De geschiedenis van de familie Amesz vanaf ca 1600 door Dick Amesz



Vergelijkbare documenten
Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

Parenteel van Ari (Arien) Jansz Kwant (ook: Quant)

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

Herinnering aan Elisabeth Bangert - tante Betje ( ) FREEK DIJS

Het leven van Petronella Kortenhof (l ), een Haarlemse vondelinge en inwoonster van Heemstede.

D88, Voorhei 3. Geplaatst in de Heise Krant augustus 2015, gewijzigd

Cornelis van Huijk(Huik) ( )

Blad 1. Kwartierstaat van Antoon van den Berg ( ) Zus Mina van den Berg

Stadsarchief Rotterdam, Digitale Stamboom

Oma Spillner en een dubbelhuwelijk in Schoonhoven


Doopboek NG Rotterdam

Gerardus BESSELING Anna, Mactiae CRAMER (KRAEMETS) Joannis CRAMER (CREMER) Mariae HOEVEN Hendrick BESSELING Annitje BESSELING

Het geboorteboek van de schout van het eiland Schokland,

akte nr. 4048: eerder weduwenaar van Gerritje Opmerkingen Bloos Rotterdam 1849 e028 Index trouwendistrict XIII.

Stamreeks van Andries de Rooij 1725 naar Hennie de Rooij door Everardus Rollema 2014

Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen

Index trouwen district XIII.

Adressen op basis van de burgerlijk stand:

Generatie I. Generatie II

Kind Cornelis van der Stoel Vader onbekend Moeder Jannetje van der Stoel Plaats Katendrecht Geboortedatum Bron Katendrecht

Cornelis Dros ( ), keldergraf 135, vak B Mede-eigenaar van de zeepziederij De Gekroonde Haan

Akte van geboorte. [w.g.] Govert van Andel Izak van der Beek. Jan Colijn C. Boll maire

Gerechtsbestuur Schalkwijk, (105)

Boven in het pand bevinden zich twee platte gevelstenen. In een van de gevelstenen (boven de voordeur) is de tekst 'HUIZE LOUISE' gebeiteld.

De nakomelingen van Albert Borman

Anderhalve eeuw in Oisterwijk. Vugts Vugts

Den Twaalfden Augustus Achttienhonderd vijftien zijn voor ons President officier van den Burgerlijken Stant der Gemeente van Hendrik Ido Ambacht


Genealogie van Eeuwit? Buijtenhek

Blad 1. Kwartierstaat van Antoon van den Berg ( ) Zus Anna van den Berg

De nakomelingen van Isak de Graaf

vier generaties BEUKMAN Amsterdam

NN van der Kop vader: Hendricus Christiaan van der Kop 32 jaar Keizerlijk notaris

Johann Friederich Meiners ( ) zandgraf 766, vak K; notaris Johann Friedrich Meiners ( ) zandgraf 766, vak K; bankdirecteur

Jan Hendrick Vos (1656-ca1696)

abstract jaar verandering in het aantal voornamen officiële naam en roepnaam voornaamkeuze van traditie naar mode % traditionele vernoeming

16 Dec Eerste generatie. 1. Johan Heinrich Michael 1 Schimmel, geboren CA hij trouwde Catharina Elizabeth Beltmann, getrouwd VR

Fragment-genealogie Smeets (3)

Theodorus Hoefs ( )

Blad 1. Kwartierstaat van Antoon van den Berg ( ) De ouders van Antoon

Parenteel van Jasper Gijsberts van Namen

Stamboomverschil Rens van der Heijden en Rini van der Heijden. Vraag: Welke Lambertus is met Helena Aert der Kinderen getrouwd?.

Parenteel van Petrus (Peter) Eijsermans

1768 Op 12 december 1768 wordt, in Wilp, Hermanna (Everts) Albers geboren, dochter van Evert Albers en Geertje Harms en op gedoopt.

32 e en 33 e kwartier. Hermannus LUTGERINK. Geboorte

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij, na te noemen getuigen: JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER-

Van Namen. Dagboekfragmenten van Antonius van Namen. Opgemaakt door: M.G.H. van Namen. Beschikbaar gesteld door: E.F. van Namen

Eerste generatie. Tweede generatie

Blad 1. Kwartierstaat van Betje Hendriks ( ) Generatie I

Café Kerkemeijer te Rekken

Blad 2a. Kwartierstaat van Antoon van den Berg ( ) oudouders/oudgrootouders


Parenteel van Willem van Dielen (van Deelen)

Genealogie van Arend Cornelisse van der Swan

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

Huwelijksbijlage 1 (geboorte-extract van Hindrik Wolters)

Rembrandt van Rijn. Hoofdstuk 1 : Rembrandt zijn eerste jaren.


Zwammerdam Doopregister dd : 21 december gedoopt Claes, waervan Vader is Gerrit Roest, moeder Neeltje Weezelenburg.

Drie schilderijen in de consistorie te Oudelande

bron Burgerlijke stand - overlijden Koudekerk aan den Rijn toegangsnummer inventarisnummer 60 aktenummer 24 naam

De nakomelingen van Jacob Jasperszoon Ulden Van

Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam

De jeugdjaren van pater Jan ( Johannes Henricus, geb. datum 28 dec. 1860) van de Westelaken in Sint-Michielsgestel.

Voorburg index dopen: gedoopt Johannes zoon van Gerrit Jansze Roest en Grietje Simonse Oudendijk.

Oscar II van Zweden: Stockholm, 21 januari 1829 aldaar, 8 december 1907

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

1 Het ontstaan van het Koninkrijk De geboorte van een prins De jeugd van prins Willem-Alexander 20

De steenoven van Nicolaas Adrianus van Son op Groot Engeland te Acquoy. Door A. F. Verstegen

Ongeval met een stoomketel

Laten we even terugdenken aan het begin van de dertiger jaren van deze eeuw.


De nakomelingen van Mijndert Storm

Parenteel van Jan van Gent. Generatie I. Generatie II. Generatie III. Generatie IV

De nakomelingen van Antonij Spier

INFO. Ondertrouw Huwelijksvoltrekking en Partnerschapsregistratie

Van een Leidsch Notaris en een


Juridische begrippen in begrijpelijke taal

Ytzen Lieuwes Tamminga # Hiltje Karsjens Kalma * , *

WIE KRIJGT HET KAPITAAL NA UW OVERLIJDEN? DE BEGUNSTIGINGSCLAUSULE VAN HET GROEPSVERZEKERINGSREGLEMENT

Nummer Toegang: Inventaris van de collectie Jacob Mossel,

Bewijsstukken. 1 e kwartier. Fenny LUTGERINK. geboorte

1 Feb Eerste generatie

Over stamvader Christian Jansen Hoekemeijer en drie generaties na hem. Een zoektocht

De nakomelingen van Antonij Spier

Stamboom van der Laan

Begraafboek Dordrecht NH den 30 dito Rijnier Stoel in de Marijbons straet [=Marienbornstraat] Laat kindere naa.

Fientje Vermeer ( ) Levensschets van geboorte (1914) tot huwelijk (1943)

Stadsbestuur Rhenen, (152)

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

De nakomelingen van Gerrit Cornelisse Fruijtier

Blad 1. Kwartierstaat van Betje Hendriks ( ) De ouders van Betje

John (Johan Willem Helen)

Transcriptie:

De geschiedenis van de familie Amesz vanaf ca 1600 door Dick Amesz 1 Voorwoord Om de geschiedenis van de familie, met name de eerste generaties, goed te begrijpen, is het goed eerst in te gaan op de beroepen, het geloof en het gebruik van de naam. In de eerste generaties kwamen de beroepen lichterman, korendrager en/of korenfactor veel voor. Ook in de aangetrouwde familie zijn deze beroepen populair. Een lichterman voer op een zogenaamde lichter, een platte schuit met weinig diepgang, die de lading van de grotere schepen, die bijvoorbeeld voor Pampus lagen, overnam en aan wal bracht. Een korendrager sjouwde met zakken koren. Een korenfactor is een in- en verkoper van graan. De schuit die ze hadden, was een zogenaamde korenlichter. Daarnaast waren ze allen ingeschreven in het poorterregister. Poorters hadden privileges bij het in en uitgaan van de stad. De familie Amesz was doopsgezind. Dit maakt het voor onderzoekers van de stamboom erg moeilijk, omdat de geboorte in die tijd niet werd geregistreerd (registratie werd pas in 1811 ingevoerd door Napoleon) en de doop bij doopsgezinden pas op volwassen leeftijd plaatsvond. Bovendien werd een doopsgezinde doop niet of nauwelijks geregistreerd. De familie was lid van de doopsgezinde gemeenschap van "de Oude Friezen" en de strenge kerkgemeenschap "De Arke Noachs". De kerk zelf bestaat niet meer. Het poortje met gevelsteen naar de voormalige kerk is nog steeds te vinden aan de Prinsengracht in Amsterdam. Een buitentrouw, dit is trouwen met iemand van een ander geloof, werd door de doopsgezinden niet gewaardeerd. Er moest getrouwd worden binnen de kerk en dat was maar een klein wereldje: de vrouwen waren dus niet voor het uitkiezen. Er werd dan ook regelmatig binnen de familie getrouwd, zoals een huwelijk tussen een volle neef en nicht. Dit kwam ook een aantal keren voor in de familie Amesz zoals later zal blijken. De voornaam van de oudste zoon van de familie Amesz wisselde in 17e en 18e eeuw steeds van Jacob naar Jan en vice versa. De tweede naam of eerste achternaam gaf aan van wie je de zoon of dochter was. Als de vader Jan heette, werd dat bij de meisjes Jans en bij de jongens kwam daar nog een z achter dus Jansz. De oudste zonen heetten dus Jacob Jansz of Jan Jacobsz. De voornamen Jan en Jacob komen ook in latere generaties van de familie Amesz nog veelvuldig voor en worden vaak doorgeven aan de oudste zoon. Om delen van de geschiedenis te kunnen begrijpen moeten we ons goed kunnen verplaatsen in het tijdsbeeld van de 17e tot begin 19e eeuw. Er werd in die tijd minder belang aan een achternaam gehecht. Het kiezen van een achternaam was zelfs vrij tot de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 door Napoleon. De achternaam Amesz is waarschijnlijk afkomstig van de voornaam Ame en Amesz is dan Ames-zoon (hetzelfde als Jansz Jans-zoon is). Het betreft hier een zogenaamd patroniem. De naam Ame is van oorsprong uit Friesland of Groningen afkomstig. De betekenis van Ame is "zij die ingespannen strijdt" of "ingespannen strijdend". De meeste mensen konden in die tijd nauwelijks lezen of schrijven en de klerken, die de geboortes en huwelijken inschreven, schreven vaak wat ze meenden te horen, ook als het om namen ging. De naam Amesz werd uitgesproken als Amus. Dat Amus werd in die tijd al 1

