Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage(n): Antwoorden op vragen van de vaste kamercommissie SZW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2014D34450 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 17 mei 2016 Betreft Memorie van antwoord voorstel van Wet verbetering hybride markt WGA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage Moties. Kamerstuk Indiener(s) Omschrijving / onderwerp Afgedaan met , nr. 6 - Depla, ir. S. (PvdA) - Omtzigt, P.H.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

HERZIENE CONVOCATIE (i.v.m. toevoeging agendapunten *) vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Procedures en brieven

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Motie mw. Verburg over behandelings- en betalingstermijn

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2006 Nr. 93 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 14 maart 2006 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft op 8 februari 2006 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over: de brief van minister en staatssecretaris over moties en amendementen bij de SZW-begroting 2006 (30 300-XV, nr. 78). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (Groen- Links), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD). Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD) Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA), Van Egerschot (VVD). Mevrouw Bussemaker (PvdA) krijgt uit de brief van de minister en staatssecretaris van SZW de indruk dat de moties van de Kamer niet als richtinggevend maar als min of meer vrijblijvend worden beschouwd. Moties zijn echter uitspraken van de Kamer die door de regering moeten worden uitgevoerd. Een reactie als «wij zetten de voor- en nadelen op een rijtje», zoals bij de motie-bussemaker/bibi de Vries (30 300-XV, nr. 46) is daarom niet aan de orde. De mantelzorgers moeten gewoon als gemeentelijke doelgroep onder de kinderopvang worden gebracht en de regering moet aangeven op welke manier zij dat realiseert. De regering geeft in reactie op de motie-bussemaker/verburg (30 300-XV, nr. 45) onder meer aan dat een brief naar de Kamer wordt gestuurd met een opsomming van de verschillende mogelijkheden. De regering dient echter duidelijk te maken hoe de motie wordt uitgevoerd dus voor welke mogelijkheid zij kiest. In de motie-verburg c.s. (30 300-XV, nr. 53) is de nadruk gelegd op het aanbieden van een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO). Kan de minister bevestigen dat aan álle WAO ers binnen twee maanden na herbeoordeling een reïntegratievisie wordt aangeboden? Ook de reactie op de motie-van der Sande c.s. (30 300-XV, nr. 63) over de fictieve dienstbetrekking, namelijk dat advies wordt gevraagd aan de SER, is onvoldoende. In de motie wordt immers niet gevraagd om een onderzoek maar om concrete uitwerking en implementatie. De regering heeft naar aanleiding van de motie-koer Kaya/Bussemaker (30 300-XV, nr. 71) het UWV verzocht om aan te geven op welke wijze volledig en duurzaam arbeidsongeschikten worden geïnformeerd over de mogelijkheden voor sociale activering. Het is echter de bedoeling dat KST95542 0506tkkst30300XV-93 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 1

informatie wordt verzameld over de wijze waarop mensen gewezen worden op hun rechten en op de mogelijkheden van vergoeding van sociale activering. Met het amendement-verburg (30 300-XV, nr. 41) wordt 35 mln. toegevoegd aan de WSW ter compensatie van de afbouw van de SPAK. Is het kabinet voornemens om daarvoor in de volgende begrotingen ook een bedrag te reserveren? Met het amendement werd structurele compensatie beoogd. Het kabinet voert de motie-mosterd c.s. (30 300-XV, nr. 54) niet uit omdat het het verdeelmodel niet ter discussie wil stellen. Aangezien gemeenten echter in grote financiële problemen komen, is uitvoering van de motie noodzakelijk. Voorstellen moeten aan de hand