Muizenonderzoek Oldenzaalsestraat 53, Denekamp Rapportagenummer: 1011.01 15 november 2010 De Eik 40 7608 ES Almelo Tel: 0646111651 www.myotis.nl KvK: 51091224
Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Onderzoekslocatie... 4 3. Onderzoek... 5 4. 3.1 Onderzoek NDFF... 5 3.2 Onderzoek met lifetraps... 6 3.2.1 Weersomstandigheden... 7 3.2.2 Samenvatting onderzoeksresultaten... 7 3.3 Aangetroffen vogels... 8 3.4 Aangetroffen zoogdieren... 8 3.5 Aangetroffen flora... 8 Conclusie... 9 2
1. Inleiding In het kader van de Flora en faunawet is door Myotis flora en fauna in oktober 2010 een onderzoek gedaan naar het voorkomen van veldspitsmuis op de locatie aan de Oldenzaalsestraat 53 te Denekamp, gemeente Dinkelland. De opdracht is uitgevoerd voor Econsultancy bv uit Doetinchem. Doel van het onderzoek is het voorkomen van veldspitsmuizen op de locatie vast te stellen of uit te sluiten. et onderzoek is uitgevoerd met zogenaamde lifetraps. Naast de resultaten van het muizenonderzoek bevat deze rapportage ook gegevens van overige flora en fauna die tijdens het muizenonderzoek tegen is gekomen op het terrein. 3
2. Onderzoekslocatie De locatie ligt net ten zuiden van Denekamp en betreft een te renoveren gebouw met een tuin en parkeerplaatsen (zie figuur 1 en 2). De parkeerplaatsen zijn voorzien van een halfverharding. Doordat het perceel reeds langere tijd niet meer in gebruik is als parkeerplaats en niet regelmatig meer wordt betreden is er deels opslag van wilgen ontstaan. De tuin van de locatie bestaat deels uit struikgewas met enkele opgaande bomen en deels uit een verruigd grasveld. Aan de zuidzijde van de locatie bevindt zich een sloot die kan voldoen als migratieroute voor Figuur 1: bebouwing en tuin op de onderzoekslocatie amfibieën, (kleine) zoogdieren en eventuele flora. De sloot staat in verbinding met de Dinkel. Op ongeveer 300 meter ten zuiden van de onderzoekslocatie bevind zich de Dinkel waarvan bekend is dat er ook waterspitsmuizen leven. Figuur 2: ligging onderzoekslocatie (rode kader) 4
3. Onderzoek et onderzoek bestaat uit 2 onderdelen. Ten eerste moet van de omgeving bekend zijn dat eventuele beschermde muizensoorten aanwezig zouden kunnen zijn. Er zijn kaarten geraadpleegd met gegevens uit de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF). Deze database wordt door honderden vrijwilligers elke dag aangevuld via websites als Telmee.nl en Waarneming.nl. Daarnaast leveren ook de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO s) hier hun gegevens aan. Alle waarnemingen die in het systeem staan zijn goedgekeurd door experts en kunnen doorgaan als betrouwbaar. Tevens is er gebruik gemaakt van lifetraps (in dit geval de eslingaval). iermee worden de dieren levend gevangen. Door de lifetraps twee keer (tot drie keer) per dag te controleren wordt voorkomen dat dieren te lang in de lifetrap blijven zitten en uiteindelijk door voedselgebrek en stress overlijden. Vooral bij spitsmuizen is het van belang dat er voldoende dierlijk voedsel in de lifetraps zit. Bij veelvuldig vangen van spitsmuizen is het goed om de lifetraps een derde keer te controleren. De eslingaval (of Longworthval) heeft als groot voordeel dat er een grote leefruimte in zit die gevuld kan worden met hooi om de dieren een beschutte en warme plek te bieden. ierdoor houden de dieren het langer uit in de lifetrap. Voorafgaand op de vangperiode is er eerst een week geprebait. De muizenvallen zijn op 23 oktober geplaatst en op 29 oktober op scherp gezet. De muizen hebben hierdoor de gelegenheid gekregen om te wennen aan de vreemde objecten in hun leefomgeving en deze te vertrouwen. De vallen zijn al wel gevuld met hooi en voedsel. Na de prebaitperiode zijn de vallen op scherp gezet en is er op 29, 30 en 31 oktober twee keer per dag gecontroleerd. Vanwege de lage hoeveelheden spitsmuizen in de vallen was dit op deze locatie voldoende. Alle dieren zijn op naam gebracht, zijn gesekst en hebben een markering gekregen om hervangsten terug te herkennen. 