snel gehoord en geschreven als Aams. De achternaam Aams speelt ook een belangrijke rol in het verhaal rond Elisabeth Amesz. Enige voorbeelden: In de huwelijksakte van Elisabeth Amesz en Barens Evers wordt ze Elisabeth Aams genoemd. Ze ondertekent echter heel duidelijk met E. Amesz. In het overlijdensregister heet Elisabeth Amesz weer Elisabeth Aams, weduwe van Barend Evers. Op de eerste gezinskaart van haar zoon Johannes Amesz heten hij en zijn kinderen Aamsz, op de tweede gezinskaart heten ze weer Amesz. Uiteindelijk blijkt dat in de loop der tijden de naam Amesz in verschillende documenten ook als Aams, Ames, Aammesse, Amis, Aamsz geschreven werd. Een ander voorbeeld van de verbastering van namen is de achternaam van Anna Maria Steinbach, de moeder van Jan en Jacob Amesz. Haar achternaam wordt bij de doopinschrijvingen van haar zes kinderen ook geschreven als Steenbach, Steenbag, Steinbag en Steembach. De achternaam van Elisabeth Verbruggen, de moeder van Elisabeth Amesz, wordt verschillend geschreven: Verbrugge, Verbruge, van Bruggen. 2 Jan Amesz de Oude (voor 1600-1664) We beginnen de geschiedenis van de familie Amesz rond 1600. De eerste Amesz in onze familie was Jan Amesz. Dat blijkt uit een aantal zeer oude en in Oudnederlands geschreven documenten. In de documenten wordt hij ook wel Jan Amesz de Oude genoemd. Jan Amesz is echter niet onze stamvader in mannelijke lijn, maar toch stammen alle nu levende Amesz-en van hem af. Jan Amesz de Oude was getrouwd met Geertje Adriaens. Het echtpaar kreeg geen zoon maar wel twee dochters, Aeltje Jans en Tetje Jans. Aeltje trouwde met Volckert Claesz Mackreel (ondertrouw 15-10-1641). Aeltje was toen 22 en is dus rond 1619 geboren. Ze krijgen twee kinderen: Claas Volckertsz en Giertje Volckerts. Jan Amesz de Oude zal, gezien het geboortejaar van zijn dochter Aeltje, in ieder geval voor 1600 geboren zijn. Tetje Jans trouwde met Jacob Abrahamsz. Jacob leefde en werkte in Amsterdam. Er zijn verder geen gegevens bekend over zijn doop of geboorte. Mogelijk kwam hij van buiten Amsterdam. Jacob was varensman en lichterman. Jacob en Tetje kregen een zoon Jan Jacobsz en twee dochters, Neeltje (overleden in 1690) en Marritje (ca 1645-1725). Van Neeltje is verder niets bekend. Marritje trouwde met Dirk Jacobsz Neus en ze kregen een zoon, Jan Dirksz Neus. Jacob en Tetje moeten, gezien de geboortedatum van hun dochter Marritje in 1645, zelf tussen 1615 en 1625 geboren zijn. Uit zogenaamde kwijtscheldingen blijkt dat Jan Amesz in 1625 een pand aan de Prinsengracht en in 1629 een pand aan de Egelantiersgracht kocht. Jan Amesz de Oude overleed in 1664. De notariële acte over de verdeling van de nalatenschap van Jan Amesz de Oude is opgemaakt op 4 maart 1664. De twee erfgenamen zijn: - Tetje Jans, weduwe van Jacob Abrahamsz (beroep lichterman) en dochter van Geertje Adraens. - Volckert Claesz Mackreel als voogd over de kinderen van hem en Aeltje Jans (reeds overleden en eveneens dochter van Geertje Adriaens). 2

De weduwe Geertje Adriaens belooft aan beide partijen ieder een bedrag van 2200 gulden uit de vaderlijke erfenis. Tetje Jans betaalt aan haar moeder (Geertje Adriaens) 3,5 % rente als huur voor de helft van het huis aan de Prinsengracht (gelegen bij de Prinsenstraat), dat door haar (Tetje Jans) wordt bewoond. Geertje Adriaens overleed in 1667. De notariële acte over de verdeling van de nalatenschap van Geertje Adriaens, weduwe van zaliger Jan Aems, is opgemaakt op 28 september 1667. In de acte worden twee erfgenamen benoemd: dochter Tetje Jans en schoonzoon Volckert Claesz Mackreel. Tetje krijgt de helft van het huis aan de Prinsengracht, dat aan de overleden zuster Aeltje Jans was toebedeeld. De andere helft was al in eigendom van Tetje. De helft van het huis (van Aeltje) wordt getaxeerd op 2200 gulden. Ook krijgt Tetje Jans de inboedel ter waarde van 200 gulden. Volckert Claesz Mackreel ontvangt als voogd over zijn kinderen een huis op de Egelantiersgracht (gelegen aan de zuidzijde bij de 3e brug), dat is getaxeerd op 3000 gulden. Hij moet Tetje een bedrag van 240 gulden betalen. De zoon van Jacob Abrahamsz en Tetje Jans, Jan Jacobsz, was waarschijnlijk vernoemd naar zijn grootvader, Jan Amesz de Oude. Jan Jacobsz heeft de achternaam van zijn grootvader van moederszijde, Amesz, aangenomen en ging als Jan Jacobsz Amesz verder door het leven. In die tijd kon men nog zelf een achternaam kiezen. In de stamboom van de familie Amesz zit dus een vrouwelijke schakel, Tetje Jans, tussen Jan Amesz de Oude en Jan Jacobsz Amesz. De oorspronkelijke theorie dat Amesz een verbastering van de naam Abrahamsz zou kunnen zijn, kan de prullemand in. 3 Jan Jacobsz Amesz (1652-1730) De zoon van Jacob Abrahamsz en Tetje Jans, Jan Jacobsz Amesz, leefde van 1652-1730 en was getrouwd met Geesie Claas Salm. Kort na zijn huwelijk werd hij ingeschreven als poorter, waarbij hij als beroep lichterman en als achternaam Boomcamp opgaf. Hij verwisselde die achternaam later weer voor de naam Amesz. Geesie Claas Salm overleed in 1705 en Jan hertrouwde in 1708 met de weduwe Aaltje Gerrits. Dat Jan Jacobs(z) Boomcamp dezelfde is als Jan Jacobs(z) Amesz komt onomstotelijk vast te staan door notariële aktes uit die tijd. Bij akte van willig decreet van 17 maart 1678 koopt Jan Jacobsz. Boomcamp een huis in de Haarlemmerkruijsstraat voor 1900,-. Bij de boedelscheiding in 1747 wordt bij de overdrachtsakten van de huizen t.o.v. de schepen van Amsterdam vermeld dat Jan Jacobs Amesz onder de naam van Jan Jacobs Boomcamp bij breve van willig decreet van 4 februari 1678 een pand in de Buitendommerstraat heeft verkregen. In de notariële acte wordt hij de weduwnaar genoemd van Geesje Claas Salm en bij de opsomming van de erfgenamen wordt vermeld dat Jan Jacob Amesz zich heeft laten noemen Jan Amesz of Jan Jacobsz. Boomcamp. De ondertrouwakte van Jan Jacobse en Geesje Claes is de oudste die gevonden is. De originele tekst van de registratie van de ondertrouw van Jan Jacobse en Geesje Claes luidt als volgt: 30-1-1672 Compareerden Jan Jacobse van Amsterdam, schuiermaker, oud 20 jaar, geassisteerd door zijn moeder Ettie Jans, wonende op de Prinsengracht en Geesie Claes 3

van Amsterdam, oud 18 jaar, ouders overleden, geassisteerd door haar voogden Evert Poock en Jan Ysbrantse, wonende op de Prinsengracht versoekende hare drie Sondaagse uytroepingen omme, naar deselve, de voorz. trouwe te solemniseren, en in alles te voltrekken, so voor en valle. En naar dien sij bij waarheyd verklaaren, dat zij vrije Personen waren, en malkanderen in bloede niet en bestonden, waar door een Christelijk Huwelijk mochte verhindert worden, zijn hun hare geboden verwilliget." Zij tekenden: Jan Jacobse en Geesie Klaes. De achternaam van Jan Jacobsz werd bijgeschreven t.g.v. hun volwassenendoop in het Register der Ledematen van de Oude Vriese Gemeente tot Amsterdam Arke Noach met de volgende tekst: door wien deselve gedoopt zijn: op 24-12-1677 Jan Jacobsz Aams en Geesje Claas. In het poorterboek werd Jan Jacobse op 14-9-1672 ingeschreven als Jan Jacobs Boomcamp, lichterman, zoon van Jacob Abrams, varensgezel en poorter. In het Ambten en Officiënboek - de lichtermannen kregen een benoeming van het stadsbestuur - staat hij vermeld als Jan Jacobsz Amesz, lichterman. Het lidmatenboek van de Oude Vriezen vermeldt dat op 26-2-1708 aan Jan Jacobse Aams zijn verzoek werd toegestaan om geen broeder meer te wesen. Dit zal verband hebben gehouden met zijn 2e huwelijk, waarvan de registratie van de ondertrouwakte op 24-2-1708 plaatsvond: Compareerden Jan Aammesse van Amsterdam, ligterman, weduwnaar van Geesje Claes Salm, wonende op de Haarlemmerdijk en Aaltje Gerrits, weduwe van Hendrik Claase, wonende in de Vinkenstraat. Akte verleend om op 11-3-1708 te Sloterdijk te trouwen. Jan tekent met Jan Amesz en Aaltje met een kruisje. De ondertrouw was zowel voor de kerk (gereformeerd) als voor de pui (niet gereformeerd) zodat moet worden aangenomen dat het een gemengd huwelijk was. Jan keerde echter weer terug in de doopsgezinde gemeente. In het lidmatenboek staat vermeld dat hij, hier Jan Amesz genoemd, op zijn verzoek wederom "voor den broeder werd aangenomen". Naast lichterman is Jan ook korendrager en korenfactor. In deze beroepen is het Jan wel gevaren want zijn nalatenschap wordt op ruim 50.000 gulden geschat. Dat was in die tijd enorm veel geld, nu zou dat om miljoenen gaan. Hij bezat meerdere huizen en pakhuizen, de meeste in de buurt van de Haarlemmerdijk. Jan en Geesie kregen negen kinderen, waarvan maar liefst acht meisjes. De middelste was een jongen: Jacob Jansz Amesz. Die zal wel verwend en/of gehard zijn in zijn jeugd 4 De dochters van Jan Jacobsz Amesz Er is niet zo heel veel bekend over de dochters van Jan Jacobsz Amesz. Datgene wat is gevonden wordt hieronder vermeld. De oudste dochter van Jan Jacobsz Amesz, Marritje trouwde met Frederik Jacobsz. Frederik gaf bij zijn huwelijk als beroep korendrager op. Later kocht hij een lichter en ook hij werd lichterman. Hij had geen echte achternaam. Zijn schoonvader had twee achternamen, Amesz en Boomkamp en Frederik leende een van die twee namen. Hij is zich al snel na zijn huwelijk Boomkamp gaan noemen. 4

