Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Een onderzoek naar de wijze van behandeling van een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding.

Op en b aar r ap p o r t

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 5 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/307

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 17 september 1999 Rapportnummer: 1999/404

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/202

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 20 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/272

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

Behandeling bezwaarschrift Publiekdienst gemeente Almere

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 19 januari 2006 Rapportnummer: 2006/019

Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994

Rapport. Datum: 6 april 2001 Rapportnummer: 2001/096

Rapport. Datum: 23 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/367

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Afwijzing kwijtscheldingsverzoek. Datum: 23 december 2014 Rapportnummer: 2014/223

Rapport. Datum: 16 maart 1998 Rapportnummer: 1998/061

Rapport. 2014/111 de Nationale ombudsman 1/7

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

RAPPORT 1997/013, NATIONALE OMBUDSMAN, 14 JANUARI 1997

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/402

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Datum: 25 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/335

Rapport. Datum: 21 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/246

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

RAPPORT 2009/168, NATIONALE OMBUDSMAN,

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Rapport. Datum: 16 juni 1998 Rapportnummer: 1998/231

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248

Rapport. Datum: 22 januari 2001 Rapportnummer: 2001/017

Verzoeker verzocht de Belastingdienst een betalingsregeling van 250 tot 500 per maand toe te staan.

Belastingdienst stuurt aanmaning direct na vermindering aanslag

Rapport. Datum: 6 juli 2004 Rapportnummer: 2004/276

Rapport. Rapport over een klacht over Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel. Datum: 23 juli Rapportnummer: 2013/092

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Het is mij bekend dat u meent dat in zo'n geval geen kwijtschelding mogelijk is.

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 15 maart 2000 Rapportnummer: 2000/095

Rapport. Datum: 19 mei 1999 Rapportnummer: 1999/225

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Rapport. Datum: 10 september 2007 Rapportnummer: 2007/189

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 maart 2003 Rapportnummer: 2003/061

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 15 september 2006 Rapportnummer: 2006/321

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

Rapport. Rapport over een klacht over het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) te Zwolle.

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Transcriptie:

Rapport Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

2 Klacht Op 9 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman door tussenkomst van de Gemeentelijke ombudsman Utrecht een verzoekschrift, gedateerd 27 september 1997, van de heer C. te Utrecht met een klacht over een gedraging van het dagelijks bestuur van het hoogreemraadschap De Stichtse Rijnlanden te Nieuwegein. Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd: Verzoeker klaagt erover dat het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zijn beroepschrift tegen de afwijzende beslissing van 20juni 1997 op zijn verzoek om kwijtschelding van de ingezetenenomslag 1997 en verontreinigingsheffing 1997 nog niet heeft afgehandeld. Achtergrond Zie BIJLAGE. Onderzoek In het kader van het onderzoek werd het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd hem een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het hoogheemraadschap berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. Bevindingen De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt: 1. De feiten 1.1. Bij beschikkingen van 20 juni 1997 besliste het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden afwijzend op de verzoeken van verzoeker om kwijtschelding van de verontreinigingsheffing en ingezetenenomslag over het belastingjaar 1997. 1.2. Verzoeker stelde bij brief van 29 juni 1997 beroep tegen bovengenoemde besluiten in bij het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

3 1.3. Bij brief van 17 juli 1997 bevestigde het hoogheemraadschap de ontvangst van het beroepschrift van verzoeker, onder mededeling dat hij ernaar streefde genoemd beroepschrift binnen acht weken af te handelen. Hierbij tekende het hoogheemraadschap aan dat de behandeling door het grote aantal reacties langer kon duren. 1.4. Tot op het moment waarop de Nationale ombudsman verzoekers klacht ontving - 9 oktober 1997 - had verzoeker van het hoogheemraadschap nog geen beslissing ontvangen. 2. Het standpunt van verzoeker Het standpunt van verzoeker is kort samengevat weergegeven in de klachtsamenvatting onder KLACHT. 3. Het standpunt van het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap In reactie op de klacht van verzoeker deelde het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap op 10 december 1997 onder meer mee dat de afhandeling van verzoekers brief van 29 juni 1997 op korte termijn zou gaan plaatsvinden. Over de oorzaak van de lange behandelingsduur merkte het hoogheemraadschap het volgende op: "...Tot op heden hebben wij inzake de ingezetenenomslag en verontreinigingsheffing 1997 11.283 kwijtscheldingsverzoeken ontvangen. (In 1996 ontvingen wij nog 4.406 kwijtscheldingsverzoeken.) Van deze 11.283 verzoeken zijn inmiddels 11.078 verzoeken behandeld. Op de daaruit voortvloeiende beschikkingen hebben wij tot op heden 443 reacties ontvangen. Van deze reacties zijn inmiddels 165 reacties afgehandeld. Het gaat dan om gevallen, waarin sprake is geweest van het alsnog verstrekken van in eerste instantie niet verstrekte gegevens of van ambtelijke vergissingen. De resterende 278 reacties ('beroepschriften') zullen uiterlijk in het eerste kwartaal van 1998 allen zijn afgehandeld. Deze reacties zijn geadministreerd in een geautomatiseerd registratiesysteem. Afhandeling zal plaatsvinden op basis van datum van binnenkomst. Vooralsnog ligt echter de prioriteit bij de behandeling van de nog resterende kwijtscheldingsverzoeken en bezwaarschriften. Behalve de hierboven genoemde kwijtscheldingsverzoeken hebben wij in 1997 namelijk zo'n 20.000 bezwaarschriften ontvangen. Op dit moment moeten nog zo'n 4.000 bezwaarschriften beantwoord worden. Prioriteitstelling is daarom noodzakelijk..." 4. De reactie van het hoogheemraadschap op het verslag Het hoogheemraadschap berichtte bij brief van 18 februari 1998 op 10december 1997 een beslissing op het beroep van verzoeker te hebben genomen. Beoordeling 1. Verzoeker klaagt erover dat het hoogheemraadschap op het moment dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde 27 september 1997 - nog niet had beslist op zijn beroepschrift van 29 juni 1997 tegen de afwijzende beslissingen van 20 juni 1997 op zijn verzoek om kwijtschelding van de verontreinigingsheffing en de ingezetenenomslag over het belastingjaar 1997.