3.1 Onderzoek NDFF Bij de NDFF zijn veel verschillende gegevens aanwezig. Bij het controleren op muizensoorten is gekeken naar een historisch plaatje (vanaf 1980 tot 2010) en een recent plaatje (2005 tot 2010) van de verschillende soorten. Een afname in de hoeveelheid stippen betekent niet automatisch dat de soort niet meer aanwezig is, maar kan ook betekenen dat er de laatste ren minder naar de soort is gekeken of minder is geïnventariseerd. Er is dan ook naar beide gegevens gekeken. Bij de veldspitsmuis betekent dit dat de soort van 1990 tot 2010 veelvuldig is gevonden in de omgeving van het onderzoeksgebied. Twente is een bolwerk voor de soort, waar wel degelijk rekening mee moet worden gehouden bij toekomstige quickscans. Als wordt gekeken naar de periode van 2005 tot 2010, dan is te zien dat de soort op een aantal plekken niet meer is waargenomen. Of de soort hier ook werkelijk is verdwenen is nog maar de vraag. De soort is vrij recent op zo n 4 kilometer van de onderzoekslocatie aangetroffen. Met rood is de onderzoekslocatie in onderstaande figuren afgebeeld. Figuur 3: Voorkomen veldspitsmuis 1990 2010 Figuur 4: voorkomen veldspitsmuis 2005 2010 5
Bij de waterspitsmuis is alleen gekeken naar de verspreiding in Nederland tussen 2005 en 2010. De soort is van oudsher bekend op een aantal plaatsen in Nederland maar is ook op veel plaatsen de afgelopen ren niet meer waargenomen. Omdat ook Twente veel beken heeft waar de waterspitsmuis zich goed thuis kan voelen, moet er ook rekening gehouden worden met deze soort. De waterspitsmuis komt voor langs schone, redelijk voedselrijke wateren, met een behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers. De Dinkel is een plek waarvan bekend is dat de waterspitsmuis er voorkomt. oewel de soort tussen 2005 en 2010 niet binnen 5 kilometer van de onderzoekslocatie is aangetroffen, is er wel een lifetrap op het talud van de zuidelijke sloot geplaatst om de soort uit te sluiten. De waterspitsmuis is tijdens het onderzoek niet aangetroffen. Ook in figuur 5 is de onderzoekslocatie met rood aangefiguur 5: voorkomen waterspitsmuis geven. 2005 2010 3.2 Onderzoek met lifetraps De keuze waar de lifetraps te plaatsen, is op de onderzoekslocatie gemaakt. Door de vallen in de verschillende biotopen te plaatsen wordt aan het einde van het onderzoek een zo goed mogelijk beeld van de muizenpopulatie verkregen. De lifetraps zijn in 4 raaien geplaatst. De locaties zijn met GPS ingemeten en verwerkt tot figuur 6. Veldspitsmuizen hebben als biotoop cultuurlandschappen, met een vrij hoge en dichte kruidlaag. Verder komen de dieren voor in houtwallen, hagen, boomgaarden en langs bosranden. De onderzoekslocatie voldoet aan deze beschrijving en de zuidelijke sloot vormt een goede verbinding tussen eventuele leefgebieden van de soort in de omgeving. In totaal zijn er 33 lifetraps geplaatst op uiteenlopende plaatsen. Een deel is langs de perceelsgrens geplaatst tegen het struikgewas aan. Een deel in het verruigde grasland en een deel is in de opgaande begroeiing van wilg en els geplaatst. Opvallend was dat de vallen na de prebaitperiode vrijwel allemaal belopen waren, maar dat tijdens de vangsperiode niet alle lifetraps even goed gevangen hebben. Een oorzaak hiervan kan zijn dat enkele vallen niet helemaal goed functioneerden. Desondanks is er door de totale aantal vallen een goede indicatie van de aanwezige muizenpopulatie verkregen. Een ander opvallende gebeurtenis was dat er tijdens de vangstperiode een bosmuis haar jongen in een lifetrap heeft gekregen. et lokvoer in de lifetraps bestond uit een mengsel van wortel, appel, aardappel, pindakaas en meelwormen. Er zijn geen dieren dood aangetroffen in de lifetraps tijdens de vangstperiode. Figuur 6: locaties lifetraps op onderzoekslocatie 6