Ze kregen zeven kinderen: Aagje (jong overleden), Aagje, Geesje, Jacob, Jan, Isaak en Grietje. Marritje leefde van 1673 tot 1712 en haar man van 1668 tot 1728. Marritje is op 26-12-1694 doopsgezind gedoopt en op 05-04-1712 in de Amsterdamse Noorderkerk begraven. De tweede dochter Tetje trouwde met haar volle neef Isaac Claasz. Salm. Deze Isaac Salm werd in 1701 door de doopsgezinde gemeente "afgezonderd" (is uitgestoten) om zijn onordentelijk leven. Tetje leefde van 1675 tot 1737. Tetje is op 26-12-1694 doopsgezind gedoopt en op 22-06- 1737 in de Amsterdamse Nieuwe Kerk begraven. De derde dochter van Jan Jacobsz Amesz, Giertje, trouwde in 1699 met Abraham Jacobsz, de halfbroer van haar zwager Frederik. Ook zijn beroep was korendrager. Abraham had wel een achternaam namelijk Boelhouwer. Abraham kocht eveneens een lichter en werd lichterman. Hij was ook actief lid van het lichtermansgilde. Ze kregen vijf kinderen: Jacob, Jannetje, Jan, Isaak en Claas Boelhouwer. Hun jongste zoon Claas trouwde met zijn volle nicht Maria Amesz, dochter van de nog te bespreken Jacob Jansz Amesz en Agie Jans de Wilde. Giertje leefde van 1676 tot 1758 en Abraham leefde van 1677 tot 1726. Giertje is op 15-04-1701 doopsgezind gedoopt en op 17-05-1758 in de Amsterdamse Eilandskerk begraven. Van Neeltje Jans Amesz is weing bekend. Ze is 30-01-1719 in de Amsterdamse Noorderkerk begraven. Aaltje Jans Amesz is twee keer getrouwd. Haar eerste huwelijk in 1710 is met Pieter Jansz de Wit en haar tweede huwelijk in 1731 met Jacob Albertsz Kruyer. Uit haar eerste huwelijk is een zoon geboren, Jan Pietersz de Wit. In de huwelijks aankondiging is Pieter Jansz de Wit jongeman te Alkmaar op 't dronkenoodt. Er bestaat een notariële akte huwelijksvoorwaarde opgemaakt op 22-04-1727 te Alkmaar. In de akte wordt Jan Amesz als vader van Aaltje genoemd. Aaltje overleed in 1734. Pieter Jansz de Wit overleed in 1731. Aaltje is op 11-04-1711 doopsgezind gedoopt en op 14-10-1734 in de Amsterdamse Noorderkerk begraven. Trijntje Jans Amesz trouwde in 1711 met Jan Linkenburgh. Trijntje is geboren in 1689 en overleed voor 1722. Catharina of Kaatje Jans Amesz trouwde met Pieter Evertsz Bakker. Ze kregen een zoon Evert Pietersz Bakker. Kaatje is gedoopt in 1714 (volwassen doop) en overleed in 1717. Catharina is op 12-05-1714 doopsgezind gedoopt en op 27-02-1717 in de Amsterdamse Noorderkerk begraven. De jongste dochter van Jan Jacobsz Amesz, Grietje, trouwde met de gereformeerde Jan Oldersom, ook weer een lichterman. De kinderen werden wel doopsgezind gedoopt. Ze kregen een dochter Geertruij Oldersom. Grietje leefde van 1697 tot 1771 en Jan is geboren in 1702. Grietje is op 14-03-1771 in de Amsterdamse Noorderkerk begraven. 5

5 Jacob Jansz Amesz (1678-1727) De enige zoon van Jan Jacobsz Amesz, Jacob Jansz Amesz, was convooiloper, korendrager en later ook makelaar, waarschijnlijk in scheepsvrachten. Jacob trouwt in 1701 met zijn volle nicht Neeltje Claas Salm. Neeltje overlijdt kinderloos in 1706. Jacob hertrouwt in 1712 met Agie Jans de Wilde. De aankondiging van dit tweede huwelijk is als volgt: Pui. 8 januari 1712 Compareerden als vooren Jacob Amense van Am. Wedr. v. Neeltje Claas Salm, op de Kolck en Aaghjie de Wilde van Am. oud 27 Jare op de Haarlemmerdijck geasst. met haar moeder Marritje Roos. Was getekend Jacob Amesz, Agie de Wilde. De schepen, die de ondertrouw registreerde had de achternaam van Jacob kennelijk niet goed verstaan. De ouders van Agie de Wilde waren Johannes de Wilde, goudsmid en Marritje Roos. Uit het tweede huwelijk komen vijf kinderen voort: Dochter Jacoba (1711-?) trouwt met Jacobus Lieshout en krijgt zes kinderen. Zoon Jan Jacobsz Amesz (1712-1787), de enige zoon die weer voor mannelijk nageslacht gaat zorgen en hierna wordt besproken. Zoon Klaas (1714-1728) wordt slechts 13 jaar. Dochter Geesie (1716-1728) wordt slechts 11 jaar. Dochter Marritje of Maria (1717-1747) trouwt met haar volle neef Claas Boelhouwer. Deze Claas werd op 22 jarige leeftijd lichterman met de lichter "de Anna". 6 Jan Jacobsz Amesz (1712-1787) Jan Jacobsz Amesz was weer lichterman, korendrager en korenfactor. Bij de inschrijving in het poorterregister en bij het korendragersgilde gebruikt hij net als zijn grootvader de naam Boomkamp. Zijn korenlichter heette "de jonge Barend". Jan Jacobsz Amesz (1712-1787) trouwde met Anna Oomstee. Hij liet zich vlak voor zijn huwelijk met haar Luthers dopen. De doopregistratie van Jan Amesz, voorafgaande aan zijn huwelijk met Anna Oomstee is: "Ev. Lutherse Kerk 17-3-1736. Jan Ames oud 23 Jaren Mennist geweest. Vader Jacob Ames. Moeder Aagje de Wilde." De aankondiging van de ondertrouw van Jan Amesz en Anna Oomstee op 30-3-1736 is als volgt: Compareerden als vooren Jan Amesz van Am. oud 24 Jare, in de driehoekstr., geasst. met Sijne Moeder Agie de Wilde en Anna Oomstee van Am., oud 28 Jare op Princeneyland, ouders doot, geasst. met haar Broeder Dirk Oomstee. Jan en Anne kregen drie kinderen. Jan was zeer succesvol en hij had diverse bezittingen, waaronder zijn eigen huis op de Haarlemmerdijk; een mouterij en drogerij "het Potasvat" op het Realeneiland (gekocht voor 6000 gulden); een branderij in Weesp (24000 gulden); 4 huisjes, stallen en een loods in de Wagenstraat en een huis in de Palmstraat. 6