van een analyse van probleemgemeenten worden opgesteld en ingediend bij de Kamer. De reactie van de regering op de motie-mosterd/koşer Kaya (30 300-XV, nr. 55) komt er eigenlijk op neer dat de motie niet wordt uitgevoerd. Dat is onacceptabel. Het amendement-noorman-den Uyl (30 300-XV, nr. 39) over de schuldhulpverlening door gemeenten heeft geen eenmalig karakter. De dekking ervan is structureel bedoeld. Een verwijzing naar vrijkomende middelen bij de Voorjaarsnota is dan ook onvoldoende. Het amendement moet gewoon gelden als wetswijziging. Allereerst kan een regeling voor drie of vier jaar worden ontworpen en vervolgens kan een structurele regeling gaan gelden via het Gemeentefonds. In elk geval wordt bij de uitvoering van het amendement een actieve rol van de staatssecretaris verwacht. Bij de behandeling van de begroting SZW 2005 is door de CDA-fractie een amendement ingediend over de Sociale Werkvoorziening. Het duurde erg lang voordat de SW-sector bericht kreeg over de verdeling van het daarmee beschikbaar gekomen geld. Het is schandalig dat op die manier is omgesprongen met een amendement. De SW-sector had direct, in januari 2005, ingelicht moeten worden, niet pas in de zomer. Hopelijk wordt met de amendementen die bij de laatste begrotingsbehandeling zijn aangenomen meer voortvarendheid betracht. De heer Van der Sande (VVD) kan zich vinden in de woorden van mevrouw Bussemaker over de manier waarop het kabinet omgaat met aangenomen moties en amendementen. Als het kabinet besluit om een motie naast zich neer te leggen, laat het dat dan duidelijk aangeven. Vaak wordt een middenweg bewandeld door te verwijzen naar nader onderzoek of door een opsomming van de mogelijkheden te geven, wellicht in de hoop dat van uitstel afstel komt. Het zou van kracht getuigen als het kabinet een duidelijk standpunt inneemt ten aanzien van een motie. Een goed voorbeeld van een onduidelijk standpunt is de reactie van het kabinet op de motie-verburg c.s. (30 300-XV, nr. 51) over het structureel kostendekkend maken van de sociale fondsen. Tussen de regels door is te lezen dat een en ander niet mogelijk is op dit moment. In reactie op de motie-verburg c.s. (30 300-XV, nr. 53) stelt het kabinet dat de Kamer via de kwartaalrapportages geïnformeerd wordt over de prestaties van het UWV. Het verzoek in de motie is echter anders. In de motie wordt om een garantie gevraagd dat binnen twee maanden na herbeoordeling een IRO op basis van een reïntegratievisie wordt aangeboden. Ook de reactie op de motie-van der Sande c.s. (30 300-XV, nr. 63) schiet tekort. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om een polderoplossing aan te bieden in de vorm van verdere adviesaanvragen. Er wordt in de motie juist aangedrongen op concrete uitwerking en implementatie. De motie-van Gent/Van der Sande (30 300-XV, nr. 65) is gericht op het grote aantal vrijstellingen van de sollicitatieplicht dat met name aan alleenstaande moeders wordt verleend. De reactie van het kabinet is wederom «middle of the road» en niet helder: er worden gegevens opge- Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 2

vraagd en afgewacht en er wordt verwezen naar Divosa. Wat is het concrete standpunt van het kabinet? De motie-koşer Kaya c.s. (30 300-XV, nr. 68) betreft het van toepassing laten zijn van het vernieuwde ontslagrecht op ambtenaren. Wederom vraagt het kabinet daarover advies op basis waarvan het zal besluiten of de motie al dan niet wordt uitgevoerd. Een advies over de uitvoering zou begrijpelijk zijn, maar een advies op basis waarvan een standpunt wordt ingenomen is dat niet. Mevrouw Verburg (CDA) geeft aan dat ook zij teleurgesteld is over de manier waarop het kabinet omgaat met moties en amendementen. Aan de geest en de bedoeling van moties wordt vaak voorbijgegaan terwijl deze zijn toegelicht in de Kamer en daarvoor een meerderheid onder de leden is verkregen. Voor de uitvoering van de amendementen