarrond beschermd zijn. Bovendien ligt het gebied niet in een geschikt biotoop voor een nestlocatie van roofvogels. Negatieve effecten op jaarrond beschermde nestlocaties worden uitgesloten als gevolg van de geplande ontwikkeling. Vleermuizen Alle soorten vleermuizen zijn strikt beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming. Volgens verspreidingsgegevens (Hoogeboom et al., 2014) komen in de omgeving van het plangebied diverse soorten vleermuizen voor, waaronder de soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen in gebouwen en in bomen. Daarnaast gebruiken vleermuizen open water en opgaande beplanting als foerageergebied en worden lijnvormige landschapselementen, zoals watergangen en bomenrijen, gebruikt als vliegroute. De bebouwing beschikt over een spouwmuur en over enkele open stootvoegen. In de buitenmuur van het gebouw zijn op enkele plekken, waaronder boven de hoofdingang, open stootvoegen aanwezig (afbeelding 6). Gebouw bewonende vleermuizen verblijven vaak in spouwmuren en komen hier onder andere via open stootvoegen binnen. Vanwege de aanwezigheid van een spouwmuur en open stootvoegen, is het gebouw geschikt als verblijfplaats voor gebouw bewonende vleermuizen. De bomen in het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geïnspecteerd op aanwezigheid van holtes en loshangende schors. Dit zijn potentiele verblijfplaatsen voor boom bewonende vleermuizen. In de bomen zijn geen potentiele verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. Ook voldoet de groenstructuur niet als vaste vliegroute voor vleermuizen. Wel kan het groen dienst doen als foerageergebied voor vleermuizen. Om vast te stellen of er vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn, is in 2016 een nader onderzoek uitgevoerd (Bertholet, 2016). Uit het nader onderzoek is gebleken dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn. Ook vormt het plangebied geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen (Bertholet, 2016). Grondgebonden zoogdieren Volgens verspreidingsgegevens (Hoogeboom et al., 2014) komen in de omgeving van Zwanenburg de in Noord-Holland strikt beschermde kleine marterachtigen bunzing, wezel en hermelijn voor. De bunzing heeft een voorkeur voor kleinschalig landschap met voldoende schuilmogelijkheden, zoals heggen, houtwallen en bosranden. Daarnaast komt hij voor in vrij open terreinen, zoals weidegebieden met sloten. Vooral in de winter komt de bunzing in de buurt van boerderijen voor. Een bunzing maakt zijn schuilplaats in oude holen van bijvoorbeeld konijn, mol, vos en das. Maar ook onder steenhopen, in holle bomen of onder boomwortels. Wezels leven bij voorkeur in open, droge natuur- en cultuurlandschappen zoals weide- en akkerland, maar ook in bossen en duinen. De wezel heeft meer voorkeur voor drogere gebieden dan de hermelijn. Ze zoeken graag dekking op, bijvoorbeeld bij bosschages, houtstapels of heggen. Ook bewonen ze vaak oude holen van muizen, ratten en konijnen. datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 6 van 12
Hermelijnen leven vooral in kleinschalige en structuurrijke landschappen met veel natuurlijke elementen en overgangen. Er is een duidelijke binding met vochtig-natte terreinen en met oppervlaktewateren, zoals in rivieruiterwaarden, veen(weide)gebied en heuvelland met beekvalleien. Incidenteel treft men hermelijnen ook dicht bij de mens aan in oude groene stadsof dorpsranden, en bijvoorbeeld ook op boerenerven. Rust- en nestplaatsen vinden ze in holten onder de grond (zoals konijnenholen) of in dichte structuren met dekking. Het plangebied vormt geen voorkeurs habitat voor kleine marterachtigen. Het vrijwel volledig omringd door bebouwing en ligt daardoor relatief geïsoleerd ten opzichte van andere groene zones in het landschap. In het plangebied zijn bovendien geen sporen en geschikte verblijfplaatsen voor bunzing, wezel en hermelijn aangetroffen, zoals konijnenholen, holle bomen of ruimtes onder boomwortels. Vaste rust- en verblijfplaatsen van bunzing, wezel en hermelijn worden niet verwacht in het plangebied. Andere beschermde grondgebonden zoogdieren komen op basis van verspreidingsgegevens niet voor binnen het plangebied of in de directe omgeving. Daarnaast gelden voor deze soorten doorgaans specifieke habitateisen die binnen het plangebied ontbreken. Het voorkomen van overige beschermde soorten grondgebonden zoogdieren in het plangebied kan daarmee met voldoende zekerheid worden uitgesloten. Afbeelding 6. Open stootvoegen boven de hoofdingang (foto Aveco de Bondt 2015). datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 7 van 12
Vissen, amfibieën en reptielen In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en ontbreekt geschikt biotoop voor strikt beschermde amfibieën en reptielen. Tijdens het veldbezoek zijn ook geen amfibieën waargenomen in het plangebied. Ook zijn er geen waarnemingen bekend van strikt beschermde soorten amfibieën en reptielen in de directe omgeving (Herder, 2010). De aanwezigheid van strikt beschermde soorten vissen, amfibieën en reptielen wordt in het plangebied uitgesloten. Overige soorten Strikt beschermde soorten ongewervelden, zoals libellen en weekdieren, zijn over het algemeen gebonden aan specifieke biotopen die vaak in natuurgebieden worden aangetroffen. Binnen het plangebied is geen geschikt biotoop aanwezig voor strikt beschermde ongewervelden. Negatieve effecten op deze soortgroep worden uitgesloten. datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 8 van 12