7 Amos Het scheelde niet veel of alle Amesz-en hadden Amos i.p.v. Amesz geheten. Jan Jacobsz Amesz had buiten zijn huwelijk met Anna Oomstee namelijk een tweede liefde gevonden: Anna Margaretha Steinbach, geboren in Duitsland. Ook bij haar kreeg Jan kinderen: zes stuks. Het eerste kind, Johanna, werd zelfs VOOR het derde kind van zijn wettige vrouw geboren. Hij liet de zes kinderen wel dopen, maar deed dat als Jan Jacobsz Amos waardoor de kinderen ook de achternaam Amos kregen. Een jaar na de dood van zijn vrouw Anna Oomstee in 1767 hertrouwde hij met de moeder van zijn onwettige kinderen in de Waalse kerk te Amsterdam - de onwettige kinderen waren in de Lutherse kerk gedoopt - maar de alleen Frans sprekende dominee in de Waalse kerk kon moeilijk bevroeden hoe de vork aan de steel zat. De aankondiging van de ondertrouw op 4 maart 1768 voor dit tweede huwelijk was als volgt: Puye. Comp. Jan Amesz van Amst. wedn. van Anna Oomstee, op de Haarlemmerdijk en Anna Margaretha Steinbach van Elberveld, oud 48 jaren op de Roosegragt, oud. doot, geass. met haar broer Andr. Steinbach." In de marge staat: "1e vrous doot, goet ingebr. En Wees Camer voldaan, 11-3-1768. Acte Verleent om in de Wale Kerk te Trouwen. Trouwboek Walenkerk 20 Mars 1768. Jan Amesz & Anna Margaretha Steinbach par Monsr. Royere pastr. Etrang. a la V: E> Hoe "fout" Jan wel was, blijkt uit de volgorde van gebeurtenissen: 1737 huwelijk met Anna Oomstee 1737 geboorte Jacob (jong gestorven en een "moetje"), moeder Anna Oomstee; 1741 geboorte Dina, moeder Anna Oomstee; 1745 geboorte Johanna, moeder Anna Margaretha Steinbach 1747 geboorte Aagje, moeder Anna Oomstee 1748 geboorte Maria Geertruij, moeder Anna Margaretha Steinbach 1752 geboorte Jan, moeder Anna Margaretha Steinbach 1754 geboorte Jacob, moeder Anna Margaretha Steinbach 1758 geboorte Hendrik, moeder Anna Margaretha Steinbach 1762 geboorte Grietje, moeder Anna Margaretha Steinbach 1767 overlijden Anna Oomstee 1768 huwelijk met Anna Margaretha Steinbach Alle "Amos" kinderen van Jan Jacobsz Amesz en Anna Margaretha Steinbach waren dus echt buitenechtelijk, maar worden na zijn huwelijk met Anna Margaretha Steinbach erkend. Van twee van die 'Amos-kinderen' (Jan en Jacob ) stammen alle nu levende Amesz-en af. Zo zie je maar weer: what's in a name. Dochter Aagje of Agatha is de enige erfgenaam van Jan Jacobsz Amesz, maar tevoren had hij aan zijn onwettige kinderen huizen overgemaakt, in de Wagenstraat en in de Palmstraat, terwijl zijn 2e vrouw de branderij (een jeneverfabriekje, dat door Weesp aan een maximumproduktie werd gebonden in tijd van korenschaarste) en eveneens nog een behuizing in Weesp kreeg. Het vermogen van Jan Jacobsz Amesz blijkt bij narekening ongeveer 50.000 gulden groot te zijn geweest. De beide in eerste instantie onwettige zoons Jan (1752-1807) en Jacob (1754-1798) ondervonden al direct de bezwaren van hun overspelige geboorte. Als poorterszonen zouden ze vrij van het poortersgeld zijn geweest en als zoons van een gildelid een lager intreegeld hebben betaald. Deze voorrechten vielen hun niet ten deel. 7

Na het hertrouwen van hun vader gingen zij als Amesz door het leven. Jacob, de jongste, nam de korenlichter "de jonge Barend" van zijn vader over en ook Jan kocht een lichter, "de Weltevreden". Beide zoons werden lichterman en korendrager. 8 De kinderen van Jan Jacobsz Amesz De oudste zoon Jacob uit het huwelijk met Anna Oomstee, is geboren in 1737. Van hem is alleen bekend dat hij jong gestorven moet zijn. Dochter Dina uit het huwelijk met Anna Oomstee leefde van 1741 tot 1761 en is dus ook op jonge leeftijd gestorven. Dochter Agatha (1747-1795), het enig in leven gebleven kind uit het eerste huwelijk met Anna Oomstee, trouwt met Nicolaas Schijff. Ze krijgt drie kinderen: Cornelia, Jan en Pieter Schijff. Dochter Johanna (1745-1778), het eerste buitenechtelijke kind van Jan Jacobsz Amesz uit de relatie met zijn latere vrouw Anna Margaretha Steinbach, trouwt met Willem Beetz. Ze krijgen vijf kinderen: Johan, Agatha, Evertje, Anna Margaretha en nog een Anna Margaretha Beetz. Dochter Maria Geertrui (1748-1828) trouwt met de broer van Willem, Andries Beetz (1745-1836). Andries is heelmeester of chirurgijn. Van Andries en van Maria Geertrui is een portret gemaakt door de schilder Charles Bruno Donat Delin. Deze portretten zijn in particulier bezit. Maria Geertrui en Andries krijgen zes kinderen: Anna Margaretha, Evertje, Christoffel, Jan, Andries en Maria Beetz. De twee zoons Jan Junior (1752-1807) en Jacob (1754-1798) worden in het vervolg van de familiegeschiedenis behandeld. De derde Amos broer Hendrik is geboren in 1758. Hij is op jonge leeftijd in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Nederlands Indië (het huidige Indonesië) overleden. Van de jongste dochter Grietje, geboren in 1762, is verder niets bekend. 9 Jan Amesz junior (1752-1807) De oudste "Amos" broer, Jan Amesz junior (1752-1807) trouwde in 1769 met Catharina Margaretha Bouman (1746-1786). Er werd één kind, een dochter Catharina Margaretha Amesz (1780-1836), geboren. Catharina Margaretha Bouman overleed, slechts 40 jaar oud, in 1786 en werd op 4 februari 1786 in de Nieuwe Luthers kerk in Amsterdam begraven. Nog geen half jaar later, op 7 juli 1786, ging Jan in ondertrouw met Maria Rustige (1765-1794). Maria was rooms katholiek en hun twee kinderen, Henricus Joannes (1788-1854) en Maria (1791-1854) werden ook katholiek gedoopt. Zo ontstaat de katholieke Amesz-tak. Maria Rustige overleed al na acht jaar en zij werd in de Amsterdamse Oude kerk begraven. In 1793 deed Jan Amesz zijn lichter van de hand. Hij heeft niet van het gilde getrokken omdat hij nog te jong was. Jan Amesz werd in 1807 in de Nieuwe Lutherse Kerk, buiten het gilde, begraven. Zijn vrijheid werd na zijn overlijden op zijn zoon Hendrik (Henricus Joannes) 8

overgeschreven (die vrijheid betekende dat je meer privileges had). Hendrik betaalde 1500 oortjes voor de aankoop van een lichter en werd ook lichterman en korendrager. Jan (Amos) Amesz heeft zakelijk redelijk veel succes gehad en ook zijn nageslacht was redelijk welgesteld. De Jan (Amos) Amesz-tak kunnen we dan ook beschouwen als de rijke tak van de familie in de 19e eeuw. Zoals eerder vermeld krijgt Jan (Amos) Amesz drie kinderen, te weten: Dochter Cathartina Margaretha (1780-1836) uit het eerste huwelijk van Jan Amesz en Catharina Margaretha Bouman. Ze trouwde met Christiaen Eeg, van beroep kolonel ter zee. Ze krijgen een zoon Christian Jan. De vader overlijdt op zee. Dochter Maria (1791-1854) uit het tweede huwelijk van Jan Amesz en Maria Rustige. Zij trouwt twee keer. Uit haar eerste huwelijk met Hermanus van Maurik worden zeven kinderen geboren. Hermanus overlijdt op 16-10-1835. Maria hertrouwt in 1840 met Johan Philip Dietz, controleur van waarborg. Maria overlijdt op 17-10-1854 een dag na het overlijden van haar dochter Anna Maria Margrita van Maurik (40 jaar). Zoon Henricus Joannes (1788-1854) uit het tweede huwelijk van Jan Amesz en Maria Rustige. Henricus Joannes en zijn nageslacht worden in het volgende hoofdstuk beschreven. 10 Henricus Joannes (1788-1854) Henricus Joannes wordt evenals zijn voorvaderen korenfactor. Hij trouwde met Jacoba Clasina Osti (1795-1873) uit Utrecht. In het voorgeslacht van de familie Osti komt het beroep chirurgijn en apotheker veelvuldig voor. Ze krijgen twaalf kinderen waar van er drie jong overlijden. Van de negen kinderen, die wel de volwassen leeftijd halen, zijn er zes jongens en drie meisjes. Alleen de jongste twee zonen zorgen voor mannelijk nageslacht. De kinderen van Henricus Joannes worden hieronder kort beschreven. Nicolaas (1814-1879), ongetwijfeld vernoemd naar zijn grootvader Nicolaas Osti, was ook eerst korenfactor en later winkelier. Hij bleef ongehuwd. Hij woonde na de dood van zijn vader met moeder Jacoba Clasina Osti en zijn twee ongehuwde zusters Sara Elisabeth en Sara Johanna Gesina in de Hoogstraat 35. Na de dood van de moeder gaan broer en zusters vanaf 1873 aan de Nes 114 wonen. In 1874 komt daar broer Jan ook nog bij. Sara Elisabeth (1816-1881) bleef ongehuwd. Zie ook Nicolaas. Maria (1817-1904) bleef eveneens ongehuwd. Ze woont o.a. op de Keizersgracht 464 en 343. Vanaf 1863 woont ze in Hilversum. Van 1871-1872 woont ze bij broer Jan en van 1872-1875 in Utrecht. Van 1875-1977 is ze inwonend bij familie Twenhofel in de Marnixstraat 62 en vanaf 1877 woont ze in het Oudenvrouwenhuis aan de Keizersgracht 28-44. Sara Johanna Gesina (1822-1887) blijft ook al ongehuwd. Zie ook Nicolaas. 9