wordt vaak verwezen naar de Voorjaarsnota of het korten op budgetten. In de motie-verburg c.s. (30 300-XV, nr. 51) is de regering gevraagd om voor 1 juli 2006 een plan op te stellen voor het structureel kostendekkend maken van de sociale fondsen. Dat plan hoeft niet binnen een jaar gerealiseerd te zijn, maar het opstellen ervan is noodzakelijk en kan niet wachten tot het aantreden van een volgend kabinet. Als de mogelijkheden en consequenties bekend zijn, kunnen Kamer en regering altijd nog besluiten wat wanneer wordt uitgevoerd. Het is goed dat de minister de motie op stuk nr. 52 heeft uitgevoerd; eind januari is ter voorbereiding op het algemeen overleg over de herbeoordeling van arbeidsongeschikten een brief ontvangen. Als iemand tijdens een reïntegratietraject een opleiding volgt, kan de uitkering verlengd worden. Kan de minister bevestigen dat dit ook geldt voor degenen die vanuit de WW tijdens een reïntegratietraject een opleiding volgen? De minister heeft in de Kamer bevestigd dat een reïntegratietraject van cruciaal belang is voor degenen die terugkeren naar de arbeidsmarkt. Als de minister daaraan vasthoudt, dan moet hij het UWV daarop afrekenen. Met het UWV moeten over het aanbieden van een reïntegratietraject sluitende (prestatie)afspraken worden gemaakt. Als hij een reïntegratietraject niet kan toezeggen, dan kan hij de motie op stuk nr. 53 niet uitvoeren en is de Kamer opnieuw aan zet. De minister dient daar duidelijk over te zijn. Een verwijzing naar het jaarverslag van het UWV is onvoldoende omdat op dit punt een slag moet worden gemaakt. Mevrouw Verburg sluit zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Bussemaker over de motie op stuk nr. 55 en het amendement op stuk nr. 39. De schuldenproblematiek is hardnekkig en groeit. Daarop dient structureel adequaat op gereageerd te worden, zowel preventief als curatief. In de reactie op het amendement-verburg op stuk nr. 21 staat dat aansluiting wordt gezocht bij de taskforce jeugdwerkloosheid, maar dat was niet de bedoeling. Op het raakvlak van onderwijs en arbeidsmarkt worden initiatieven ten behoeve van jongeren ontplooid door zelforganisaties. Het amendement is bedoeld om daarvoor budget vrij te maken zodat jongeren zelf slagkracht krijgen. Het bedrag van 1,5 mln. is niet groot maar kan nuttig besteed worden als jongeren zonder tussenkomst van de taskforce daarop een beroep kunnen doen. Kan de minister bevestigen dat het amendement op stuk nr. 23 inmiddels is uitgevoerd? In de reactie op het amendement-verburg op stuk nr. 41 is het voorbehoud dat gemaakt wordt ten aanzien van fraudebestrijding teleurstellend. De slagkracht van opsporingsdiensten wordt met het amendement vergroot. De opbrengst van 15 mln. uit fraudebestrijding moet gemakkelijk te halen zijn vanwege de toename van illegale arbeid. De toevoeging van 35 mln. is structureel bedoeld; de Sociale Werkvoorziening is te belangrijk om tot een onwerkbare situatie gedwongen te worden. De wachttijd voor plaatsing in een Sociale Werkvoorziening schijnt overigens weer te zijn opge- Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 3

lopen tot soms twee jaar. Kan de minister de groei van de wachtlijsten bevestigen? Met het amendement op stuk nr. 42 wordt beoogd, een bedrag van 31 mln. vrij te maken voor samenwerking tussen reïntegratie en onderwijs. In de reactie staat dat het bedrag in mindering is gebracht op het flexibel reïntegratiebudget voor gemeenten. Het budget van de meevallers is echter voldoende om in dat bedrag te voorzien. Het mag in elk geval niet ten laste worden gebracht van het gemeentebudget. Gemeenten, reïntegratiebedrijven en roc s moeten ervoor zorgen dat jongeren enerzijds dicht bij school blijven en anderzijds de kans krijgen om praktijkervaring op te doen. Mevrouw Van Gent (GroenLinks) sluit zich aan bij hetgeen gezegd is over de manier waarop de minister en staatssecretaris omgaan met moties en amendementen. Een