4 2. Het hoogheemraadschap liet tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman weten dat er in 1997 sprake was van een grote toename van het aantal kwijtscheldingsverzoeken ten opzichte van 1996. Bovendien had het in 1997 een zeer groot aantal bezwaarschriften ontvangen. Het hoogheemraadschap berichtte prioriteit te verlenen aan de beantwoording van de resterende kwijtscheldingsverzoeken en bezwaarschriften. Ten aanzien van de resterende beroepschriften merkte het hoogheemraadschap op dat het verwachtte deze uiterlijk in het eerste kwartaal van 1998 te hebben afgehandeld. 3. Artikel 123, tweede lid van de Waterschapswet (zie ACHTERGROND onder 1.) bepaalt dat de heffing en de invordering van de waterschapsbelastingen geschieden met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990. Op grond van de Leidraad Invordering 1990, die is gebaseerd op artikel 26, eerste lid van de Invorderingswet 1990, dient de directeur binnen 8 weken na ontvangst van het beroepschrift te beslissen op het beroep tegen de beslissing op het kwijtscheldingsverzoek (zie ACHTERGROND onder 3.). Gelet op het bovenstaande geldt voor de behandeling door waterschappen van beroepen tegen beslissingen op verzoeken om kwijtschelding van waterschapsbelastingen een beslistermijn van 8 weken. Het hoogheemraadschap vermeldt deze termijn overigens ook in de brief van 17 juli 1997, waarin het de ontvangst van het beroepschrift aan verzoeker bevestigt. 4. Verzoekers beroepschrift van 29 juni 1997 was op de dag waarop verzoeker zich tot de Nationale ombudsman wendde 27 september 1997 - nog niet door het hoogheemraadschap afgehandeld. Pas op 10december 1997 is op het beroepschrift beslist, waarmee de behandelingsduur op zo'n 5½ maand komt. Daarmee is de voor dit beroepschrift geldende beslistermijn van 8 weken ruimschoots verstreken. In dit geval dient te worden uitgegaan van de termijn van 8 weken, omdat van een schriftelijke mededeling aan verzoeker door het waterschap van verlenging met een termijn van 4 weken als bedoeld onder ACHTERGROND onder 4. niet is gebleken. Overigens kan hieraan worden toegevoegd dat in dit geval de beslistermijn ook was verstreken in het geval dat er wel zou zijn verlengd met 4 weken. De door het hoogheemraadschap aangevoerde omstandigheden kunnen wel als verklaring dienen voor overschrijding van de geldende beslistermijn, maar zijn niet toereikend als rechtvaardiging van een zo lange behandelingsduur. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden te Nieuwegein is gegrond. Bijlage Achtergrond 1. Waterschapswet (Wet van 6 juni 1991, Stb. 444) Artikel 123, eerste en tweede lid:

5 "1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. (...) b. Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) 2. Onverminderd het overigens in dit hoofdstuk bepaalde geschieden de heffing en de invordering van de waterschapsbelastingen met toepassing van de Algemene wet en de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) als waren die belastingen rijksbelastingen." 2. Invorderingswet 1990 (Wet van 30 mei 1990, Stb. 221) Artikel 26, eerste lid: "Bij ministeriële regeling worden regels gesteld krachtens welke aan de belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding kan worden verleend." 3. De Leidraad Invordering 1990 (Resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 1990) verklaart (onder artikel 26 6, aantekening 3) hoofdstuk 6 van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht (Awb), welke bepalingen betrekking hebben op de behandeling van bezwaarschriften, van overeenkomstige toepassing op het administratief beroep, met dien verstande dat het beroepschrift moet worden ingediend binnen 10 dagen na dagtekening van de kennisgeving waarbij op het verzoek om kwijtschelding is beslist en de directeur binnen 8 weken na ontvangst van het beroepschrift op het beroep dient te beslissen. De directeur heeft de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn. Voor de mogelijkheid tot verlenging verwijst de Leidraad onder genoemde aantekening naar hoofdstuk 6 2.7., eerste alinea, van het Voorschrift Awb. 4. Het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht (Awb) (Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juli 1997, nr. AFZ/2526 M, Stcrt. 1997, 138) stelt onder hoofdstuk 6 2.7. dat de inspecteur, indien hij niet binnen 6 weken op het bezwaarschrift kan beslissen, de beslistermijn met ten hoogste 4 weken kan verlengen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbende. In overleg met belanghebbende is verder uitstel mogelijk.