Hendrik Jan (1824-1889) was timmerman en later architect. Hij trouwde in 1850 met Maria Catharina Ricken (1824-1901). Ze kregen twee dochters: Jacoba Clasina en Helena Theodora Maria. Ze woonden van 1851-1864 aan de Egelantiersgracht 205; van 1864-1869 aan de NZ-Voorburgwal 175; van 1869 tot 1883 in de Vijzelstraat 15 en vanaf 1883 in de Vijzelstraat 43. Jan (1826-1897) was gezagvoerder bij de marine o.a. op de bodem Nicot. Hij trouwde met Geertruij Elisabeth Winthouwer (1835-1870). Zijn vrouw ging kennelijk mee de zee op, want hun eerste zoon Hendrik Jan overleed in 1862, drie maanden oud op zee op de bodem van zijn vader. Ze kregen ook nog twee dochters, Geertruida Everdina Elisabeth elf maanden oud geworden en Jacoba Clasina zeven jaar oud geworden. Ook zijn vrouw overlijdt op jonge leeftijd. Na het overlijden van zijn vrouw woonde Jan van 1874-1881 bij zijn broer en twee zussen aan de Nes 114. Van 1881 tot 1884 woont hij met zus Sara Johanna Gesina op de Marnixkade 44 huis. Vanaf 1884 tot 1889 woont Jan alleen aan de Stadhouderskade 81 en tussen 1889 en 1897 op het Leidseplein 18. Christian (1829-1856) is waarschijnlijk vernoemd naar zijn oom Christian Eeg. Hij gaat net als zijn oom naar zee en is 1e matroos. Hij blijft ongehuwd en overlijdt in 1856 op Java. Johan Philip (1832-1882) is waarschijnlijk vernoemd naar zijn oom Johan Philip Dietz. Johan Philip was importeur van tabak en makelaar in granen. Hij trouwde met Elisabeth Stap. Ze krijgen drie zonen en een dochter. Zie tweede deel van dit hoofdstuk. Jacobus Johannes (1834-1877) was eerst zeeman en later magazijnmeester. Hij trouwde met Sara Geertruida Uijtenhoorn (1843-1893). Ze krijgen vijf kinderen, waarvan er drie zeer jong overlijden. Twee kinderen behalen de volwassen leeftijd, dochter Sara Geertruida en zoon Jacobus Joannes. Na het overlijden van haar man Jacobus Johannes hertrouwt Sara Geertruida Uijtenhoorn op 31-3-1881 met Jan Frederik de Vrij. Zoon Jacobus Joannes (1876-1964) is van beroep diamantbewerker. Hij trouwt met Helena Roelvink en ze krijgen vier dochters en een zoon. Zijn vrouw overlijdt in 1928 en hij hertrouwt in 1938 met Angelina Wilmina Behrens. Dochter Sara Geertruida (1870-1922) is van beroep eerst naaister en later huishoudster. Ze is twintig jaar als ze op 29-11-1891 als ongehuwde moeder een zoon Hendricus Joannes Amesz (1891-1981) krijgt. De zoon krijgt dus de achternaam van zijn moeder en zo ontstaat een "extra" Amesz-tak. Sara Geertruida Amesz trouwt op 9-6-1910 op 40 jarige leeftijd met Johannes Wilhelmus van Kempen. Zoon Hendricus Joannes Amesz woont een groot deel van zijn jeugd niet bij zijn moeder maar bij een zekere Ernst Bijlsma. Hij trouwt in 1919 met Margje Doeven en hij is besteller bij de coöperatieve keuken. Zij krijgen twee zonen. 11 De kinderen van Johan Philip Amesz (1832-1882) De oudste zoon van Johan Philip Amesz, is Henricus Joannes (1863-1909). Hij is vernoemd naar zijn opa en wordt weer makelaar. Hij trouwt Annette Cornelia Vettewinkel en krijgt twee dochters (Johanna Philippina Elisabeth en Wijnanda Ottolina Johanna) en een zoon (Henricus Johannes). Hij overlijdt in Kussnacht (Zürich, Zwitserland) op 46-jarige leeftijd. Johanna Philippina Elisabeth is verpleegkundige en later pensionhoudster. 10

Wijnanda Ottolina Johanna is beter bekend als Nans Amesz en is een in haar tijd zeer bekende illustrator van boeken. Henricus Johannes wordt gynaecoloog of vrouwenarts. De dochter van Johan Philip Amesz, Aaltje (1865-1944), trouwt met de broer van Annette Cornelia Vettewinkel: Dirk Hendrik Vettewinkel. De familie Vettewinkel bezat een verffabriek, die tot buiten de landsgrenzen bekendheid genoot. Verf van Vettewinkel was een bekende reclame uiting. Het was een zeer welgestelde en ook wat stijve familie. In het archief van Amsterdam is het familiearchief (6 meter lang) opgenomen. De jongste twee zonen van Johan Philip Amesz, Willem en Jan, gaan naar Nederlands Indië (het huidige Indonesië) en trouwen daar. Waarschijnlijk heeft de gang naar Nederlands Indië wel te maken met het beroep van vader Johan Philip: importeur van tabak. Willem (1869-1940) trouwt twee keer. De eerste keer met de inlandse Satmunah, waarbij hij een dochter Elisabeth Christine en een zoon Johan Philip junior krijgt. Willem hertrouwt met Caroline Justine van den Bergh en ook bij haar krijgt hij een zoon en een dochter: Willem Carel en Caroline Wilhelmine. Willem Amesz is mede oprichter van het bedrijf Smidt en Amesz. Later krijgt het bedrijf een andere naam: N.V. Handel- en Cultuurmaatschappij voorheen Smidt en Amesz en het bedrijf wordt beursgenoteerd. Willem is eerst directeur van het bedrijf en hij wordt in 1925 opgevolgd door zijn jongere broer Jan. Willem wordt dan commissaris van het bedrijf. Het bedrijf bezit koffie en tabaksplantages op Java in Indonesië. In het jaarverslag uit 1925 wordt gesproken over de koffie-onderneming Kebon Deli, de koffie-aanplant Djoho, de tabaksondernemingen Djoho c.s. en de suikerbibitonderneming Tjandipoeroe. Alle bedrijven lagen in de streek rond Loemadjang (nu Lumadjang) op Java. In 1932 wordt tot ontbinding van de N.V. besloten. In het archief van Vettewinkel zijn ook diverse stukken van dit bedrijf opgenomen. Johan Philip junior trouwt net als zijn vader 2 keer. Beide keren trouwt hij met een inlandse vrouw (Néda Djatim en Ebot Muna Kasas). Uit het eerste huwelijk worden drie kinderen en uit het tweede huwelijk worden vijf kinderen geboren. Johan Philip junior is 60 als hij zijn jongste kind krijgt en hij is daarmee de oudste vader in de familie Amesz. Johan Philip junior heeft een opleiding gehad aan de landbouwhogeschool in Deventer. Hij studeerde daar tropische landbouw. Hij richtte zich helemaal op de tabaksindustrie in de omgeving van Djember (Java). Hij beging de fout om in zee te gaan met de firma Birney te Djember, die volgens zeggen, zich als een nietsontziende concurrent ontpopte en die hem binnen de kortste keren van collega tot zetbaas of opzichter degradeerde. Oorzaak was dat hij niet zakelijk genoeg was. Zijn sterke kant lag veel meer in de kennis van de tropische landbouw zelf. Met het nageslacht van Willem kunnen we spreken van de Indonesische tak van de familie Amesz. De jongste zoon van Johan Philip Amesz senior, Jan (1873-1932), trouwt met Elisabeth Wilhelmina Stap en krijgt één zoon en één dochter: Elisabeth en Hendrik Philip Jan. Beide kinderen blijven kinderloos. Jan is voor zijn zakelijke carrière 2e luitenant en ritmeester der cavalerie van het N.O.I. leger. Jan is later ook commissaris bij de N.V. 'Het Nederlandsche Veem'. 11

12 Jacob (Amos) Amesz (1754-1798) De tweede "Amos" broer, Jacob Amesz (1754-1798) trouwde met Eva de Wilde. Ze kregen vijf kinderen: Jan,geboren in 1776 (de latere chirurgijn) en Elisabeth, geboren in 1777. In 1778, 1780, en 1781 kwam moeder Anna Margaretha Steinbach naar Weesp om te getuigen bij de doop van een kind dat naar haar vernoemd was. Deze drie Anna Margaretha's overleden zeer jong als baby. Dochter Elisabeth huwde met Hendrik Hillebrand, kreeg in 1804 een kind Eva genaamd, maar overleed als jonge moeder al in 1806. Jan de chirurgijn en zijn nakomelingen worden in een apart hoofdstuk behandeld. Jacob trad niet alleen voor wat betreft beroepskeuze in de voetsporen van zijn vader. Ook hij nam de huwelijksbelofte niet altijd even nauw. Tijdens zijn huwelijk met Eva de Wilde (geboren in Weesp) moest Jacob twee buitenechtelijke zoons Jan (1795 en kinderloos overleden in 1822) en Gerrit (1797 en verder niets bekend) laten dopen. De moeder was Elisabeth Verbruggen. Bij Jacob hield het huwelijk weliswaar stand, maar Eva ging met de kinderen wel apart wonen en van een scheiding kwam het nooit. Jacob overleed voor Eva in 1798 en kon ook om die reden niet hertrouwen met Elisabeth Verbruggen. In een apart hoofdstuk wordt ingegaan op de kinderen van Elisabeth Verbruggen en Jacob Amesz. Jacob Amesz deed het zakelijk heel wat slechter dan zijn voorvaders. Zijn boedel was niet veel bijzonders, alleen zijn lichter "de jonge Barend" had enige waarde, en werd door de weduwe Eva de Wilde gerepucieerd (=geweigerd), waarschijnlijk uit vrees voor zijn schulden. Eva kreeg als behoeftige weduwe wel 2 gulden in de week van het gilde. Bij zijn overlijden werd Jacob Amesz als commensaal (kostganger) van Elisabeth Verbruggen, die in de Egelantiersstraat woonde, opgegeven. Jacob Amesz werd van gildswege in de Noorderkerk begraven. Dit was nog geen van zijn familieleden overkomen en werd als een zekere schande beschouwd. Het was namelijk een teken van armoede, omdat het gilde de kosten van de begrafenis op zich nam. 13 Eva de Wilde Toen Eva de Wilde door haar man verlaten was, heeft zij zelf in haar onderhoud moeten voorzien (zie acte van repudiatie van 21-8-1798 later in dat hoofdstuk). Zij heeft dit gedaan als stadsvroedvrouw van Weesp (ze volgde haar moeder op als stadsvroedvrouw). Haar handtekening onder een notariële acte als stadsvroedvrouw lijkt als twee druppels water op die onder de acte van procuratie, die zij tekende als bruid. Zij had maar 2 kinderen om voor te zorgen. Drie meisjes, allen met de naam Anna Margaretha, waren in de wieg gestorven. Als stadsvroedvrouw legt Eva de Wilde op 24-5-1782 voor notaris Thom.Joh.Heijdanus te Weesp een verklaring af, waarin onder andere het navolgende staat: Juffrouw Eva de Wilde gezworen Stadsvroedvrouw te dezer Stede mij Notaris bekend dewelke ten dienste van de waarheid en dengeenen die daar bij eenig belang mogte hebben op den Eed ten aanvang haarer bediening als vroedvrouw gedaan voor waarheid verklaard en getuijgt. Dat zij comparante op Sondag den vijfden dezer maand mey 1782 in de morgenstond is gehaald door een knegt die Sijmen heete, woonende bij den boer op den 12