begrotingsbehandeling is geen bezigheidstherapie voor Tweede Kamerfracties en aangenomen moties en amendementen moeten dus gewoon worden uitgevoerd. De motie-bussemaker/bibi de Vries (30 300-XV, nr. 46) heeft als concreet doel het onderbrengen van de mantelzorgers als gemeentelijke doelgroep onder de kinderopvang. Om een opsomming van de voor- en nadelen daarvan is niet gevraagd. Waarom reageert het kabinet zo ontwijkend? Is de uitvoering moeilijk of wil het kabinet de motie eigenlijk niet uitvoeren? De tekst van de motie op stuk nr. 53 is duidelijk. Met het UWV kan duidelijk worden afgesproken dat reïntegratietrajecten worden aangeboden. Kan de minister aangeven wat de kern van het probleem is? Meent hij wellicht dat het onmogelijk is om deze eis aan het UWV te stellen? In de reactie op de motie op stuk nr. 54 stelt het kabinet dat in het onderhoudstraject van het verdeelmodel alles wordt gedaan waar in de motie om gevraagd is. De knelpunten worden echter niet opgelost. Een aantal gemeenten is in de problemen gekomen door het verdeelmodel en daaraan wordt met de motie tegemoet gekomen. Het kabinet heeft de motie blijkbaar verkeerd geïnterpreteerd. Over de schuldhulpverlening zijn zowel moties als amendementen ingediend. Kamerbreed is geconstateerd dat op het punt van preventie en sanering van schulden structureel beleid moet worden gevoerd. Overleg met de VNG volstaat niet. Bij de behandeling van de Wet werk en bijstand is afgesproken dat bijstandsmoeders alleen worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht als daartoe dwingende redenen zijn. In januari is echter al door Divosa aangegeven dat 75% tot 80% van de bijstandsmoeders met jonge kinderen min of meer automatisch worden vrijgesteld. Deze vrouwen lopen daarmee scholing en begeleiding naar bijvoorbeeld parttime werk mis. Om die reden is bij de begrotingsbehandeling de motie op stuk nr. 65 ingediend. De reactie van het kabinet daarop is onvoldoende. Het punt moet doortastender worden opgepikt, eventueel aan de hand van een advies van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI). De motie-koşer Kaya/Bussemaker op stuk nr. 71 is gericht op gegarandeerde verstrekking van informatie over sociale activering aan volledig en duurzame arbeidsongeschikten. De reactie van de regering op deze motie is te vrijblijvend. Mevrouw Van Gent sluit zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Verburg en mevrouw Bussemaker over het amendement op stuk nr. 39. Het zou jammer zijn als de consequentie van het amendement op stuk nr. 41 is dat de bonusregeling begeleid werken in de WSW komt te vervallen. Is de minister voornemens om voor die consequentie bij de Voorjaarsnota een oplossing te zoeken? De minister heeft op 13 december 2005 toegezegd de Kamer na het verschijnen van het rapport van het Nibud nader te informeren over de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten. Dat rapport komt een dezer dagen uit. Houdt de minister zich aan zijn toezegging? Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 4

Antwoord van de bewindslieden De minister benadrukt dat het kabinet een amendement beschouwt als een ingrijpen van de Kamer in een wetsvoorstel of in dit geval in de voorgestelde begroting. Als het amendement is aangenomen, is de begroting dus gewijzigd. Het kabinet geeft wel in zijn reactie aan hoe daarmee wordt omgegaan. Moties zijn van een andere orde. De Kamer doet een uitspraak en het kabinet geeft daarop een reactie. Als het kabinet instemt met een motie, dan voert het deze uit, maar als het kabinet adviseert tegen een motie en deze vervolgens toch wordt aangenomen, dan probeert het kabinet daarvoor alternatieven aan te dragen die in lijn zijn met hetgeen in de motie is uitgesproken. Het kabinet zou ook hardvochtig kunnen vasthouden aan het negatieve oordeel en de motie niet uitvoeren, maar daar wordt niet voor gekozen. In de motie op stuk nr. 45 wordt het kabinet