3.2.1 Weersomstandigheden al 31 oktober Tijdens de vangactie waren de weersomstandigheden goed. Zowel op 30 oktober als regende het soms licht. De temperaturen bleven ruim boven het vriespunt. Er waren geen weersomstandigheden heden die tot een verminderde vangst konden leiden. In tabel 1 staan alle gegevens gegeve van de weersomstandigheden van de drie vangdagen vermeld. 29 oktober 2010 30 oktober 2010 31 oktober 2010 10,3 11,2 8,2 minimum temperatuur 5,9 6,9 4,3 maximum temperatuur 13,8 13,7 11,2 gemiddelde temperatuur aantal uren zon 4,9 uur 0,1 uur 0 uur alf tot zwaar bewolkt alf tot zwaar bewolkt Zwaar bewolkt mm neerslag 0 mm 1,7 mm 3,0 mm Windrichting Zuid Zuid Oost gemiddelde windsnelheid 3 Bft 2 Bft 2 Bft 79% 84% 98% bedekking wolken Luchtvochtigheid Tabel 1: weersomstandigheden vangdagen 3.2.2 Samenvatting onderzoeksresultaten o De resultaten van de drie vangdagen zijn verwerkt in bijlage 1. Er zijn in totaal 70 muizen gevangen. Dit waren 40 rosse woelmuizen, 29 bosmuizen en 1 dwergdwerg spitsmuis. In figuur 7 staan de vangsten in een grafiek weergegeven. Bij de bosmuizen was 67% mannelijk nelijk en 33% vrouwelijk.. Bij de rosse woelmuizen lag het percentage op 54% mannelijk en 46% vrouwelijk. vrouw En er is 1 mannelijke dwergspitsmuis gevangen. Bij de rosse woelmuizen lag het percentage hervangsten op bijna 38% % terwijl dit percentage bij de bosmuizen zelfs bijna 48% was. 33% van de muizenvallen bleven tijdens de vangactie leeg. Bosmuis Dwergspitsmuis Figuur 7: grafiek vangsten 7
3.3 Aangetroffen vogels Tijdens de vangacties zijn de volgende vogelsoorten aangetroffen: koolmees, pimpelmees, roodborst, winterkoning, fazant, vink, merel, goudvink, ransuil en ijsvogel. De ransuil is niet fysiek aanwezig aangetroffen, maar vastgesteld door middel van een braakbal die gevonden is onder één van de coniferen. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier niet om een vaste rust of verblijfplaats. Dit omdat er maar één oudere braakbal gevonden is. De ijsvogel maakt gebruik van het struikgewas en de bomen op het terrein en is maar éénmalig gezien. De vogel maakt gebruik van de beek als foerageergebied en heeft verder geen binding met de onderzoekslocatie. 3.4 Aangetroffen zoogdieren Op de locatie zijn naast de muizen de volgende zoogdieren waargenomen: gewone dwergvleermuis, konijn, haas en egel. aas en egel zijn door middel van uitwerpselen aangetroffen. De onderzoekslocatie is door de verwildering voor deze dieren een goed foerageer en rustgebied. De gewone dwergvleermuis is op en rond de locatie zowel foeragerend als baltsend aangetroffen met behulp van een batdetector. et ging hier om enkele exemplaren. 3.5 Aangetroffen flora Er is geen beschermde flora aangetroffen op de onderzoekslocatie. De vegetatie op de onderzoekslocatie bestaat voornamelijk uit tuinplanten, jonge opslag van els en wilg en een stuk verruigd grasveld. 8
4. Conclusie Op 29, 30 en 31 oktober 2010 is in opdracht van Econsultancy B.V. door Myotis flora en fauna een muizenonderzoek uitgevoerd aan de Oldenzaalsestraat 53 te Denekamp. De vangsten bestonden uit bosmuis (41,4%), rosse woelmuis (57,2%) en veldspitsmuis (1,4%). Er waren geen vangstbeperkende factoren aanwezig die de resultaten van het onderzoek hebben beïnvloed. Op grond van het uitgevoerde onderzoek is het voorkomen van veldspitsmuis op de onderzoekslocatie uit te sluiten. 9
Bijlage 1: tabel met vangstregistratie nummer op scherp gezet 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 29102010 30102010 31102010 Ochtend Avond Ochtend2 Avond2 Ochtend3 Avond3 Bosmuis Bosmuis Bosmuis Bosmuis Bosmuis (+4j) Bosmuis Bosmuis Bosmuis 10
2.9 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 Bosmuis Dwergspitsmuis Bosmuis (esc.) Bosmuis Bosmuis = hervangst 11