plaatse genaamt Over Bijlmer gelegen over de ringdijk van de bijlmermeer aan de weespervaart een endje weegs van de gaasp ten eynde aldaar in qualiteit als vroedvrouw te koomen adsisteren eene Juffrouw mede op die plaatse woonende en die volgens rapporte van die knegt toen in arbeyt of baarensnood zoude wezen. Dat zij comparante met dezelve knegt aldaar is gekomen en dezelve Juffrouw heeft gevonden Hoogzwanger te weezen en bevonden dat haar pijnen noch geen waare arbeid waaren; dat zij daar noch eenigen tijd vertoeft hebbende, vervolgens tegen den middag met de voorbijpasserende Schuijt van Amsterdam na Weesp van daar terug gekoomen is. Dat vervolgens des nagt tussen den elfden en twaalfden van dezelve maand meij 1782 aan haar comparantes huijs is gekoomen de tuijnman van de voorn. plaatse overbijlmer haar comparante boodschappende dat de Juffrouw in arbeid sat en zij comparante aanstonds moest koomen om haar te helpen, doch dat die knegt geen rijtuig bij zich hebbende en comparante zoover niet kunnende noch willende gaan, een Chais en paart hier te Weesp bij Andries van Tiel was gehuurd waarmede comparante door den knegt van dezelve van Tiel na de voorn. plaats Overbijlmer is gebragt. Wordende comparante in het heenrijden onderweg ontmoet door de voorn. knegt Zijmen, welke als een twede Expresse na haar comparante was afgezonden. Dat zij comparante vervolgens op die zelve nagt op de voormelde plaats Overbijlmer bij de voorn. Juffrouw welkes naam en toenaam zij comparante niet weet noch gevraagd heeft, maar wel dat die dezelve persone was daar zij comparante aldaar op de 5de meij bevorens was bij geweest, dat zij bij die Juffr. koomende bevonden heeft dat zij reeds van een kind zijnde een meijsie verlost was, welk Jonggebooren kind zij comparante den navelstreng heeft afgebonden en vervolgens de nageboorte heeft opgenomen en geexamineerd en die Juffrouw in alles behoorlijk verlost heeft bevonden. Zijnde de comparante na eenige tijd verder verblijf aldaar weder na Weesp vertrokken gevende zij comparante voor redenen van wetenschap als in den text en hetzelve als voor waarheid te zijn gezien en ondervonden te hebben en op haar gedane Eed als vroedvrouw daarbij te persisteren, gepasseerd te Weesp te 24 meij 1782 ter presentie van Thomas John. Heijdanus en Jacobus Heijdanus als getuigen. Was getekend Eva de Wilde. De nalatenschap van Jacob Na het overlijden van Jacob Amesz Boomkamp op 17 augustus 1798 verwierp weduwe Eva de Wilde de nalatenschap bij notariële acte van repudiatie van 21 augustus 1798: Burgeresse Eva de Wilde in gemeenschap van goederen getrouwd geweest zijnde met en thans weduwe van Jacob Amesz. Te kennen geevende dat voornoemde haar man al voor eenen geruimen tijd geleden zich de zamenleeving met haar comparante had kunnen goedvinden te ontrekken en zulks ten gevolge heeft gehad dat zij met haar twee kinderen bij hem Jacob Amesz aan haar Echtelijk verwekt althans voor het grootste deel door haarer handenarbeid en dat nog wel op eene bekrompene wijze hebben moeten subsisteren terwijl zij tijdens haar man zich van haar ontrok in geene te favorabele Situatie zig bevond en zij alzo zeederd ongelijk meer is te rugge of veragterd dan voorwaards gegaan, hetwelk onder andere ook als een reden dienen kan dat zij bij mangel van een genoegzaam fonds of vermogen daartoe is genoodzaakt geweest te hebben moeten achterwegen laaten eenige procedures op en Jegens haare man te Institueren in cas van Separatie of om door eene Rechterlijke vonnisse of gewijsde van den zelven haaren man te worden gesepareerd ten minuten van Bed Tafel Bijwoning en goederen dat dewijl zij van den toestand haaren man geene voordeelige berichten heeft bekomen en uit dien hoofde oordeelende bedagt te moeten zijn om indien mogelijk den ramp haar bereids overgekomen en die zij in de dagen 13

van haar afgezonderd Leeven neevens haare kinderen te overvloedig geproeft heeft niet te verzwaaren en haare kinderen zoowel als te eenige tijd haarzelve aan nog grotere ruïne te sacrificeren, redenen waarom zij te rade is gekomen tot repudiatie van Gemeenen Boedel declareerde zij dat hetgeene zij onder haar Custodie mochte hebben enkel en alleen bestaat in Eenig weinig verschooning tot haar en haaren kinderen meest noodzakelijkste en onontbeerlijke behoefte en volstrekte nooddruft. De boedel stelde niet veel voor. De concubine Lijsbeth Verbrugge moest verklaren dat zij niets had achtergehouden: Boedel van Jacob Amesz gewoond hebbende als commensaal ten huize van Lijsbeth Verbrugge in de Egelantierstraat bij de franse dwarsstraat geformeerd en beschreven op 21 augustus 1798 door mij, Nicolaas Brake, Notaris bij den Hove van Holland in presentie van nagenoemde getuigen ten verzoeke van de burgers Jan Amesz en Jan van der Heyden, executeurs van zijn boedel en nalatenschap, welke overledene gemeens boedels getrouwd is geweest met Eva de Wilde te Weesp woonachtig welke vrouw hem ook heeft overleefd dog die verklaard heeft den gemeenen Boedel van haar gemelden haaren man Jacob Amesz te repudiceren. Een paar Zilveren Broekgespens met Staale Beugels. Twaalf zilveren hemdroksknoopen. Zes manshemden. Twee overhemden. Twee paar boordmouwen, drie dassen, zes blauwe bonte zakdoeken. Een zwart lakens rok met vest. Een bruijn Lakens Jas. Een Zwart Satijn Camisool. Een lakens Camisool. Een Blauw Lakens Rok en Vest. Een Casimir Vest. Een Satinette dito. Een Zwart Fluweelen Broek. Drie Casimir dito. Een Blauw Damast Hemd. Een Rood dito. Een Blaauwe Cattoene Japon. Zes Cattoene Bedjakken. Een Hoed, een dito, een dito een dito. Een ronde dito. Vier paar Zijden Cattoene Kousen. Drie Slaapmutsen. Twee paar Schoenen. Een paar Pantoffels. Twee paar Handschoenen. Twee Tabaksdoosen. Eenige Boeken en Papieren. Een Koornlichter genaamd de Jonge Barend met deszelves toebehooren Leggende hier ter Stede. Word alhier gesteld als per memorie voor zooveel deesen Boedel zal worden bevonden te boven staan wegens de nog onvereffende en ongeliquideerden Boedel en Nalatenschap van wijlen Hendrik Amesz, de Broeder van den Overleedene Jacob Amesz, te Suratto als intestato overleeden en van wie hij Jacob Amesz pro diviso meede Ervgenaam is geweest. En verklaarde Lijsbeth Verbrugge, rendeerende niets verzweegen, verduisterd, ter kwaader trouw achtergehouden te hebben. 14 Jan Amesz de chirurgijn Jan werd chirurgijn-apotheker. Hoe Jan zijn studie heeft kunnen betalen, terwijl zijn moeder zo verarmd was, is niet duidelijk. Mogelijk dat zijn oom Andries Beetz, zelf chirurgijn en getrouwd met Maria Geertruij Amesz, hem heeft ondersteund. Jan haalde het diploma in 1803, toen hij al een paar kinderen had. In het gemeente-archief van Hilversum is de registratie bewaard gebleven: Naamlijst der beoefenaren van de onderscheidene takken der Geneeskunst in de gemeente van Hilversum. In de kolom Geneesheeren staat ingevuld H.B. Valkenhoff; In de kolom Heelmeesters: Jan Amesz en F.Verlat. Ook het behalen van het diploma te Amsterdam staat (elders) vermeld: Chirurgiens de Village, examiné de même en droit d'exerceré la Campagne par tout le Pays aux mêmes conditions: Ames, (Jean) Hilversum. Amsterdam 14-11-1803. 14

Jan heeft de volgende eed moeten afleggen: Ik belove en zwere, mijne kunst, ingevolge de gearresteerde geneeskundige wetten en verordeningen, hiertoe betrekkelijk, zoo verre mij aangaat, allezins en altijd naar mijn beste vermogen en geweten te zullen uitoefenen; de geheimen der lijders, die in het uitoefenen der kunst ter mijner kennis zouden komen, en welker ontdekking tot schande of schade van dezelve zouden kunnen verstrekken, nimmer aan iemand dan aan den regter, zoo zulks gerekuireerd wordt te zullen openbaren, en mij in alles zoodanig te zullen gedragen, als een regt geaard en menslievend plattelands heelmeester betaamt en verpligt is. Jan Amesz verwierf als heelmeester te Hilversum een goede reputatie, anders zou hij niet de vriendschap hebben verworven van een vooraanstaande notabel van Hilversum: notaris Perk, naar wie in Hilversum een laan vernoemd is. Jan Amesz en Anna Goedhart kregen dertien kinderen, waaronder twee tweelingen. De eerste drie kinderen werden in Weesp geboren. De overige in Hilversum. Beide tweelingen stierven nog voordat ze één jaar werden. De overige negen kinderen haalden wel de volwassen leeftijd, voor die tijd toch nog veel. Dat had mogelijk te maken met het beroep van pa Jan. Bij de jongere kinderen was de eerder genoemde notaris Albertus Perk getuige bij de geboorteaangifte. Twee van de kinderen zijn verantwoordelijk voor twee takken aan de Amesz stamboom. De oudste zoon Jacob is stamvader van de Goudse tak. De jongste zoon Petrus is stamvader van de Gooise tak. Met zijn grote gezin woonde Jan eerst bij de Schoolsteeg en later op de Kerkbrink no 25 te Hilversum in een huis met 10 kamers. In 1839 weduwe geworden kon Anna Goedhart de huur niet meer opbrengen. Het huis werd in 1840 gekocht door huisarts van de Hengel, die grote bekendheid verwierf. In een aan hem gewijd gedenkboek wordt de koop vermeld. Thans is er een apotheek in gevestigd. Het nummer is 25 gebleven. Anna Goedhart nam, na het overlijden van haar man, haar intrek bij haar oudste zoon Jacob in de Vrouwensteeg te Gouda, in een klein huisje. Zij overleed in 1853. 15 De Goudse tak De oudste zoon van Jan Amesz en Anna Goedhart, Jacob (1800-1875), werd in 1800 geboren in Weesp. Jacob ging in 1820 naar Gouda en werd timmermansknecht. Hij ontmoette daar Anna Maria Oosterling uit Stolwijk. Jacob trouwde met Anna Maria op 14 mei 1823. Bij de invoering van het bevolkingsregister in Gouda in 1852 staat Jacob vermeld als N.H. en Anna Maria als R.K.. Tijdens het huwelijk werd een zoon, Jacob Anthonius, geboren op 11 maart 1823, gewettigd. Via een notaris was door vader Jan toestemming voor het huwelijk gegeven. Het aanwezige voorkind en het gemengde huwelijk zullen de redenen geweest zijn dat de ouders niet aanwezig wensten te zijn bij het huwelijk. Deze tijdelijke vervreemding van Jacob met zijn ouders is er mogelijk ook de oorzaak van dat een lange keten van vernoemingen van de oudste zoon naar de grootvader van vaders kant (Jacob - Jan - Jacob - Jan etc.) werd doorbroken. Jacob Anthonius had in dat geval immers Jan moeten heten. 15