verzocht om verschillende alternatieven te presenteren om de levensloopregeling of een soortgelijke constructie voor zelfstandigen mogelijk te maken. Aan dat verzoek wordt op twee manieren tegemoet gekomen. In een separate brief, los van de brief over stimulering van het ondernemerschap, worden concreet alternatieven gepresenteerd. Daarmee is de motie uitgevoerd. Het onderwerp levensloop voor zelfstandigen kan ook breed worden bezien, hetgeen gebeurt in de kabinetsreactie NAWI II. De motie op stuk nr. 46 is moeilijk uit te voeren omdat daarin het begrip «mantelzorgers» niet is gedefinieerd. Inmiddels is dat begrip enigszins afgebakend, in relatie tot het arbeidsforfait. De wenselijkheid van het onderbrengen van mantelzorgers als gemeentelijke doelgroep onder de kinderopvang is niet aan de orde, want daarover heeft de Kamer een uitspraak gedaan. Het kabinet richt zich op de uitvoeringsmogelijkheden. Daarbij is het verder definiëren van het begrip «mantelzorger» van belang zodat gemeenten daaraan gebonden kunnen worden. In het voorjaar ontvangt de Kamer hierover een brief. Het is goed mogelijk om een traject op te stellen waarlangs gewerkt kan worden aan het structureel kostendekkend maken van de sociale fondsen (30 300-XV, nr. 51). Dat wordt voor 1 juli 2006 naar de Kamer gestuurd. Sommige invloeden daarop, zoals het EMU-saldo en het koopkracht- en lastenbeleid, zijn echter niet te overzien. Over de uitvoering van het geschetste traject worden daarom geen toezeggingen gedaan. In de motie op stuk nr. 53 vraagt de Kamer om een garantie dat binnen twee maanden na herbeoordeling een reïntegratietraject wordt aangeboden. Die motie kan als uitgevoerd worden beschouwd. De reïntegratievisie wordt in 97% van de gevallen binnen vier weken na aanzegging van stopzetting van de uitkering opgesteld. In 75% van de gevallen wordt het reïntegratietraject dat is vastgesteld op basis van de reïntegratievisie binnen vier weken daarna gestart. De termijn van twee maal vier weken valt te allen tijde binnen de aanzeggingstermijn van de beëindiging van de uitkering, ruim voor het moment dat de uitkering daadwerkelijk wordt beëindigd. De minister verplicht zich in politieke zin aan het optrekken van het percentage van 75. Uit de eerste kwartaalrapportage van het UWV zal blijken in hoeverre aan deze prestatie-indicator wordt voldaan. Uitvoering van de motie op stuk nr. 63 vereist invoering van het wettelijke begrip «stagiaire», hetgeen niet eenvoudig is. Bij de begrotingsbehandeling is opgemerkt dat het punt meegenomen kon worden in de adviesaanvraag bij de SER. In de adviesaanvraag is opgemerkt dat de relatief kleine dienstbetrekkingen buiten beschouwing konden worden gelaten. Daarmee is bereikt dat een grote groep direct erbuiten valt en er niet veel regels gesteld hoeven te worden om begrippen af te bakenen en te toetsen. Het kabinet zet daarmee de lijn in van vereenvoudiging en beperking van de personenkring werknemersverzekeringen waardoor de administratieve lasten op dit punt afnemen. De discussie over fictieve en niet-fictieve dienstbetrekking wordt daarmee omzeild voor stagiaires. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 5

Desondanks wordt advies gevraagd aan de SER omdat het om de werknemersverzekeringen gaat. De werkgevers en werknemers moeten zich daarover kunnen uitspreken. Over de motie-koşer Kaya c.s. op stuk nr. 68 is advies gevraagd aan de Raad voor het overheidspersoneel (ROP). Na ontvangst van dat advies stuurt het kabinet zijn standpunt naar de Kamer waarbij uitgegaan wordt van de gedachte dat het vernieuwde ontslagrecht ook van toepassing moet zijn op ambtenaren. De Kamer wordt voor 1 maart 2006 geïnformeerd over de wijze waarop het UWV omgaat met de informatievoorziening over sociale activering aan volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (30 300-XV, nr. 71). De minister is bereid om daarover advies in te winnen bij de Cliëntenraad, maar