GEBIEDSBESCHERMING Het plangebied maakt geen deel uit of ligt niet in een gebied dat beschermd is in het kader van de Wet natuurbescherming of het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur(EHS)). Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft Natura 2000-gebied Polder Westzaan op een afstand van ongeveer 7 kilometer ten noorden van het plangebied. Negatieve effecten op gebieden die beschermd zijn in het kader van de Wet natuurbescherming zijn uit te sluiten op basis van de grote afstand en de aard van de beoogde ontwikkeling. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen elementen gelegen die onderdeel uitmaken van het NNN (zie afbeelding 7). Het meest nabij gelegen onderdeel van het NNN ligt meer dan 1 kilometer ten noorden van het plangebied. Hier is, aan de andere kant van de ringvaart en de A200, een weidegebied gelegen. Vanwege de grote afstand en tussenliggende elementen, zoals drukke wegen, de bebouwde kom van Zwanenburg en de ringvaart, zijn negatieve effecten van de beoogde ontwikkeling op het NNN uit te sluiten. Afbeelding 7. Ligging plangebied (rood) ten opzichte van NNN (groen) (kaart: Aveco de Bondt). datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 9 van 12
CONCLUSIE Bébouw Midreth is voornemens om aan de Hoekenes in Zwanenburg enkele woningen te realiseren. In de huidige situatie is in het plangebied een voormalige pompstation, en een groenstructuur aanwezig. Het gebouw zal worden gesloopt en de groenstructuur zal (gedeeltelijk) worden gekapt. Op het terrein worden 14 woningen en een aantal parkeerplaatsen gerealiseerd. In de quickscan is onderzocht of met de beoogde ontwikkeling (mogelijk) de Wet natuurbescherming wordt overtreden of dat er sprake is van effecten op beschermde gebieden. Bij voorbaat kan niet worden uitgesloten dat in de bebouwing in het plangebied vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. De aanwezigheid van een spouwmuur met open stootvoegen maken het gebouw geschikt voor vleermuizen. Uit nader onderzoek is gebleken dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn. Ook vormt het plangebied geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen (Bertholet, 2016). Tijdens het broedseizoen kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen in het plangebied. Het verstoren van een broedgeval betekent een overtreding van de Wet natuurbescherming. Alle vogelsoorten zijn tijdens het broeden strikt beschermd. Het broedseizoen loopt globaal van medio maart medio juli, maar is afhankelijk van de betreffende soort en weersomstandigheden. Verstoren en/of aantasten van broedgevallen dient te allen tijde voorkomen te worden. Jaarrond beschermde nestlocaties, van bijvoorbeeld huismus of gierzwaluw, zijn niet aanwezig in het plangebied. Negatieve effecten van de beoogde ontwikkeling op vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten, anders dan broedvogels, zijn uit te sluiten. Wel dient te allen tijde de zorgplicht in acht genomen te worden. Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van beschermde (natuur)gebieden. Hierdoor is met de plannen geen sprake van (significante) aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van gebieden beschermd in het kader van de Wnb of kernkwaliteiten van het NNN. Vervolgstappen in het kader van gebiedsbescherming zijn niet nodig. datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 10 van 12
BRONNEN Bertholet, M.G. 2016. Vleermuizenonderzoek pompstation Banne 7 te Zwanenburg. Adviesbureau E.C.O. Logisch. Herder, J.E. (red.) 2010. Atlas van de Noord-Hollandse amfibieën en reptielen, Landschap Noord- Holland, Heiloo & Stichting RAVON, Nijmegen. Hoogeboom, D.M., F. Visbeen, J, Wondergem & W. Ruitenbeek (redactie). 2014. Atlas van de Noord-Hollandse zoogdieren. Landschap Noord-Holland, Heiloo & Noordhollandse Zoogdier studiegroep (NOZOS), Alkmaar. Websites: maps.noord-holland.nl www.rijksoverheid.nl www.synbiosys.alterra.nl www.bij12.nl datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 11 van 12
BIJLAGE 1. Verbodsbepalingen Wet natuurbescherming. 3.1 Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn 1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen. 2. Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te vernielen art 3.1 lid of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. 3. Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te rapen en deze onder zich te hebben. 4. Het is verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. 5. Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. 3.2 Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn 1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. 2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. 3. Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernielen of te art 3.5 lid rapen. 4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen. 5. Het is verboden planten van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel b, bij de Habitatrichtlijn of bijlage I bij het Verdrag van Bern, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. 3.3 Beschermingsregime andere soorten 1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden: a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen; art 3.10 lid b. de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen, of c. vaatplanten van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij deze wet, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. datum 18 augustus 2017 referentie TKN/171850/01 pagina 12 van 12