Met de moeder, Anna Goedhart, is het in ieder geval nog goed gekomen, want zij heeft geruime tijd bij Jacob ingewoond voordat zij in 1853 in Gouda overleed. Anna Maria is op een tragische wijze aan haar eind gekomen. Blijkens de aangifte van overlijden van 26 november 1860, gedaan door Jacob, de echtgenoot en Dirk de zoon is: op 26-11-1860 des morgens ten half acht ure uit eene sloot tussen de nieuwe haven en het plantsoen overleden opgehaald Anna Maria Oosterling, oud 60 jaren, geboren te Stolwijk, gehuwd met Jacob Amesz, dochter van Antonie Oosterling en Joanna Hoogenes. Getekend door J.Amesz en D. Amesz. Uit het huwelijk tussen Jacob en Anna Maria kwamen elf kinderen voort, waarvan er acht jong tot zeer jong gestorven zijn. Alleen de genoemde Jacob Anthonius (1823-1898) het 1e kind, Jan (1826-1882) het 6e kind en Dirk (1833-1898) het 8e kind bereikten de volwassen leeftijd. Alle drie de zoons werden timmerman. Vader Jacob woonde in de Spieringstraat, zoon Jacob Anthonius woonde in de Vrouwensteeg, zoon Jan in (of zeg je aan) de Nieuwehaven, en zoon Dirk in de Naaierstraat, de Turfmarkt en Groenedaal. Vader Jacob overleed in 1875 in het Oudemannenhuis in Gouda. De drie zonen zijn verantwoordelijk voor gezamenlijk, ja je leest het goed, 42 kinderen. De oudste zoon van Jacob en Anna Maria, Jacob Anthonius, trouwde met Ingetje van der Linden. Ze kregen twaalf kinderen, waarvan er negen de volwassen leeftijd haalden. Deze negen kinderen hadden een grote verscheidenheid aan beroepen: boekhouder (Jacobus Gijsbertus, gaat 1877 naar Rotterdam), letterzetter (Jacob, gaat in 1880 naar Amsterdam en later naar Utrecht), stratenmaker (Willem, gaat in 1878 naar Den Haag en later Utrecht), bakkersknecht (Jan, gaat naar Rotterdam) en de bekendste in Rotterdam en omgeving: boekhandelaar (Jacobus, gaat dus naar Rotterdam). Hier vindt de afsplitsing plaats naar de Rotterdamse tak. De weduwe Ingetje van der Linden trekt, nadat haar man Jacobus Anthonius in 1898 was overleden, in bij haar zoon Jacob in de Jeruzalemsteeg in Utrecht. Zij overleed daar in 1912. De middelste zoon van Jacob en Anna Maria, Jan kreeg zestien kinderen: negen uit zijn 1e huwelijk met Lijsje den Hertog en zeven uit zijn 2e huwelijk met Barbara Fokkers. Slechts één kind uit het 1e huwelijk, Jan, haalde de volwassen leeftijd. Jan (1854-1934) bleef in Gouda wonen en werd sigarenfabrikant (hij woonde aan de Gouwe op nummer 168). Van de overige acht werden er vijf levenloos geboren en drie werden slechts enkele dagen tot enkele maanden oud. Lijsje stierf nog geen twee weken nadat ze haar laatste kind had gebaard. Ook van de zeven kinderen uit het 2e huwelijk bleven er slechts drie in leven: Truida, overleed al toen ze 23 was; Wilhelm was varensgezel en werd 78 jaar en Anna Maria bleef ongehuwd en werd 69 jaar. De jongste zoon van Jacob en Anna Maria, Dirk, kreeg veertien kinderen: vijf uit zijn 1e huwelijk met Petronella Mul en negen uit zijn 2e huwelijk met Magdalena Johanna Lugthart. Ook hier was de kindersterfte heel hoog: negen van de veertien kinderen overleden voor het 10e levensjaar. Van de vijf overige kinderen waren er drie zonen: Aart werd timmerman maar overleed op 25-jarige leeftijd. Jacobus Johannes werd adjunct directeur van een sigarenfabriek en Johannes werd bouwer/aannemer. 16

16 De Gooise tak De jongste zoon van Jan Amesz en Johanna Goedhart, Petrus (1817-1888), werd schilder, een favoriet beroep in deze Amesz-tak. Hij trouwt in 1842 eerst met Helene Beekman. Helene overlijdt een jaar later in het kraambed, twee dagen nadat ze bevallen is van een levenloos kind. In 1844 hertrouwt Petrus met Adriaantje Holdorp (winkelierster). Petrus overlijdt in 1888 in Baarn. Petrus en Adriaantje krijgen negen kinderen. Het 7e en 8e kind worden nog geen jaar oud. De overige zeven kinderen zijn: Zoon Jan Amesz (1845-1893) is koopman en trouwt Geertje Vuurmans (1848-1923). Ze krijgen zes kinderen, vier jongens (Petrus, Adriaan, Jan-Willem en Jacobus) en twee meisjes (Petronella en Cornelia). Petrus, Jacobus en Cornelia gaan naar Amsterdam. Moeder Geertje woont na de dood van haar man Jan afwisselend bij deze drie kinderen in. Petrus is net als zijn grootvader schilder. Jan-Willem en Jacobus worden fotograaf/fotohandelaar en Cornelia trouwt met een fotograaf. Dochter Stijntje (1848-1916) trouwt in 1874 in Hilversum met Willem Springer (geboren in 1843 in Zutphen). Willem is opzichter bij de staatsspoorwegen. Ze krijgen vijf kinderen. Zoon Gerrit (1850-1889) kent een roerig leven. Hij is timmerman en trouwt in 1876 met Margaretha Thomassen (1851-1919) uit Naarden. Het gezin vestigt zich in 1876 in Amsterdam en woont in de periode 1876-1889 op 18 verschillende adressen, dus waarschijnlijk armoede troef. Ze krijgen zes kinderen, de 2e Willemina wordt 13 jaar, de 3e Anna 8 maanden, de 4e Gerrit 4 maanden, de 5e Adriana ook 4 maanden en de 6e Johannes Franciscus wordt 19 jaar. Alleen de oudste Piet (1877-1846) haalt de volwassen leeftijd. Piet wordt caféhouder in Den Haag, trouwt daar en krijgt drie kinderen, die alle drie op zeer jonge leeftijd overlijden. Gerrit gaat op 29-10-1887 naar de strafgevangenis en komt daar een jaar later op 17-10-1888 weer uit. Hij gaat gelijk door naar Düsseldorf en komt februari 1889 weer terug bij zijn vrouw. Mei 1889 gaat hij weer naar Düsseldorf. Hij overlijdt op 5 augustus 1889 in Ambt-Ommen (Overijssel), slechts 38 jaar oud. Zoon Nathanaël (1853-1922) trouwt in 1876 in Loosdrecht met Cornelia Maria Prinsen (1854-1935). Nathanaël en Cornelia Maria staan aan de basis van een bloeiende en vruchtbare tak aan de stamboom Amesz: zij kregen dertien kinderen, allemaal geboren in Hilversum. Tien van hen haalden de volwassen leeftijd, zes zoons (Petrus, Hendrik Nathaniël, Nathanaël, Jacob, Wilhelmus en Thomas) en vier dochters (Cornelia Maria, Adriana, Geertje, Anna Margaretha). Schilder was een favoriet beroep in het gezin. Dochter Anna (1856-1931) trouwde met Gerrit van de Poll (in 1856 geboren). Ze kregen drie kinderen. Zoon Petrus (1858-1930) trouwt met Adriana Cornelia Nass (1855-1931). Adriana is geboren in Utrecht. Verder is er weinig van dit echtpaar bekend. Dochter Anna Margaretha Maria (1864-1935) trouwt in 1886 in Hilversum met Hendrik Springer, geboren rond 1856 in Vuren. Hendrik was boekhandelaar. Direct na het huwelijk woonden ze in Amsterdam in de Huidenstraat op nummer 6. Ze krijgen zes kinderen. Anna Margaretha Maria overleed wel in Hilversum. 17