de Kamer wordt dan wel twee maanden later geïnformeerd. De staatssecretaris merkt op dat moties niet alleen geïnterpreteerd worden op basis van de tekst maar ook op basis van hetgeen in het debat daarover is gezegd. Tijdens de begrotingsbehandeling is bijvoorbeeld uitgebreid besproken wat al dan niet de bedoeling was van de motie op stuk nr. 54. De indiener wenste niet te tornen aan het verdeelmodel maar drong aan op een aanpak via het onderhoudstraject. Overigens is het bestaan van zogenaamde «nadeelgemeenten» niet een teken dat het model niet deugt; bij die gemeenten is slechts extra aandacht op zijn plaats. Op basis van de discussie tijdens de begrotingsbehandeling concludeert de staatssecretaris dat de motie wordt uitgevoerd. Bij de uitvoering van moties moet oog zijn voor afspraken die eerder gemaakt zijn. In de motie-mosterd/koşer Kaya (30 300XV, nr. 55) wordt gevraagd om werkafspraken met de gemeenten op het gebied van preventie en sanering van schulden. In het kader van de taakverdeling is echter afgesproken dat de gemeenten de verantwoordelijkheid hebben voor schuldhulpverlening. De enige manier om uitvoering te geven aan de motie is dan ook om het onderwerp te agenderen voor het eerstvolgende overleg met de gemeenten. In de Wet werk en bijstand (WWB) staat wanneer moeders van jonge kinderen vrijgesteld kunnen worden van de sollicitatieplicht. In het algemeen wordt door gemeenten inderdaad gemakkelijk vrijstelling verleend aan deze groep vrouwen. Aangezien de uitvoering van de WWB bij de gemeenten is gelegd, kan het Rijk daar niet op ingrijpen. Om aan het doel van de motie-van Gent/Van der Sande (30 300-XV, nr. 63) te beantwoorden, moet dan ook eigenlijk een wetsvoorstel worden opgesteld. Op aandringen van mevrouw Van Gent zegt de staatssecretaris toe, het punt op de agenda van het eerstvolgdende bestuurlijk overleg met de gemeenten te zetten. Met het amendement-noorman-den Uyl op stuk nr. 39 wordt beoogd een bedrag van 25 mln. vrij te maken voor de schuldhulpverlening. Uit de tekst over de verwachte conjuncturele meevallers kan worden afgeleid dat het amendement eenmalig betrekking heeft op 2006. Overigens is er tijdens de begrotingsbehandeling al op gewezen dat voor de dekking van het amendement vooruitgelopen wordt op geld dat nog niet binnen is. Uit de ramingen van het CPB, die beschikbaar komen bij de behandeling van de Voorjaarsnota, zal blijken of de dekking voldoet. Als de Kamer vasthoudt aan de eis van structurele financiering, moet naar een andere dekking worden gezocht. De opbrengst uit fraudebestrijding waar in het amendement-verburg op stuk nr. 41 op wordt gedoeld als gedeeltelijke dekking, is nog niet gerealiseerd. Voor het jaar 2006 is de dekking waarschijnlijk afdoende, maar structurele financiering zal op een andere manier gevonden moeten worden. Een probleem met de uitvoering van het amendement-verburg (30 300-XV, nr. 42) is gelegen in de gedeeltelijke dekking uit het W-deel, het geld dat voortkomt uit artikel 23. Dat geld moet dus anders worden Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 6

ingezet. De besteding van die gelden is echter een verantwoordelijkheid van de gemeenten en het kabinet kan daar geen bestemming aan geven. De staatssecretaris stelt dan ook voor om aan het doel van het amendement te voldoen door op een andere manier budget te vergaren en te oormerken. Mevrouw Bussemaker (PvdA) geeft aan dat zij de informatie over de wijze waarop het UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschikten informeert over de mogelijkheden voor sociale activering (30 300-XV, nr. 71) graag zo snel mogelijk ontvangt. Zij wijst het aanbod van de minister om advies in te winnen bij de Cliëntenraad daarom vooralsnog af. De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Smits De griffier van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nava Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XV, nr. 93 7