17 De overige Chirurgijntjes Naast de al gememoreerde Jacob Amesz (stamvader Goudse tak) en Petrus Amesz (Gooise tak) kregen Jan Amesz, de chirurgijn en Johanna Goedhart nog zeven kinderen, die de volwassen leeftijd behaalden: Dirk (1802-1833) overleed op 31 jarige leeftijd in Hilversum. Van hem is weinig bekend. Gerrit (1803-1883) trouwde met Gerritje Lagerweij. Hij was timmermansknecht. Het echtpaar kreeg twaalf kinderen, waarvan er vier jong stierven. In 1870 verhuisde Gerrit naar de Smaksteeg 9 in Amsterdam. Zijn vrouw Gerritje zal dan al zijn overleden, want hij gaat inwonen bij zijn oudste kind en dochter Anna Elisabeth en haar man Wijnand Engelbertus van Leeuwen. Gerrit overlijdt op 80-jarige leeftijd in 1883 in Amsterdam. De oudste zoon van Gerrit en Gerritje, Jan (1829-1904) is de enige zoon die kinderen krijgt. Hij trouwt Johanna Hendrika Urbaan uit Borculo. In de diverse aktes wordt als beroep bediende, werkman, metselaar en timmerman opgegeven. Op 2 januari 1903 gaan Jan en Johanna Hendrika naar een bejaardentehuis, maar niet hetzelfde tehuis. Jan gaat naar het Oudenmannenhuis en Johanna Hendrika naar het Oudenvrouwenhuis. Jannetje (1805-1844) trouwde met Jan Jacob Hoffman, van beroep broodbakker. Ze overleed in Amsterdam, 38 jaar oud. Eva Elizabeth (1806-1878) trouwde in 1832 met Willem de Vrind van beroep laarzenmaker of schoenmaker. Ze woonden in Den Haag en kregen 4 kinderen. Eva overlijdt in 1878 in Den Haag. Eén van die vier kinderen, een Ir. de Vrind, bleef ongehuwd en liet een erfenis na, waar alle toen levende Amesz-en een rechtmatig deel van ontvingen. Anna Margaretha (1808-1871) trouwde in 1870 op oudere leeftijd met Pieter van Es van Conkelenberghe, van beroep boekdrukker. Ze overleed een jaar later in 1871 in Den Haag. Maria (1809-1885) overleed in 1885 ook al in Den Haag. In de overlijdensakte staat dat ze in Hilversum is geboren en dat er overigens niets bekend is. Jan (1814-1847) blijft ongehuwd. Hij was dragonder bij het 1e eskadron, 2e regiment. Hij overlijdt in Amsterdam, 32 jaar oud. 18 Elisabeth Verbruggen Zoals in het hoofdstuk over Jacob (Amos) Amesz al beschreven, heeft Jacob een relatie gehad met Elisabeth Verbruggen. Na het overlijden van Jacob moest de concubine Lijsbeth Verbrugge verklaren dat zij niets had achtergehouden: Boedel van Jacob Amesz gewoond hebbende als commensaal ten huize van Lijsbeth Verbrugge in de Egelantierstraat bij de franse dwarsstraat geformeerd en beschreven op 21 augustus 1798 door mij, Nicolaas Brake, Notaris bij den Hove van Holland in presentie van nagenoemde getuigen ten verzoeke van de burgers Jan Amesz en Jan van der Heyden, executeurs van zijn boedel en nalatenschap, welke overledene gemeens boedels getrouwd is geweest met Eva de Wilde te Weesp woonachtig welke vrouw hem ook heeft overleefd 18

dog die verklaard heeft den gemeenen Boedel van haar gemelden haaren man Jacob Amesz te repudiceren. Het is vrijwel zeker dat Jacob en Elisabeth drie dochters hadden. Het ziet er naar uit dat bij de doop van deze dochters flink met de gegevens is gerommeld. In ieder geval heeft Jacob, na de geboorte van de drie dochters in 1789, 1791 en 1793, ook twee zoons van hem en Elisabeth laten dopen in 1795 en 1797. Johanna Margaretha Aams In het overlijdensregister van Amsterdam wordt Johanna Margaretha Aams vermeld. Ze overlijdt op 22 jarige leeftijd op 22 februari 1812 in het Binnengasthuis. Verder zijn geen gegevens bekend. Johanna Margaretha moet dus rond 1789 geboren zijn. Een aanwijzing dat deze Johanna Margaretha Aams een dochter zou kunnen zijn van Jacob zijn de voornamen Johanna Margaretha. Deze lijken wel heel veel op de voornamen van de moeder van Jacob (Amos) Amesz: Anna Margaretha Steinbach. Elisabeth Aams Elisabeth is gedoopt op 25-05-1791. In het doopregister worden als vader Jan Steenbag en als moeder Elisabet Verbrugen vermeld. Getuige is Jacob Amesz! Een tweede getuige bij de doop van Elisabet is Adriana Verbruggen, die later ook getuige is bij de doop van Jan Aams in 1795. Elisabeth Aams trouwde op 4 mei 1836 Everts. In de huwelijksakte staat dat een extract is toegevoegd aan de huwelijksbijlagen, waaruit de leeftijd van Elisabeth moest blijken. Kennelijk wist Elisabeth dus niet hoe oud ze was. Het extract is gedateerd 20 april 1804 en er staat in dat Elizabeth Aams toe 12 jaar oud was en de dochter van J. Aams en Elisabeth Verbruggen was. Ook staat er dat de ouders het kind hebben verlaten. De leeftijd klopt met het doopregister waarin staat dat ze 25 mei 1891 gedoopt is. Ze moet dus ergens tussen 20-4-1891 en 25-05-1891 geboren zijn. Verder verklaren Elisabeth en Barend onder ede de onbekendheid der plaats van overlijden of laatste woonplaats hunner grootouders en van de ouders der bruid. In de huwelijksakte wordt ze Elisabeth Aams genoemd. Ze ondertekent echter heel duidelijk met E. Amesz. Als ouders van Elisabeth Aams worden J. Aams en Elisabeth verbrugge opgegeven. Elisabeth overlijdt op 04-07-1862. In het overlijdensregister heet Elisabeth Amesz weer Elisabeth Aams, weduwe van Barend Evers. Elisabet Steenbag en Jan Steenbag komen nergens in de archieven voor. Maria Aams Maria is gedoopt op 25-05-1791. In het doopregister worden ook hier als vader Jan Steenbag en als moeder Elisabet Verbrugge vermeld en ook hier is Jacob Amesz getuige. In de geboorte en overlijdensregisters komt de naam Maria Aams diverse keren voor. In de eerste plaats als moeder van 2 kinderen: - bij de geboorte van Jan Jacobus Aams op 24-04-1812. - bij het overlijden van Jan Jacobus Aams, 14 dagen oud, op 07-05-1812. - bij de geboorte van Jan Aams op 18-12-1813. - bij het overlijden van Jan Aams, 2 dagen oud, op 20-12-1813. 19

De vader is in alle gevallen onbekend. De namen van de kinderen van Maria zijn toevallig dezelfde als die van de twee Amos-broers Jacob en Jan. Maria Aams komt zelf ook voor in het overlijdensregister. Ze overlijdt op 24-11-1834, 39 jaar oud als ongehuwde dochter van Jan Aams en Elisabeth Verbruggen. De vader is dus Jan Aams (en niet Jan Steenbag) en de ouderdom van Maria klopt niet. Ze zou volgens het doopregister 41 moeten zijn. Het kan heel goed zijn dat ook Maria haar geboortedatum niet kende. Ook kan het zo zijn dat Jan Amesz zich na het overlijden van Jacob in 1798, bekommerd heeft over de kinderen van Jacob en dat daardoor Jan Aams als vader genoemd wordt in de overlijdensakte. Maria Steenbag komt nergens in de archieven voor. Jan Aams In het doopregister van Amsterdam wordt Jan Aams vermeld als zoon van Jacob Amesz en Elisabet Verbrugge. Jan is geboren op 6-10-1795 en gedoopt op 9-10-1795. Jan is als volgt opgenomen in het overlijdensregister: Jan Aams is, 26 jaar oud, op 19-02-1822 overleden in het Franciscus hospitaal in Maastricht. In het register staat vermeld dat hij de zoon is van Jan en Elisabeth Verbruggen en dat hij flankeur was bij de afdeling infanterie, 1e compagnie, 2e bataljon. De leeftijd klopt met de geboortedatum uit het doopregister. Ook de naam van de moeder klopt. Alleen de naam van de vader, Jan, zou eigenlijk Jacob Amesz moeten zijn volgens het doopregister. Gerrit Aams In het doopregister van Amsterdam staan Gerrit Aams vermeld als zoon van Jacob Amesz en Elisabeth van Bruggen. Gerrit is geboren op 10-11-1797 en gedoopt 17-11-1797. Van Gerrit is in de archieven geen spoor te bekennen. Waarschijnlijk is hij jong gestorven. De weeskinderen Mocht er nog twijfel bestaan aan het vaderschap van Jacob van de 5 kinderen van Elisabeth verbrugge, dan wordt die weggenomen door de bewijsstukken uit het archief van het weeshuis. Het betreft hier een zeer uitgebreid archief waarin duizenden kinderen genoemd worden. Na uitgebreid zoekwerk werden de volgende feiten gevonden: In het register van opgenomen kinderen staat dat op dinsdag 10 maart 1801 de volgende kinderen zijn opgenomen: Grietje, oud 11 jaar; Elizabeth, oud 9 jaar; Maria, oud 7 jaar; Jan, oud 5 jaar, waarvan de vader Jacob Aams is overleden en de moeder Elizabeth Verbruggen is weggelopen. Verder staat vermeld willende niemand zich dies kinderen aantrekken. Grietje zal ongetwijfeld Johanna Margaretha zijn en de leeftijd van de kinderen komt overeen met de leeftijden van de eerder genoemde Johanna Margaretha, Elisabeth, Maria en Jan geboren of gedoopt in respectievelijk 1789, 1791, 1793 en 1795. De vader van Elisabeth en Maria blijkt dus niet de in de doopakte vermelde Jan Steenbag te zijn, maar Jacob Aams of Amesz. In het Uitbesteedboek van het weeshuis staat vermeld: 10 maart 1801 Jan Aams oud 5 jaar, de vader Jb Aams overleden en moeder El. Verbruggen weggeloopen. 1 aug 1801; 3 paar kousen,1 hemd, 1 doek, 1 goseret, 1 blauwtje en 1 paar schoene 20